SRU-K1-2017-9

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-163007
  • Uitspraakdatum 30 juni 2017
  • Publicatiedatum 14 juni 2019
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    De voorwaarden genoemd in een bereidverklaring, bieden ruimte om de bereidverklaring in te trekken.
    Een partij die een bereidverklaring heeft ontvangen, ontleent hieraan GEEN rechten om vóór uitgifte van de grond, investeringen op de grond te plegen.
    De Staat heeft het motiveringsbeginsel NIET geschonden daar aan eiser de nodige uitleg is gegeven waarom de bereidverklaring is ingetrokken, aangezien het stuk grond voor een ander doel bestemd was.
    De Staat heeft het rechtszekerheidsbeginsel NIET geschonden, nu zij gehandeld heeft op basis van de voorwaarden genoemd in de bereidverklaring. Een partij die investeringen pleegt vóór uitgifte van de grond aan hem/haar, handelt aldus op eigen risico.
    Voorwaarden bereidverklarende beschikking; Algemene beginselen van behoorlijk bestuur; Art 10 Wet Uitgifte Domeingrond; L-decreten.

    SJB

Uitspraak

Kantonrechter in Kort geding
A.R. no. 163007
30 juni 2017

Vonnis in de zaak van

STICHTING LAWA ALL-IN PROJECTS,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde: mr. H. Schurman, advocaat,
eiseres in conventie en gedaagde in reconventie in kort geding,
hierna te noemen: “Stichting Lawa”,

tegen

A. DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,

B. STICHTING CONSERVATORIUM SURINAME, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gemachtigde voor gedaagde sub A: mr. N.U. van Dijk, advocaat,
gemachtigde voor gedaagde sub B: mr. I.D. Kanhai, advocaat,
gedaagden in conventie,
gedaagde sub B tevens eiseres in reconventie in kort geding,
hierna te noemen: “de Staat en Stichting Conservatorium”.

1. Het proces verloop;

1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken:

– het verzoekschrift, met producties, dat op 9 juni 2016 ter griffie der kantongerechten is ingediend,
– de conclusie van antwoord zijdens de Staat,
– de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie zijdens de Stichting Conservatorium, met producties,
– de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, met producties,
– de conclusie van dupliek zijdens de Staat,
– de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie, zijdens de Stichting Conservatorium,
– de conclusie van dupliek in reconventie,
– de rolbeschikking d.d. 26 januari 2017,
– de conclusie tot overlegging conclusie van antwoord zijdens de Staat.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Stichting Lawa heeft bij verzoekschrift van 19 november 2015 in grondhuur aangevraagd het perceelland groot 4485 vierkante meter.

2.2 Bij beschikking van 7 maart 2016 heeft de Staat zich bereid verklaard het perceel in grondhuur uit te geven aan de Stichting Lawa waarbij voorwaarden zijn gesteld.

2.3 Bij beschikking van 28 april 2016 is de bereidverklaringsbeschikking ingetrokken

2.4 Bij beschikking van 26 april 2016 heeft de Staat zich bereid verklaard het perceel in grondhuur uit te geven aan de Stichting Conservatoriuim.

2.5 Bij schrijven van 12 mei 2016 heeft de Stichting Lawa aan de Staat het verzoek gedaan om het perceel alsnog aan haar in grondhuur uit te geven. In dat schrijven brengt zij ter kennis van de Staat dat zij door de bereidverklaring ervan uit mocht gaan dat het perceel aan haar in grondhuur zou worden uitgegeven. Dat zij daarom enorme investeringen heeft gepleegd en goederen ten bedrage van USD 200.000,= voor het complex heeft aangeschaft. Het bij nader inzien niet meer uitgeven in grondhuur aan de Stichting Lawa is dan ook onrechtmatig en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

2.6 Bij schrijven van 16 mei 2016 heeft de Staat aan de Stichting Lawa te kennen gegeven dat het niet mogelijk is het perceel nog in grondhuur aan haar uit te geven. De Staat stelt in dat schrijven dat zij op 28 april 2016 een gesprek had met de Stichting waarbij aan de Stichting is medegedeeld dat de bereidverklaring per abuis was verstrekt en dat op een later tijdstip bleek dat het grond betrof welke was bestemd voor het conservatorium. De Staat verwijst in dat schrijven tevens naar punt c van paragraaf IV van de bereidverklaringsbeschikking waarin als voorwaarde staat opgenomen dat aan de bereidverklarende beschikking generlei rechten ontleend kunnen worden en dat er geen activiteiten van welke aard an ook vooruitlopend op het verlenen van het recht van grondhuur op het perceelland verricht kunnen worden.

2.7 Bij schrijven van 12 mei 2016 heeft de Staat aan de Stichting Lawa ook te kennen gegeven dat de Stichting alle activiteiten op het terrein moet staken.

