- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-172761
- Uitspraakdatum 07 juni 2018
- Publicatiedatum 03 februari 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kortgeding
Eiseres vordert de werking van de bouwvergunning te schorsen, althans op te schorten en gedaagde sub B te gelasten om de bouwactiviteiten onmiddellijk op te schorsen c.q. te verbieden;
Zij stelt dat met de bouw van het drie verdiepingspand zij zal worden belemmerd in haar woon- en leefgenot en dat gedaagden een onrechtmatige daad jegens haar plegen.
De kantonrechter oordeelt dat niet aannemelijk is dat gedaagden een onrechtmatige daad jegens eiseres plegen. De door eiseres gevraagde voorzieningen worden geweigerd.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 17-2761
07 juni 2018
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [district],
eiseres,
gemachtigde: mr. V.M.S. Nooitmeer, advocaat,
tegen
A. DE STAAT SURINAME, met name HET MINISTERIE VAN OPENBARE WERKEN EN TRANSPORT,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gevolmachtigde: mr. E. Mohangoo, jurist,
B. [gedaagde sub B],
wonende te [district],
gedaagde,
gemachtigde: mr. C.A.F. Meijnaar, advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 21 juni 2017 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 27 juli 2018;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de rolbeschikking waarbij een descente is gelast;
- het proces-verbaal betreffende de gehouden descente;
- de conclusie van repliek en uitlating na gehouden descente, met producties;
- de conclusie van dupliek en uitlating na gehouden desente, met producties;
- de conclusie tot uitlating over de producties aan de zijde van eiseres, met producties;
- de conclusie tot uitlating over de producties aan de zijde van gedaagden.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Gedaagde sub B is eigenaar van het perceel dat gelegen is naast het perceel alwaar eiseres woont. Op dat perceel van gedaagde bevond zich een huisje, welk huisje hij op 04 maart 2017 heeft afgebroken om een pand met drie verdiepingen te bouwen.
2.2 Gedaagde sub B heeft een bouwvergunning van gedaagde sub A verkregen om het drieverdiepingen pand te bouwen. De bouwvergunning is gedateerd 23 februari 2017.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
a) de werking van de bouwvergunning te schorsen, althans op te schorten totdat in bodemgeschil definitief over deze kwestie zal zijn beslist;
b) gedaagde sub B te gelasten om de bouwactiviteiten onmiddellijk op te schorsen c.q. te verbieden;
c) gedaagde sub B te veroordelen het vonnis te gehengen en te gedogen;
d) gedaagden te veroordelen om aan eiseres te betalen bij wege van dwangsom het bedrag groot SRD 10.000,-, voor elke dag of keer dat gedaagden in strijd handelen met dit vonnis;
e) gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 Zowel ten aanzien van gedaagde sub A als gedaagde sub B, legt eiseres aan haar vordering ten grondslag dat zij een onrechtmatige daad jegens haar plegen. Daartoe stelt zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, en wel voor wat gedaagde sub B betreft onder meer het volgende:
- met de bouw van het drie verdiepingspand zal zij worden belemmerd in haar woon- en leefgenot;
- gedaagde sub B heeft naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een vergunning aangevraagd voor de bouw en/of exploitatie van een onderneming en die bouwvergunning ook verkregen van gedaagde sub A. Met het verstrekken van de bouwvergunning maakt gedaagde sub A zich schuldig aan schending van de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur;
- ondanks zij bezwaar bij gedaagde sub A heeft geopperd tegen de bouw van het drieverdiepingspand en het verzoek heeft gedaan dat de vergunning wordt gewijzigd naar de bouw van een tweeverdiepingspand, wordt dat geweigerd;
- zij ondervindt veel last en hinder van de bouwactiviteiten van gedaagde sub B;
- de bouwactiviteiten brengen veel stof met zich mee, waardoor eiseres verplicht is de ramen van haar woning dicht te houden. Tevens wordt haar rust verstoord door het harde geluid van het timmeren op zwaar materiaal;
De bouw van het pand kan schade toebrengen aan de woning van eiseres, met name scheuren aan de muren.
