- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-145347
- Uitspraakdatum 14 november 2016
- Publicatiedatum 17 mei 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Personen- en familierecht. Echtscheiding. Bewijsopdracht. Beroep art. 263 BW is ongegrond.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
E.K.-A.R.no. 14-5347
14 november 2016
Vonnis inzake:
[eiseres],
wonende aan [adres 1] in [district 1],
eiseres,
gemachtigde: I.D. Kanhai, BSc., advocaat,
tegen
[gedaagde],
wonende aan [adres 2] in [district 1],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.S.N. Adhin, advocaat.
De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.
Vooraf
Dit vonnis bouwt voort op het in deze zaak gewezen tussen vonnis op 23 mei 2016.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
– de conclusies tot uitlating na niet gehouden enquête;
– de rolbeschikking d.d. 25 juli 2016 gegeven, waarbij een nadere comparitie van partijen is gelast voor het inwinnen van inlichtingen;
– het proces-verbaal van de gehouden comparitie van partijen d.d. 08 augustus 2016;
– de conclusies tot uitlating na gehouden nadere comparitie van partijen.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is hierna bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij hogergenoemd tussenvonnis is eiseres toegelaten tot bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen niet in overwegende mate aan haar te wijten is geweest, omdat gedaagde vanaf het begin c.q. vóór het huwelijk tussen partijen, wist dat het minderjarig kind niet van hem was althans niet door hem verwekt was en hij ook op de hoogte was van de relatie van eiseres met de verwekker van het minderjarig kind.
2.2 Bij conclusie na niet gehouden enquête persisteert eiseres bij haar stelling, nu slechts haar ouders als getuigen zouden kunnen worden gehoord terzake, hetgeen ingevolge de wet niet toelaatbaar is. Eiseres voert aan dat de DNA test slechts het overtuigend bewijs heeft geleverd voor het feit dat gedaagde niet de verwekker is van het minderjarig kind, doch reeds vanaf het begin op de hoogte was van dit feit. Eiseres voert eveneens aan dat het niet de verwekker zijn van het kind niet de enige reden van de ontwrichting van het huwelijk tussen partijen is. Voorts voert zij aan dat door gedaagde niet is ontkend dat er vaker ruzies waren tussen partijen, omdat gedaagde contact onderhield met andere vrouwen, alsmede dat partijen niet met elkaar konden communiceren om uiteenlopende redenen. Gedaagde persisteert bij zijn stelling dat hij niet op de hoogte was van het feit dat hij niet de verwekker van het kind was en dat eiseres niet heeft kunnen voldoen aan haar bewijsopdracht.
2.3 Naar aanleiding van met name het door eiseres aangevoerde, heeft de kantonrechter een nadere comparitie van partijen gelast, waarbij eiseres voor zover van belang heeft verklaard dat er voor het huwelijk tussen er altijd al ruzies waren tussen partijen, omdat gedaagde zich bezighield met dames aan de telefoon. Tijdens het huwelijk gingen de ruzies ook weer over het bezig zijn van gedaagde aan zijn telefoon, terwijl partijen daarover reeds hadden gesproken en het niet steeds maar om één dame ging. Eiseres verklaarde verder dat gedaagde ook steeds laat thuiskwam en geen waardering had voor haar als zij gingen stappen. Ze vertrouwde hem niet meer en zei tegen hem dat ze echtscheiding zou aanvragen. Eiseres verklaarde ten slotte dat gedaagde de DNA test nodig had om een ontkenning wettigheid te kunnen indienen, omdat hij niet wilde dat het kind zijn naam moest dragen. Gedaagde verklaarde hierop dat zijn nummer op facebook was te zien, vandaar dat dames hem sms-ten en/of appten. Gedaagde verklaarde verder dat toen het kind er was, eiseres openlijk de telefoon aan het kind gaf om met zijn vader te praten. Op de vraag of er naast dat van het kind nog andersoortige problemen waren tussen partijen, verklaarde gedaagde ‘dat van het telefoon’.