3. De vordering en de grondslag daarvan

3.1 De vordering in conventie

Stichting Lawa vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair:

De Staat veroordeelt om onmiddellijk met terugwerkende kracht in te trekken de beschikking van 26 april 2016 alsmede de eventuele toewijzingsbeschikkingen die na de indiening van de vordering aan de Stichting Conservatorium zijn verleend, op straffe van een dwangsom;

De Staat gelast tot uitgifte over te gaan van het recht van grondhuur aan de Stichting Lawa op straffe van een dwangsom,

De Stichting Conservatorium verbiedt rechtshandelingen terzake het perceel te verrichten onder verbeurte van een dwangsom,

De Stichting Conservatorium veroordeelt om het vonnis te gehengen en te gedogen,

De Staat en de Stichting Conservatorium veroordeelt in de proceskosten.

Subsidiair:

De Staat veroordeelt om onmiddellijk met terugwerkende kracht in te trekken de beschikking van 26 april 2016 alsmede de eventuele toewijzingsbeschikkingdie na de indiening van de vordering aan de Stichting Conservatorium zijn verleend, op straffe van een dwangsom,

– De Staat gelast om binnen een door de kantonrechter vast te stellen termijn het besluit tot honorering van de aanvraag van de Stichting Lawa d.d. 19 november 2015 te heroverwegen;
– De Staat verbiedt om het perceelland geheel noch gedeeltelijk in grondhuur aan derden uit te geven;
– De Stichting Conservatorium verbiedt om rechtshandelingen terzake het perceelland te verrichten onder verbeurte van een dwangsom,
– De Stichting Conservatorium veroordeelt om het vonnis te gehengen en te gedogen en voorts,
– De Staat en de Stichting Conservatorium veroordeelt in de proceskosten.

3.2 De grondslag

De Stichting Lawa heeft als grondslag voor het gevorderde aangevoerd dat zij door de bereidverklaring ervan uit mocht gaan dat het perceel aan haar in grondhuur zou worden uitgegeven. Dat zij daarom enorme investeringen heeft gepleegd en goederen ten bedrage van USD.200.000,= voor het complex heeft aangeschaft. Het bij nader inzien niet meer uitgeven in grondhuur aan de Stichting Lawa is dan ook onrechtmatig en in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

3.3 De vordering in reconventie

De Stichting Conservatorium vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kortgeding, uitvoerbaar bij voorraad:

De Stichting Lawa verbiedt om het perceelland groot 9357,76 te betreden en beheersdaden van welke aard dan ook te verrichten op straffe van een dwangsom.

3.4 De grondslag

De Stichting Conservatorium heeft als grondslag voor het gevorderde aangevoerd dat zij het perceel reeds in grondhuur heeft verkregen en doende is het perceel in te richten voor de opzet van het conservatorium. Zij heeft gemerkt dat de Stichting Lawa zich ook op het perceel bevindt en doende is andere delen van het perceel te ontbossen terwijl dat niet de bedoeling is. Hierdoor loopt de Stichting Conservatorium het risico dat zij het perceelland niet kan inrichten zoals zij dat wenst en donoren het noodzakelijk achten.

4. Het verweer

Zowel de Staat en de Stichting Conservatorium enerzijds als de Stichting Lawa anderzijds hebben, repectievelijk in conventie en reconventie, verweer gevoerd op welk verweer de kantonrechter, voor zover van belang, hierna terugkomt.

5. De Beoordeling

In conventie

5.1 De Staat heeft als verweer onder andere het volgende aangevoerd: 1. Dat zij inderdaad een bereidverklaring heeft verleend doch daarna merkte dat het perceelland was gereserveerd voor het opzetten van een conservatorium; 2. Dat zij dat gelijk in april 2016 tijdens een onderhoud aan de Stichting Lawa heeft voorgehouden; 3. Dat de Stichting Lawa voor eigen risico investeringen heeft gepleegd omdat in de voorwaarden van de bereidverklarende beschikking is opgenomen dat die beschikking nog geen recht geeft op het perceel en dat de beschikking ook niet het recht verleend om vooruitlopend op de uitgifte activiteiten van welke aard dan ook uit te voeren.

5.2 De Stichting Conservatorium heeft als verweer onder andere het volgende aangevoerd: 1. Dat zij rechtsgeldig het recht van grondhuur heeft verkregen voor het perceel groot 9357,76 en de beschikking heeft overgeschreven in het register van het hypotheekkantoor; 2. Dat het perceel dat de Stichting Conservatorium heeft verkregen andere afmetingen heeft dan het door de Stichting Lawa aangevraagde perceel, waardoor het niet hetzelfde perceel betreft; 3. Dat de bereidverklaring het karakter heeft van een toezegging met als gevolg dat de burger slechts recht kan hebben op schadevergoeding, indien het niet waarmaken van de toezegging in strijd zou zijn met de wet; dat uit de bereidverklaringsbeschikking blijkt dat die beschikking generlei rechten aan de belanghebbende geeft om vooruitlopend op het uitgeven van het grondhuurrecht activiteiten van welke aard dan ook op het perceelland te verrichten; 4. Dat de Minister bevoegd is om indien omstandigheden daartoe aanleiding geven, een bereidverklarende beschikking in te trekken eventueel tegen restitutie van de reeds in staatskas gestorte bedragen; ook deze voorwaarde is in de beschikking opgenomen.

