- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-105340
- Uitspraakdatum 07 mei 2013
- Publicatiedatum 17 juli 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Een verzekeraar kan geen geslaagd beroep doen op art. 9 lid 3 WAM en art. 14.1 van de Algemene Voorwaarden, indien de verzekerde aantoont dat de in art. 12.1 onder k, l en m bedoelde omstandigheden zich buiten zijn weten of tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem terzake van deze omstandigheden geen verwijt treft.
In casu droeg de verzekeraar bij het aangaan van de overeenkomst kennis dat de verzekerde over een Nederlands rijbewijs beschikte. De verzekerings-overeenkomst met gedaagde is toch aangegaan en de verzekeraar heeft de verzekerde nimmer geïnformeerd dat het deelnemen aan het verkeer in Suriname met een Nederlands rijbewijs, grond is voor uitsluiting van de uitkeringsverplichting van de verzekeraar.
Voorts heeft de verzekerde nimmer de algemene polisvoorwaarden in gevolge de wet (art. 328 jo. art. 326 WvK), van de verzekeraar ontvangen.
Uit de omstandigheden blijkt dat bij gedaagde de indruk bestond dat hij met een Nederlands rijbewijs aan het verkeer mocht deelnemen; i.c. treft hem dus geen verwijt.
SJB
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R No. 10-5340
07 mei 2013
Vonnis in de zaak van:
FATUM SCHADEVERZEKERING N.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Mangroelal, advocaat,
tegen
[gedaagde],
wonende te [district],
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po Jr., advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of –handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 28 december 2010 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de mondelinge conclusie van eis d.d. 15 februari 2011;
– het tegen de op 15 februari 2011 niet verschenen gedaagde verleende verstek;
– de zuivering van het verstek door gedaagde d.d. 03 mei 2011, waarbij een termijn om te concluderen van antwoord is verzocht;
– de conclusie van antwoord d.d. 01 november 2011, nadat op verzoek van gedaagde op 06 juli 2010 uitstel tot concluderen daartoe was verleend;
– de conclusie van repliek d.d. 06 maart 2012, met de producties;
– de conclusie van dupliek d.d. 06 november 2012, nadat op verzoek van gedaagde op 03 juli 2012 uitstel tot concluderen daartoe was verleend.
1.2 De uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 29 juli 2009 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen het voertuig van eiser met het voertuig van ene [naam 1]. Ter zake deze aanrijding staat het volgende in het uittrekselrapport/WAM d.d. 04 augustus 2009, voor zover voor de beslissing van belang, onder meer vermeld:
“Kort voor de aanrijding reden beide bestuurders over de [straat 1], komende uit de richting van de [plaats 1] en gaande in die van de [straat 2], met dien verstande dat de bestuurder [naam 1] voorreed, gevolgd door [gedaagde]. Gekomen ter hoogte van [plaats 2] bracht de bestuurder [naam 1] zijn voertuig tot stilstand. [gedaagde] die niet de onderlinge afstand achter [naam 1] hield, kon door onoplettendheid zijn voertuig niet tijdig afremmen met als gevolg de aanrijding”.
2.2. Ten tijde van de aanrijding was gedaagde in het bezit van een Nederlands rijbewijs, doch niet in het bezit van een geldig Surinaams Rijbewijs, en was het door hem bestuurd voertuig bij eiseres verzekerd onder polisnummer PKWBE [nummer] tegen wettelijke aansprakelijkheid.
2.3 In artikel 5.1 is in de algemene voorwaarden, voor zover voor de beslissing van belang onder meer het volgende neergelegd: “Indien de maatschappij haar tarieven en/of voorwaarden voor verzekeringen van dezelfde soort als deze verzekering herziet en in gewijzigde vorm bekend maakt en toepast, is zij gerechtigd de aanpassing van deze verzekering te vorderen aan die nieuwe tarieven en/of voorwaarden met ingang van de eerste premievervaldag na de invoering van de wijziging in de tarieven en/of voorwaarden. De maatschappij zal, indien zij van dit recht gebruik wenst te maken hiervan tenminste vijf dagen voor de premievervaldag mededeling doen aan de verzekeringnemer”.
2.4 In artikel 12.1 onder k staat, voor zover voor de beslissing van belang, onder meer vermeld:
“(…) Verder bestaat geen recht op schadevergoeding als een of meer van de volgende uitsluitingsgronden van toepassing zijn:
(….)
k. schade veroorzaakt terwijl de feitelijke bestuurder van het motorrijtuig:
geen houder was van een geldig, voor het motorrijtuig voorgeschreven rijbewijs (waarmee wordt gelijkgesteld een voor het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven rijbewijs, dat niet langer dan zes (6) maanden voor de gebeurtenis is verlopen, doordat verzuimd werd het te verlengen, dan wel de voor het besturen van het motorrijtuig wettelijk voorgeschreven leeftijd niet had bereikt;
(….)
De uitsluitingen onder k, l en m gelden niet indien de verzekerde aantoont, dat de daarin bedoelde omstandigheden zich buiten zijn weten of tegen zijn wil hebben voorgedaan en dat hem ter zake van deze omstandigheden geen verwijt treft.”
