SRU-K1-2017-8

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-172909
  • Uitspraakdatum 10 augustus 2017
  • Publicatiedatum 14 juni 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Daar eisers de vergunningverlenende instantie niet in het proces hebben betrokken, en deze zich ter zake niet kan verweren, is het onmogelijk voor de kantonrechter om de stelling van eisers te beoordelen, als zou de vergunningverlenende instantie bij het verlenen van de vergunning het beginsel van hoor en wederhoor hebben geschonden en onzorgvuldig zijn omgesprongen met de belangen van eisers en hierdoor onrechtmatig jegens eisers hebben gehandeld.

    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 17-2909
10 augustus 2017

Vonnis in kort geding in de zaak van:

1. [eiser 1],
wonende aan de [adres] te [district],

2. [eiser 2],
wonende aan de [adres] te [district],
eisers,
gemachtigde: mr. H.O.J. Lowe, advocaat,

tegen

ASSURIA N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po, advocaat.

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

– het inleidend verzoekschrift dat op 03 juli 2017 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend, met producties;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 06 juli 2017;
– de conclusie van antwoord d.d. 11 juli 2017, met producties;
– het proces-verbaal betreffende de gehouden descente tevens comparitie van partijen d.d. 15 juli 2017;
– de conclusie van repliek d.d. 19 juli 2017, met producties;
– de conclusie van dupliek d.d. 25 juli 2017, met producties;
– de conclusie tot uitlating over de producties d.d. 28 juli 2017.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Eisers wonen aan de [adres].

2.2 Bij ministeriële beschikking d.d. 16 januari 1986 [nummer 1] is aan Aarvina Trading N.V. verleend het recht van grondhuur voor het opzetten van een vakverenigingsgebouw annex sportvelden, een zwembad en een aantal verkoopstands op het perceelland groot 1,5463 ha, gelegen in het district Paramaribo aan de Mr. J. Lachmonstraat en deel uitmakende van het perceelland bekend als Flora projekt no. 1220, thans No. 1596.

2.3 Bij beschikking van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer d.d. 18 september 2007, La D [nummer 2] , is aan Aarvina Trading N.V., toestemming verleend om de bestemming van het aan haar verleende recht van grondhuur op het hiervoor omschreven perceelland te wijzigen, en wel ter bebouwing en bewoning.

2.4 Op 12 mei 2017 is door de Staat Suriname aan Aarvina Trading N.V. vergunning verleend voor het bouwen van een zakenpand op het perceel, gelegen in het district Paramaribo, op de hoek van de Foeliestraat en de Recolaan, deel uitmakende van het project Flora A no. 1718, met 11 aantal bouwlagen. De vergunning is onder enkele voorwaarden verleend.

2.5 Het terrein waarop het zakenpand zal worden gebouwd heeft Assuria gekocht van respectievelijk BDO en Aarvina Trading N.V.

2.6 Op 15 juni 2017 heeft de gemachtigde namens eisers per exploit van een deurwaarder een schrijven d.d. 13 juni 2017 betreffende de bouw van het zakenpand met 10 verdiepingen aan gedaagde gericht, in welk schrijven zij het volgende aan gedaagde hebben medegedeeld

“Tot mij hebben zich gewend [eiser 2], [eiser 1], mede namens alle bewoners van de [adres] en omgeving en [persoon], mede namens de bewoners van Huize Ashiana die mij mededeelden vernomen te hebben dat U plannen hebt om op korte termijn over te gaan tot de bouw van een 10 verdiepingen hoge kantoorgebouw aan de [adres] te [district].

Het hoeft geen betoog dat de bewoners van de [adres] en omgeving alsmede de bewoners van Huize Ashiana zich grote zorgen maken over dit plan, aangezien uitvoering hiervan niet slechts grote schade zal aanrichten aan hun woonhuizen in ruime omtrek, alsook aan Huize Ashiana, nog afgezien van het feit dat al deze bewoners dag en nacht en voor altijd last zullen ondervinden van de dagelijkse aan- en toeloop van personen, daar gelaten de overlast, veroorzaakt door gemotoriseerde voertuigen die dag en nacht de kantoren en eventueel bijkomende gelegenheden zullen bezoeken die in dit reusachtig gebouw zullen worden ondergebracht.

