SRU-K1-2015-5

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-143020
  • Uitspraakdatum 30 maart 2015
  • Publicatiedatum 14 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Indien gedaagde geen onzorgvuldigheid of onrechtmatig handelen kan worden verweten bij het publiceren van het artikel, is er geen sprake van schending van de eer en goede naam van eiseres. Art. 1393 & art. 1397 BW
    SJB

Uitspraak

KANTONRECHTER IN KORT GEDING

A.R. No. 143020
30 maart 2015

Vonnis in de zaak van

NOREEN HOI-LAI CHEUNG, wonende te Paramaribo,
gemachtigde: mr. M.D. Lau, advocaat,
eiseres in kort geding,
hierna te noemen: “Cheung”,

tegen

[gedaagde], wonende te [district],
procederend in persoon,
gedaagde in kort geding,
hierna te noemen “[gedaagde]”.

1. Het proces verloop:

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:

– het verzoekschrift, met producties, dat op 2 juli 2014 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van antwoord, met producties,
– de conclusie van repliek, met producties,
– de conclusie van dupliek met productie,
– de conclusie tot uitlating productie zijdens eiseres,
– de rolbeschikking d.d. 20 november 2014, aangetekend op de kaft van het proces- dossier,
– het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 6 januari 2015,
– de respectieve conclusies tot uitlating na comparitie, zijdens elk der partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis in kortgeding is bij vervroeging bepaald op heden.

2. De feiten

1.1 [gedaagde] heeft als journalist in [tijdschrift], hierna: “[tijdschrift]”, in de editie van de maand april 2014 op de voorpagina de volgende passage opgenomen:

“Noreen Cheung(NDP). Twijfels over Amnestiewet”.

Voorts heeft hij op pagina 18 van die editie de volgende passages opgenomen: “Noreen Cheung(NDP) twijfelt nog steeds over de amnestiewet”en “het recht moet zijn beloop hebben” en voorts

“Als jonge politica kwam Noreen Cheung(34) vanuit het niets het parlement binnen, met dank aan partijvoorzitter Desi Bouterse”.

Voorts de passages:

“Ik wilde me er gewoon helemaal niet mee bemoeien, het is zo een gevoelig vraagstuk…. en plots vroeg men mij een standpunt in te nemen over die amnestiekwestie. Ik kon het gewoon niet. Nog steeds niet.” en

“na 2015 zit ik misschien niet meer in het parlement lacht ze” “het is de voorzitter die in eerste instantie bepaalt of ik überhaupt kan terugkomen. Het volk van Suriname heeft daarna de laatste stem”.

1.2 In de editie van mei 2014 heeft [gedaagde] een artikel geplaatst met als titel: “onbegrijpelijke boosheid”, waarin hij aangaf achter de inhoud van het eerdere artikel te staan.

1.3 Bij schrijven van 20 mei 2014 heeft Cheung aan [gedaagde] het verzoek gedaan correcties te plegen met betrekking tot het artikel in de editie van april 2014. In dat schrijven wordt onder andere gesteld dat het artikel zeer onzorgvuldig in elkaar is gezet waarbij Cheung opzettelijk in diskrediet is gebracht en waarbij [gedaagde] doet voorkomen alsof Cheung twijfels zou hebben aan de amnestiewet. Hierdoor is een onrechtmatige daad gepleegd jegens Cheung waardoor zij schade lijdt. [gedaagde] is gesommeerd om het artikel te rectificeren en aan Cheung verontschuldigingen aan te bieden.

1.4 Bij schrijven van 21 mei 2014 heeft [gedaagde] in antwoord op het schrijven van Cheung van 20 mei 2014, betwist dat er sprake is van onrechtmatig handelen. Hij stelt dat de zaken die in het interview met Cheung aan de orde zijn gekomen op een juiste wijze zijn weergegeven en dat er geen sprake is van schending van de eer en goede naam. Hij stelt dat er geen redenen zijn voor rectificatie of verontschuldigingen.

3. De vordering en de grondslag daarvan

Cheung vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:

  • [gedaagde] beveelt om in de eerstvolgende editie van [tijdschrift] met dezelfde opmaak als de incriminerende berichten te publiceren bij wege van advertenties en op kosten van [gedaagde] het hierna volgend bericht: “Ik [gedaagde], uitgever van [tijdschrift] maak bekend dat het artikel “Noreen Cheung (NDP) Twijfels over de Amnestiewet”, gedaan in [tijdschrift] van april 2014, jaargang 8 nr. 96, in strijd is met hetgeen er door Cheung verklaard is. De tekst en inhoud van het artikel zijn onnodig lasterlijk en krenkend ten aanzien van mevrouw Cheung. Ik [gedaagde] corrigeer hierbij de voormelde uitingen gedaan onder de kop “Twijfels over de amnestiewet” en hetgeen geschreven onder de kop “onbegrijpelijke boosheid”, dat ik spijt heb van het gebeurde en biedt hiervoor aan mevrouw Noreen Cheung mijn oprechte verontschuldigingen aan”, welk bericht ook dient te worden geplaatst in de [ochtendbladen], alsook online t.w. op de facebook en twitterpagina van [tijdschrift] en de nieuwssites DWT online, DBS online en srherald.com, dit alles met de strekking tot verbetering van de eer, goede naam, maatschappelijke reputatie en persoonlijke en functionele integriteit van Cheung als persoon en parlementariër;
  • [gedaagde] beveelt om zich in de toekomst te onthouden van elke gedraging en handeling welke de eer, goede naam, maatschappelijke reputatie en persoonlijke integriteit van Cheung aantast,
  • Beide op straffe van een dwangsom, en voorts
  • [gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.3.2 De grondslag

    Cheung heeft als grondslag voor haar vordering aangevoerd dat het artikel zeer onzorgvuldig inelkaar is gezet waarbij Cheung opzettelijk in diskrediet is gebracht en waarbij [gedaagde] doet voorkomen alsof Cheung twijfels zou hebben aan de amnestiewet. Hierdoor is een onrechtmatige daad gepleegd jegens Cheung waardoor zij schade lijdt.

    4. Het verweer

    [gedaagde] heeft verweer gevoerd op welk verweer de kantonrechter, voor zover van belang, hierna terugkomt.

    5. De beoordeling

    5.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen.

    5.2 [gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid. Hij voert aan dat uit het relaas van Cheung, welk relaas op cd is overgelegd en tijdens de comparitie van partijen is besproken, wel blijkt dat er sprake bij Cheung is van twijfel en dat terecht in het artikel is opgenomen dat Cheung nog twijfelt aan de amnestiewet. Hij voert aan dat hij zich op geen enkele wijze schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig handelen en dat het juist Cheung is die onrechtmatig jegens hem handelt door op facebook valse beschuldigingen aan het adres van [tijdschrift] te uiten.

    5.3 De toets die voortvloeit uit de artikelen 1393 BW en 1397 BW is derhalve die of er sprake is van schending van de eer en goede naam van de verzoeker door de publicatie en of het publiceren als een onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Artikel 1397 BW bepaalt dat het oogmerk om te beledigen niet wordt aangenomen indien er is gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.

    5.4 In haar repliek stelt Cheung ook het punt aan de orde met betrekking tot haar introductie als parlementariër. Met name de zinsnede “kwam Cheung vanuit het niets het parlement binnen…”. Ook deze benadering vindt zij beledigend. Immers, zo stelt zij, heeft zij aangegeven dat zij achter de schermen heeft gewerkt en later werd ontdekt. Dat [gedaagde] haar neerzet als iemand die volslagen onbekend was is een regelrechte belediging stelt zij.

    5.5 [gedaagde] heeft op de twee punten – met betrekking tot de twijfels en het onbekend zijn – ook specifiek verweer gevoerd.

    5.6 [gedaagde] voert als voornaamste verweer dat er helemaal geen sprake is van schending van de eer en goede naam van Cheung. Hij voert aan dat in het artikel zaken zijn opgenomen die zij zelf heeft gesteld, het is een verslag van een interview met haar en voorts dat het niet op een manier is opgesteld die schadelijk is voor haar eer en goede naam of maatschappelijke reputatie. Hij voert aan dat zij juist is neergezet als een persoon die haar mening geeft ongeacht wat de mening is van andere personen. Ten aanzien van de twijfel voert hij aan dat zij zelf heeft gezegd “net zoals eerder aangegeven, ik blijf bij mijn standpunt dat ik me niet wil bemoeien hiermee. Het is een heel gevoelig vraagstuk ook, ik kwam er ook zelf niet uit. Ik was ook in de war na mijn vaders dood… Ik weet niet of het goed of slechts is wat ik heb gedaan, het is nog altijd een vraagteken…”. Ten aanzien van het onbekend zijn voert hij aan dat Cheung tijdens het interview het volgende heeft gesteld: “Ik zal zeggen dat ik niemand verteld had, natuurlijk, dat ik actief was binnen de NDP. Natuurlijk komt het als een shock aan. Op het laatste moment toen het bekend werd dat ik wel belangstelling had – omdat het mij ook wel is aangeboden – …de shock was er bij iedereen, ook bij een deel van mijn familie. Bij iedereen. Omdat ik meestal sociaal bewogen was. Bekend om onder meer de JCI. Ook via mijn ex werkgever heb ik een groot bedrijfsnetwerk. Niemand had verwacht natuurlijk dat ik de politiek zou ingaan. ….dan was ik gekandideerd op nummer vier, daar hadden mensen moeite mee, was ik plots lid van de NDP, zelfs mijn vriendenkring ging uit mekaar … ik was eerlijk gezegd zelf verrast om gekandideerd te worden als nummer vier op de lijst in Paramaribo…”.

    5.7 [gedaagde] voert aan de hand van hiervoor genoemde citaten aan dat Cheung zelf heeft aangegeven dat bij haar twijfel bestaat over de amnestie wet en dat zij ook zelf heeft ervaren dat zij vanuit een onbekend zijn in de politiek ineens een prominente plek op de lijst kreeg.

    5.8 Op deze passages heeft Cheung geregeerd doch niet betwist dat zij tijdens het interview de genoemde uitlatingen heeft gedaan. Ook niet in haar conclusie na comparitie.

    5.9 Nu het aannemelijk is geworden dat deze uitlatingen door [gedaagde] zijn verwerkt in het interview is dat deel van het verweer aannemelijk geworden. Getoetst zou moeten worden of sprake is van een zodanige verdraaiing van haar verklaring dat er in het artikel zaken staan die zij niet zou hebben gezegd.

    5.10 De kantonrechter is van oordeel dat uit het eerste citaat inderdaad begrepen kan worden dat zij twijfels heeft over het gebeuren rond de amnestiewet immers stelt zij: “Ik kwam er zelf niet uit” en “het is nog altijd en vraagteken”; voorts is de kantonrechter van oordeel dat Cheung zelf heeft aangegeven dat zij helemaal niet bekend was als politica van de NDP en ineens op de vierde plaats stond, zij stelt immers: “ik zal zeggen dat ik niemand verteld had, dat ik actief was binnen de NDP. Natuurlijk komt het dan als een shock aan.” en “Niemand had verwacht natuurlijk dat ik de politiek zou ingaan……dan was ik gekandideerd op nummer vier, daar hadden mensen moeite mee, was ik plots lid van de NDP, zelfs mijn vriendenkring ging uit mekaar…. ik was eerlijk gezegd zelf verrast om gekandideerd te worden als nummer vier”. Ook ten aanzien van dit citaat is de kantonrechter van oordeel dat, gelijk [gedaagde] aanvoert, het niet onbegrijpelijk is dat begrepen wordt dat Cheung uit het niets op de kandidatenlijst is gekomen.

    5.11 De kantonrechter is van oordeel dat, indien [gedaagde] dat dan ook zo in het artikel opneemt, hem geen onzorgvuldigheid of onrechtmatig handelen kan worden verweten.

    5.12 De kantonrechter is om die reden van oordeel dat het verweer van [gedaagde] aannemelijk is geworden waardoor het gevorderde zal worden afgewezen.

    5.13 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu deze niet langer relevant zijn en Cheung, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordelen in de kosten van het geding.

    6. De beslissing

    6.1 Wijst het gevorderde af.

    6.2 Veroordeelt Cheung in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

    Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A.C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in kortgeding ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van maandag 30 maart 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.

    w.g. A. Sewgobind w.g. A.C. Johanns