SRU-K1-2017-28

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-173359
  • Uitspraakdatum 27 september 2017
  • Publicatiedatum 04 juni 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kortgeding
    Eiseres vordert opheffing van het beslag gelegd door gedaagde en stelt dat gedaagde misbruik maakt van recht c.q. misbruik van een overwichtssituatie.
    De kantonrechter oordeelt dat er geen wanprestatie jegens gedaagde is gepleegd en wordt de door gedaagde op eiseres vermeende vordering ondeugdelijk geacht. Hieruit vloeit voort dat de door gedaagde gelegde beslagen dienen te worden opgeheven.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 17-3359
29 september 2017

Vonnis in kort geding in de zaak van:

ROCK & DIRT MOVING N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.R. Wouter, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, m.n. het Ministerie van Openbare Werken, Transport en Communicatie,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
zetelende te Paramaribo aan de Limesgracht no. 92,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E. van der Hilst, advocaat.

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het in de onderhavige zaak tussen partijen gewezen en uitgesproken tussenvonnis d.d. 24 augustus 2017;
  • de conclusie tot overlegging productie d.d. 30 augustus 2017.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Partijen hebben op 30 december 2013 een aannemingsovereenkomst gesloten, betreffende het leveren en installeren van duurzame taludbeschermingen middels composiet damwanden (hierna gemakshalve aangeduid als damwanden) aan de [locatie 1] (kavel 1A) en de [locatie 2] (kavel 1B), conform het bestek [nummer 1].
Eiseres is de aannemer en gedaagde de opdrachtgever.

2.2 De overeengekomen aanneemsom bedroeg SRD 19.400.000,- en de uitvoeringsperiode van de werkzaamheden bedroeg 135 werkbare werkdagen.

2.3 Ter zake de betaling van de aanneemsom is in artikel VI van de aannemingsovereenkomst het volgende bepaald:

“ Voor het naar behoren uitvoeren van de bovengenoemde werkzaamheden zal aan de aannemer een totaal bedrag van SRD. 19.400.000,- (…) inclusief een stelpost van SRD. 100.000,- worden uitbetaald, welke als volgt zal geschieden:

  • Bij contractondertekening zal ten behoeve van de eerste materiaal productie een voorschot van SRD 10.500.500,- (…) tegen overlegging van een voorschotsgarantie worden uitbetaald;
  • De overige betalingen zullen geschieden conform par. 42 van UWS 1996.”.

2.4 Ter zake de verplichting van de aannemer, zijnde eiseres, is in artikel VII van de aannemingsovereenkomst het volgende bepaald:

“ 1. De aannemer is verplicht het werk uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst, zonder aanspraak op verrekening, bijbetaling of schadevergoeding te kunnen doen gelden dan in gevallen waarin dat bepaaldelijk voorgeschreven of kennelijk bedoeld is.
2. Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor rekening van de aannemer met ingang van de datum van aanvang of zoveel eerder als de aannemer ingevolge artikel IV met het werk begint, tot en met de dag waarop het werk overeenkomstig het bepaalde in artikel V als voor de eerste maal opgeleverd wordt beschouwd.
3. De aannemer blijft ten volle verantwoordelijk voor de wijze van uitvoeren van het werk, ook al is deze door de directie goedgekeurd of volgens haar aanwijzingen gewijzigd. Een en ander ontheft hem niet van de verplichtingen om het werk naar de eis uit te voeren en tijdig te voltooien.”

