- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-155273
- Uitspraakdatum 01 juni 2017
- Publicatiedatum 17 juli 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kort geding. Kopers hebben geen spoedeisend belang bij een voorziening bij voorraad strekkende tot juridische overdracht van het perceel. Kopers hebben nagelaten te stellen en te onderbouwen dat zij nu wel over de nodige financiële middelen beschikken om de juridische overdracht te kunnen realiseren.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 15-5273
01 juni 2017
Vonnis in kort geding in de zaak van:
A. [eiseres sub A],
B. [eiser sub B],
wonende te [district] aan [adres 1],
eisers in conventie, tevens gedaagden in reconventie,
hierna te noemen: de kopers,
gemachtigde: mr. E.D. Esajas, advocaat,
tegen
A. [gedaagde sub A],
wonende aan [adres 2] Nederland,
B. [gedaagde sub B],
C. [gedaagde sub C],
D. [gedaagde sub D],
E. [gedaagde sub E],
F. [gedaagde sub F],
G. [gedaagde sub G],
gedaagden B tot en met G zonder bekende woon- of verblijfplaats in/of buiten Suriname,
gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie,
hierna te noemen: de erfgenamen,
allen procederend in persoon.
1. Het verloop van het proces
In conventie en in reconventie
1.1 Het verloop van het proces blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat op 27 november 2015 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend, met producties;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 14 januari 2016;
– de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie d.d. 05 mei 2016, met producties;
– de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie d.d. 23 juni 2016, met producties;
– de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie d.d. 13 oktober 2016.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1 Op 20 oktober 1997 hebben de kopers onderhands een koopovereenkomst met [verkoper 1] en [verkoper 2], hierna te noemen de verkopers, gesloten betreffende de koop/verkoop van het hierna omschreven onroerend goed:
“het perceelland, groot 500m², gelegen te [district] aan [adres 1], aangeduid op de uitmetingskaart van [landmeter] d.d. 24 juni 1970 met de letters ABCD en op diens verzamelkaart d.d 24 juni 1970 met het [nummer], deel uitmakende van de [plantage]”.
2.2 De verkopers hadden aan [naam] volmacht gegeven om namens hun het onroerend goed te verkopen en te leveren aan de kopers.
Op 20 oktober 1997 hadden de kopers in het kader van de koop van het onroerend goed een bedrag ad NF 32.000,- aan de verkopers betaald. Zij wonen inmiddels al ruim 17 jaren op het onroerend goed.
2.3 In de volmacht d.d. 20 oktober 1997 staat, voor zover voor de beslissing van belang, onder meer het volgende vermeld:
“1. de heer [verkoper 1], …
2. mevrouw [verkoper 2] …
(….) verklaren hierbij last en volmacht te geven aan:
De heer [naam], ambtenaar, …
Speciaal om voor en namens ondergetekenden over te gaan tot de verkoop en levering van:
“het perceelland, groot 500m², gelegen te [district] aan [adres 1], aangeduid op de uitmetingskaart van [landmeter] d.d. 24 juni 1970 met de letters ABCD en op diens verzamelkaart d.d 24 juni 1970 met het [nummer], deel uitmakende van de [plantage]”.
Aan de heer [eiser sub B], administratief medewerker geboren op [datum] te [district], wonende te [district],
Houder van Surinaamse …
Voor de koopsom van NF. 17.500,- (Zeventienduizend vijfhonderd Nederlands Courant), de koopsom te ontvangen en daarvoor te kwijten, alle nodige akten en stukken te passeren en te tekenen, het verkochte te leveren in eigendom en verder alles te doen wat tot voormeld einde nog nodig zal zijn, zonder enige nadere lastgeving te behoeven, alles met de macht van substitutie”.
2.4 Op 23 juli 2010 hebben de kopers met betrekking tot het onroerend goed een schrijven aan één der erfgenamen gericht. In dat schrijven hebben de kopers het volgende vermeld:
“(…)
In 1997 hebben wij van uw vader, heer [verkoper 1] een perceel gekocht aan [adres 1] op de [plantage].
Door tal van omstandigheden hebben wij de overdracht van het perceel niet kunnen realiseren.
Nu moeten wij vanwege de overheid het perceel overgeschreven krijgen.