2.5 In artikel 14.1 lid 1 onder k staat, voor zover voor de beslissing van belang, onder meer vermeld:
“Zodra de verzekeraar ingevolge de WAM schadevergoeding verschuldigd is en een verzekerde geen aanspraak maakt op dekking, heeft de verzekeraar het recht het door haar verschuldigde, met inbegrip van de kosten, te verhalen op:
– de aansprakelijke verzekerden en/of
– de verzekeringnemer.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
– gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting haar te betalen het bedrag van SRD 1.826,48, vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar ingaande heden tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2 Eiseres legt, naast de feiten vermeld onder 2, ook het volgende aan haar vordering ten grondslag:
– ingevolge de WAM was zij verplicht tot uitkering van de schade ad SRD 1.467,20 aan de benadeelde;
– gedaagde was niet in het bezit van een geldig Surinaams rijbewijs en heeft zij, eiseres, op grond van artikel 9 lid 3 WAM en artikel 14.1 van de Algemene Voorwaarden Motorrijtuigen het recht de door haar vergoede schade ad SRD 1.467,20, de deurwaarderskosten ad SRD 139,20 en incassokosten ad SRD 220,08 van gedaagde terug te vorderen;
– ondanks gedaagde daartoe in gebreke is gesteld, weigert hij de hiervoor vermelde bedragen te voldoen.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Vooropgesteld wordt dat gedaagde niet gemotiveerd heeft weersproken schuld te hebben aan de aanrijding, zodat deze stelling als niet gemotiveerd weersproken tussen partijen vaststaat. Evenmin heeft hij de hoogte van de door gedaagde vergoede schade ad SRD 1.460,20 aan de benadeelde weersproken. Derhalve staan deze stellingen als niet weersproken tussen partijen vast.
4.2 De kern van het geschil betreft de beantwoording van de vraag of eiseres zich met succes kan beroepen op artikel 9 lid 3 WAM en artikel 14.1 van de Algemene Voorwarden.
Gedaagde beroept zich erop dat hij bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst alle daarvoor benodigde inlichtingen en bescheiden aan eiseres heeft gegeven, waaronder zijn geldig Nederlands rijbewijs. Ondanks eiseres er kennis van droeg dat gedaagde in het bezit was van een Nederlands rijbewijs heeft zij nimmer gedaagde in kennis gesteld van enige grond tot uitsluiting van haar uitkeringsverplichting. Dit, terwijl hij wel stipt zijn verplichtingen jegens eiseres is nagekomen.
Voorts beroept gedaagde zich erop dat eiseres in strijd met artikel 328 juncto 326 WvK, inhoudende het verstrekken van de Algemene Polisvoorwaarden binnen 24 uur aan gedaagde, heeft gehandeld. Daartoe voert hij aan dat hij nimmer de Algemene Polisvoorwaarden Motorrijtuigen van eiseres heeft ontvangen, en was hij ook niet anders bekend met die Algemene Polisvoorwaarden noch was hij in de gelegenheid gesteld daarvan kennis te nemen. Eiseres heeft hem, gedaagde, pas na het verkeersongeval ervan op de hoogte gesteld dat het rijden met een Nederlands rijbewijs niet onder de dekking van de WAM viel.
Op het hiervoor onderbouwd verweer is eiseres niet ingegaan, zodat de kantonrechter het ervoor zal moeten houden dat gedaagde nimmer in kennis is gesteld van de bedoelde uitsluitingsgrond waarop eiseres zich beroept en bij gedaagde de indruk is gewekt dat hij met het Nederlands rijbewijs aan het verkeer mocht deelnemen. Dat die indruk werd gewekt, leidt de kantonrechter ook af uit het verweer van gedaagde dat hij van de dienstdoende politieagent die het proces-verbaal van het verkeersongeluk had opgemaakt, normaal verder mocht rijden, op welk verweer eiseres evenmin is ingegaan. Dit gegeven brengt de kantonrechter tot het oordeel dat gedaagde in deze geen verwijt treft. Zoals blijkt uit artikel 12.1 lid 2 van de Algemene Voorwaarden, zoals weergegeven onder 2.4 in dit vonnis, geldt de uitsluitingsgrond waarop eiseres zich beroept niet ingeval de verzekerde, in casu gedaagde, aantoont dat hem geen verwijt treft. Zoals blijkt uit artikel 12.1 lid 2 van de Algemene Voorwaarden, zoals weergegeven onder 2.4 in dit vonnis, geldt de uitsluitingsgrond waarop eiseres zich beroept niet ingeval de verzekerde, in casu gedaagde, aantoont dat hem geen verwijt treft. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen slaagt gedaagde in het door hem opgeworpen verweer, waaruit voortvloeit dat de vordering van eiseres dient te worden afgewezen.
4.3 Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
5.1 Wijst de vordering af.
5.2 Veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op dinsdag 07 mei 2013 te Paramaribo in aanwezigheid van de fungerend-griffier, mr. D.M. Haakmat-Sniphout.
w.g. D.M. Haakmat-Sniphout. w.g. S.M.M. Chu