2.5 Ter uitvoering van de aanemingsovereenkomst heeft eiseres op 03 januari 2014 met Equilibium NV, hierna te noemen de leverancier, een overeenkomst gesloten voor de levering van de damwanden. Ter zake staat in de overeenkomst met de leverancier het volgende vermeld:

  • “dat Equilibrium als exclusieve vertegenwoordiger van Gulf Synthetics composiet damwanden, alle goederen bestemd voor het bovengenoemd project dient te leveren aan Rock and Dirt.
  • Dat Rock and Dirt bij onderhandse akte van Cessie d.d. 03 januari 2014 haar vorderingen op de Staat Suriname met name het Ministerie van Openbare Werken heeft gecedeerd aan Equilibrium als betaling van de levering van de goederen bestemd voor het bovengenoemd project.
  • Dat Equilibrium aan Rock and Dirt alle kosten voor het installeren en aanbrengen van de materialen voor bovengenoemd project dient te vergoeden conform bestek [nummer 1].”

2.6 In het kader van de overeenkomst tot levering van de damwanden hebben eiseres en de leverancier op 03 januari 2014 een akte van cessie getekend, bij welke akte van cessie zij het volgende zijn overeengekomen:

“ I. Ter effectuering van hetgeen is vermeld in de considerans van deze overeenkomst draagt Rock and Dirt aan Equilibrium over, welke overdracht Equilibrium hierbij aanvaardt, al hetgeen Rock and Dirt te vorderen heeft uit de eerder gemelde aannemingsovereenkomst met De Staat Suriname, met name het Ministerie van Openbare Werken namelijk:

Het project welke aan Rock and Dirt is gegund per brief van 16 december 2013 afkomstig van het Ministerie van Openbare Werken (ref. [nummer 2]) meer bekend als “deelgunning voor het leveren en installeren van duurzame taludbescherming middels compost damwanden (subkavel 1A: [locatie 1], subkavel IB: [locatie 2] conform bestek [nummer 1]”

II. Equilibrium is gerechtigd om terstond na ondertekening door partijen van deze akte van cessie deze ter kennis van voornoemde schuldenaar van Rock and Dirt, zijnde de Staat Suriname, te stellen opdat uit de aan Rock and Dirt toekomende gelden de vordering van Equilibrim op Rock and Dirt wordt voldaan middels overmaking op rekening[nummer 2] bij de De Surinaamsche Bank N.V. gevestigd aan de Henck Arronstraat # 26 ten name van Equilibrium;

III. Rock and Dirt verklaart in te staan voor de rechtsgeldigheid van voormelde vordering en financiele aanspraken en rechten uit hoofde van voormelde aannemingsovereenkomst als ook het nog in stand zijn daarvan;

IV. Indien om welke reden dan ook na de ter kennis stelling van onderhavige akte van cessie zoals aangegeven in artikel II er geen betaling plaatsvindt aan Equilibrium binnen een (1) week is Equilibrium gerechtigd een debetrente van 0,25% per week op het uitstaande saldo in rekening te brengen ten laste van Rock and Dirt;”.

2.8 Op 29 januari 2016 heeft eiseres vanwege het uitblijven van de levering van de damwanden door de leverancier een schrijven aan gedaagde gericht, met het verzoek de betalingen aan de leverancier stop te zetten. Ter zake heeft eiseres onder meer het volgende in het schrijven verwoord:
‘(…)
De werkzaamheden op bovengenoemd project, kunnen voor als nog niet gecontinueerd worden, omdat de leverancier N.V. Equilibrium de benodigde materialen nog steeds niet heeft aangeleverd.
Het e.e.a. hebben wij d.d. 8 januari 2016 middels schrijven reeds aan de waarnemend directeur voorgelegd. (zie bijlage brief)
Op grond daarvan vragen wij U alle betalingen aan N.V. Equilibrium vanwege wanprestatie van de enige en exclusieve leverancier stop te zetten.
N.V. Rock & Dirt Moving heeft bij onderhandse akte van cessie d.d. 3 januari 2014 haar vordering op de staat gecedeerd aan N.V. Equilibrium.”