5.3 De Stichting Lawa heeft op de weren gereageerd waarbij zij onder andere het volgende stelde: 1. Dat het wel hetzelfde perceel betreft, doch dat het perceel dat de Stichting Lawa heeft aangevraagd een deel is van het perceel dat aan de Stichting Conservatorium is uitgegeven; 2. Dat de Staat ten alle tijde gehouden is afspraken na te leven; ook de bereidverklaring dient nageleefd te worden; door de bereidverklaring is de Staat gehouden na voldoening van de voorwaarden het recht aan de betreffende belanghebbende uit te geven; dit blijkt uit artikel 10 van de Wet Uitgifte Domeingrond; 3. In casu heeft de Staat in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld omdat zij in strijd met het motiveringsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld bij het intrekken van de bereidverklaring; 4. Er is geen sprake van enige bijzondere omstandigheid die de intrekking van de bereidverklaring rechtvaardigt; 5. Ook betekent de voorwaarde in de beschikking opgenomen niet dat de Staat zondermeer de bereidverklaring mag intrekken; zij zal daarbij de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht moeten nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.

5.4 De kantonrechter overweegt dat de vraag die partijen verdeeld houdt de vraag betreft of de Staat in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld door de bereidverklarende beschikking in te trekken en of als gevolg daarvan de beschikking waarin het perceel in grondhuur is uitgegeven aan de Stichting Conservatorium moet worden ingetrokken.

5.5 De kantonrechter overweegt dat, gelijk de Staat en de Stichting Conservatorium aanvoeren, de voorwaarden in de bereidverklarende beschikking ruimte bieden om een bereidverklaring weer in te trekken. Ook is aannemelijk geworden dat een partij aan de bereidverklaring geen rechten kan ontlenen om voor de uitgifte investeringen te plegen.

5.6 De kantonrechter overweegt voorts dat het relaas van de Staat, dat zij merkte dat de grond eigenlijk voor iets anders was bestemd en dat zij de Stichting Lawa gelijk in april 2016 heeft uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dat gesprek, welk gesprek niet is betwist door de Stichting Lawa, is aan de Stichting Lawa uitgelegd dat de grond eigenlijk voor een ander doel bestemd was. Om die reden acht de kantonrechter niet aannemelijk dat feitelijk het motiveringsbeginsel is geschonden door de Staat.

5.7 De kantonrechter overweegt voorts dat ook het rechtszekerheidsbeginsel niet is geschonden, nu in de bereidverklaring de twee voorwaarden duidelijk zijn genoemd, namelijk de voorwaarden genoemd onder IV c en d, welke laatste voorwaarde zelfs vetgedrukt staat in de beschikking. Uit deze voorwaarden blijkt voldoende dat een partij die toch investeringen pleegt, deze voor eigen risico pleegt.

5.8 De kantonrechter is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de Staat in strijd gehandeld heeft met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hierdoor zal het gevorderde worden afgewezen en komt de kantonrechter niet toe aan de beantwoording van de tweede vraag genoemd onder punt 5.4 hierboven.

5.9 De kantonrechter zal de vordering afwijzen en de Stichting Lawa veroordelen in de proceskosten.

In reconventie

5.10 De Stichting Lawa heeft als verweer onder andere aangevoerd dat het perceel aan haar moet worden toegewezen en de vordering daarom moet worden afgewezen.

5.11 De kantonrechter overweegt dat in conventie reeds is geoordeeld dat er geen sprake is geweest van een besluit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hierdoor heeft de Stichting Lawa geen rechtsgeldige titel om zich op het perceelland te bevinden en daar beheersdaden te plegen. Het gevorderde zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximeerd achtende de kantonrechter de gevorderde dwangsom bovenmatig.

5.12 De Stichting Lawa zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten.

6. De beslissing

In conventie

6.1 Wijst af het gevorderde,

6.2 Veroordeelt de Stichting Lawa in de proceskosten aan de zijde van de gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

In reconventie

6.3 Verbiedt de Stichting Lawa om het perceelland groot 9357,76 vierkante meters gelegen in het district Paramaribo, ten noorden van de Boomskreek en de Jan Steenstraat en zonder nadere aanduiding aan de Stichting Lawa bekend, te betreden en beheersdaden van welke aard dan ook te verrichten op straffe van een dwangsom van SRD.10.000,= (tienduizend Surinaamse dollar) per dag, het totaal bedrag van SRD.1.000.000,=(eenmiljoen Surinaamse dollar) niet te bovengaand voor iedere dag dat de Stichting Lawa in strijd handelt met dit verbod;

6.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.5. Veroordeelt de Stichting Lawa in de proceskosten aan de zijde van de Stichting Conservatorium gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil;

6.6 Wijst af het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A.C. Johanns, kantonrechter-plaatsvervanger in kortgeding, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van vrijdag 30 juni 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.

w.g. G.R. Mangal w.g. A.C. Johanns