SRU-K1-2016-32

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-162579
  • Uitspraakdatum 09 juni 2016
  • Publicatiedatum 27 maart 2020
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Kortgeding
    Eiser vordert gedaagde te gelasten om de minderjarige naar eiser in Suriname terug te geleiden.
    De kantonrechter oordeelt daar de minderjarige een Nederlandse staatsburger is en zich reeds bij zijn moeder op Nederlands grondgebied bevindt, kan het door eiser gevorderde niet worden toegewezen. Dit, omdat gedaagde geen wettelijk gezag heeft over de minderjarige, die bovendien een Nederlandse staatsburger is. De enige mogelijkheid die eiser rest om de minderjarige terug te kunnen krijgen, is door het ondernemen van gerechtelijke stappen in Nederland tegen de Staat Nederland en de moeder van de minderjarige.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 16-2579
09 juni 2016

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser],
wonende te [district],
eiser,
gemachtigden: mr. A.E. Telting en mr. B.A.H. Pick, beiden advocaten,

tegen

DE STAAT SURINAME, met name HET OPENBAAR MNISTERIE, rechtspersoon,
in rechte vertegenwoordigd door de procureur-generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudende aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagde,
niet verschenen.

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 25 mei 2016 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen d.d. 27 mei 2016;
  • de conclusie van antwoord d.d. 27 mei 2016;
  • de conclusie van repliek die mondeling is genomen d.d. 27 mei 2016;
  • de rolbeschikking d.d. 27 mei 2016, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • het proces-verbaal d.d. 02 juni 2016 betreffende de gehouden comparitie van partijen;
  • de akte van aanvulling c.q. wijziging van eis d.d. 02 juni 2016;
  • de conclusie tot uitlating na gehouden comparitie van partijen d.d. 03 juni 2016.

1.2 De uitspraak van het vonnis is vanwege het spoedeisend karakter bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Eiser had een affectieve relatie met [naam] en heeft met haar samengewoond in Nederland. Beiden bezitten de Nederlandse nationaliteit.

2.2 Uit de relatie tussen eiser en [naam] is op 11 augustus 2012 geboren: [minderjarige], hierna aangeduid als de minderjarige, die ook de Nederlandse nationaliteit bezit.

2.3 Vanaf december 2014 heeft eiser zich met de minderjarige in Suriname gevestigd. De moeder van de minderjarige heeft in Nederland aangifte tegen eiser gedaan ter zake onttrekking van de minderjarige aan het wettelijk gezag, op grond van welke aangifte de Nederlandse justitiële autoriteiten op grond van het Rechtshulpverdrag tussen de Repbliek Suriname en het Koninkrijk der Nederlanden de hulp van de Surinaamse justitiële autoriteiten heeft ingeroepen om de minderjarige van de vader weg te nemen. Zulks, in het belang van de minderjarige.

2.4 Op 23 mei 2016 heeft gedaagde zich tezamen met enkele Nederlandse politieagenten begeven op het woonadres van eiser en hebben zij de minderjarige weggenomen van eiser.

2.5 Op 24 mei 2016 heeft de gemachtigde namens eiser een schrijven gericht aan gedaagde oor het verkrijgen van informatie over de minderjarige, in welk schrijven onder meer het volgende staat verwoord:
“In bovengenoemde zaak heb ik u telefonisch verzocht [minderjarige] die door de politie is weggenomen van zijn vader, de heer [eiser], wederom aan de vader af te staan. Aan u heb ik stukken doen toekomen dat het kindje [minderjarige] rechtmatig bij de vader vertoefd.
Na overleg met de leiding van het Openbaar Ministerie en het doornemen van de in uw bezit zijnde stukken, heeft u mij doorgegeven dat naar de mening van het Openbaar Ministerie er geen termen aanwezig zijn om af te wijken van de eerder genomen beslissen. Ik heb u aangegeven de beslissing niet te begrijpen en dat cliёnt geadviseerd zal worden de in deze geïndiceerde stappen te ondernemen.

Gaarne verzoek ik u mij afschriften van alle in de zaak betrekking hebbende stukken te doen toekomen.”

2.6 Op 26 mei 2016 heeft de substituut officier van justitie namens gedaagde op het hiervoor vermeld schrijven als volgt gereageerd:
“Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 24 mei 2016, waarin u het verzoek doet om alle in de zaak betrekking hebbende stukken aan u te doen toekomen, moge u het volgende dienen.

Alle documenten met betrekking tot de onderhavige zaak maken deel uit van een vanwege de Nederlandse bevoegde autoriteiten ontvangen rechtshulpverzoek. Vanwege het interstatelijk karakter van rechtshulp, kunnen deze documenten niet aan u ter beschikking gesteld worden. In Suriname loopt namelijk geen strafzaak tegen uw cliënt.

Op grond van het voorgaande geef ik u derhalve in overweging u te wenden tot de Nederlandse zaaksofficier, mw. Mr. S. Sondemeijer op het Parket te Amsterdam te bereiken op het telefoonnummer 031-088693625.”

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiser vordert na wijziging van eis, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
a) gedaagde te gelasten om de [minderjarige], geboren op [datum], binnen 7 dagen na de uitspraak van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, naar eiser in Suriname terug te geleiden, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 10.000,- (Tienduizend Surinaamse Dollar) per uur, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dwangsom, zolang verweerder nalatig blijft aan de uitvoering van het vonnis gevolg te geven;
b) gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2 Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, door de minderjarige van hem weg te nemen en de minderjarige door dit handelen schade wordt berokkend.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover nodig, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang van eiser blijkt uit de aard van het gevorderde . Om die reden wordt hij in het kort geding ontvangen.

4.2 Gedaagde heeft opgeworpen dat op verzoek van de moeder van de minderjarige, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft, de minderjarige in diens belang van eiser is weggenomen en de minderjarige inmiddels al herenigd is met de moeder in Nederland. Daar de minderjarige een Nederlandse staatsburger is en zich reeds bij zijn moeder op Nederlands grondgebied bevindt, kan het door eiser gevorderde niet worden toegewezen. Dit, omdat gedaagde geen wettelijk gezag heeft over de minderjarige, die bovendien een Nederlandse staatsburger is. De enige mogelijkheid die eiser rest om de minderjarige terug te kunnen krijgen, is door het ondernemen van gerechtelijke stappen in Nederland tegen de Staat Nederland en de moeder van de minderjarige.

4.3 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing

5.1 Weigert de gevraagde voorziening.

5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu,en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, op donderdag 09 juni 2016 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.