2.9 Gedaagde heeft:

  1. bij exploot van deurwaarder,L. Gangaram Panday, no. 11 d.d. 20 juli 2017, ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde conservatoir derden beslag gelegd onder de Republic Bank Suriname N.V. en De Surinaamsche Bank NV, op alle gelden, geldswaarden en/of goederen, welke zij van eiseres onder zich hebben en/of verkrijgen, althans aan eiseres verschuldigd zijn en/of zullen worden;
  2. bij exploit van deurwaarder,L. Gangaram Panday, no. 15, d.d. 21 juli 2017, ten laste van eiseres en ten gunste van zichzelf conservatoir beslag doen leggen onder zichzelf op alle gelden, geldswaarden en/of goederen welke zij van eiseres onder zich heeft en/of zal verkrijgen, althans aan eiseres verschuldigd zijn en/of zal worden;
  3. bij exploot van deurwaarder, L. Gangaram Panday, no. 19, d.d. 20 juli 2017 conservatoir beslag doen leggen op de hierna aan eiseres in eigendom toebehorende onroerende goederen:

    a) het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 619,49m², gelegen te [district] op de hoek van de [adres], aangeduid op de kaart van de landmeter R. W.A. Oldenstam van 10 augustus 1987 met de letters ABCD en met het nummer 362, deel uitmakende van het perceelland groot tweehonderd negenennegentig hectaren en zeven aren, aangeduid op de kaart van de landmeter Calor van 19 maart 1980 met de letters CDEFGHIJKLMNOPQ, gelegen te [district] ten westen van de [rivier] en ten noorden grenzende aan de [plantage 1] en ten zuiden van de [plantage 2] en deel uitmakende van de [plantage 3] met uitzondering van een deel groot negen en vijftig hectaren en zeven aren, in de aantekening van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song vanaf 4 februari 1981 met de letters CDD’Q, wordende in gemelde aantekening het overblijvende deel, groot tweehonderd en veertig hectaren, aangeduid met de letters D’EFGHIJKLMNOPQQ’;b) het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 274,10m², gelegen te [district] ten westen van de [straat], aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor van 23 juli 1962 met de letters ABCD en het nummer 66, benevens het deel van de daarvoor lopende weg op voormelde kaart aangeduid met de letters Abba, welk perceel deel uitmaakt van het perceelland, groot 3 hectaren en 21 aren, gelegen te [district] ten westen van de [laan], aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor van 09 mei 1962, vervaardigd naar de kaart van de landmeter F. Emanuels van 15 september 1953 met de letters ABCDEF, deel uitmakende van een perceelland, groot 23 hectaren en 50 aren, met uitzondering van enkele gedeelten gelegen te [district] deel uitmakende van de [plantage 4] op de kaart van de landmeter F. Emanuels van 03 augustus 1953 aangeduid met de letters ABCDEFGHK.

2.10 De hiervoor vermelde beslagen heeft gedaagde doen leggen, na daartoe toestemming van de kantonrechter te hebben verkregen. Aan het verzoek tot het doen leggen van het beslag heeft gedaagde ten grondslag gelegd dat eiseres wanprestatie heeft gepleegd en heeft daartoe onder meer het volgende gesteld:

  • op 12 december 2013 is aan eiseres door gedaagde de werkzaamheden gegund voor het leveren en installeren van damwanden;
  • uit hoofde van deze gunning hebben partijen een aannemingsovereenkomst op 30 december 2013 gesloten, waarbij de overeengekomen aanneemsom SRD 19.400.00,- bedroeg;
  • aan eiseres heeft gedaagde bij het sluiten van de overeenkomst een voorschot ad SRD 10.500.500,- op de aanneemsom betaald;
  • eiseres diende uiterlijk op 07 januari 2014 met de werkzaamheden te starten, doch is pas op 29 april 2015 daarmede gestart;
  • eiseres zou in het jaar 2015 de werkzaamheden moeten opleveren;
  • vanaf augustus 2015 tot heden heeft eiseres geen werkzaamheden meer verricht. Dit, ondanks zij daartoe door gedaagde zou zijn aangemaand;
  • op 17 februari 2014 heeft eiseres een bedrag van SRD 3.749.924,47 gedeclareerd en van gedaagde ontvangen en in oktober 2015 een bedrag van SRD 1.299.040,-;
  • eiseres heeft werkzaamheden uitgevoerd voor een bedrag ad SRD 1.251.598,23, terwijl hij ter zake in totaal het bedrag ad SRD 19.298.533,33 van eiseres heeft ontvangen;
  • gedaagde heeft dus SRD 18.046.935,10 teveel aan eiseres betaald, welk bedrag zij aan gedaagde terug dient te betalen;
  • tevens dient eiseres een boete ad SRD 970.000,- aan gedaagde te betalen, vanwege de niet tijdige oplevering van het project c.q. afronding van de werkzaamheden.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eiseres vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:

