SRU-K1-2018-12

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-180314
  • Uitspraakdatum 25 januari 2018
  • Publicatiedatum 13 september 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kort geding. Geen misbruik van bevoegdheid om tot openbare verkoop van onroerend goed over te gaan. Art. 1207 lid 2 BW. Niet gebleken van gestelde mogelijkheid tot onderhandse verkoop. Beroep op nietigheid deurwaardersexploit faalt. Art. 92 Rv bevat limitatieve opsomming voor gevallen die leiden tot nietigheid.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 18-0314
25 januari 2018

Vonnis in kort geding in de zaak van:

A. [eiser sub A],
B. [eiser sub B],
beiden wonende aan [adres 1] te [district],
C. de naamloze vennootschap SURISHOPPING N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Wilhelminastraat no. 45-47 te Paramaribo,
eisers,
allen procederend in persoon,

tegen

DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP REPUBLIC BANK (SURINAME) N.V., voorheen geheten de RBC ROYAL BANK (SURINAME) N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan het Kerkplein no. 01 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. D.S. Kraag, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 23 januari 2018 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 24 januari 2018;
  • de conclusie van antwoord die mondeling is genomen op 24 januari 2018;
  • de conclusie van repliek die mondeling is genomen op 24 januari 2018;
  • de conclusie van dupliek die mondeling is genomen op 24 januari 2018;
  • de conclusie tot overlegging producties aan de zijde van eisers d.d. 24 januari 2018;
  • de conclusie tot uitlating aan de zijde van gedaagde over de producties d.d. 24 januari 2018.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten
2.1 Bij exploot van een deurwaarder d.d. 07 december 2017 heeft gedaagde aan eisers haar voornemen tot de openbare verkoop van de in dat exploit omschreven onroerende goederen op donderdag 25 januari 2018, des voormiddag om 11.00 (elf) uur,ten kantore van [notaris 1], waarnemende het kantoor van de alhier geresideerd hebbende [notaris], aan [adres 2], aangezegd. Middels dit exploot heeft gedaagde tevens aan eisers doen betekenen:
a) de grosse van een akte krediethypotheek d.d. 09 juli 2014;
b)de grosse van een akte krediethypotheek d.d. 13 augustus 2014.

Tevens is in het bedoelde exploit vermeld dat aan eisers per diezelfde datum is betekend een saldo opgave d.d. 09 november 2017 waarin is vermeld dat de totale schuld van eisers tot 09 november 2017 US$ 1.474.216,91 bedraagt.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:

Primair:
– te gelasten de stopzetting van de openbare verkoop van de registergoederen zoals vermeld in het exploit d.d. 07 december 2017 [nummer], welke openbare verkoop zal plaatsvinden op donderdag 25 januari 2018 om 11.00 uur des voormiddag ten overstaan van [notaris 1], vervangende het vacante kantoor van de alhier geresideerd hebbende [notaris 2], op straffe van een dwangsom van SRD 500.000,-;

Subsidiair:
– de tenuitvoerlegging van de in het inleidend rekest omschreven akten van krediethypotheek te schorsen althans op te schorten, totdat bij wege van een in kracht van gewijsde gegane vonnis door de gewone rechter zal zijn beslist omtrent de rechtmatigheid van de voorgenomen openbare verkoop.

3.2 Eisers hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens hen pleegt. Daartoe stellen zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, onder meer het volgende:

