SRU-K1-2016-14

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-163723
  • Uitspraakdatum 08 december 2016
  • Publicatiedatum 03 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Familierecht. Geen omgangsregeling kunnen bewerkstelligen. Schorsing voogdijschap over minderjarige totdat de voogdijrechter over de opvolging in de voogdij zal hebben beslist.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 16-3723
08 december 2016

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiseres],
wonende aan [adres] te [district],
eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
gemachtigde: mr. M.C.M. Nibte, advocaat,

tegen

[gedaagde],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie,
hierna te noemen de man,
gemachtigde: mr. C.P. Baal, advocaat.

1. Het verloop van het proces
In conventie en in reconventie
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 27 juli 2016 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 04 augustus 2016;
– de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie d.d. 11 augustus 2016, met de producties;
– de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie d.d. 18 augustus 2016;
– de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie d.d. 25 augustus 2016;
– de conclusie van dupliek in reconventie d.d. 31 augustus 2016;
– de rolbeschikking d.d. 06 oktober 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
– het proces-verbaal d.d. 19 oktober 2016 betreffende de gehouden comparitie van partijen;
– het proces-verbaal d.d. 01 december 2016 betreffende de evaluatie van het wenningsproces van de minderjarige met eiseres.

1.2 Nadat op de dag van de evaluatie op de comparitiezitting d.d. 01 december 2016 geen schikking tussen partijen kon worden bewerkstelligd, is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1 Partijen hadden een liefdesrelatie met elkaar. Uit die relatie is op [datum] uit de vrouw geboren de thans nog minderjarige: [naam]. De minderjarige is thans twee jaartjes jong.

2.2 Op 20 juni 2015 heeft de man het kind erkend.

2.3 Voor, tijdens en na de geboorte van kind woonde de vrouw in bij haar moeder. Bijkans een jaar na de geboorte van het kind, verliet de vrouw vanwege spanning tussen haar en haar moeder de ouderlijke woning.

2.4 Na het verlaten van de ouderlijke woning heeft de vrouw het kind aan de man afgestaan.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
In conventie en in reconventie
3.1 In conventie vordert de vrouw, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:

a) de man te veroordelen om binnen 1 uur na uitspraak het minderjarig kind genaamd [naam] af te geven aan de vrouw, en daarna met de vrouw een voorlopige omgangsregeling af te spreken totdat in een in te stellen bodemprocedure de bodemrechter een definitieve omgangsregeling vaststelt;
b) de vrouw te machtigen om indien de man niet meewerkt aan de afgifte van het kind aan haar danwel aan het naleven van de bezoekregeling, deze zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de Sterke Arm;
c) de man te veroordelen tot het betalen van alle koten betrekking hebbende op dit onderhavig proces inclusief de deurwaarderskosten.

3.2 De vrouw legt, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, onder meer het volgende aan haar vordering ten grondslag:
– sedert 01 maart 2016 heeft zij een baan en heeft zij thans een eigen woning;
– tegen afspraken in weigert de man het kind aan de vrouw af te staan;
– de man weigert de vrouw enig contact met het kind te hebben en heeft zij daardoor het kind 3 maanden lang niet gezien, noch gehoord;
– de man en zijn moeder zijn verhuisd naar een voor de vrouw onbekend adres;
– zij mist het kind en gaat daardoor kapot van verdriet, zowel geestelijk als lichamelijk;
– zij heeft recht op omgang met het kind en omgekeerd heeft het kind recht op warmte en contact met haar.

3.3 In conventie heeft de man verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

3.4 In reconventie vordert de man, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:

a) het door de vrouw uitgeoefende voogdijschap over het kind voor het geheel te schorsen, totdat de rechter ten principale over de opvolging in de voogdij zal hebben beslist;
b) de man met de feitlijke verzorging en opvoeding van het kind te belasten, totdat de rechter ten pricipale over de opvolging in de voogdij zal hebben beslist;
c) de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.

