SRU-K1-2016-20

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-150211
  • Uitspraakdatum 08 augustus 2016
  • Publicatiedatum 29 mei 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Verbintenissenrecht. Echtscheidingsrecht. Vordering om partneralimentatie.
    Wanneer partijen een bepaalde levensstandaard gewend zijn geweest is het geenszins de bedoeling dat een partij na het huwelijk achteruit gaat in zijn of haar levensstandaard.
    Vordering om partneralimentatie is redelijk en billijk mede gelet op de ingediende onkostenstaat en het 23-jarig huwelijk tussen partijen.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

E.K.-A.R.no. 15-0211
08 augustus 2016

Vonnis in de hoofdzaak en in het incident inzake:

[eiseres],
wonende aan de [adres 1] te [district],
doch feitelijk verblijf houdende aan de [adres 2] in het [district],|
eiseres in de hoofdzaak tevens gedaagde in het incident,
hierna aangeduid met ‘[eiseres]’,
gemachtigde: (voorheen: mr. M.G.A. Vos, advocaat),
thans: mr. E.F. van der Hilst, advocaat,

tegen

[gedaagde],
wonende aan de [adres 1] te [district],
gedaagde in de hoofdzaak tevens eiser in het incident,
hierna aangeduid met ‘[gedaagde]’,
gemachtigden: voorheen: mr. K. Kraag-Brandon en mr. M. Tjon Jaw Chong, advocaten,
thans: mr. M. Tjon Jaw Chong, advocaat.

Vooraf
Dit vonnis bouwt voort op de in deze zaak gewezen tussenvonnissen op 10 augustus 2015 en 23 mei 2016.

De Kantonrechter in het Eerste Kanton spreekt in deze zaak, in Naam van de Republiek, het navolgende vonnis uit.

1. Het verder verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • het proces-verbaal d.d. 13 juni 2016 van de gehouden enquête;
  • de conclusie tot overlegging schriftelijk bewijs, met producties;
  • de processen-verbaal d.d. 11 juli 2016 en 25 juli 2016 van de gehouden contra-enquête;
  • de conclusies tot overlegging producties zijdens partijen, met producties;
  • de conclusies tot uitlating na gehouden enquête en contra-enquête en uitlating producties zijdens partijen.

1.2 De rechtsdag voor de uitspraak van het vonnis is hierna bepaald op heden.

2. De verdere beoordeling in de hoofdzaak en in het incident

2.1 [eiseres] is bij hoger genoemd tussenvonnis d.d. 23 mei 2016, bij de inhoud waarvan wordt volhard, toegelaten tot bewijs door alle middelen rechtens van haar stelling dat het huwelijk tussen partijen al jaren ontwricht was vanwege het dominante, jaloerse gedrag van gedaagde en zijn alcoholmisbruik en de psychische mishandeling als gevolg daarvan.

2.2 Ter voldoening aan voormelde bewijsopdracht heeft [eiseres] drie getuigen opgebracht, waarvan twee ingevolge artikel 1931 BW onbekwaam waren om te getuigen, omdat het in casu ging om de moeder en de dochter van [eiseres]. Hierdoor is slechts de getuige [naam 1] ter enquête-zitting gehoord geworden. [eiseres] heeft aanvullend schriftelijk bewijs overgelegd, alsmede audio materiaal van een gesprek tussen [eiseres] en haar dochter. De kantonrechter heeft ingevolge artikel 1931 BW het audio materiaal niet meegenomen bij de bewijswaardering.

