- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-155621
- Uitspraakdatum 24 december 2015
- Publicatiedatum 15 januari 2020
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
Kortgeding
Eiser vordert dat gedaagde hem o.g.v. art.29 Sr voorwaardelijk in vrijheid stelt.
De kantonrechter oordeelt dat bij het inwilligen van een verzoek tot voorwaardelijke Invrijheidstelling er voorwaarden horen te worden gekoppeld als controlemechanisme op de veroordeelde na zijn terugkeer in de samenleving en is de kantonrechter niet de bevoegde instantie om die voorwaarden te stellen en controle op naleving daarvan uit te oefenen.
De gevraagde voorziening wordt geweigerd.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 15-5621
24 december 2015
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser],
domicilie kiezende te [district],
eiser,
gemachtigde: mr. B.A.H. Pick, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, m.n. HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN POLITIE,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gevolmachtigde: mr. P. Campagne, jurist verbonden aan het Buro Landsadvocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het verzoekschrift dat met de producties op 22 december 2015 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 22 december 2015;
- het antwoordpleidooi d.d. 22 december 2015;
- het repliekpleidooi d.d. 22 december 2015;
- het dupliekpleidooi d.d. 22 december 2015.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 19 mei 1999 is eiser aangehouden en in verzekering gesteld.
Op 03 augustus 1999 heeft eiser zich onttrokken aan zijn detentie.
2.2. Eiser is in eerste aanleg bij vonnis van de kantonrechter d.d. 6 juni 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die hem reeds in voorarrest is doorgebracht.
2.3 Op 10 juli 2012 is hij weder aangehouden en ingesloten in het cellenhuis van het politiestation te Leiding 9A en vanaf 4 oktober 2012 in de penitentiaire inrichting te Santo Boma.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
a) gedaagde te gelasten om met toepassing van artikel 29 e.v. Sr eiser voorwaardelijk in vrijheid te stellen, binnen 1 uur na de uitspraak in dezen, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, nu eiser ruim meer dan tweederde van zijn straftijd in gevangenschap heeft doorgebracht, onder door gedaagde te stellen voorwaarden en onder verbeurte van een dwangsom van SRD 10.000,- per dag, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, voor iedere dag dat gedaagde nalatig blijft aan de uitvoering van dit vonnis gevolg te geven;
b) gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
3.1.1 Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens hem pleegt, in die zin dat gedaagde in strijd handelt met het verbod van willekeur, rechtszekerheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginselen, zijnde de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Daartoe stelt hij, naast de feiten vermeld onder 2, onder meer het volgende:
- aan hem is medegedeeld dat indien hij zich goed gedraagt binnen de inrichting hij in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling;
- hij heeft reeds tweederde deel van zijn werkelijke straftijd uitgezeten en heeft zich goed gedragen. Op grond van ex artikel 29 e.v Sr komt eiser in aanmerking voor de VI regeling en moet hij daarom voorwaardelijk in vrijheid gesteld worden.
Ondanks hij zich goed heeft gedragen en reeds tweederde deel van zijn werkelijke straftijd heeft uitgezeten, onthoudt gedaagde hem die voorwaardelijke invrijheidstelling.
3.2 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de stellingen van eiser, zodat hij in zijn vordering zal worden ontvangen.
4.2 Gedaagde werpt op dat de VI Commissie negatief advies heeft uitgebracht ten aanzien van eiser, omdat hij tijdens zijn detentie twee straffen opgelegd heeft gekregen. Reden voor het opleggen van de straf tijdens zijn detentie is dat hij tijdens zijn detentie een brief naar buiten heeft gesmokkeld en een cellulair bij zich had. Om die reden komt eiser niet in aanmerking voor de Voorwaardelijke Invrijheidstelling.
In reactie op dit verweer stelt eiser dat ingeval een interne straf wordt gegeven de Voorwaardelijke invrijheidstelling niet wordt afgewezen, doch met enkele weken wordt aangehouden. Voorts stelt eiser dat artikel 29 Sr geen gewag maakt van een recidivist, maar van goed gedrag.
4.3 Uit de stelling van eiser begrijpt de kantonrechter dat eiser zich niet kan terugvinden in het negatief uitgebracht advies van de VI Commissie, omdat er gevallen bekend zijn dat gedaagde bij soortgelijke interne straffen de Voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft afgewezen. Eiser heeft nagelaten die gevallen die bij hem bekend zijn te noemen waardoor de kantonrechter geen vergelijkend materiaal heeft om de stelling van eiser te toetsen.
Daarnaast neemt de kantonrechter ook in overweging dat met de bepaling inzake Voorwaardelijke Invrijheidstelling de wetgever het voorkomen van recidive beoogt. Gesteld noch gebleken is of eiser zich bij terugkeer in de samenleving zal verbeteren, op welke wijze hij hieraan zal werken en wie hem daarin zal begeleiden. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is voor de kantonrechter niet aannemelijk dat gedaagde zich aan schending van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur heeft schuldig gemaakt.
Aan eiser is wel de mededeling gedaan dat indien hij zich goed gedraagt hij in aanmerking komt voor de Voorwaardelijke Invrijheidstelling, doch is hem geen toezegging daartoe gedaan. Om die reden zal de door eiser gevraagde voorziening worden geweigerd.
Ten overvloede oordeelt de kantonrechter dat bij het inwilligen van een verzoek tot voorwaardelijke Invrijheidstelling er voorwaarden horen te worden gekoppeld als controlemechanisme op de veroordeelde na zijn terugkeer in de samenleving en is de kantonrechter niet de bevoegde instantie om die voorwaarden te stellen en controle op naleving daarvan uit te oefenen.
4.4 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
5.1 Weigert de gevraagde voorziening.
5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op donderdag 24 december 2015 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier.