SRU-K1-2015-9

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-154909
  • Uitspraakdatum 26 november 2015
  • Publicatiedatum 03 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    * Bevoegdheid kantonrechter
    De kantonrechter in het eerste kanton is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, daar eiseres vrij is in haar keuze indien er woonplaats is gekozen, te kiezen tussen de kantonrechter van de gekozen woonplaats en de kantonrechter van de werkelijke woonplaats van de gedaagde (art 96 Rv).

    * Recht van parate executie
    Het wettelijk recht van parate executie mag niet ondergeschikt gemaakt worden aan mogelijk volgens eiseres bestaande formele fouten. Dit betekent dat de door de deurwaarder gemaakte fout bij de aanmaning niet kan leiden tot stopzetting van de executie. Volgens de hypotheekakte is de gedaagde niet eens verplicht tot aanmaning en/of ingebrekestelling.

    * Materieel verweer
    Het staat onomstotelijk vast dat eiser het bedrag van USD 60.000,– heeft ontvangen. Van enige aflossing zijdens eiseres is gesteld noch gebleken.
    Voor zover de overeengekomen rente als zijnde exorbitant hoog wordt ervaren door eiseres, belet dat niet, dat in ieder geval de hoofdsom of een gedeelte ervan zou moeten worden afgelost. Een eventueel verschil van inzicht omtrent overeengekomen rente kan aan het oordeel van de bodemrechter worden onderworpen.

    * Specificatie verschuldigd bedrag
    Bij de betekening moeten de door plaatselijk gebruik dan wel jurisprudentie voorgeschreven formaliteiten in acht genomen worden. Tot deze categorie behoort in ieder geval het nauwkeurig en gespecificeerd aangeven van het vermeend verschuldigd bedrag. Dit is in casu niet gebeurd, waardoor eiseres niet in staat is geweest om de hoogte van het bedrag te verifiëren en eventueel daartegen op te komen en/of bronnen aan te boren ten einde alsnog te voldoen.
    Het ontbreken hiervan is voor de kantonrechter reden tot het gelasten van de stopzetting van de executie.

    (1207 B.W.)

    SJB

Uitspraak

HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 15-4909
26 november 2015

Vonnis in kort geding in de zaak van

STICHTING SANDSTONE
gevestigd te Voorland te Meerzorg
in het district Commewijne,
eiseres in kort geding,
vertegenwoordigd door haar enig bestuurslid: dhr. [naam 1],

tegen

STICHTING CHACHA,
gevestigd aan de Oostkanaalstraat no. 11 boven
te Nickerie en ten deze domicilie kiezende ten kantore van
de notaris mr. J.R.K. Vishnudatt, kantoor houdende aan de
Van Roseveltkade 24 te Paramaribo,
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. S. Mangroelal, advocaat.

De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis in kort geding uit.

1. Het verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– het inleidend rekest met bijlagen hetwelk op 05 november 2015 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de mondelinge conclusie van eis;
– de schriftelijke conclusie van antwoord;
– de schriftelijke conclusie van repliek;
– de schriftelijke conclusie van dupliek;

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is hierna bepaald op heden;

2. Waarvan kan worden uitgegaan
2.1 Eiseres heeft door tussenkomst van haar toenmalig bestuurslid [naam 2] op 21 juli 2009 van gedaagde geleend het bedrag van 60.000,- US DOLLARS althans heeft eiseres dit bedrag van haar in handen gehad, zoals wordt vermeld in de daaraan voorafgaande schuldbekentenis;

2.2 Eiseres heeft ter waarborging van de richtige voldoening van de in de akte vermelde maximale leensom en renten “erfpachtsrecht – vervallende twee april tweeduizendvijfentwintig – op het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot 410,47 m2 gelegen in het district Commewijne deel uitmakende van het voorland van het perceelland bekend als serie A van de vestigingsplaats Meerzorg en nader aangeduid op de kaart van de landmeter F. Emanuels d.d. 26 januari 1976 met de letters AFGHK”, verhypothekeerd aan gedaagde;

2.3 De vorm van deze hypotheek betreft een krediethypotheek en uit voormelde akte blijkt dat er door de gedaagde inschrijving is genomen tot een bedrag van maximaal 72.000,- US dollars;

2.4 Gedaagde heeft middels een deurwaardersexploit d.d. 26 september 2015 van deurwaarder R. Bhoelan, eiseres aangezegd dat haar onroerend goed op DONDERDAG 26 NOVEMBER 2015 in het openbaar zal worden verkocht ten kantore van notaris mr.J.R.K. Vishnudatt, ter zake een vermeende leensom van US$ 72.000,-, exclusief de rente en kosten die sinds 21 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening nog aan haar verschuldigd zijn;

3. De standpunten van partijen
3.1 Eiseres vordert – kort samengevat – dat bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad de stopzetting zal worden gelast van de bij het exploit no. 579 van 26 september 2015 van deurwaarder Radijnderkoemar Bhoelan aangezegde openbare verkoop van het daarin omschreven erfpachtsrecht. Daarnaast vordert zij dat gedaagde zal worden verboden opnieuw tot de openbare verkoop van voormeld onroerend goed over te gaan totdat er in de door eiseres ingestelde bodemprocedure zal zijn beslist over de rechtsgeldigheid dan wel nietigheid van de hypotheekakte. Tevens vordert zij veroordeling van gedaagde in betaling van alle kosten die betrekking hebben op de ophouding c.q. stopzetting van de aangezegde openbare verkoop alsmede gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2 Aan haar vordering legt eiseres – naast voormelde feiten – ten grondslag zakelijk weergegeven en in zoverre ten deze van belang, dat zij nimmer een hoofdsom van 72.000,- US dollars heeft geleend zoals uit de door gedaagde nog over te leggen schuldbekentenis zal blijken. Gedaagde heeft volgens de hypotheekakte slechts een verhaalsrecht tot een bedrag van 72.000 US dollars. De (notaris) wet schrijft voor dat de grosse van de hypotheekakte aan de eiseres diende te worden betekend door de gedaagde.
Het document dat de eiseres heeft ontvangen van de deurwaarder is geen grosse en er zat ook geen saldo-opgave bij. Verder ontbreekt de voor een grosse voorgeschreven aanhef “in naam van de republiek” en tevens blijkt dat deze “grosse” in 2009 niet door de notaris is uitgereikt aan de schuldeiser is casu de gedaagde – zoals eveneens wettelijke vereist is – doch aan de heer [naam 1] niet zijnde gedaagde. Dus zelfs als zou dit document mogen doorgaan als een rechtsgeldige grosse – quod non – dan nog blijkt deze “grosse” niet gebruikt te kunnen worden aangezien zij een gebrek vertoont dan wel niet in het bezit is van de gedaagde. Eiseres heeft tot op heden van de gedaagde nimmer een gespecificeerde saldo-opgave en/of aanmaning c.q.ingebrekestelling ontvangen en weet tot op de dag van vandaag niet hoeveel zij precies schuldig is.

Deze ingebrekestellingsverplichting vloeit echter voort uit artikel 1207 lid 2 BW. Uit het vonnis AR 10-0887 [naam 3] versus Stichting Randiersing Ghauwhaan blijkt bovendien dat de gedaagde er zorg voor diende te dragen dat er een gespecificeerde saldo-opgave aanwezig was. Indien zij daarmede in gebreke is gebleven heeft zij dan niet voldaan aan de formaliteiten met betrekking tot de op handen zijnde openbare verkoop. Inachtneming van alle formaliteiten is echter een voorwaarde voor het houden van een rechtsgeldige openbare verkoop op grond van artikel 1207 lid 2 BW, aldus dit vonnis. De schuldeiser, in casu gedaagde, is slechts bevoegd om zijn schuldenaar aan te manen en in gebreke te stellen voor de werkelijke schuld der geldlening en in ieder geval niet voor een hogere hoofdsom dan de werkelijk verschuldigde hoofdsom.

Voorts heeft eiseres aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat de rente is verjaard en dat de hypotheekakte nietig is vanwege woekerrente. Tenslotte heeft eiseres aangevoerd dat de door gedaagde aan eiseres verstrekte geldlening nooit middels een aangetekend schrijven en/of deurwaardersexploit is opgezegd noch heeft gedaagde ooit enig schrijven aan eiseres verzonden dat melding maakt van een beëindiging van de geldlening. Gedaagde heeft juist jarenlang stilgezeten en aangezien de geldlening nimmer is opgezegd door gedaagde is zij niet gerechtigd om gebruik te maken van haar bevoegdheid tot openbare verkoop;

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd en de kantonrechter zal daarop in het hierna volgende – voor zover voor de beslissing van belang – terugkomen.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van eiseres vloeit voort uit de stellingen van het inleidend rekest alsmede de aard van het gevorderde;

4.2 Gedaagde heeft eerstens ten verwere aangevoerd – kort gezegd – dat gedaagde is gevestigd aan de Oostkanaalstraat no. 11 boven in het district Nickerie. Het district Nickerie valt volgens het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering onder de competentie van de kantonrechter in het derde kanton. Het enkele feit dat gedaagde tot aan het uiteinde der executie domicilie gekozen heeft ten kantor van de executerende notaris in Paramaribo, brengt niet met zich mee dat zij ook haar vestigingsplaats heeft gewijzigd. De vordering had ingesteld dienen te worden in het derde kanton en niet in het eerste kanton. De kantonrechter in het eerste kanton is derhalve onbevoegd om van de vordering kennis te nemen aangezien het in het onderhavige geding niet gaat om het onroerend goed zelve en speelt de ligging van het onroerend goed in deze geen enkele rol;

4.3 Naar het oordeel van de kantonrechter is het formeel verweer van gedaagde ongegrond en gedoemd te stranden. Immers staat het eiseres ingevolge het bepaalde in artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – zoals eiseres terecht heeft aangevoerd – vrij om indien er woonplaats is gekozen te kiezen tussen de kantonrechter van de gekozen woonplaats en de kantonrechter van de werkelijke woonplaats van de gedaagde. Nu eiseres heeft gekozen voor de kantonrechter van de gekozen woonplaats van de gedaagde is er derhalve geen vuiltje aan de lucht en zal het daartoe strekkend verweer van gedaagde worden verworpen;

4.4. Materieel heeft gedaagde aangevoerd – zakelijk weergegeven en voor zover van belang voor het geschil – dat eiseres haar betalingsverplichting niet is nagekomen en is daarmee de bevoegdheid van eiseres (de kantonrechter leest: gedaagde) gegeven het tot zekerheid gegeven onroerend goed in het openbaar te verkopen teneinde haar vordering te innen.Het wettelijk recht van parate executie mag dus niet ondergeschikt gemaakt worden aan mogelijk volgens eiseres bestaande formele fouten. Het is overduidelijk dat de deurwaarder bij de aanmaning een fout heeft gemaakt, welke echter geenszins tot stopzetting van de executie kan leiden omdat ingevolge het bepaalde in artikel 7 van de hypotheekakte op gedaagde niet eens een plicht rust tot aanmaning en/of ingebrekestelling. Eiseres is door deze fout echter in het geheel niet geschaad;

4.5 Het materieel verweer aan een beschouwing onderwerpend, komt de kantonrechter tot de slotsom dat het recht van parate executie van gedaagde overeind staat en dat naar dezerzijds voorlopig oordeel daar niet aan getornd kan worden. Immers staat onomstotelijk vast dat eiseres het bedrag van US$ 60.000,- heeft ontvangen. Van enige aflossing zijdens eiseres is gesteld noch gebleken. Simpel beredeneerd is eiseres gehouden in elk geval de hoofdsom vermeerderd met rente en kosten te betalen aan gedaagde. Immers is gesteld noch gebleken dat gedaagde een filantropische instelling is die in het kader van liefdadigheid voormeld bedrag ad US$ 60.000,- aan eiseres ter hand heeft gesteld. Het gaat om een puur zakelijke transactie en het siert eiseres niet om zich in allerlei bochten te wringen teneinde aan haar terugbetalingsverplichting te ontkomen. Voor zover de overeengekomen rente als zijnde exorbitant hoog wordt ervaren door eiseres, staat dat naar dezerzijds voorlopig oordeel niet er aan in de weg dat eiseres in elk geval de hoofdsom ad US$ 60.000,- zou moeten beginnen af te lossen en eventueel dat deel van de rente dat als redelijk en billijk wordt ervaren vermeerder met de door gedaagde gemaakte kosten. Ten aanzien van het eventuele verschil van inzicht omtrent de overeengekomen rente kan dan het oordeel van de bodemrechter afgewacht worden;