  • in tegenstelling tot wat in het exploit staat vermeld, heeft gedaagde geen saldo opgave c.q. een financieel overzicht aan eisers verstrekt. Hierdoor maken eisers zich schuldig aan schuldeisers verzuim. Dit verzuim maakt het exploit van aanzegging d.d 07 december 2017 nietig;
  • gedaagde maakt misbruik van het recht van executie, daarin bestaande dat gedaagde onzorgvuldig naar hen toe heeft gehandeld. Met name hadden eisers sinds juli 2015 aan gedaagde het verzoek gedaan om het pand te [plaats] onderhands te verkopen aan een derde voor een bedrag van US$ 500.000, doch zou gedaagde hen pas op 16 januari 2016 toestemming daartoe hebben gegeven voor de onderhandse verkoop, waardoor de potentiële koper niet meer geïnteresseerd was in de koop. Zij zijn bereid en in staat om middels onderhandse verkoop van de vermogensbestanddelen de totale schuld bij gedaagde af te lossen om een grotere restschuld te voorkomen. Vanuit dit oogpunt dient gedaagde hen de gelegenheid te bieden het onroerend goed onderhands te verkopen;
  • de laatst gehouden veiling had slechts US$ 226.000,- opgebracht en heeft gedaagde om die reden de toewijzing aangehouden.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de omstandigheid dat de veiling van de in het exploit omschreven onroerende goederen is aangekondigd op 25 januari 2018 en dat eisers verwachten dat de onroerende goederen aanzienlijk minder zullen opleveren dan het door gedaagde opgegeven verschuldigde saldobedrag, te vermeerderen met rente en kosten), waardoor zij met een aanzienlijke restschuld zullen blijven zitten en in nog meer financiële problemen zullen geraken.

4.2 Gedaagde heeft bij conclusie van antwoord, die vanwege het korte tijdbestek en spoedeisend karakter mondeling is genomen, opgeworpen dat eisers middels brieven regelmatig op de hoogte zijn gehouden van het door hun verschuldigde bedrag. In reactie op dit verweer hebben eisers bij conclusie van repliek, die eveneens vanwege het korte tijdbestek en het spoedeisend karakter mondeling is genomen, gesteld dat gedaagde slechts een totaal bedrag heeft vermeld en geen specifieke saldo opgave heeft ontvangen. Met name moest, aldus eisers, de saldo opgave per rekeningnummer geschieden. In reactie hierop heeft gedaagde betoogd dat eisers twee zaken door elkaar halen, te weten saldo opgave en specificatie. Zoals de kantonrechter de stelling van eisers als hiervoor verwoord begrijpt, waarbij zij tijdens het mondeling concluderen voor repliek ter verduidelijking van het door hun gestelde een door hun bijgehouden overzicht van gepleegde aflossingen hebben getoond, zijn er verschillende kredieten die geregistreerd staan onder verschillende rekeningnummers aan hen verstrekt en diende gedaagde in de saldo opgave specifiek te vermelden wat de hoogte is van het saldo bij elk van de rekeningnummers. Echter hebben eisers naar het oordeel van de kantonrechter nagelaten te stellen welke kredieten het betreft en wat de rekeningnummers zijn. Dit, terwijl het volgens de algemene regels van het procesrecht op hun weg had gelegen om die feiten te stellen. Nu zij niet voldoende hebben voldaan aan hun stelplicht, rest de kantonrechter geen andere keus dan aan deze stelling voorbij te gaan.

4.3 Naar het voorlopig oodeel van de kantonrechter gaat het beroep van eisers op nietigheid van het exploit van aanzegging d.d. 07 december 2017 niet op. Dit, omdat in artikel 92 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna afgekort Rv) een limitatieve opsomming is gegeven in welke gevallen een expoit nietig is. Dit betekent dat er buiten dit artikel om er geen andere gronden zijn die leiden tot nietigheid van een exploit. Zoals blijkt uit de inhoud van het hiervoor vermelde artikel valt schuldeisersverzuim of het niet vermelden van een gespecificeerde saldo opgave niet onder de limitatieve opsomming.

4.4 De kantonrechter begrijpt uit de door eisers gevraagde voorzieningen dat zij stopzetting van de aangezegde openbare verkoop van de in het exploit omschreven onroerende goederen beogen. In dat licht stelt de kantonrechter het volgende voorop. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1207 lid 2 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek is de hypotheekhouder (in casu gedaagde) bevoegd om tot openbare verkoop over te gaan indien de schuldenaar (in casu eisers) in verzuim is met de voldoening van hetgeen waarvoor de hypotheek tot zekerheid strekt. Dit kan volgens vaste jurisprudentie evenwel anders zijn, indien de hypotheekhouder – mede gelet op de belangen van de schuldenaar die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van die bevoegdheid. Dan is sprake van misbruik van recht. De kantonrechter zal zich nu de vordering stopzetting van een openbare verkoop betreft, zich daarom slechts toespitsen op hetgeen hiervoor is vooropgesteld.