2.3 Volgens de getuige [naam 1] voornoemd, heeft zij met partijen te maken gehad in het jaar 2009, toen zij werkzaam was bij Stichting Ilse Henar Hewitt voor juridische bijstand. Volgens de getuige is [eiseres] toen, overstuur, bij haar gekomen voor nadere informatie over echtscheiding.De getuige heeft toen met beide partijen gesproken, die vertelden dat er relatieproblemen waren,waarbij het ging om huwelijksproblemen, aandacht en dat haar partner jaloers was. Er was namelijk ruzie ontstaan toen zij op een avond thuis waren geweest. De getuige verklaarde voorts dat beiden bereid waren te werken aan de relatie en dat zij hen na 2 of 3 sessies niet meer heeft gezien. Volgens de getuige werd zij na 1 of 2 jaren wederom gebeld door [eiseres] voor bemiddeling, doch heeft zij haar niet meer geholpen, aangezien zij intussen haar eigen adviesbureau had geopend. De getuige kon zich niet meer herinneren als er over drankprobleem was gesproken. Het ging volgens de getuige meer om aandacht. De getuige verklaarde voorts dat zij niet had kunnen waarnemen of [gedaagde] jaloers en dronken was.

2.4 [eiseres] heeft voorts als bewijs overgelegd een schrijven d.d. 03 november 2014 afkomstig van de voormalige procesgemachtigde van [eiseres], waarbij [gedaagde] werd opgeroepen voor een gesprek naar aanleiding van het verzoek van [eiseres] voor een vordering tot echtscheiding.

2.5 [eiseres] heeft voorts als schriftelijk bewijs overgelegd enkele bankafschriften van de en/of rekening van partijen bij de ING-bank, waaruit blijkt dat er gelden daarvan zijn opgenomen in oktober 2014, november 2014 en januari 2015. De kantonrechter overweegt dat de bankafschriften geen bewijs leveren van de oorzaak van de ontwrichting van het huwelijk, zodat hieraan voorbij zal worden gegaan. Bovendien betrof het een en/of rekening van partijen.

2.6 [eiseres] heeft tevens als schriftelijk bewijs overgelegd een verklaring van haar moeder d.d. 16 juni 2016 met betrekking tot de relatie tussen partijen. De kantonrechter zal hieraan echter voorbij gaan, nu de moeder ingevolge artikel 1932 BW in casu onbekwaam is om te getuigen.

2.7 [gedaagde] heeft in contra-enquête twee getuigen doen horen, de heer [naam 2] en de heer [naam 3], die beiden in beginsel slechts [gedaagde] kennen en [eiseres] niet of nauwelijks kennen, terwijl zij niets weten over de relatieproblemen van partijen. De getuigen hebben wel verklaard [gedaagde] niet als een agressieve persoon te kennen, met wie zij af en toe een borreltje of twee pakken bij de zwemvereniging Oase na het sporten.

2.8 Bij conclusie na gehouden enquête heeft [eiseres] aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte de 2 door haar opgebrachte getuigen als onbekwaam heeft aangemerkt, aangezien het in casu gaat om een zaak betreffende voorziening in levensonderhoud conform boek 1 BW, zodat artikel 1931 lid 2 sub 2 BW van toepassing is en de getuigen wel bekwaam zouden zijn om te getuigen. Voorts kunnen de getuigenissen van de vrienden van [gedaagde] volgens [eiseres] niet als objectief worden bestempeld aangezien zij niet bekend zijn met de huwelijksproblemen tussen partijen.

2.9 Bij conclusie na gehouden enquête heeft [gedaagde] aangevoerd dat de kantonrechter terecht de moeder en de dochter van [eiseres] als onbekwaam heeft aangemerkt. Ter adstructie verwijst [gedaagde] naar het academisch proefschrift van mr. J.C. de Miranda Jr.: ‘Het bewijs door getuigen in Burgerlijke zaken’. [gedaagde] verzoekt daarom voorbij te gaan aan de verklaring van de moeder en het audiomateriaal. Voorts leveren de overgelegde bankafschriften geen bewijs van de ontwrichting van het huwelijk, zodat ook daaraan voorbij dient te worden gegaan.

2.10 De kantonrechter stelt voorop dat het in casu betreft bewijs ten aanzien van de oorzaak van de ontwrichting van het huwelijk, zodat ingevolge artikel 1931 BW naar het oordeel van de kantonrechter getuigen in de rechte linie onbekwaam zijn om te getuigen.

