SRU-K1-2017-4

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-124160
  • Uitspraakdatum 09 maart 2017
  • Publicatiedatum 20 mei 2019
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    In hoeverre kunnen handelingen van de Staat worden gekwalificeerd als onrechtmatig en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur m.n. het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod op willekeur.
    Elke Staat dient bij het nemen van een beslissing rekening te houden met de belangen van alle daarbij betrokken partijen.
    Van een behoorlijke Staat mag worden verwacht dat zij handelt conform wet en recht, waarbij ingevolge het hoor- en rechtszekerheidsbeginsel, mocht worden verwacht dat eiser werd gehoord bij het nemen van een op hem van invloed zijnde beslissing en dat er een beslissing werd genomen op het ingestelde beroep bij de President.
    Het niet zijn gehoord van de eiser door de Staat bij het nemen van de beslissing en het niet nemen van een beslissing op het beroep van eiser bij de President, heeft evenwel niet tot gevolg dat eiser geen rekening hoefde te houden met de voorwaarden zoals verwoord in de gewraakte vergunning.
    De in de vergunning opgenomen vooraarden zijn conform de adviezen van het NIMOS en derhalve niet onrechtmatig. Van onrechtmatig handelen zijdens de Staat is derhalve geen sprake.

    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 124160
9 maart 2017

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[Eiser in de hoofdzaak],

hierna [Eiser in de hoofdzaak],

wonende in het [district],

eiser in de hoofdzaak,

gemachtigde: mr. J.R. Wouter, advocaat,

tegen

De Staat Suriname met name de Districtscommissaris van het district Wanica, vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,

hierna de Staat,

kantoorhoudende te Paramaribo,

gedaagde in de hoofdzaak;

gemachtigde: mr. D.F. Chocolaad, advocaat,

en

A. [Eiser in tussenkomst sub A]

B.[Eiser in tussenkomst sub B],

C.[Eiser in tussenkomst sub C],

Hierna [Eisers in tussenkomst]

allen wonende in het [district],

eisers in de zaak tot tussenkomst,

gemachtigde: mr. F.M.S. Ishaak, advocaat,

tegen

[Eiser in hoofdzaak],

hierna [Eiser in de hoofdzaak],

wonende in het [district],

eiser in de hoofdzaak,

gemachtigde: mr. J.R. Wouter, advocaat,

en

De Staat Suriname met name de Districtscommissaris van het district Wanica, vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,

hierna de Staat,

kantoorhoudende te Paramaribo,

gedaagde in de hoofdzaak;

gemachtigde: mr. D.F. Chocolaad, advocaat.

De kantonrechter spreekt in Naam van de Republiek het hierna volgend vonnis uit.

Dit vonnis bouwt voort op het tussenvonnis d.d. 13 december 2012.

 

1. Het verdere verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en -handeling:

– de conclusie van eis zijdens [Eisers in tussenkomst] e.a. met producties;
– de conclusie van antwoord zijdens [Eiser in de hoofdzaak];
– de conclusie van repliek zijdens [Eisers in tussenkomst] e.a.;
– de conclusie van dupliek zijdens [Eiser in de hoofdzaak] en de Staat;
– de op 5 december 2013 gegeven rolbeschikking;
– het proces-verbaal van de op 13 januari 2014 gehouden descente;
– het proces-verbaal d.d. 5 februari 2014 gehouden gesprek met vertegenwoordigers van het NIMOS;
– het rapport van NIMOS;
– de conclusies tot uitlating zijdens partijen.

1. 2 De uitspraak van het vonnis in het incident is bepaald op heden.

2. De feiten

Bij beschikking d.d. 24 november 2010 is aan [Eiser in de hoofdzaak] vergunning verleend om voor de tijd van drie jaren het beroep uit te oefenen van winkelier voor de verkoop van bouwmaterialen, zoals grind- en zandsoorten, steenslag, cement en betonproducten, bouw- en sierstenen, duikers, straattegels en betonpalen aan [adres] in het [district].

2.2. Aan [Eiser in de hoofdzaak] is bij beschikking d.d. 11 januari 2011 eveneens vergunning verleend om vanuit dezelfde lokatie het bedrijf van aannemer van grondverzetwerken in geheel Suriname uit te oefenen.