Bij navraag naar heer [naam] (gemachtigde) kregen wij te horen, dat uw ouders en de gemachtigde (moge hun ziel in vrede rusten) ons zijn voorgegaan.
Aan u het verzoek om samen met eventuele overige kinderen van uw ouders mee te werken, zodat wij het perceel overgedragen kunnen krijgen.
Ingesloten treft u de copies en ook de copie van onze notaris in voor de overige benodigde stukken.”
2.5 Op 03 december 2013 hebben de erfgenamen als volgt op het schrijven van de kopers gereageerd:
“(…)
Zoals ik u beloofd had zou ik met alle erfgenamen praten en hun verzoeken om samen een oplossing te vinden voor uw vraag.
Wij hebben alle stukken nogmaals bestudeerd en zijn tot de volgende conclusie gekomen:
U had voornemens het perceel aan [adres 1] te kopen, uit stukken blijkt dat deze koop niet verder is afgerond omdat u de desbetreffende laatste bedrag t.w. 17500 Nederlandse gulden NIET heeft betaald. Bij betaling hiervan zou het perceel op uw naam worden overgeschreven.
Wij zien de betaling die u voorheen heeft gedaan tw. 32.000 Surinaamse guldens als huur van het perceel tot op heden. Om dien reden hebben wij de volgende beslissing genomen.
WIJ, DE ERGENAMEN VAN DHR. [verkoper 1] EN MEVROUW [verkoper 2], ZIJN TOT DE VOLGENDE BESLUIT GEKOMEN:
1 Het perceel [adres 1] gelegen te [district], zal te allen tijden EIGENDOM BLIJVEN VAN DE ERFGENAMEN.
2 Wij verlenen jullie uit coulantie de mogelijkheid om op deze perceel te blijven wonen, en hier jullie oude dag door te brengen.”
2.6 Bij schrijven d.d. 09 september 2015 heeft de gemachtigde van de kopers het volgende aan de erfgenamen medegedeeld:
“(…)
Blijkens de volmacht d.d. 20 oktober 1997 had de heer [verkoper 1], thans wijlen, de heer [naam] gemachtigd om voor hem te verkopen en te leveren het perceelland groot 500m² gelegen te [district] aan [adres 1], aangeduid op de uitmetingskaart d.d. 24 juni 1970 van [landmeter], met de letters ABCD en op diens verzamelkaart d.d. 24 juni 1970 met het [nummer], deel uitmakende van de [plantage].
Blijkens de kwitantie d.d. 20 oktober 1997 is het perceel door mevrouw [naam variant eiseres sub A] en haar echtgenoot gekocht voor een koopprijs van NF 32.000,-, waarvoor tevens kwijting is verleend. Mevrouw [naam variant eiseres sub A] en haar gezin wonen al sinds 1998 op het bovenvermeld perceel, echter heeft de juridische levering wegens omstandigheden nooit plaatsgevonden.
Volgens bekomen informatie van het Centraal Bureau voor Burgerzaken (CBB) is de heer [verkoper 1] op 15 januari 2009 overleden. Zijn echtgenote, mevrouw [verkoper 2], was reeds op 12 november 20015 overleden. Als gevolg hiervan rust thans op u allen, de erfgenamen van [verkoper 1], de verplichting om over te gaan tot de juridische levering van het perceel.
Namens cliënte wordt u hierbij verzocht om binnen 1 week na ontvangst van dit schrijven in contact te treden met mijn kantoor, ter finalisering van de juridische overdracht van het perceel gelegen aan [adres 1] te [district].”
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
In conventie en in reconventie
3.1 In conventie hebben de kopers gevorderd, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
Primair:
– de erfgenamen te veroordelen om binnen een maand na dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen termijn, over te gaan tot de juridische levering van het perceel;
Subsidiair:
– de kopers te machtigen om, indien de erfgenamen in gebreke blijven aan het primair gevorderde te voldoen, dit vonnis in de plaats te doen stellen van de ontbrekende verklaringen of handtekeningen van de kopers, zodat de juridische levering aan de kopers kan plaatsvinden;
– de erfgenamen te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 In conventie hebben de kopers tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd:
– de overeengekomen koopsom bedroeg NF 32.000,-. Zij hebben de koopsom volledig voldaan, doch heeft de juridische overdracht tot heden niet plaatsgevonden;
– in de akte staat wel vermeld dat de koopprijs NF 17.500,- bedraagt, doch hebben partijen zulks gedaan om de overdrachtskosten laag te houden.