2.4 De kantonrechter overweegt dat op grond van het hiervoor overwogene als niet, althans niet voldoende betwist tussen partijen vaststaat dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen, hetwelk overigens rechtens vaststaat, niet alleen te wijten is geweest aan het feit dat eiser niet de verwekker is van het minderjarig kind, doch ook de ruzies naar aanleiding van het telefoongedrag van gedaagde. Naar het oordeel van de kantonrechter kan gedaagde eiseres niet verwijten dat zij overspel heeft gepleegd, daar als niet, althans niet voldoende gemotiveerd vaststaat dat de relatie tussen partijen voor het huwelijk steeds ‘on’ en ‘off’ was vanwege het telefoongedrag van gedrag van gedaagde, waarbij het kind is verwekt tijdens een ‘off’ periode. Tijdens de gehouden nadere comparitie van partijen heeft gedaagde verklaard dat toen het kind er was, eiseres de telefoon aan het kind gaf om met zijn vader te praten, op grond waarvan het ervoor wordt gehouden dat gedaagde wel degelijk voor 30 juni 2014 wist dat hij niet verwekker van het kind was. Naar het oordeel van de kantonrechter is derhalve niet komen vast te staan dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen in ieder geval in overwegende mate aan eiseres te wijten is geweest, zodat het beroep van gedaagde op artikel 263 BW ongegrond is. Voorts overweegt de kantonrechter dat het beroep van gedaagde op artikel 263 BW ongerechtvaardigd is en in strijd is met de strekking daarvan, omdat geen der partijen wenst te verzoenen en elk een eigen ander leven heeft opgebouwd, terwijl gedaagde duidelijk heeft verklaard dat zijn verzet voortvloeit uit materiele c.q. financiële overwegingen. Naar het oordeel van de kantonrechter zal de vordering van eiseres als op de wet gegrond worden toegewezen, nu het verzet van gedaagde ongegrond is bevonden.
2.4 De beslissing omtrent de voorziening in de voogdij en toeziende voogdij over het minderjarig kind zal worden aangehouden tot de datum zoals bepaald in de beslissing.
2.5 Nu partijen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De Kantonrechter:
5.1 Spreekt uit de echtscheiding tussen [gedaagde] en [eiseres], in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met elkaar op 09 mei 2013, in [district 1] bij akte [nummer 1], folio [nummer 2].
5.2 Bepaalt dat het verhoor van de ouders, bloed- en/of aanverwanten ter voorziening in de voogdij en toeziende voogdij ten aanzien van het minderjarig kind, te weten:
– [naam], geboren op [geboortedatum] te [district 2], alsmede de vaststelling van de alimentatie ter voorziening in zijn levensonderhoud, zal plaatsvinden op dinsdag 24 januari 2017 des voormiddags te 09.30 uur in èèn der zalen van het Gerechtsgebouw aan de Grote Combeweg no. 02 te Paramaribo.
5.3 Beveelt de scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap waarin partijen gehuwd zijn geweest.
5.4 Benoemt, indien partijen binnen een maand na de inschrijving van dit echtscheidingsvonnis geen overeenstemming omtrent de keuze van een notaris zullen hebben bereikt, tot notaris ten overstaan van wie de werkzaamheden van de scheiding en deling zullen plaatsvinden, mr. V. Gangaram Panday, notaris te Paramaribo dan wel diens waarnemer of opvolger.
5.5 Benoemt, voor het geval een der partijen weigerachtig mocht blijken aan de verdeling mede te werken, tot onzijdige personen volgens de wet:
– voor eiseres: mr. M.D. Lau-Kerssenberg, advocaat,
– voor gedaagde: mr. S.G.R. Khoenkhoen, advocaat.
5.6 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in dier voege dat ieder hunner de eigen kosten draagt.
5.7 Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken door mr. S.S. Nanhoe-Gangadin, kantonrechter in het Eerste Kanton, lid-plaatsvervanger, ter terechtzitting te Paramaribo van maandag 14 november 2016, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. M.S. Wesenhagen.