a) de onmiddellijke opheffing te gelasten van het bij exploot no. 11, d.d. 20 juli 2017 afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde conservatoir derden beslag gelegd onder de Republic Bank Suriname N.V. en de Surinaamsche Bank NV.;
b) de onmiddellijke opheffing te gelasten van het bij exploot no. 15 d.d. 21 juli 2017 afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde gelegd conservatoir beslag onder zichzelf;
c) de onmiddellijke opheffing te gelasten van het bij exploot no. 19 d.d. 20 juli 2017 afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde gelegd conservatoir beslag op de onroerende goederen.

3.2 Eiseres heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat gedaagde misbruik maakt van recht c.q. misbruik van een overwichtssituatie. Daartoe heeft zij tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2 het volgende gesteld:

  • gedaagde wist dat voor de voltooiing van het project alleen damwandmateriaal van Gulf Synthetic kan worden gebruikt en dat de exclusieve vertegenwoordiger van dit materiaal, zijnde de leverancier, niet tijdig heeft voldaan aan haar leveringsplicht;
  • dat de leverancier niet tijdig heeft voldaan aan haar leveringsplicht kan eiseres in alle redelijkheid en billijkheid niet worden aangerekend, omdat gedaagde tijdig in kennis is gesteld van de ontstane situatie en kennis droeg van de ontstane situatie;
  • gedaagde zelf in strijd met het contract de betaling van het voorschot niet heeft betaald zoals is overeengekomen.

Als spoedeisend belang heeft eiseres gesteld dat vanwege de beslagleggingen de continuiteit van haar bedrijf in gevaar is gekomen, omdat haar bedrijfsvoering en het daarmee gepaard gaande verkeer volledig plat is komen te liggen. Zij is thans niet in staat de bij haar in dienst zijnde arbeiders hun loon uit te betalen, alsook andere dringende betalingsverplichtingen jegens derden.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

4.1 Eiseres heeft ter uitvoering van het in de onderhavige zaak tussen partijen gewezen tussenvonnis d.d. 24 augustus 2017 een fotokopie van het beslagrekest ten processe overgelegd, op grond waarvan gedaagde de bedoelde beslagen heeft gelegd en zal de kantonrechter thans overgaan tot het nemen van een eindbeslissing in de onderhavige zaak.

4.2 Het spoedeisend belang van eiseres blijkt uit de aard van haar vordering en zal zij om die reden in het kort geding worden ontvangen.

4.3 Gedaagde heeft opgeworpen dat het niet opleveren van de werkzaamheden voor rekening en risico van eiseres dient te komen. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd:

  • eiseres heeft de keuze gemaakt om damwandmaterialen afkomstig van Gulf Synthetics USA te gebruiken, terwijl zij ingevolge 108.2 van de bestekvoorwaarden niet gehouden is om die damwandmaterialen voor de uitvoering van haar opdracht te gebruiken. Zij heeft de mogelijkheid om damwandmateriaal gelijkwaardig aan dat van Gulf Synthetics USA te gebruiken. Van dit alternatief heeft eiseres geen gebruik gemaakt;
  • uit de akte van cessie kan worden afgeleid dat eiseres reeds een schuldenaar was van de leverancier en middels dit project haar kans schoon zag haar betalingsverplichting jegens de leverancier te voldoen. De gelden die gedaagde heeft overgemaakt naar de leverancier dienen te worden beschouwd als betalingen gepleegd aan eiseres;
  • de betaling van het voorschot ad SRD 10.500.000,- heeft daadwerkelijk pas in januari 2017 plaatsgevonden, doch is eiseres in gebreke geweest om gedaagde hiervan op de hoogte te stellen.

4.4 Naar aanleiding van de stellingen en het verweer van gedaagde stelt de kantonrechter het volgende voorop.
Volgens artikel 596 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt, indien behoorlijke zekerheid is gesteld voor of betaling heeft plaatsgehad van de som voor welke het beslag gelegd is. Dit brengt blijkens HR 14 juni 1996, NJ 1997/481 mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen in de kortgedingprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is. Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zou kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.

4.5 Uitgaande van hetgeen hiervoor onder 4.4 is vooropgesteld, rijst de vraag of de vordering die gedaagde meent op eiseres te hebben ondeugdelijk is. Ter comparitie van partijen en tijdens de gehouden descente heeft eiseres verklaard dat gedaagde bij het sluiten van de aannemingsovereenkomst als voorwaarde had gesteld dat zij de overeenkomst tot het leveren van damwanden met de leverancier moest sluiten en daaruit voortvloeiend de akte van cessie, zodat de gelden rechtstreeks aan de leverancier konden worden overgemaakt. Dit ook, ter bescherming van eiseres zelf dat hem geen verwijt zou kunnen worden gemaakt dat hij de gelden voor andere doeleinden zou hebben aangewend. Op deze stelling is gedaagde niet ingegaan en zal de kantonrechter het ervoor moeten houden dat gedaagde de hiervoor vermelde voorwaarde aan eiseres heeft gesteld bij het sluiten van de aanneemovereenkomst. Naar het oordeel van de kantonrechter kan op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, gedaagde in redelijkheid niet opwerpen dat de door hem gepleegde betalingen aan de leverancier als betalingen van gedaagde aan eiseres moeten worden beschouwd en kan gedaagde in redelijkheid deze gelden niet van eiseres terugvorderen. Dit, temeer daar gedaagde er kennis van droeg dat de leverancier niet had voldaan aan zijn plicht tot levering van de damwanden en gedaagde ondanks deze wetenschap en ondanks het schrijven van eiseres d.d. 29 januari 2016 om in dat kader de storting van de gelden naar de leverancier toe stop te zetten, die gelden toch heeft gestort voor de leverancier.

4.6 Gedaagde heeft erkend dat hij in strijd met de overeenkomst het voorschot ad SRD 10.500.000,- pas op 17 januari 2017 de leverancier heeft uitbetaald, dus op een veel latere datum dan was overeengekomen. Dat gedaagde zich op het standpunt stelt dat eiseres hem in kennis hoorde te stellen van het feit dat het voorschot nog niet was uitbetaald en het gangbaar is dat de aannemer het bedrag tot aanschaf van materiaal voorschiet, is volstrekt onbegrijpelijk voor de kantonrechter. Volstrekt onbegrijpelijk, omdat vanwege de rechtstreekse betalingen naar de leverancier eiseres geen zicht op heeft gehad of de betalingen voor aanschaf van de damwanden tijdig door gedaagde aan de leverancier geschiedde en van een aannemer in redelijkheid niet verwacht kan worden dat deze de kosten voor het verrichten van de werkzaamheden van de opdrachtgever voorschiet. Om die reden en mede vanwege het feit dat gedaagde het voorschot pas op 17 januari 2017 aan de leverancier heeft overgemaakt, kan gedaagde in redelijkheid niet van eiseres verwachten dat zij de werkzaamheden binnen de overeengekomen termijn diende op te leveren en dient het niet opleveren van de werkzaamheden binnen de overeengekomen termijn, die overigens niet als een fatale termijn dient te worden aangemerkt, naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor rekening en risico van gedaagde te komen. Deze overweging brengt de kantonrechter ook tot het oordeel dat de door gedaagde gevorderde overeengekomen boete in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan eiseres is opgelegd. Bovendien is tijdens de gehouden comparitie van partijen en descente gebleken dat eiseres dat deel van de werkzaamheden die zij heeft verricht, keurig en naar tevredenheid van gedaagde heeft verricht. Tevens is gebleken dat er mogelijkheden c.q. alternatieven voor eiseres zijn om alsnog de werkzaamheden voor gedaagde af te ronden, doch ligt het aan gedaagde of hij eiseres daartoe in de gelegenheid wenst te stellen.