2.3 Op 21 februari 2011 heeft [Eiser in de hoofdzaak] bij de Staat een verzoek ingediend om hem, ten behoeve van zijn winkel, vergunning te verlenen voor gebruik van een poclain van het merk Fiat Hitachi F.H. 150LC3 chase 153L-0571 aangedreven door een 70 pk motor.

2.4 De Staat heeft van dit verzoek melding gemaakt middels publicatie in het A.R.S. d.d. 10 mei 2011 met vermelding dat een ieder bevoegd is binnen 30 dagen, na verschijning van deze bekendmaking, schriftelijk bezwaren kenbaar te maken tegen het verlenen van de gevraagde vergunning.

2.5 Bij beschikking d.d. 5 december 2011 is op het verzoek van [Eiser in de hoofdzaak] beslist en is aan hem tot wederopzegging vergunning verleend om aan [adres], ten behoeve van zijn winkel, een poclain van het merk Fiat Hitachi F.H. 150LC3 chase 153L-0571 aangedreven door een 70 pk motor in gebruik te mogen nemen, alleen voor het laden en lossen van betonproducten (duikers en stenen) en voorts onder de voorwaarden dat alleen monsters van zand- en zandsoorten mogen worden opgeslagen en dat de zandsoorten alleen in H.D.P.E. zakken of de zogenaamde rijstzakken mogen worden opgeslagen.

2.6 Tegen de hier voor genoemde beschikking heeft [Eiser in de hoofdzaak] bij beroepschrift d.d. 16 december 2011 beroep ingesteld bij de President van de Republiek Suriname.

2.7 Op het beroep van [Eiser in de hoofdzaak] is er niet beslist door de President.

2.8 [Eiser in de hoofdzaak] heeft sedert december 2011 de poclain ingezet voor het laden en lossen van zand- en zandsoorten en voorts deze zand- en zandsoorten gepeild bij zijn winkel aan de [adres].

2.9 Bij schrijven van de Staat d.d. 7 en 21 augustus 2012 is [Eiser in de hoofdzaak] aangezegd dat tegen hem met bestuursdwang zal worden opgetreden vanwege het overtreden van de vergunningsvoorwaarden d.d. 5 december 2011 [nummer]. Van [Eiser in de hoofdzaak] wordt verlangd dat hij alle zandsoorten die voor zijn winkel zijn opgehoopt met spoed zal verwijderen. Daarnaast is de opdracht van de Staat door de politie van post Livorno aan [eiser in de hoofdzaak] kenbaar gemaakt dat de poclain niet langer gebruikt mag worden voor het laden en lossen van deze zandsoorten.

 

3. De vorderingen, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 In de hoofdzaak vordert [Eiser in de hoofdzaak], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. te bepalen dat hij de door de Staat gestelde voorwaarden in de beschikking [nummer] dd. 5 december 2011 niet hoeft na te komen totdat de bodemrechter daarover heeft beslist;
b. de Staat te veroordelen om de uitspraak te gehengen en te gedogen;
c. gedaagde te veroordelen om zich te onthouden van de jegens hem aangekondigde maatregelen totdat de bodemrechter daarover zal hebben beslist;
d. de Staat te veroordelen tot betaling van een dwangsom.

3.2 [Eiser in de hoofdzaak] heeft het volgende aan zijn vordering ten grondslag gelegd.
De voorwaarden zoals opgenomen in de beschikking d.d. 5 december 2011 zijn onnodig bezwarend en verhinderen hem om de zand- en zandsoorten vrijelijk aan het publiek te bieden, daar het laden en verkopen van deze producten met de hand practisch onmogelijk is. Hem is bij de verstrekking van de winkelvergunning d.d. 24 november 2010 nimmer voorgehouden dat een dergelijke voorwaarde hem zou worden opgelegd. De Staat heeft vanaf december 2011 stilzwijgend gedoogd dat hij de poclain tevens inzette voor het laden en lossen van deze zand- en zandsoorten. De handelingen van de Staat jegens hem zijn onrechtmatig en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur met name het rechtszekerheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Door niet te beslissen op het beroep van 5 december 2011 handelt de Staat ook onrechtmatig jegens hem. De Staat heeft tevens nagelaten om hem te horen bij het opleggen van de “nieuwe” voorwaarden, en het besluit is ook niet met redenen omkleed. Hij, [Eiser in de hoofdzaak], lijdt schade door de handelingen van de Staat.