Het heien van de – naar verluid – 250 palen met een lengte van om en bij 60 meters elk waarop dit reusachtig gebouw moet komen te staan zal voor niet te verdragen overlast zorgen, nog afgezien van de niet te verduren last en hinder bij de aanvoer van zwaar materieel op de bouwplaats.

Cliënten wensen u erop te attenderen dat de plek waarop u dit gigantisch gebouw zult opzetten in een woonwijk ligt en dat contaminatie niet is toegestaan m.a.w. dat enkel en alleen woonhuizen in dit gebied mogen worden gebouwd. Ze zijn er dan ook vast van overtuigd dat het ministerie dat bevoegd is bouwvergunningen wel of niet af te geven zeker geen toestemming aan u zal verlenen tot het opzetten van een dergelijk gebouw. Ook het vliegverkeer (vliegveld Zorg en Hoop) zal – zij het naar een lekenoordeel – last van dit hoogste gebouw van Suriname ondervinden.

Van u wordt geëist af te zien van uw voornemens tot het bouwen op eerdergenoemde locatie en indien u dit nalaat en de bouw toch doorzet zal zulks als onrechtmatig handelen uwerzijds jegens mijn cliënten worden gekwalificeerd en zullen er tegen u onverkort rechtsmaatregelen worden getroffen”.

2.7 Eind april 2017 hebben eisers een schrijven d.d. 15 april 2017 aan de Minister van Openbare Werken, Transport en Communicatie, hierna afgekort OWT en C, gericht, waarin zij hun misnoegen uiten over de vergunning die aan gedaagde is verleend voor het bouwen van het mega zakenpand en het verzoek doen dat de vergunning alsnog wordt ingetrokken. Ter zake hebben zij het volgende verwoord:

“(….)

Uit informatie is gebleken dat het verzekeringsbedrijf Assuria N.V. binnenkort van start zal gaan met de bouw van een groot ‘commercieel’ centrum van, naar verluidt min of meer 14 verdiepingen, aan de [adres]. Het zal het hoogste gebouw in Suriname moeten gaan worden. De [adres] loopt parallel met en ligt ten noorden van de [straat 1](tussen de [ straat 1] en de [straat 2]). Te uwer oriëntatie, zie aangehecht een figuratieve kaart.

Wij willen u erop attenderen dat voor zover bekend de gronden in de [adres] zijn uitgegeven in grondhuur en bestemd zijn voor bebouwing en bewoning. Zulks is uitdrukkelijk aangegeven in alle relevante aktes.

Door de bouw van het commercieel centrum zal de rust en het woongenot van een aantal gezinnen en van de seniorenburgers van Huize Ashiana voorgoed tot het verleden gaan behoren. Allen hebben voor hun leven geïnvesteerd in een vaste woon- en verblijfplaats en deze zal door een bedrijf dat tal van andere mogelijkheden heeft nu danig verstoord worden, indien zij ertoe overgaat het bovengenoemd centrum in de woonwijk op te zetten. Op dit moment ondervinden wij al behoorlijk veel last van de wekelijkse feestelijke activiteiten met luide muziek vanuit Stichting De Olifant en Flamboyant waarover reeds tal van brieven zijn geschreven naar diverse instanties, voornamelijk door bewoners van Huize Ashiana. Helaas is tot heden alle reactie uitgebleven.

Om te beginnen zal de bouw van een dergelijk mega commercieel centrum enige jaren in beslag nemen waarbij de bouwwerkzaamheden, zoals het heiwerk, het vrachtverkeer voor aan- en afvoer van materiaal, het lawaai van te gebruiken machines en motorische gereedschappen continu de rust en ‘woongenot’ verstoren en ook nog hun tol eisen van woonhuizen en de door ons moeizaam opgebouwde weg die slechts een capaciteit van 4 ton heeft. Eveneens zal onze privacy vanwege de continue inkijk van bouwvakkers in het geding zijn. De overlast zal niet te overzien zijn en de gedachte eraan alleen werkt nu al negatief op onze gemoedstoestand.

Na de bouw zullen wij 1 x 24 uur last hebben van commerciële activiteiten, zoals aankomende en vertrekkende auto’s, bezoekers die her en der zullen parkeren op onze bermen en in onze inritten, vrachtverkeer van leveranciers, luide muziek van de te organiseren shows en andere activiteiten en, niet te vergeten, al het afval dat ook nog zal komen bij kijken en dat door ons opgeruimd zal moeten worden. Wij zullen als bewoners geen dag en geen moment meer rust hebben van dit alles en dat is waar wij met klem tegen protesteren.