4.5 Niet in geding is of eisers een achterstand hebben in aflossing van aan hun verstrekte kredieten. Ter zake constateert de kantonrechter het hierna volgende. Eisers betwisten wel de hoogte van het nog af te lossen bedrag, doch hebben zij zelf nagelaten te stellen wat de hoogte van het nog door hun aan gedaagde verschuldigde bedrag zou horen te zijn. Daarom zal de kantonrechter het ervoor moeten aannemen dat eisers tot 09 november 2017 het in de saldo opgave vermelde bedrag aan gedaagde verschuldigd is. Uit de ten processe door eisers zelf opgemaakte en overgelegde aflossingsstaat blijkt dat eisers vanaf april 2016 tot en met de dag van indiening van de onderhavige vordering geen aflossingen meer hebben gepleegd. Op grond van hetgeen hiervoor is geconstateerd komt de kantonrechter tot de voorlopige conclusie dat eisers in gebreke zijn met het aflossen van de schuld en gedaagde om die reden ingevolge artikel 1207 lid 2 BW wel mag overgaan tot de openbare verkoop.

4.6 Gedaagde heeft weersproken dat zij misbruik maakt van het recht van executie. Daartoe heeft zij aangevoerd dat eisers geen onderliggende producties, dan wel geen enkele producties hebben overgelegd ter onderbouwing van hun stelling dat zij reeds een koper hebben om het pand te [wijk] onderhands te kunnen verkopen. In reactie hierop hebben eisers gesteld dat zij van hun zijde vele pogingen hebben ondernomen om voorstellen aan gedaagde te doen voor het kunnen afkopen van de schuld, doch dat gedaagde nimmer op hun voorstellen zou hebben gereageerd. Zoals de kantonrechter de stelling van eisers begrijpt, zijn zij in staat om het pand te [wijk] onderhands te verkopen en de schuld af te lossen, doch hebben zij naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet concreet gesteld wat de stand van zaken is met betrekking tot de onderhandse verkoop, waarmede zij sedert het jaar 2015 bezig zijn. Evenmin hebben zij producties overgelegd, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zij met diverse kopers aan het onderhandelen zijn, of een perceels ID reeds is aangevraagd voor het onderhands kunnen verkopen, de overeengekomen koopsom, de termijn waarbinnen de koopsom zal plaatsvinden en op welke wijze de betaling van de koopsom zal plaatsvinden. Zij stellen evenwel dat vanwege het laat reageren van gedaagde op het voorstel tot onderhandse verkoop de koper geen belangstelling meer had, doch kunnen eisers dit naar het oordeel van de kantonrechter niet aan gedaagde opwerpen. Dit, omdat eisers ook van de gelegenheid gebruik konden hebben gemaakt om in de tussentijd naar andere kopers uit te kijken. Gesteld noch gebleken is dat eisers zulks hebben gedaan. Gelet op het betalingsgedrag van eisers, waarbij zij vanaf april 2016 geen aflossingen meer hebben gepleegd, hebben zij nagelaten te stellen of zij nog aflossingen zullen plegen en welke bron van inkomsten zij hebben om thans aflossingen te plegen en binnen welke termijn zij het saldobedrag nog zouden kunnen aflossen. Het lag op de weg van eisers om met een concreet uitgewerkt voorstel tot aflossing, met daaraan gekoppelde termijnen tot aflossingen, op tafel te komen om het vertrouwen van gedaagde als bankinstelling in de relatie te herstellen ter voorkoming van een executoriale verkoop. Eisers stellen wel dat zij daartoe serieuze pogingen hebben ondernomen, doch hebben dat niet voldoende geconcretiseerd en onderbouwd met stukken, zodat de kantonrechter geen andere keus heeft dan aan deze stelling voorbij te gaan.

4.7 Uit hetgeen onder 4.6 is overwogen volgt dat de kantonrechter geen feiten en omstandigheden zijn gebleken op grond waarvan voorshands geoordeeld zou moeten worden dat de voorgenomen executieveiling onrechtmatig is te achten, dan wel dat deze als misbruik van recht kan worden gekwalificeerd. Derhalve kunnen de door eisers gevraagde voorzieningen niet worden toegewezen.

4.8 Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.

5.2 Veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op donderdag 25 januari 2018 te Paramaribo, in aanwezigheid van de fungerend-griffier.