3.3 In de zaak tot tussenkomst hebben [Eisers in tussenkomst] e.a. gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. het opleggen van een verbod aan [Eiser in de hoofdzaak] om bedrijfs-/handelsactiviteiten te ontplooien aan [adres]in het [district], indien die bedrijfsactiviteiten een geluidsniveau van boven 49 decibel bedragen en in strijd wordt gehandeld met het advies van NIMOS d.d. 18 maart 2011.
b. machtiging van [Eisers in tussenkomst] e.a. om de hulp van de sterke arm in te roepen teneinde de voormelde activiteiten te laten staken indien [Eiser in de hoofdzaak] in strijd handelt met het onder a bepaalde of het opleggen van een dwangsom.
c. veroordeling van de Staat om het voorgaande te gehengen en te gedogen, en bij schending van voormeld onder a omschreven verbod handelend op te treden middels Bestuursdwang op straffe van en dwangsom.

3.4 Partijen hebben over en weer verweer gevoerd. De kantonrechter kom zover nodig terug daarop in de beoordeling.

4. De verdere beoordeling

In de hoofdzaak
4.1 De Staat heeft voor zover van belang aangevoerd dat er bezwaren zijn gemaakt door de buurtbewoners alwaar [Eiser in de hoofdzaak] zijn bedrijfsactiviteiten ontplooit. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de Staat overgelegd een bezwaarschrift d.d. 5 mei 2011 afkomstig van enkele buurtbewoners. In dat bezwaarschrift is zo ver van belang het volgende verwoord.

“Ondergetekenden wensen met nadruk aan te geven dat zij last hebben van de stoffen afkomstig van de verschillende zandsoorten. De stofwolken bestaande uit zand zijn de hele dag aanwezig, dringen omringende woonhuizen binnen met gezondheidsrisico’s voor omwonenden.

Ondergetekenden en hun familie hebben vaker ademhalingsproblemen dan wel worden zij thans geconfronteerd met luchtweginfecties, kortademigheid welke het leefmilieu negatief beïnvloeden dan wel de leefbaarheid, bewoonbaarheid van de omgeving ernstig aantasten dan wel in gevaar brengen. De rook, reuk, het lawaai en de trillingen veroorzaakt door de poclain (graafmachine) en de trucks veroorzaken geluidoverlast, hinder op elk uur waardoor ondergetekenden en hun familie ernstig schade ondervinden welke nadelig is voor de gezondheid.

4.1.1 De Staat voert voorts aan dat zij, rekening houdend met de Hinderwet, een gedegen belangenafweging heeft gepleegd bij het verstrekken van de vergunning aan [Eiser in de hoofdzaak]. Daarbij is dus niet alleen gedacht aan de zakelijke belangen van [Eiser in de hoofdzaak] maar ook aan de gezondheids- en woonbelangen van de omwonenden. De Staat beroept zich daarbij op het rapport van NIMOS (het Nationaal Instituut voor Milieu en Ontwikkeling in Suriname) d.d. 18 maart 2011, waarbij het volgende onder meer is geadviseerd dat de werkzaamheden voortgang kunnen vinden indien de zandsoorten verpakt worden in HDPE- zakken of de zogenaamde rijstzakken worden opgeslagen en wel binnen de wettelijk vastgestelde werktijden, voorts mogen er onder geen enkel beding zware machines worden gebruikt voor werkzaamheden.