4.7 Op grond van hetgeen onder 4.4 tot en met 4.6 is overwogen, heeft eiseres naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter geen wanprestatie jegens gedaagde gepleegd en wordt de door gedaagde op eiseres vermeende vordering ondeugdelijk geacht. Hieruit vloeit voort dat de door gedaagde gelegde beslagen dienen te worden opgeheven en zullen de gevraagde voorzieningen ter zake daarom worden toegewezen.

4.8 Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten omvatten tot de dag van de uitspraak: de kosten voor oproep per exploot van en deurwaarder ad SRD 265,- en het vastrecht ad SRD 50,-.

5. De beslissing

5.1 Heft op:

  • het bij exploit no. 11 d.d. 20 juli 2017 afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde gelegde conservatoir derden beslag onder de Republic Bank Suriname N.V. en De Surinaamsche Bank N.V.;
  • het bij exploit no. 15 d.d. 21 juli 2017, afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde gelegd conservatoir beslag onder zichzelf;
  • het bij exploot no. 19 d.d. 21 juli 2017 afkomstig van deurwaarder L. Gangaram Panday ten laste van eiseres en ten gunste van gedaagde gelegd conservatoir beslag op:

a) het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 619,49m², gelegen te [district] op de hoek van de [adres], aangeduid op de kaart van de landmeter R. W.A. Oldenstam van 10 augustus 1987 met de letters ABCD en met het nummer 362, deel uitmakende van het perceelland groot tweehonderd negenennegentig hectaren en zeven aren, aangeduid op de kaart van de landmeter Calor van 19 maart 1980 met de letters CDEFGHIJKLMNOPQ, gelegen te [district] ten westen van de [rivier] en ten noorden grenzende aan de [plantage 1] en ten zuiden van de [plantage 2] en deel uitmakende van de [plantage 3] met uitzondering van een deel groot negen en vijftig hectaren en zeven aren, in de aantekening van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song vanaf 4 februari 1981 met de letters CDD’Q, wordende in gemelde aantekening het overblijvende deel, groot tweehonderd en veertig hectaren, aangeduid met de letters D’EFGHIJKLMNOPQQ’;

b) het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 274,10m², gelegen te [district] ten westen van de [straat], aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor van 23 juli 1962 met de letters ABCD en het nummer 66, benevens het deel van de daarvoor lopende weg op voormelde kaart aangeduid met de letters Abba, welk perceel deel uitmaakt van het perceelland, groot 3 hectaren en 21 aren, gelegen te [district] ten westen van de [laan], aangeduid op de kaart van de landmeter A.E. Calor van 09 mei 1962, vervaardigd naar de kaart van de landmeter F. Emanuels van 15 september 1953 met de letters ABCDEF, deel uitmakende van een perceelland, groot 23 hectaren en 50 aren, met uitzondering van enkele gedeelten gelegen te [district] deel uitmakende van de [plantage 4] op de kaart van de landmeter F. Emanuels van 03 augustus 1953 aangeduid met de letters ABCDEFGHK.

5.2 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

5.3 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 315,- (Driehonderd en Vijftien Surinaamse Dollar).

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M.Chu, op vrijdag 29 september 2017 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.