SRU-K1-2016-23

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-163063
  • Uitspraakdatum 23 juni 2016
  • Publicatiedatum 11 juli 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    – Overeenkomstig art. 1207 lid 2 BW is de hypotheekhouder bevoegd tot openbare verkoop over te gaan indien de schuldenaar in verzuim is.
    – De hypotheekhouder is in beginsel vrij om te bepalen op welk moment zij tot executoriale verkoop overgaat.
    – Een ongedateerd exploit van aanzegging van een openbare verkoop is niet a priori nietig. Het exploit i.c. is betekend aan de onderzetter, voldoet aan alle door de wet gestelde vereisten en eisers droegen kennis van de aangekondigde openbare verkoop;
    – Het ingebreke stellen van de schuldenaar door de schuldeiser is niet vereist, nu in de kredietovereenkomst tussen partijen, de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn en deze in art. 16 vermelden dat een ingebrekestelling niet vereist is. Het verschuldigde bij een achterstand is derhalve terstond opeisbaar.
    – Eisers verzaken bewijs aan te dragen dat de gedaagde haar zorgplicht jegens haar niet in acht heeft genomen.
    Art. 1207 BW; Art 16 A.V. DSB NV

    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 16-3063
23 juni 2016

Vonnis in kort geding in de zaak van:

A. [eiser 1],
B. [eiser 2],
C. [eiser 3],
D. [eiser 4],
allen wonende in het [district],
eisers,
gevolmachtigde: mr. D.D. Jairam, jurist,

tegen

DE SURINAAMSCHE BANK N.V., rechtspersoon
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gevolmachtigde: mr. M.I. Vos, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het verzoekschrift dat met de producties op 20 juni 2016 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 21 juni 2016;
– de conclusie van antwoord die mondeling is genomen op 22 juni 2016, waarbij producties zijn overgelegd;
– de conclusie van repliek die mondeling is genomen op 22 juni 2016;
– de conclusie van dupliek die mondeling is genomen op 22 juni 2016.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 De notariële akten respectievelijk d.d. 15 juli 2008 en 12 januari 2011 hebben eisers sub 3 en 4 ten behoeve van gedaagde hypotheek verleend op het zakelijk recht van grondhuur van eiser, zulks tot zekerheid van de voldoening van een kredietlening die gedaagde aan eisers sub 1 en sub 2 heeft verstrekt.

2.2 Partijen zijn overeengekomen dat de algemene voorwaarden van gedaagde als bankinstelling op eisers van toepassing zijn. In artikel 16 van de algemene voorwaarden is, voor zover voor de beslissing van belang, onder meer het volgende neergelegd:
“Al hetgeen de kliënt te eniger tijd en uit welken hoofde dan ook aan de Bank verschuldigd is, zal tenzij schriftelijk uitdrukkelijk anders is overeengekomen, dan wel enige wetsbepaling inachtneming van een termijn voorschrijft te alle tijde terstond opeisbaar en vereffenbaar zijn. Elke krediet kan ook al is een aflossings- of opzeggingstermijn overeengekomen, dan wel een bepaalde afloopdatum gesteld – zonder dat daartoe enige opzegging ingebrekestelling of enige andere formaliteit vereist zal zijn onmiddellijk opgeëist worden in de volgende gevallen.
a. indien de kliënt enige voorwaarde, waaronder een krediet verleend is, of enigerlei andere verplichting uit welken hoofde ook jegens de Bank niet, behoorlijk nakomt.
(…)
De kliënt is verplicht op de eerste aanvraag van de Bank het verschuldigde, al naar gelang de Bank vordert, geheel of gedeeltelijk te voldoen. In geval het door de kliënt aan de Bank verschuldigde onmiddellijk opeisbaar is, is de Bank gerechtigd naar haar keuze alle zekerheden of een en op de wijze die haar wenselijk voorkomt, teneinde uit de opbrengst daarvan het aan de Bank volgens haar boeken verschuldigde met rente en kosten te verhalen”.

2.3 Bij schrijven d.d. 09 november 2015 zijn eisers sub 1 en sub 2 door gedaagde aangemaand tot aanzuivering van de debetstanden. Terzake staat in het schrijven onder meer het volgende verwoord:

“Bij controle van het verloop van uw krediet hebben wij geconstateerd dat de limiet van uw investeringskrediet vervallen is. De debetstand is als volgt:

(….) SRD 1.396.093,63 (…)

Wij herinneren u eraan, dat wij u, conform ons kredietarrangement, over achterstanden boven de met u overeengekomen kredietlimiet een extra rente op basis van 2% (…) per maand in rekening brengen, welke rente eveneens maandelijks dient te worden voldaan.

U zult het met ons eens moeten zijn dat wij deze ongewenste situatie niet langer kunnen accepteren en verzoeken u derhalve dringend, doch uiterlijk 27 november a.s. contact met onze [mevrouw] op te nemen teneinde een regeling te treffen die zal moeten leiden tot aanzuivering van de debetstanden”.

2.4 Bij schrijven d.d. 26 februari 2016 zijn eisers sub 1 en sub 2 ten tweede malen door gedaagde aangemaand tot aanzuivering van de debetstanden. Terzake staat in het schrijven onder meer het volgende verwoord:

“Voor de goede orde delen wij u mede dat de limiet van uw investeringskrediet reeds geruime tijd vervallen is. De debetstand is als volgt:

(….) SRD 1.527.647,87 (…)

Wij herinneren u eraan, dat wij u, conform ons kredietarrangement, over achterstanden boven de met u overeengekomen kredietlimiet een extra rente op basis van 2% (…) per maand in rekening brengen, welke rente eveneens maandelijks dient te worden voldaan.

U zult het met ons eens moeten zijn dat wij deze ongewenste situatie niet langer kunnen accepteren. Indien de aanzuivering niet op uiterlijk 29 februari a.s. heeft plaatsgevonden, zullen wij genoodzaakt zijn het krediet op te zeggen en over te gaan tot executie van de aan ons verbonden onroerende goederen”.

2.5 Middels een ongedateerde exploit van de deurwaarder heeft gedaagde de openbare verkoop van het hierna omschreven onroerend goed aan eiser sub 4 aangezegd, welke openbare verkoop op vrijdag 24 juni 2016 des voormiddags te elf uur zal plaatsvinden.

Middels het hiervoor vermeld exploit heeft gedaagde aan eiseres sub 4 kenbaar gemaakt dat eisers sub 1 en 2 in gebreke zijn gebleven om aan hun betalingsverplichting voortvloeiende uit de hypotheekakten jegens gedaagde te voldoen, waardoor de verschuldigde hoofdsom terstond en in haar geheel met renten en kosten opvorderbaar is, en is zij door gedaagde aangemaand om dadelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen SRD 1.576.207,16. Deze kennisgeving is ook gedaan aan eisers sub 1 tot en met 3 bij exploit van de deurwaarder d.d. 04 mei 2016, no. 050-16.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen:

  1. op te schorten of te verbieden de aangekondigde executiemaatregelen, althans de aangekondigde openbare verkoop op vrijdag 24 juni 2016, zoals in productie 1 gemeld;
  2. om op dezelfde wijze zoals gedaagde de verkoop openbaar heeft gemaakt, ook de opschorting ervan bekend te maken;
  3. tot een dwangsom van SRD 10.000,-, voor iedere dag dat gedaagde in gebreke mocht blijven aan de veroordeling onder 1 te voldoen;
  4. om bij wege van voorschot tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te betalen de gemaakte gerechtelijke- en buitengerechtelijke kosten, alsmede
  5. in de kosten van het geding.

3.1.1 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde zeer onzorgvuldig en onrechtmatig jegens hen handelt. Daartoe stellen zij, tegen de achtergrond van de feiten onder 2, onder meer het volgende:
– de exploit van aanzegging is nietig, omdat het ongedateerd is en in strijd met de wet is;
– gedaagde heeft eisers niet in gebreke gesteld;
– gedaagde heeft terstond betaling van eisers gevraagd, zonder hen een termijn tot betaling te geven;
– gedaagde is zeer onzorgvuldig jegens eisers geweest, omdat zij hen niet heeft gewezen op de ernst van het niet nakomen van hun verplichtingen en de consequenties daarvan;
– zij zijn bereid hun verplichtingen jegens gedaagde na te komen, doch na goed onderling overleg.

3.2 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen van eisers. Om die reden zullen zij worden ontvangen in het kort geding.

4.2 Vaststaat dat gedaagde als bankinstelling een kredietlening aan eisers sub 1 en sub 2 heeft verschaft en eisers sub 3 en 4 als zekerheid tot voldoening van deze lening ten behoeve van gedaagde hypotheek op het onroerend goed hebben gevestigd. Tevens staat vast dat eisers sub 1 en sub 2 een achterstand hebben in betaling van deze kredietlening en tot heden tekort zijn geschoten in hun plicht tot betaling van deze achterstand.

Terzake stelt de kantonrechter voorop dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 1207 lid 2 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek de hypotheekhouder bevoegd is om tot openbare verkoop over te gaan indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van zijn hypothecaire verplichtingen dan wel schuld. De hypotheekhouder, in casu gedaagde, is in beginsel vrij om te bepalen op welk moment zij tot executoriale verkoop overgaat en zal gedaagde – zoals door haar bij eisers is aangekondigd – vanwege het tekortschieten van eisers sub 1 en sub 2 in hun betalingsverplichting thans overgaan tot het gebruik maken van deze aan haar toekomende bevoegdheid.