4.2 [Eiser in de hoofdzaak] heeft de inhoud van voormelde rapport van NIMOS niet althans niet gemotiveerd betwist, zodat van de juistheid daarvan dient te worden uitgegaan. De kantonrechter stelt voorop dat bij het nemen van iedere beslissing door de Staat, rekening dient te worden gehouden met belangen van alle daarbij betrokken partijen.
Naar het oordeel van de kantonrechter, heeft de Staat bij het nemen van haar beslissing met betrekking tot de door [Eiser in de hoofdzaak] aangevraagde vergunning, dan ook terecht niet alleen rekening gehouden met de belangen van [Eiser in de hoofdzaak] doch ook met de belangen van de buurtbewoners. Immers het verstrekken van de gevraagde vergunning zou direct van invloed zijn op de gezondheid en (de kwaliteit van) het leven van de buurtbewoners voornoemd, hetgeen ook blijkt uit het rapport van NIMOS
De in de vergunning opgelegde voorwaarden zijn conform de adviezen van het NIMOS en derhalve niet onrechtmatig. Van onrechtmatig handelen jegens de Staat is dus geen sprake. Daaraan doet niet af dat [Eiser in de hoofdzaak] niet is gehoord bij het nemen van de beslissing en dat door de President niet is beslist op het beroep van [Eiser in de hoofdzaak]. De kantonrechter is van oordeel dat van een behoorlijke Staat mag worden verwacht dat zij handelen conform wet en recht in het onderhavig geval mocht dan ook, ingevolge het hoor- en rechtszekerheidsbeginsel, worden verwacht dat [Eiser in de hoofdzaak] werd gehoord bij het nemen van de beslissing en dat er een beslissing werd genomen op het beroep van [Eiser in de hoofdzaak] bij de President.
Het niet zijn gehoord door de Staat bij het nemen van de beslissing en het niet nemen van een beslissing op het beroep van [Eiser in de hoofdzaak] hebben evenwel niet tot gevolg dat laatstgenoemde ervan uit mocht gaan dat hij geen rekening hoefde te houden met de voorwaarden zoals verwoord in de gewraakte vergunning.
Op grond van het voorgaande dienen de door [Eiser in de hoofdzaak] in de hoofdzaak gevraagde voorzieningen te worden geweigerd.

In de zaak tot tussenkomst
4.3 De door [Eisers in tussenkomst] gevraagde voorziening heeft betrekking op het naleven van het rapport van NIMOS d.d. 18 maart 2011 door [Eiser in de hoofdzaak] bij de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter heeft de Staat bij de verlening van de vergunning aan [Eiser in de hoofdzaak] bij beschikking d.d. 5 december 2011, mede naar aanleiding van het rapport van NIMOS voornoemd, voldoende rekening gehouden met de belangen van [Eisers in tussenkomst] e.a.
[Eiser in de hoofdzaak] zal dan ook worden veroordeeld om bij de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten conform de aan hem verleende vergunning zoals hiervoor genoemd bij beschikking d.d. 5 december 2011 te werken. Bij het in strijd handelen met de vergunning zullen [Eisers in tussenkomst] e.a. worden gemachtigd om de hulp van de sterke arm in te roepen teneinde de bedrijfsactiviteiten van [Eiser in de hoofdzaak] te doen staken.

4.4 De door [Eisers in tussenkomst] e.a. gevraagde voorzieningen ten aanzien van de Staat, zal worden geweigerd, nu niet is gebleken dat de Staat heeft verzuimd om te handelen waar die handeling was vereist. Van onrechtmatig handelen van de Staat jegens [Eisers in tussenkomst] e.a. is dus ook niet gebleken.

In de hoofdzaak en in de zaak tot tussenkomst

4.5 De kantonrechter acht bespreking van de overige stellingen en weren van partijen overbodig.

4.6 [Eiser in de hoofdzaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten moeten dragen.

 

5. De beslissing in kort geding

In de hoofdzaak

5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

In de zaak tot tussenkomst

5.2 Veroordeelt [Eiser in de hoofdzaak] om zijn bedrijfsactiviteiten te verrichten conform de aan hem verleende vergunning bij beschikking d.d. 5 december 2011.

5.3 Machtigt [Eisers in tussenkomst] e.a. om de hulp van de sterke arm in te roepen teneinde de bedrijfsactiviteiten van [Eiser in de hoofdzaak] te doen staken, indien [Eiser in de hoofdzaak] in strijd handelt met het onder 5.2 bepaalde.

5.4 Weigert het meer of anders gevorderde.

In de hoofdzaak en in de zaak tot tussenkomst.

5.5 Veroordeelt [Eiser in de hoofdzaak] in de proceskosten aan de zijde van de Staat en [Eisers in de tussenkomst] e.a. gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis in kort geding is gewezen door de kantonrechter in kort geding in het eerst kanton, mr. I.S. Chhangur-Lachitjaran en uitgesproken te Paramaribo ter openbare terechtzitting van donderdag 9 maart 2017, door de kantonrechter in het Eerste Kanton in kort geding, mr. A.C. Johanns in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. G.R. Mangal I.S. Chhangur-Lachitjaran
A.C. Johanns