2.11 De kantonrechter overweegt dat, nu beide partijen hebben erkend dat er vaker ruzies tussen hun waren, dit rechtens tussen hun vaststaat. Voorts staat als niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist vast, mede gelet op de verklaring van de getuige [naam 1] en het schrijven van de voormalige procesgemachtigde van [eiseres] d.d. 14 november 2014, dat [eiseres] tot twee keren toe stappen heeft ondernomen om een echtscheiding aan te vragen en/of te overwegen. Eveneens staat als niet, althans niet voldoende gemotiveerd vast dat na beide pogingen voornoemd, partijen hebben meegewerkt dan wel bereid waren mee te werken aan herstel van de relatie, hetgeen wordt bevestigd door de getuige [naam 1] en de mediation van de voormalige procesgemachtigde van [eiseres] tussen partijen op 28 november 2014 volgens [gedaagde] (incidentele conclusie), waardoor het niet is gekomen tot een daadwerkelijke vordering tot echtscheiding zijdens [eiseres]. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, houdt de kantonrechter het ervoor dat het huwelijk tussen partijen reeds duurzaam was ontwricht, voordat het incident van 24 december 2014 zich had voorgedaan, zodat naar het oordeel van de kantonrechter de duurzame ontwrichting van het huwelijk tussen partijen in ieder geval niet in overwegende mate aan [eiseres] te wijten is geweest. De kantonrechter overweegt dat voor het overige de schuldvraag niet langer relevant is nu tussen partijen rechtens vaststaat dat het huwelijk tussen hen duurzaam is ontwricht en beiden wensen te scheiden.

2.12 Gelet op het hetgeen is overwogen onder 2.11, gaat het beroep van [gedaagde] op artikel 278 BW niet op, weshalve [eiseres] aanspraak maakt op partneralimentatie. Met betrekking tot de gestelde behoeftigheid van [eiseres] over weegt de kantonrechter dat uit de stellingen en weren van partijen is komen vast te staan dat partijen een bepaalde levensstandaard gewend zijn geweest en dat het geenszins de bedoeling kan zijn dat een partij na het huwelijk achteruit gaat in zijn of haar levensstandaard. Als niet, althans niet voldoende gemotiveerd betwist staat vast dat [gedaagde] in ieder geval meer dan SRD 4.500,- per maand verdient, nu niet is betwist dat hij drie lorerende bedrijven heeft, althans aldaar werkzaam is, zodat [gedaagde] in staat moet worden geacht te voorzien in de behoefte van [eiseres]. Gelet op de door [eiseres] ingediende onkostenstaat, mede in acht nemende het 23-jarig huwelijk tussen partijen, acht de kantonrechter het redelijk en billijk dat [gedaagde] tenminste in de kosten van de huur van de woning van [eiseres] bijdraagt, zijnde het bedrag van USD 500,-, zijnde het reeds bij beschikking toegewezen en vastgesteld bedrag. De kantonrechter stelt derhalve de door [gedaagde] aan [eiseres] te betalen alimentatie vast op USD 500,- per maand ter voorziening in aar levensonderhoud vanaf de dag van betekening van dit vonnis.

2.13 De kantonrechter overweegt dat op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen de incidentele vordering zal worden afgewezen.

2.14 De kantonrechter heeft ambtshalve kennis genomen van de uitspraak in de zaak tussen partijen bekend onder A.R.no. 15-0041, waarin het overig door [eiseres] gevorderde reeds is toegewezen, zodat [eiseres] in het overig door haar gevorderde met uitzondering van de gevorderde partneralimentatie, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.15 Aangezien partijen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hun worden gecompenseerd.

3. De beslissing in het incident en in de hoofdzaak

De Kantonrechter:

In het incident

3.1 Wijst de vordering af.

In de hoofdzaak

3.2 Veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het bedrag van USD 500,- (vijfhonderd Noordamerikaanse Dollar) per maand ter voorziening in haar levensonderhoud.

3.3 Verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in het overig door haar gevorderde.

3.4 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in dier voege dat ieder hunner de eigen kostendraagt.

Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken door mr. S.S. Nanhoe-Gangadin, kantonrechter in het Eerste Kanton, lid-plaatsvervanger, op de terechtzitting van maandag 08 augustus 2016, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier, mr. M.S. Wesenhagen.