4.6 Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter snijdt het spreekwoordelijke mes ook in deze zaak aan beide kanten. Aan de zijde van gedaagde lijkt het de kantonrechter geïndiceerd dat bij het uitoefenen van haar recht van parate executie door gedaagde, zij de door de wet en/of het plaatselijk gebruik dan wel de jurisprudentie voorgeschreven formaliteiten in acht dient te nemen. Tot deze formaliteit behoort sowieso een correcte betekening van het nauwkeurig en gespecificeerd aangegeven vermeend verschuldigd bedrag door of vanwege gedaagde aan eiseres. Naar het oordeel van de kantonrechter kleven er ernstige gebreken aan voormelde betekening door de deurwaarder namens gedaagde aan eiseres. Niet alleen is de hoofdsom daarin verkeerd opgenomen maar is er evenmin een gespecificeerde saldo-opgave mede betekend waaruit de opbouw van het verschuldigd bedrag blijkt. Eiseres is derhalve niet in staat om de hoogte van het bedrag te verifiëren en eventueel daartegen op te komen en/of bronnen aan te boren teneinde de schuld alsnog te voldoen. Het voorgaande acht de kantonrechter van een dergelijke importantie dat niet nakoming daarvan resulteert in het verlies van het recht om gebruik te maken van het recht tot executie op grond van de gedane aankondiging tenzij kort voor de aanzegging de schuldeiser aan de schuldenaar en de onderzetter een saldo-opgave heeft verstrekt, op grond waarvan deze zich niet te goeder trouw op het ontbreken daarvan kan beroepen. Van het laatste is gesteld noch gebleken.

4.7 Al het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd leidt tot de slotsom dat het gevorderde zal worden toegewezen in voege als na te melden. Hetgeen mede is gevorderd onder sub 2 van het petitum van het inleidend rekest zal worden afgewezen nu toewijzing daarvan een uitholling van het recht van parate executie van gedaagde teweeg zal brengen terwijl het op de weg van eiseres ligt om in elk geval terug te betalen het deel dat zij erkent, zoals hiervoor onder 4.5 is overwogen. Eveneens zal het onderdeel van het gevorderde onder sub 3 van het petitum van het inleidend rekest worden afgewezen dat betreft de kosten die betrekking hebben op de stopzetting van de aangezegde openbare verkoop, aangezien gesteld noch gebleken is op grond waarvan die voor rekening van gedaagde zouden dienen te komen;

4.8 De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen, die over en weer op enige punten in het ongelijk zijn gesteld, te compenseren in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten voldoet;

4.9 Bespreking van de overige stellingen en weren van partijen zal de kantonrechter, als voor de beslissing niet langer relevant zijnde, achterwege laten;

5. De beslissing in kort geding

De kantonrechter:

5.1 Gelast de stopzetting van de bij het exploit no. 579 van 26 september 2015 van deurwaarder Radjinderkoemar Bhoelan aangezegde openbare verkoop van: “het erfpachtsrecht – vervallende op twee april tweeduizendenvijftig – op het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot 410,47 m2 gelegen in het district Commewijne deel uitmakende van het voorland van het perceelland bekend als serie A van de vestigingsplaats Meerzorg en nader aangeduid o de kaart van de landmeter F. Emanuels d.d. 26 januari 1976 met de letters AFGHK”, ten kantore van notaris mr. Jennifer R.K. Vishnudatt;

5.2 Veroordeelt gedaagde om ten titel van dwangsom aan eiseres te betalen de som van SRD 20.000,- (Twintigduizend Surinaamse Dollars) per dag voor elke dag dat zij nalatig blijft zich te houden aan voormeld bevel, tot een maximum van SRD 200.000,- (Tweehonderdduizend Surinaamse Dollars);

5.3 Verklaart dit vonnis voorzover nodig uitvoerbaar bij voorraad;

5.4 Compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten voldoet;

5.5 Wijst af al hetgeen meer of anders is gevorderd.

Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken te Paramaribo op de terechtzitting van donderdag 26 november 2015 door mr. A. Charan, Kantonrechter in het Eerste Kanton in kort geding, in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. A. Sewgobind w.g. A. Charan