SRU-K1-2017-26

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR154237
  • Uitspraakdatum 15 juni 2017
  • Publicatiedatum 04 juni 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Grondhuur voor het aanleggen van een parkeerplaats voor de duur van 40 jaren. Kort geding zaak. Eiser wordt niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat eiser de onderhavige vordering tegen de [naam 4] diende in te stellen en niet tegen gedaagde.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 15-4237
15 juni 2017

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser],
wonende aan [adres 1] te [district],
eiser,
gemachtigde: mr. S.T. Sewdien, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer,
ten deze vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie te diens Parkette aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D. Moerahoe, advocaat.

1. Het verloop van het proces

1.1 Het verloop van het proces blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat op 21 september 2015 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend, met producties;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 01 oktober 2015;
  • de conclusie van antwoord d.d. 21 april 2016;
  • de conclusie van repliek d.d. 16 juni 2016;
  • de conclusie van dupliek d.d. 26 januari 2017.

1.2 De uitspraak van het vonnis was bepaald op 09 november 2017, doch op verzoek van eiser bij vervroeging op heden.

2. De feiten

2.1 Eiser is eigenaar-directeur van [bedrijf] aan [adres 2] te [district].

2.2 Bij beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer, hierna aangeduid als de toewijzingsbeschikking, is aan eiser uitgegeven: “het recht van grondhuur voor het aanleggen van een parkeerplaats voor de duur van 40 jaren op het perceelland groot 278,63m², gelegen in [district], ten noorden van [adres 2], ten noorden grenzend aan het perceel bekend als N.W. La B [nummer 1], deel uitmakende van de Plantage [plantage] en nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter in Suriname, Ing. H. Kalloe d.d. 11 januari 2010, thans bekend als N.W. La [nummer 2].”

2.3 Bij vonnis in kort geding d.d. 15 mei 2012, in de zaak bekend onder A.R. No. 10-5172, heeft de kantonrechter op vordering van [naam 1], [naam 2] en [naam 3], hierna te noemen de [naam 4], de toewijzingsbeschikking geschorst.

2.4 Eiser heeft hoger beroep aangetekend tegen het hiervoor tussen hem en de [naam 4] gewezen vonnis.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiser vordert om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad,:

I) het vonnis van de kantonrechter in het eerste kanton, in kort geding, [naam 2] en [naam 3] contra [eiser] te schorsen, althans de schorsing op te heffen van de toewijzingsbeschikking;
II) gedaagde te veroordelen het te wijzen vonnis te gehengen en gedogen en elke handeling zal nalaten, die daarop een inbreuk kan plegen danwel alszodanig kan worden gekwalificeerd, desnoods onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000,- voor elke keer en dag, waarop de inbreuk plaatsvindt en voortduurt.

3.2 Eiser heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij thans eigenaar is van het perceel van de [naam 4] en de [naam 4] hierdoor geen belang meer hebben bij de schorsing van de toewijzingsbeschikking. Als spoedeisend belang heeft eiser gesteld dat hij ernstig wordt gehinderd door de schorsing. Met name wordt hij vanwege de schorsing belemmerd in een herschikking en uitbreiding van zijn totale krediethypotheek.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van de stellingen van eiser. Om die reden zal eiser worden ontvangen in het kort geding.

4.2 Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord kenbaar gemaakt zich te refereren aan het oordeel van de kantonrechter. De kantonrechter constateert het hierna volgende. In de zaak bekend onder A.R. No. 10-5172 is de eisende partij de [naam 4] geweest. Het zijn de [naam 4] geweest die in de hiervoor bedoelde zaak de vordering tegen zowel eiser (in de zaak toen gedaagde ) als gedaagde hebben ingesteld. Eiser was dus niet de tegenpartij van gedaagde en omgekeerd was gedaagde niet de tegenpartij van eiser. Hieruit volgt dat eiser de onderhavige vordering tegen de [naam 4] diende in te stellen en niet tegen gedaagde. Op grond hiervan zal eiser niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.

4.3 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing

5.1 Verklaart eiser niet ontvankelijk in zijn vordering.

5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S. M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting bij vervroeging uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran, op donderdag 15 juni 2017 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.