SRU-K1-2018-8

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-163769
  • Uitspraakdatum 28 juni 2018
  • Publicatiedatum 01 augustus 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kort geding. Schorsing werking volmacht. Op grond van o.a. eigen waarneming van de rechter ter comparitiezitting wordt geoordeeld dat gedaagde sub A niet in staat is zijn eigen wil te bepalen.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 16-3769
28 juni 2018

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiseres],
wonende aan [adres 1] te [district 1],
eiseres,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,

tegen

A. [gedaagde sub A],
wonende aan [adres 1] te [district 1], doch thans verblijfhoudende aan [adres 2] te [district 1],
B. [gedaagde sub B],
wonende aan [adres 3] in [district 2],
C. [gedaagde sub C],
wonende aan [adres 2] te [district 1],
D. [gedaagde sub D], echtgenoot van [gedaagde sub C],
wonende aan [adres 2] te [district 1],
gedaagden,
gemachtigde van allen: voorheen mr. R. Denz, advocaat, die zich op 10 november 2016 heeft onttrokken, thans mr. H.R. Schurman, advocaat.

  1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het in de onderhavige zaak tussen partijen gewezen tussenvonnis d.d. 31 augustus 2016;
  • het proces-verbaal betreffende de gehouden comparitie van partijen d.d. 06 oktober 2016;
  • de conclusie tot uitlating aan de zijde van partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

  1. De verdere beoordeling

2.1 De kantonrechter blijft volharden bij de inhoud van het eerder tussen partijen gewezen tussenvonnis d.d. 31 augustus 2016.

2.2 In tegenstelling tot wat gedaagden sub B, C en D hebben gesteld, met name dat gedaagde na de opgelopen herseninfarct in staat was en is zijn eigen wil te bepalen en dat eiseres psychisch niet in orde is en zelf hulpbehoevend is, heeft de kantonrechter aan de hand van eenvoudige vraagstellingen ter comparitie van partijen d.d. 06 oktober 2016, zijnde ongeveer vier maanden na de door gedaagde sub A opgelopen herseninfarct, zelf waargenomen dat gedaagde sub A op eenvoudige vragen over zijn persoon (zoals zijn geboortedatum, naam van zijn zus), familie en echtgenote geen antwoord kon geven, nauwelijks uit zijn woorden kon komen en zich er evenmin van bewust was dat hij zich in het gerechtsgebouw voor de kantonrechter, de griffier, zijn toenmalige raadsman en zijn echtgenote bevond. Deze waargenomen feiten ten aanzien van de persoon van gedaagde sub A, brengen de kantonrechter tot de gerechtvaardigde conclusie dat gedaagde sub A ten tijde van zijn ontslag uit het ziekenhuis en ten tijde van het tekenen van de volmacht d.d. 25 juli 2016 niet in staat kon worden geacht zijn wil te bepalen. Dit levert reeds grond op tot schorsing van de werking van de hiervoor vermelde volmacht. Dit betekent dat de gevraagde voorziening onder 4 en daaruit voortvloeiend die onder 7 als gegrond zullen worden toegewezen. Bij conclusie na gehouden comparitie van partijen hebben gedaagden gesteld dat de in het geding zijnde volmacht op 14 oktober 2016 is ingetrokken, doch wordt dit in twijfel getrokken. Zoals reeds hiervoor is overwogen heeft de kantonrechter tijdens de comparitie van partijen zelf waargenomen dat gedaagde sub A niet in staat werd geacht zijn eigen wil te bepalen en lijkt het onmogelijk dat hij 7 dagen nadien daartoe in staat kon zijn.

2.3 Daar ieder individu recht heeft op eerbiediging van zijn of haar privéleven en voldoende aannemelijk is dat gedaagde sub B inbreuk op het privéleven, waaronder mede begrepen het huwelijksleven, van eiseres heeft gepleegd, zal de gevraagde voorziening onder 5 eveneens worden toegewezen. Overigens is, in tegenstelling tot wat gedaagden sub B, C en D hebben gesteld, tijdens de gehouden comparitie gebleken dat eiseres wel psychisch in orde blijkt te zijn, er normaal met haar is gecommuniceerd, zij niet onder behandeling is van een psychiater en evenmin aan medicatie. Integendeel is uit haar bewoordingen gebleken dat zij, vanwege het niet mogen hebben van contact met gedaagde sub A, er mentaal onder lijdt. Het zijn juist gedaagden sub B, C en D die eiseres mentaal kapot proberen te maken door gedaagde sub A van haar af te houden en te bepalen wat er verder met hun huwelijksleven en het bedrijf die eiseres en gedaagde sub A tezamen hebben opgebouwd dient te geschieden.