Vermeldenswaard is dat Assuria N.V., zoals een goed en maatschappelijk verantwoorde onderneming niet betaamt, nimmer en op geen enkele manier in contact is getreden met de bewoners voor enige mededeling of overleg. Ook het Ministerie van Openbare Werken heeft nagelaten zulks te doen, terwijl dat wel gebruik is, alvorens vergunningen van dergelijke omvang worden verleend.

Voorts willen wij aan U doorgeven dat een aantal van de bewoners van de woningen dicht tegen hun pensioengerechtigde leeftijd zitten en het slachtoffer worden van onmaatschappelijk en arrogant gedrag van een rijk en succesvol bedrijf. Van deze bewoners kan niet worden verwacht dat zij van de een op de andere dag een andere verblijfplaats moeten zoeken. Waar zullen onze seniorenburgers, die hun laatste dagen in alle rust dachten door te brengen in Huize Ashiana, naar toe moeten gaan?

Het is alleszins incorrect dat het ministerie een vergunning heeft verleend voor het opzetten van een kolossaal commercieel centrum in een woonwijk waar notabene op enkele meters afstand zich een bejaardenthuis bevindt.

Wij vragen U hierbij om deze kwestie grondig te onderzoeken en te interveniëren opdat de bouwvergunning alsnog wordt ingetrokken en de bouw niet aanvangt.

Gaarne vernemen wij, vanwege de urgentie van deze zaak binnen een week na ontvangst van dit schrijven, uw reactie”.

3. De vordering, de grondslag en het verweer

3.1 Eisers vorderen om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. gedaagde te veroordelen om onmiddellijk na de uitspraak althans binnen een uur na de uitspraak te stoppen met de bouw van een 9 á 10 verdiepingen hoge zakenpand c.q. bedrijfspand aan de [adres] op de percelen 1 t/m 12, als aangegeven op de kaart van de landmeter in Suriname J.G. van der Jagt d.d. 08 augustus 2006 onder verbeurte van een dwangsom groot SRD 250.000,- per dag, voor elke dag dat gedaagde nalaat aan deze veroordeling te voldoen, althans zodanig bedrag welke, de kantonrechter met inachtneming van goede justitie redelijk en billijk mocht achten;

b. gedaagde te veroordelen in de proceskosten.

3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens hen pleegt. Daartoe stellen eisers, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:

– het terrein in de [adres] is ingevolge de wet bestemd voor bebouwing en bewoning;
– met de bouw van het zakenpand handelt gedaagde in strijd met de bestemming waarvoor het terrein is uitgegeven;
– als gevolg van de bouw van het zakenpand wordt schade berokkend aan eisers, daarin bestaande dat het bouwwerk ernstige inbreuk zal maken op het woongenot van eisers en alle andere buurtbewoners;
– met het heien van de betonnen palen c.q. de bouw van het zakenpand zal enorme schade aan de woningen van eisers en andere buurtbewoners in de wijde omgeving worden toegebracht en zal de marktwaarde van de woningen enorm dalen.

3.3 Gedaagde heeft het volgende verweer gevoerd:

– de door eisers gemaakte bezwaren tegen de gevraagde bouwvergunning van het zakenpand zijn niet valide beoordeeld door de vergunningverlenende instanties;
– eisers hebben elke handreiking tot coördinatie van de heiwerkzaamheden door gedaagde uit de weg gegaan. Op het hiervoor door gedaagde opgeworpen verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling op terug.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang in de onderhavige zaak blijkt in voldoende mate uit de stellingen van eisers, waarbij gedaagde reeds is gestart met het heien van de betonnen palen. Om die reden zullen eisers in het kort geding worden ontvangen.

4.2 Als eerst betwist gedaagde dat eisers een titel van grondhuur ter bebouwing en bewoning hebben op het door hun bewoonde perceel en dienen eisers dus zoals de kantonrechter het verweer van gedaagde begrijpt, om die reden niet ontvankelijk te worden verklaard in de door hun gevraagde voorzieningen. In reactie op dit verweer heeft eiser sub 1, ter staving van zijn stelling dat hij de titel van grondhuur met als bestemming bebouwing en bewoning op het door hem bewoonde perceel heeft verkregen, overgelegd de beschikking van de minister van Natuurlijke Hulpbronnen van 20 juli 1998 LAD [nummer 3] ter bebouwing en bewoning en eiseres sub 2 heeft ter staving van deze stelling overgelegd een koopovereenkomst d.d. 19 april 2007 en een hypothecair uittreksel van het Glis Management Instituut d.d. 18 juli 2017.

