- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-183153
- Uitspraakdatum 01 augustus 2018
- Publicatiedatum 30 maart 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kort geding. Art. 291 lid 4 Sv. Art. 10 GW. Gedaagde handelt in strijd met het recht van eisers om te worden bijgestaan door een tolk in de Chinese taal bij de behandeling van hun strafzaak en aldus onrechtmatig jegens eisers. Gedaagde wordt veroordeeld alsnog een tolk in de Chinese taal ter beschikking te stellen. Indien zij dit nalaat dienen eisers lijfelijk in vrijheid te worden gesteld.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 18-3153
01 augustus 2018
Vonnis in kort geding in de zaak van:
[eiser sub A]
ingesloten te [locatie A],
[eiser sub B],
ingesloten te [locatie B],
[eiser sub C],
ingesloten te [locatie C],
[eiser sub D],
ingesloten te [locatie C],
[eiser sub E],
ingesloten te [locatie D],
allen ten deze domicilie kiezende te Paramaribo,
eisers,
gemachtigde: mr. R. Denz, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME, rechtspersoon,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur generaal bij het Hof van Justitie in Suriname,
kantoorhoudende te Paramaribo aan de Limesgracht no. 92,
gedaagde,
gemachtigde: mr. C. Klein, Hoofd Officier van Justitie.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het verzoekschrift dat met de producties op 26 juli 2018 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 27 juli 2018;
- de aantekeningen van de griffier van het mondeling pleidooi van partijen d.d. 30 juli 2018.
1.2 De uitspraak van het vonnis is vanwege de spoedeisendheid van de zaak bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eisers zijn allen op 27 september 2017 ingesloten ter zake vermoedelijk gepleegde strafbare feiten. Eisers zijn de Nederlandse taal niet machtig.
2.2 Op 27 november 2017 is de strafzaak tegen eisers door de strafrechter in behandeling genomen. Voor de behandeling van de strafzaak is een tolk in de voor eisers verstaanbare taal gewenst.
Op 22 februari 2018 zou het getuigenverhoor plaatsvinden, doch heeft zulks vanwege ziekte van de getuige niet meer plaatsgevonden. Het verhoor van de getuige is geschied op de terechtzitting van 26 februari 2018. Op 23 april 2018 is vanwege ziekte van de vervolgingsambtenaar geen verdere onderzoekshandeling ter terechtzitting gepleegd en is de zitting verdaagd naar 28 mei 2018, op welke datum beeldmateriaal in het bijzijn van eisers bekeken zou worden en eisers zouden worden verhoord.
2.3 Vanwege de stopzetting van de dienstverlening van de tolken aan gedaagde, heeft de strafrechter vanaf 28 mei 2018 geen onderzoekshandelingen meer kunnen verrichten in de strafzaak die nog tegen eisers loopt en is de verdere behandeling van de bedoelde strafzaak door de strafrechter verdaagd naar 23 juli 2018 en vervolgens van 23 juli 2018 naar 22 oktober 2018.
2.4 De tolken hebben hun dienstverlening naar gedaagde toe stopgezet, omdat gedaagde haar betalingsverplichting jegens hen niet is nagekomen voor de door hun verleende diensten.
2.5 Op 29 mei 2018 hebben eisers een verzoek ex artikel 61 Sv, inhoudende een verzoek tot opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van eisers, bij het Hof van Justitie ingediend.