3.5 In reconventie legt de man het volgende aan zijn vordering ten grondslag:
– de vrouw maakt misbruik van het voogdijschap;
– de vrouw heeft niet getoond in staat te zijn het kind te kunnen verzorgen;
– er bestaat gegronde vrees dat de vrouw het kind zal verwaarlozen als het kind aan de vrouw zal worden afgestaan;
– vanwege de hiervoor vermelde vrees heeft de man op 16 juni 2016 een vordering ingediend tot voogdijopvolging

3.6 In reconventie heeft de vrouw verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 In het belang van de minderjarige en vanwege het feit dat het niet raadzaam is de minderjarige terstond uit haar vertrouwde omgeving weg te halen, is een comparitie van partijen gelast. De comparitie van partijen had tot doel:
– het vaststellen van een omgangsregeling zodat de minderjarige stapsgewijs aan eiseres kan gaan wennen en de band tussen moeder en kind op te bouwen. Verwoede pogingen van de kantonrechter om het beoogde doel te kunnen bewerkstelligen, hebben niet mogen baten. Dit, vanwege het feit dat eiseres continu verwijten aan het adres van de [tante van eiseres] die de zus is van de moeder van de vrouw, en aan het adres van gedaagde bleef maken. Als gevolg hiervan was de hiervoor genoemde tante die bereid om haar volledige medewerking te verlenen als neutrale tussenpersoon, niet meer bereid haar medewerking in deze te verlenen. De keus voor de hiervoor vermelde tante was gemaakt, omdat zij de zus van de moeder van vrouw is en zij de vrouw had opgevangen toen zij problemen had met haar moeder.
Nu er geen schikking tot stand is gekomen en de spanningen tussen de vrouw en man groot zijn, is er geen andere keus dan dat het Bureau voor Familierechtelijke Zaken (hierna afgekort BUFAZ), zijnde het bureau dat opkomt voor alle minderjarigen in Suriname, rapportage in de onderhavige zaak brengt. Daar voor het uitbrengen van rapportage voldoende ruimte nodig zal zijn en daardoor het spoedeisend karakater komt weg te vallen, zal de onderhavige zaak worden verwezen naar de gewone wijze van rechtspleging. Daarbij neemt de kantonrechter in overweging dat de onderhavige zaak over de minderjarige reeds bij de voogdijrechter in behandeling is en in die zaak reeds een datum is bepaald waarop BUFAZ rapportage aan de voogdijrechter zal uitbrengen. Uit het voorgaande volgt, dat de door de vrouw gevraagde voorzieningen in conventie zullen worden geweigerd.

4.2 Zoals reeds hiervoor onder 4.1 is overwogen, acht de kantonrechter het niet raadzaam de minderjarige terstond uit haar vertrouwde omgeving weg te halen omdat zulks psychische schade aan de minderjarige kan berokkenen. Om die reden en vanwege de spanningen tussen partijen en de familie van partijen, is de kantonrechter genoodzaakt om in het belang van de minderjarige de door de man gevraagde voorzieningen in reconventie toe te wijzen totdat de voogdijrechter over dit geschil zal hebben beslist.

4.3 De vrouw zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
In conventie en in reconventie
5.1 In conventie
5.1.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

5.1.2 Veroordeelt de vrouw in de proceskosten aan de zijde van de man gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

5.2 In reconventie
5.2.1 Schorst voor het geheel het door de vrouw uitgeoefende voogdijschap over de minderjarige, [naam] geboren op [datum] te [district], totdat de rechter ten principale over de opvolging in de voogdij zal hebben beslist.

5.2.2 Belast de man met de feitelijke verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam], geboren op [datum] te [district], totdat de rechter ten principale over de opvolging in de voogdij zal hebben beslist.

5.2.3 Veroordeelt de vrouw in de proceskosten aan de zijde van de man gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de plaatsvervangend-kantonrechter in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, op donderdag 08 december 2016 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier.