- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-163027
- Uitspraakdatum 21 juli 2016
- Publicatiedatum 25 juli 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Op 4 december 2006 hebben eisers een koopovereenkomst gesloten met Stichting Danny en hebben het recht van grondhuur gekocht op het litigieuze perceelland en zijn economisch eigenaar van het perceel. Op 26 mei 2016 zijn eisers eigenaar geworden van het recht van grondhuur op het litigieuze perceel middels overschrijving van de koopovereenkomst in de registers van het hypotheekkantoor.
Eisers vorderen schorsing van de executie van de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155308 tussen eisers enerzijds (toen gedaagden) en gedaagde anderzijds (toen eiser) totdat in de verzetzaak zal zijn beslist.
De kantonrechter stelt voorop dat tegen voormelde beschikking, waarbij aan gedaagde toestemming is verleend om het perceel in het openbaar te verkopen, geen beroepsmogelijkheden openstaan. Evenwel zou aan gedaagde een verbod kunnen worden opgelegd om tot verdere executie van de beschikking over te gaan, bij wege van voorlopige voorziening, indien gedaagde misbruik zou maken van zijn executiebevoegdheid.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de omstandigheid dat eisers de economische eigendom van het litigieuze perceel hadden, geen wijziging in de juridische eigendomsverhoudingen. Het onroerend goed blijft onverkort geschikt als beslagobject voor schulden van de juridische eigenaar. Gedaagde mocht dus wel executoriaal beslag leggen ten laste van de juridische eigenaar, in deze Stichting Danny, als schuldenaar. Onder deze omstandigheden maakt gedaagde geen misbruik van zijn executiebevoegdheid bij de executie van de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155308
SJB dec. 2018 no. 3
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 163027
21 juli 2016
Vonnis in kort geding in de zaak van
A. [eiser sub A],
B. [eiseres sub B],
beiden wonende te [district],
eisers in kort geding,
gemachtigde: mr. M.D. Lau-Kerssenberg, advocaat,
tegen
[gedaagde],
domicilie gekozen hebbende te [district],
gedaagde in kort geding,
gemachtigde: mr. A. Adelaar, advocaat.
1. Het procesverloop
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:
- het verzoekschrift met bijbehorende producties dat op 17 juni 2016 ter griffie der kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 4 december 2006 hebben eisers een koopovereenkomst gesloten met Stichting Danny. Daarbij hebben eisers van Stichting Danny gekocht gelijk deze aan eisers heeft verkocht het recht van grondhuur op het perceelland met [kavelnummer], en nader bij partijen bekend (hierna het perceel [nummer 1]).
2.2 Eisers zijn eigenaar geworden van het recht van grondhuur op het perceel [nummer 1] middels overschrijving van de koopovereenkomst in de daartoe bestemde registers ten hypotheekkantore op 26 mei 2016.
2.2 Bij vonnis van de kantonrechter d.d. 26 mei 2011 bekend onder AR no. 102285, tussen gedaagde enerzijds (toen eiser) en Stichting Danny anderzijds (toen gedaagde) heeft de kantonrechter als volgt beslist:
“ 5.1 schort op de werking van de tussen partijen bestaande koopovereenkomsten van respectievelijk 14 augustus 2008 en 18 december 2008, onder voorwaarde dat [achternaam gedaagde] binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de vordering tot hetzij ontbinding van de koopovereenkomsten, hetzij vernietiging van de koopovereenkomsten in bodemprocedure instelt.
5.2 Veroordeelt de Stichting om aan [achternaam gedaagde] tegen kwijting te betalen het bedrag van € 53.000,= (…) vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar vanaf 31 mei 2010 tot aan die der algehele voldoening.
5.3 Veroordeelt de Stichting om aan [achternaam gedaagde] tegen kwijting te betalen het bedrag van € 7.950,= zijnde de advocaatkosten;
5.4 Verklaart hetgeen onder 5.2 en 5.3 beslist uitvoerbaar bij voorraad………”.
2.3 Op 3 augustus 2011 heeft gedaagde executoriaal beslag doen leggen op het aan Stichting Danny in eigendom toebehorend recht van grondhuur op het stuk grond groot 25 ha, gelegen in het district Paramaribo ten oosten van de Nieuwe Charlesburgweg, ten westen van de voormalige plantage Wolfenbuttel, op de kaart van P.W. Lcs d.d. 15 augustus 1994 met de letters ABCDEFGHIK, deel uitmakende van het recht van grondhuur groot 325.6569 ha, bekend als ten oosten van de Nieuwe Charlesburgweg no. 1 (met uitzondering van de per de datum van beslaglegging reeds verkochte en overgedragen delen), waarvan de bestemming met toestemming per 16 april 1999 is gewijzigd in bebouwing en bewoning in stede van uitoefening van landbouw (hierna het perceel).