Ten aanzien van gedaagde sub A stelt eiseres onder meer het volgende:
- gedaagde sub A heeft de Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur geschonden, met name het beginsel van hoor en wederhoor. Gedaagde sub A heeft haar in strijd met artikel 5 lid 4 van de Wet vergunningen beroepen en bedrijven niet gehoord;
- gedaagde sub A heeft de Bouwwet niet behoorlijk nageleefd.
3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van eiseres blijkt voldoende uit het door haar gestelde. Om die reden zal zij worden ontvangen in het kort geding.
4.2 De kantonrechter stelt voorop dat schorsing van de bouwvergunning mogelijk is, indien deze in strijd met de bouwwet en het bouwbesluit is verstrekt.
Tijdens de gehouden descente, tevens gehouden comparitie van partijen en uit de inhoud van de ten processe overgelegde producties valt geenszins af te leiden dat gedaagde sub A in strijd met de huidige wettelijke regelingen, zijnde de Bouwwet en het Bouwbesluit, de bouwvergunning aan gedaagde sub B zou hebben verstrekt. Zoals de kantonrechter eiseres begrijpt, heeft zij bezwaar tegen de bouw van een drieverdiepingen pand omdat haar woning aan weerszijden zal worden ingesloten door twee hoge panden en haar woon- en levensgenot daardoor zal worden beperkt. Echter heeft zij naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter nagelaten te stellen met welke artikelen van de huidige bouwwetgeving gedaagde sub A in strijd zou hebben gehandeld bij het verstrekken van de bedoelde bouwvergunning. Uit de inhoud van de huidige bouwwetgeving valt immers geenszins af te leiden dat het bouwen van een pand met meerdere verdiepingen verboden is.
Voor wat betreft de stelling dat gedaagde sub A in strijd met de Wet vergunningen Bedrijven en Beroepen heeft gehandeld, is de kantonrechter van oordeel dat gedaagde sub A belast is met de uitvoering van de Bouwwetgeving en niet met de uitvoering van de Wet Vergunningen Beroepen en Bedrijven. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde sub A een vergunning aan gedaagde sub B heeft verstrekt voor het exploiteren van een bedrijf, zodat deze stelling van eiseres niet opgaat.
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt de kantonrechter tot de voorlopige slotsom dat gedaagde sub A niet in strijd heeft gehandeld met enig Algemeen Beginsel van Behoorlijk Bestuur en dus evenmin onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld.
4.3 Zoals reeds hiervoor is overwogen heeft gedaagde sub B een bouwvergunning van de daartoe bevoegde instantie, zijnde gedaagde sub A conform de huidige Bouwwetgeving verkregen en mag hij met inachtneming van de daarin vastgestelde voorwaarden het drieverdiepingenpand bouwen. Eiseres stelt dat zij last ondervindt van de bouw, doch is het een feit van algemene bekendheid dat bij de bouw van woningen c.q. panden buren altijd last daarvan zullen ondervinden. Het ligt op de weg van degene die bouwt, in casu gedaagde sub B, om de nodige maatregelen te treffen dat de buren zo min mogelijk last van de bouwactiviteiten ondervinden, dan wel te voorkomen dat spijkers, stenen, enzovoorts op de erven van de buren komen te vallen of een verzekering afsluiten ingeval schade aan goederen van buren mocht worden toegebracht door de bouwwerkzaamheden. Dat de muren van eiseres als gevolg van de reeds aangevangen bouwwerkzaamheden zijn beschadigd,heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt middels enig bescheid, met name middels een deskundigenrapport ter zake. Bovendien is tijdens de gehouden descente gebleken dat gedaagde sub B pas aan het prille begin is met de start van de bouwwerkzaamheden. Dat gedaagde sub B in strijd met de aan hem verstrekte bouwvergunning heeft gehandeld, is gesteld noch gebleken. Derhalve is niet aannemelijk dat gedaagde sub B een onrechtmatige daad jegens eiseres pleegt.
4.4 Nu niet aannemelijk is dat gedaagden een onrechtmatige daad jegens eiseres plegen, zullen de door eiseres gevraagde voorzieningen als ongegrond worden geweigerd. Eiseres zal, als de in het in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen
5.2 Veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu,en uitgesproken ter openbare terechtzitting door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. A. Charan, op donderdag 07 juni 2018 te Paramaribo, in aanwezigheid van de fungerend-griffier.