Op 05 juli 2018 heeft het Hof van Justitie het verzoek van eisers in behandeling genomen, doch kon zij vanwege de stopzetting van de dienstverlening van de tolken aan gedaagde niet overgaan tot de inhoudelijke behandeling van het verzoek. Het resultaat hiervan is dat het Hof van Justitie de verdere behandeling van het verzoek van eisers heeft uitgesteld tot een nader te bepalen datum, met name totdat er een tolk in de Chinese taal ter beschikking van het Hof van Justitie zal zijn.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
Primair:
a) gedaagde te veroordelen om ter beschikking van het Hof van Justitie te stellen een tolk in de Chinese taal, zodat het verzoek van eisers gedaan conform artikel 61 Sv in behandeling kan worden genomen en wel binnen 24 uur nadat de kantonrechter zulks mocht hebben geoordeeld;
b) gedaagde te veroordelen om eisers lijfelijk in vrijheid te stellen bij veroordeling van het onder a gevorderde en wanneer gedaagde mocht nalaten c.q. verzuimen hieraan te voldoen;
c) gedaagde te willen veroordelen in de kosten van dit geding;
Subsidiair:
a) gedaagde te veroordelen om ter beschikking van het Hof van Justitie te stellen een tolk in de Chinese taal, zodat het verzoek van eisers gedaan conform artikel 61 Sv in behandeling kan worden genomen en wel binnen 24 uur nadat de kantonrechter zulks mocht hebben geoordeeld;
b) gedaagde te veroordelen tot het betalen van een dwangsom groot SRD 50.000,-, voor elke dag en/of keer dat gedaagde mocht nalaten c.q. verzuimen te voldoen aan het gevorderde onder a;
c) gedaagde te willen veroordelen in de kosten van dit geding.
3.1.1 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens hen pleegt. Daartoe stellen zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, onder meer het volgende:
- zij zijn de Chinese taal niet machtig en is het de plicht van gedaagde om er voor zorg te dragen dat er een tolk in de Chinese taal bij de behandeling van elke strafzitting c.q. verzoek van eisers aanwezig is. Zij worden in hun rechten geschonden;
- de wetgever hun niet de gelegenheid biedt om zelf voor een tolk in de Chinese taal zorg te dragen;
- buiten de schuld om van eisers wordt hun strafzaak niet verder behandeld en evenmin hun verzoek ex artikel 61 Sv.
3.2 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Op dit verweer komt de kantonrechter, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de aard van de vordering zelf in het bijzonder uit het feit dat, vanwege de stopzetting van de dienstverlening van de tolken aan gedaagde, eisers geen zicht hebben op de verdere behandeling van hun strafzaak en van hun verzoek ex artikel 61 Sv bij het Hof van Justitie. Om die reden worden eisers ontvangen in het kort geding.
4.2 Gedaagde voert als formeel verweer dat eisers niet ontvankelijk moeten worden verklaard in de door hun gevraagde voorzieningen, omdat de kantonrechter in kort geding onbevoegd is van de onderhavige zaak kennis te nemen. Zoals de kantonrechter gedaagde begrijpt, stelt gedaagde zich op het standpunt dat de strafrechter het forum is alwaar eisers de onderhavige vordering dienen voor te leggen. Anders dan gedaagde is de kantonrechter van oordeel dat de kort geding rechter wel bevoegd is kennis te nemen van de onderhavige vordering, omdat in casu ter beoordeling ligt de beantwoording van de vraag of gedaagde één der rechten van eisers schendt en daardoor al dan niet onrechtmatig jegens eisers handelt. Derhalve wordt het formeel verweer van gedaagde verworpen.
4.3 Zoals reeds hiervoor is overwogen, ligt ter beantwoording de vraag of gedaagde één der rechten van eisers schendt en aldus onrechtmatig jegens eisers handelt.
Blijkens het bepaalde in artikel 291 lid 4 Sv dient de vervolging zorg te dragen voor een tolk. De vervolging valt onder gedaagde. Hieruit volgt dat op gedaagde de plicht rust om, indien zulks nodig wordt geacht, zorg te dragen voor een tolk bij de behandeling van strafzaken, met in begrip van de betaling van de tolken voor hun dienstverlening.
Als niet weersproken staat vast dat een tolk in de Chinese taal nodig is bij de behandeling van de strafzaak tegen eisers. Tevens staat als niet weersproken vast dat gedaagde niet aan haar financiele verplichting jegens de tolken heeft voldaan en de tolken uit dien hoofde hun dienstverlening aan gedaagde hebben stopgezet. Het gevolg hiervan is dat vanaf 28 mei 2018 de verdere behandeling van de strafzaak tegen eisers door de strafrechter en het verzoek van eisers ex artikel 61 Sv door het Hof van Justitie is verdaagd en is er geen zicht wanneer de tolken wederom hun diensten aan gedaagde zullen verlenen.