Als spoedeisend belang stellen de kopers dat zij inmiddels bijna de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en er alle belang bij hebben dat de juridische levering daadwerkelijk plaatsvindt.
3.3 In conventie hebben de erfgenamen verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
3.4 In reconventie hebben de erfgenamen gevorderd dat de kopers:
– het perceel verlaten;
– worden veroordeeld tot betaling van de kosten zie zij hebben gemaakt in het kader van dit kort geding, zijnde een bedrag beraamd op € 7.500,-.
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
In conventie
4.1 Eerst zal de vraag worden beantwoord of de kopers een spoedeisend belang hebben bij een voorziening bij voorraad strekkende tot juridische overdracht van het perceel.
Zoals de kantonrechter de erfgenamen begrijpt, weerspreken zij het spoedeisend belang van de kopers. Daartoe hebben zij aangevoerd dat de kopers pas na het overlijden van de verkopers, en wel na 13 jaren, met de vordering komen tot juridische overdracht van het perceel. Zij hebben weersproken dat de kopers de koopsom volledig hebben voldaan. In dat licht hebben zij aangevoerd dat de kopers nog het bedrag ad NF 17.500,- moeten voldoen en dat om die reden de juridische overdracht nog niet kan plaatsvinden.
In reactie op deze weerspreking blijven de kopers in hun stelling volharden dat zij reeds volledig hebben voldaan aan hun betalingsverplichtingen en beroepen zich ter staving hiervan op de kwitantie van betaling die zij hebben overgelegd als productie. Verder hebben zij gesteld dat de juridische overdracht toen niet heeft plaatsgevonden, omdat zij op dat moment niet beschikten over de financiën om de overdrachtskosten te betalen en zulks hun door de jaren heen aan hun aandacht is ontsnapt. Tevens hebben zij gesteld dat zij het perceel niet zullen ontruimen, omdat zij de woning op het perceel hebben gebouwd.
4.2 Uit de stellingen van de kopers begrijpt de kantonrechter dat zij een woning op het perceel hebben gebouwd, doch valt door de kantonrechter niet te begrijpen waarom de kopers ervoor hebben gekozen om eerst op het perceel te bouwen en niet ervoor hebben gekozen om eerst de juridische overdracht van het perceel te doen plaatsvinden. Dit, omdat het een feit van algemeen bekendheid is dat de kosten voor juridische overdracht lager zijn dan de kosten voor het bouwen van een woning. Het enkel stellen dat het hun aan hun aandacht is ontglipt, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Daarbij brengt de kantonrechter de kopers in herinnering dat in het kader van de juridische overdracht een notaris aan te pas moet komen, aan de juridische overdracht kosten verbonden zullen zijn en deze kosten in vergelijking met 17 jaren geleden hoger zullen liggen. De kopers hebben nagelaten te stellen en middels bescheiden te onderbouwen of zij reeds over de nodige financiële middelen beschikken om de juridische overdracht te kunnen realiseren. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het spoedeisend belang van de kopers niet aannemelijk. Daarom zullen de door hun gevraagde voorzieningen geweigerd.
4.3 De kopers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
In reconventie
4.4 De kantonrechter begrijpt uit het verweer van de erfgenamen dat zij een vordering tegen de kopers hebben ingesteld. Daar de erfgenamen in persoon procederen, zal de kantonrechter de vordering kwalificeren als te zijn een vordering in reconventie, zoals weergeven onder 3.4 in dit vonnis.
4.5 De erfgenamen hebben niet gesteld wat het spoedeisend belang van het door hun gevorderde is. Tevens hebben zij nagelaten te stellen wat de grondslag van het door hun gevorderde is. Reeds om die reden kan het door hun gevorderde niet worden toegewezen.
4.6 De erfgenamen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
In conventie en in reconventie
In conventie
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.2 Veroordeelt de kopers in de proceskosten aan de zijde van de erfgenamen gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
In reconventie
5.3 Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.4 Veroordeelt de erfgenamen in de proceskosten aan de zijde van de kopers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr.S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. A. Charan,op donderdag 01 juni 2017 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.