Uit de inhoud van de beschikking die eiser sub 1 heeft overgelegd, zijnde de toewijzingsbeschikking, leidt de kantonrechter af dat de titel van grondhuur ter bebouwing en bewoning niet aan eiser sub 1 is verleend, doch aan ene [naam ]. Eiser sub 1 heeft daarbij evenwel gesteld dat hij is gehuwd met die [naam], doch heeft hij nagelaten deze laatste stelling middels enig bescheid afkomstig van het Centraal Bureau voor Burgerzaken te staven. Nu hij zulks niet heeft overgelegd, is voor de kantonrechter niet aannemelijk dat eiser sub 1 met genoemde [naam], die bovendien geen procespartij is in de onderhavige zaak, is gehuwd en hij dus geen zakelijke titel heeft op het door hem bewoonde perceel. Daarbij neemt de kantonrechter ook in overweging dat ook al zou aannemelijk zijn geweest dat eiser sub 1 met de hiervoor genoemde [naam] gehuwd is, eiser niet kan volstaan met slechts het overleggen van de toewijzingsbeschikking om de titel van grondhuur te staven. Dit, omdat voor het verkrijgen van de zakelijke titel van het recht van grondhuur op het perceel overschrijving van de toewijzingsbeschikking binnen vier maanden na verkrijging van de beschikking in de daartoe bestemde openbare registers bij het GLIS Management Instituut, voorheen Hypotheekkantoor, dient te geschieden en eiser sub 1 de zakelijke titel op het perceel alleen zou kunnen staven middels een hypothecair uittreksel. De kantonrechter vermag niet in te zien op welke wijze de woning in marktwaarde zal dalen, omdat het een feit van algemeen bekendheid is dat juist door de bouw van nieuwe panden de marktwaarde van belendende percelen in waarde stijgt. Daarom gaat de kantonrechter voorbij aan deze stelling van eiser sub 1.

4.3 Voor wat betreft het zakelijk recht van grondhuur op het door eiseres sub 2 bewoonde perceel blijkt uit de inhoud van de ten processe door eiseres sub 2 overgelegde koopovereenkomst en het hypothecair uittreksel dat zij het zakelijk recht van grondhuur op het door haar bewoonde perceel onderhands van een derde heeft gekocht op 19 april 2007 en dat dit zakelijk recht nog niet juridisch aan haar is overgedragen. Dit brengt de kantonrechter tot de voorlopige slotsom dat eiseres sub 2 geen enkele zakelijke titel op het door haar bewoonde perceel heeft.

4.4 Ondanks eisers geen zakelijke titel op het perceel dat zij bewonen hebben, leidt zulks niet tot niet ontvankelijk verklaring van eisers in de door hun gevraagde voorziening. Dit, omdat wel voldoende aannemelijk is dat zij hebben gebouwd op de percelen alwaar zij wonen. Daar deze percelen zich bevinden tegenover het terrein alwaar gedaagde bezig is het zakenpand te bouwen en geluidsoverlast/trillingen in die omgeving niet uitgesloten zullen zijn bij de hei- en bouwwerkzaamheden, hebben eisers wel enig belang bij de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter het verweer van gedaagde tot niet ontvankelijk verklaring van eisers verwerpen.

4.5 Gedaagde werpt op dat zij voor het verkrijgen van de nodige vergunningen voor de bouw van het kantoorpand alle wettelijk vereiste procedures heeft doorlopen en dat zij vanwege het verkrijgen van de bouwvergunning toestemming heeft verkregen voor het bouwen van het zakenpand. Hierdoor handelt zij niet in strijd met de bestemming van bebouwing en bewoning. Volgens het betoog van gedaagde brengt de bestemming van bebouwing en bewoning niet per se met zich dat alleen maar woonhuizen op het betreffende terrein mogen worden gebouwd en verwijst zij in dat kader naar de belendende kantoor- en zakenpanden van de Surinaamsche Luchtvaartmaatschappij, Accountants- en Belastingkantoor BDO, de Verenigde Hervormingspartij, het AVSS de Moederbond, die zijn opgezet op terrein dat in grondhuur is verstrekt met dezelfde bestemming van bebouwing en bewoning.