2.4 Daar gedaagde sub A geen zaak is in de zin van artikel 555 van het Surinaams Burgerlijk Wetboek, gedaagde sub A vanwege de opgelopen herseninfarct niet in staat kan worden geacht zijn eigen wil te bepalen en sedert zijn ontslag uit het ziekenhuis bij gedaagden sub C en D verblijft, zal de kantonrechter de gevraagde voorziening onder 1 weigeren. Dit ook, mede gelet op de ontstane spanningen tussen eiseres en gedaagden en ter voorkoming van nog meer mentale schade aan eiseres en gedaagde sub A. Daarbij neemt de kantonrechter mee dat het terughalen van gedaagde sub A uit de tot voor kort voor hem vertrouwde omgeving onherstelbare schade aan gedaagde sub A zou kunnen berokkenen en dient te worden voorkomen dat aan eiseres het verwijt zou kunnen worden gemaakt dat zij de oorzaak daarvan is.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de gevraagde voorziening onder 2 ook worden geweigerd.

2.5 Zoals uit de gedragingen van gedaagden sub B, C en D kan worden afgeleid, wensen zij zich, met uitsluiting van eiseres, alleen te ontfermen over gedaagde sub A, waardoor mogelijke spanningen tussen hen en eiseres is ontstaan. Daar deze spanningen uit de hand zouden kunnen lopen, zal ter bescherming van eiseres de gevraagde voorziening onder 3 worden toegewezen, waarbij eiseres zal worden gemachtigd de Sterke Arm in te roepen ingeval gedaagden het verbod overtreden.

2.6 Gedaagden sub B, C en D, zullen als een voor een groot deel in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze omvatten tot de dag van de uitspraak het vastrecht ad SRD 50,- en kosten voor oproep per exploot van een deurwaarder respectievelijk ad SRD 395,- en SRD 285,-.

De proceskosten zullen voor wat gedaagde sub A betreft, tussen eiseres en gedaagde sub A gecompenseerd worden. Dit, omdat zij echtelieden zijn en gedaagde sub A niet in staat wordt geacht zijn wil te bepalen.

  1. De beslissing
    De kantonrechter:

3.1 Verbiedt gedaagden sub B, C en D zich te begeven of te bevinden of op te houden op de plaats van de samenwoning van eiseres en gedaagde sub A aan [adres 1] te [district 1].

3.2 Machtigt eiseres om gedaagden sub B, C en D,indien deze zich zonder toestemming van eiseres op het adres aan [adres 1] te [district] begeven, zelf te doen verwijderen van het adres, desnoods met behulp van de Sterke Arm.

3.3 Schorst de werking van de door gedaagde sub A aan gedaagde sub B verleende volmacht d.d. 25 juli 2016, totdat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis hierover zal zijn beslist.

3.4 Verbiedt gedaagde sub B liederlijke taal te gebruiken jegens eiseres en zich in te laten met zaken betrekkelijk het leven, het huwelijk, de bedrijven en de bedrijfsvoering van en bestaande tussen gedaagde sub A en eiseres.

3.5 Veroordeelt gedaagde sub B om binnen een dag na betekening van dit vonnis alle goederen en bescheiden die hij van gedaagde sub A en de gemeenschap bestaande tussen eiseres en gedaagde sub A onder zich heeft of heeft verkregen aan eiseres af te geven.

3.6 Verklaart hetgeen hiervoor onder 3.1, 3.2, 3.4 en 3.5 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

3.7 Compenseert de proceskosten tussen eiseres en gedaagde sub A, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.8 Veroordeelt gedaagden sub B, C en D in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 730,- (Zevenhonderd en Dertig Surinaamse Dollar).

3.9 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door de kantonrechter-plaatsvervanger in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, op donderdag 28 juni 2018 te Paramaribo, in aanwezigheid van de fungerend-griffier.