4.3 Eisers stellen zich op het standpunt dat het exploit van aanzegging van de openbare verkoop nietig is, doch gaat deze stelling naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet op. Uit de inhoud van het door eisers overgelegde exploit, welke ongedateerd is, blijkt dat het is betekend aan eiser sub 3 als onderzetter. Zoals reeds hiervoor is overwogen zijn eisers sub 1 en 2 de schuldenaren van gedaagde en heeft gedaagde middels overlegging van een exploit d.d. 04 mei 2016 gestaafd dat aan alle 4 eisers de aanzegging is gedaan.

Daar dit exploit wel voldoet aan de bij wet gestelde vereisten en eisers kennis dragen van de aangekondigde openbare verkoop, gaat de kantonrechter voorbij aan deze stelling van eisers.

4.4 Zoals de kantonrechter de stelling c.q. het betoog van eisers begrijpt, is de opzegging van de kredietrelatie door gedaagde met eisers sub 1 en sub 2 onrechtmatig, omdat zij niet in gebreke zouden zijn gesteld door gedaagde. In reactie op deze stelling heeft gedaagde opgeworpen dat zij eisers tot tweemaal toe in gebreke heeft gesteld tot het voldoen aan hun betalingsverplichting, welk verweer zij heeft gestaafd middels overlegging van de ingebrekestellingen zoals vermeld onder 2.3 en 2.4 van de feiten in dit vonnis. Eisers hebben in reactie hierop gesteld deze ingebrekestelling nimmer te hebben ontvangen, doch is zulks door gedaagde weersproken. Ter zake heeft gedaagde aangevoerd dat na de laatste ingebrekestelling eisers diverse gesprekken met de contactpersoon hebben gevoerd. Daarom is voor de kantonrechter aannemelijk dat gedaagde eisers in gebreke heeft gesteld tot betaling. Ten overvloede oordeelt de kantonrechter dat ook al zouden eisers niet in gebreke zijn gesteld het beroep hierop geen kans van slagen zou hebben. Dit, omdat in de kredietrelatie tussen partijen de algemene voorwaarden van gedaagde op eisers van toepassing zijn en blijkens artikel 16 van deze voorwaarden, zoals gedaagde terecht heeft opgeworpen en middels het overleggen van deze voorwaarden die niet van valsheid zijn beticht heeft gestaafd, een ingebrekestelling niet vereist is en is het verschuldigde bij een achterstand terstond opeisbaar.

4.5 Eisers stellen dat gedaagde haar zorgplicht jegens haar niet in acht heeft genomen, doch hebben zij deze stelling niet voldoende onderbouwd. In dat licht stelt de kantonrechter voorop dat inhoud en reikwijdte van de zorgplicht die gedaagde in acht dient te nemen van de specifieke omstandigheden van het geval afhangen, welke in de jurisprudentie op een aantal punten nader zijn uitgewerkt. Bij het beoordelen of de bank diens zorgplicht jegens diens cliënt c.q kredietnemer in acht heeft genomen, wordt meegenomen 1) de duur, de mate van exclusiviteit, de omvang en de ingewikkeldheid en het verloop van de kredietrelatie, 2) de vraag of sprake is van een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid en/of aanmerkelijke toeneming van het bancaire kredietrisico, waarbij met name van belang zijn of er voldoende dekking door zekerheid blijft bestaan; 3) het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer, in casu eisers, alsmede de tijdigheid waarmee deze de bank op de hoogte heeft gesteld en stelt van alle voor de kredietrelatie van belang zijnde omstandigheden; 4) de mate waarin de kredietnemer toerekenbaar is tekort geschoten; 5) de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of, en in welke mate, de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd en de gedragingen van de bank waardoor verwachtingen bij de kredietnemer zijn gewekt. Eisers hebben geen van deze feiten omstandigheden gesteld dan wel niet voldoende voldaan aan hun stelplicht, waardoor eisers deze stelling niet aannemelijk hebben gemaakt.

4.6 Eisers stellen dat zij bereid zijn te betalen, doch hebben zij vanaf het moment dat zij kennis droegen van de aangezegde openbare verkoop tot heden geen enkel concreet voorstel tot betaling aan gedaagde gedaan en wat hun bron van inkomsten is, waardoor niet kan worden beoordeeld of zij op zeer korte termijn en in de toekomst in staat zullen zijn volledig aan hun betalingsverplichting te kunnen voldoen. Om die reden en mede op grond van hetgeen hiervoor onder 4.2 tot en met 4.5 is overwogen, is er geen grond om de gevraagde voorzieningen toe te wijzen.

4.7 Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

5.2 Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op donderdag 23 juni 2016 te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g.D.Ramdin w.g. S.M.M. Chu