In reactie op dit verweer stellen eisers dat het Ministerie van Openbare Werken Transport en Telecommunicatie geen bouwvergunning aan gedaagde mocht verlenen voor de bouw van het mega zakenpand, omdat eisers en de overige buurtbewoners nimmer ter zake zijn gehoord door de Districtscommissaris en het Ministerie en dat deze instanties geen deskundigen in huis hebben op het gebied van de bouw van dergelijke mega zakenpanden. Uit deze stelling begrijpt de kantonrechter dat eisers zich op het standpunt stellen dat de daartoe bevoegde autoriteiten bij het verlenen van de bouwvergunning aan gedaagde het beginsel van hoor en wederhoor hebben geschonden en daarbij tevens onzorgvuldig zijn omgesprongen met de belangen van eisers en de overige buurtbewoners en hierdoor onrechtmatig jegens hen handelt. Daar eisers de vergunningverlenende instantie, met name de Staat Suriname, niet in het proces hebben betrokken en deze zich ter zake niet kan verweren, is het onmogelijk voor de kantonrechter om deze stelling van eisers te beoordelen. Om die reden gaat de kantonrechter voorbij aan deze stelling van eisers en zal de kantonrechter het ervoor moeten houden dat gedaagde de wettelijke procedure heeft bewandeld voor het verkrijgen van de vergunning. Dit heeft gedaagde overigens aannemelijk gemaakt middels overlegging van de bouwvergunning, welke bouwvergunning eisers niet van valsheid hebben beticht.

4.6 Gedaagde weerspreekt zich niets van de belangen van buurtbewoners, waaronder eisers, te hebben aangetrokken. Daartoe voert zij aan dat zij informatiesessies heeft gehouden om overleg te voeren betreffende de coördinatie van het heiwerk en de bouw en dat eisers hiervoor niet openstonden. Tevens voert zij aan dat zij alle nodige voorzieningen heeft getroffen om ingeval door de bouwwerkzaamheden schade aan goederen van eisers en overige buurtbewoners mocht worden veroorzaakt, zij een verzekering ter zake heeft om de schade aan hen te vergoeden. In dit licht heeft zij voor aanvang een inspectie in de woningen van eisers gepleegd en een rapport uitgebracht over de staat waarin de woningen voor aanvang van de bouwwerkzaamheden verkeerde. Dat gedaagde zulks hebben gedaan hebben eisers zelf erkend en gedaagde heeft het rapport van de inspecteur ter zake overgelegd. Ondanks gedaagde al deze nodige maatregelen heeft getroffen en voorstellen heeft gedaan om de mogelijke schade aan de goederen van eisers te beperken en indien er toch schade zou optreden als gevolg van de bouwwerkzaamheden bereid is die te vergoeden, staan eisers niet open hiervoor. Gedaagde heeft zelf in het kader van de trillingen en de geluidsoverlast waarvan eisers last ondervinden, voorgesteld dat eisers gedurende de hei- c.q. bouwwerkzaamheden in een hotel kunnen verblijven en zelfs aangeboden om op te draaien voor die kosten. Ook dit voorstel hebben eisers afgewezen. Eisers hebben tijdens de gehouden descente en gehouden comparitie van partijen op niet mis te verstane wijze kenbaar gemaakt dat gedaagde het zakenpand niet in die omgeving mag bouwen. Gelet op al hetgeen hiervoor en onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen, de nodige voorzieningen c.q. maatregelen die gedaagde heeft getroffen om de schade die mogelijk aan goederen van eisers en de bewoners zou kunnen worden veroorzaakt door de bouw- c.q. heiwerkzaamheden, de kosten die gedaagde reeds in dat kader heeft gemaakt en het feit dat eisers hebben nagelaten de Staat Suriname in het onderhavige proces te betrekken, zullen de door eisers gevraagde voorzieningen worden geweigerd.

4.7 Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing

5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

5.2 Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, op donderdag 10 augustus 2017 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.

w.g. D. Ramdin w.g. S.M.M. Chu
w.g. A.C. Johanns