In dat licht benadrukt de kantonrechter dat ingevolge artikel 10 van de Grondwet van de Republiek Suriname elke verdachte recht heeft op de behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn. Dit recht is ook neergelegd in het Inter Amerikaans Verdrag inzake de Rechten van de Mens en artikel 14 van het BUPO verdrag, van welke verdragen de Staat Suriname, in casu gedaagde, partij is. Hieruit volgt dat gedaagde de plicht heeft om zich voldoende inspanningen te getroosten dat er geen stagnatie optreedt bij de behandeling van de strafzaak tegen eisers, waaronder mede begrepen het zich voldoende inspannen dat eisers bij de behandeling van hun strafzaak door een tolk in een Chinese taal worden bijgestaan.
Gesteld noch gebleken is dat gedaagde zich voldoende heeft ingespannen om te bewerkstelligen dat de tolken op zeer korte termijn wederom hun diensten aan de vervolging c.a. gedaagde zullen verlenen bij de behandeling van de strafzaak tegen eisers. Evenmin heeft gedaagde enig inzicht verschaft of en wanneer de tolken wederom zullen starten met het verlenen van hun diensten aan gedaagde bij de behandeling van de strafzaak die tegen eisers loopt. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is voor de kantonrechter voldoende aannemelijk dat gedaagde in strijd handelt met het recht van eisers om te worden bijgestaan door een tolk in de Chinese taal bij de behandeling van hun strafzaak en handelt gedaagde aldus onrechtmatig jegens eisers. Om die reden komen de door eisers gevraagde voorzieningen voor toewijzing in aanmerking.
4.5 De kantonrechter begrijpt dat in strafzaken op gedaagde de plicht rust om de samenleving te beschermen (algemeen belang), doch staat daartegenover dat gedaagde zich ook voldoende dient in te spannen voor het treffen van de nodige voorzieningen dat strafzaak van verdachten binnen redelijke termijn worden behandeld opdat verdachten weten waar zij aan toe zijn (rechtszekerheid bij de verdachte). Met in achtneming van de afweging van de belangen van partijen, te weten het algemeen belang van gedaagde versus het individueel belang van eisers als verdachten, en rekening houdend met de praktische situatie, zal de kantonrechter in kort geding met gebruikmaking van de bevoegdheid die haar in kort geding toekomt anders beslissen dan door eisers is gevorderd. Dit, mede bekeken vanuit het licht dat de recesperiode voor de Rechterlijke Macht op 15 augustus 2018 ingaat en dient te worden voorkomen dat eisers, na het uitputten van de eigen rechtsmiddelen hier te lande, een klacht tegen gedaagde indienen bij het Inter Amerikaanse Hof inzake Rechten van de Mens.
4.6 Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten zijn tot de dag van de uitspraak begroot op totaal SRD 394,-, bestaande uit de kosten voor oproep van gedaagde ad SRD 344,- en het vastrecht ad SRD 50,-.
5. De beslissing
5.1 Veroordeelt gedaagde om in het kader van de behandeling van het verzoek van eisers ex artikel 61 Sv vanaf 03 augustus 2018 tot en met 30 augustus 2018 een tolk in de Chinese taal ter beschikking van het Hof van Justitie te doen stellen, zodat het Hof van Justitie gedurende die periode kan overgaan tot de inhoudelijke behandeling van het door eisers bedoeld verzoek.
5.2 Veroordeelt gedaagde om, indien zij nalaat aan de veroordeling onder 5.1 in dit vonnis te voldoen, eisers op 01 september 2018 om 10.00 uur lijfelijk in vrijheid te stellen.
5.3 Veroordeelt gedaagde tot betaling van een eenmalige dwangsom ad SRD 50.000.000,- (Vijftig Miljoen Surinaamse Dollar), indien zij nalaat aan de veroordeling onder 5.2 in dit vonnis te voldoen.
5.4 Bepaalt dat eisers in het kader van de verdere behandeling van hun verzoek ex artikel 61 Sv, het Hof van Justitie in kennis doen stellen van het op heden in de onderhavige zaak tussen partijen gewezen vonnis.
5.5 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 tot en met 5.3 in dit vonnis is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.6 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 394,- (Driehonderd en Vierennegentig Surinaamse Dollar).
5.7 Weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, op donderdag 01 augustus 2018 te Paramaribo, in aanwezigheid van de fungerend-griffier.