2.4 Bij beschikking van de kantonrechter d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155306 tussen eisers enerzijds (toen gedaagden) en gedaagde anderzijds (toen eiser) heeft de kantonrechter als volgt beschikt:
“ Verleent akte van niet verschjining tegen de niet verschenen gedaagden;
Beveelt dat:
Het recht van grondhuur …… in het openbaar zal worden verkocht ten overstaan van de te Paramaribo residerende notaris mr. T. Jaipersaud-Badal op een door deze vast te stellen dag en uur en volgens plaatselijke gebruiken.
Bepaalt voorts dat van deze beschikking binnen 4 (vier) weken na heden aan gedaagde zal worden kennis gegeven…..”.
3. De vordering, de grondslag en het verweer
3.1 Eisers vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven:
Schorsing van de executie van de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155308 totdat in de verzetzaak daarover zal zijn beslist.
3.2 Eisers hebben het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd:
Zij hebben het perceel met [nummer 1] gekocht van Stichting Danny en zijn sindsdien (december 2006) economisch eigenaar van het perceel. Vanwege stagnatie aan de kant van Stichting Danny, is het perceel met [nummer 1] pas op 26 mei 2016 overgeschreven op hun naam. De koopovereenkomsten van gedaagde dateren van 14 augustus 2008 en 16 december 2009. Gedaagde heeft zijn percelen veel later dan eisers aangeschaft. Het door gedaagde gelegde executoriaal beslag op het aan Stichting Danny toebehorend perceel met name voor wat betreft perceel [nummer 1] is ten onrechte gelegd omdat gedaagde wist dat dit perceel reeds verkocht was en het niet ging om een vrije kavel. Gedaagde handelt dus onrechtmatig jegens eisers, aldus eisers.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt zover nodig terug daarop in de beoordeling.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de stellingen en het gevorderde.
4.2 De kantonrechter stelt voorop dat tegen de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155308, waarbij aan gedaagde toestemming is verleend om het perceel in het openbaar te verkopen, geen beroepsmogelijkheden openstaan.
Dat betekent dat schorsing van een dergelijke beschikking niet mogelijk is. Evenwel zou aan gedaagde een verbod kunnen worden opgelegd om tot verdere executie van de beschikking over te gaan, bij wege van voorlopige voorziening, indien gedaagde misbruik zou maken van zijn executiebevoegdheid. In het onderhavige geding zal worden nagegaan in hoeverre gedaagde misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid, indien hij verder gaat met de ten uitvoerlegging van de hiervoor genoemde beschikking.
4.3 Het door gedaagde gelegde executoriaal beslag op het perceel (inclusief perceel [nummer 1]) is gelegd nog voordat aan eisers het perceel met [nummer 1] in eigendom was overgedragen. Dit betekent dat ten tijde van de beslaglegging eisers nog geen juridische eigenaar waren van het perceel met [nummer 1].
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt de omstandigheid dat eisers de economische eigendom van het perceel met [nummer 1] hadden, geen wijziging in de juridische eigendomsverhoudingen. Het onroerend goed blijft onverkort geschikt als beslagobject voor schulden van de juridische eigenaar. Gedaagde mocht dus wel executoriaal beslag leggen ten laste van de juridische eigenaar, in deze Stichting Danny, als schuldenaar. Onder deze omstandigheden maakt gedaagde geen misbruik van zijn executiebevoegdheid bij de executie van de beschikking d.d. 18 mei 2016 bekend onder AR no. 155308.
4.4 Eisers beroepen zich er ook op dat gedaagde de beschikking niet binnen 4 weken zoals vermeld in die beschikking heeft betekend aan hem.
Tusen partijen staat rechtens vast dat de beschikking is gegeven op 18 mei 2016 en dat gedaagde deze beschikking bij exploot van deurwaarder G.F.N. Halfhuid d.d. 15 juni 2016 heeft betekend aan eisers.
Uit de beschikking van de kantonrechter blijkt, terecht zoals door eisers gesteld, dat aan eisers kennis moet worden gegeven van de beschikking binnen 4 (vier) weken na 18 mei 2016. Uit de beschikking blijkt echter niet welke consequentie zal volgen indien gedaagde zich niet houdt aan de gestelde termijn van vier weken. In ieder geval blijkt uit de beschikking niet dat gedaagde na voormelde vier weken geen gebruik meer zal mogen maken van zijn executiebevoegdheid voortvloeiende uit voormelde beschikking. Ook om deze reden maakt gedaagde geen misbruik van zijn executie bevoegdheid, voortvloeiende uit voormelde beschikking.
4.5 Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, dient de door eisers gevraagde voorziening te worden geweigerd.
4.6 De kantonrechter acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.
4.7 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.
5. De beslissing
5.1 Weigert de gevraagde voorziening.
5.2 Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het eerste kanton van donderdag 21 juli 2016 te Paramaribo, door de kantonrechter in kort geding mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran in tegenwoordigheid van de griffier.
w.g. G.R. Mangal w.g. I.S. Chhangur-Lachitjaran