SRU-K1-2019-12

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-192688
  • Uitspraakdatum 25 juli 2019
  • Publicatiedatum 19 augustus 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Opheffen executoriaal beslag.
    Vordering tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 19-2688
25 juli 2019

Vonnis in kort geding
in de zaak van:

DE STICHTING REGIONALE GEZONDHEIDSDIENST,
gevestigd en kantoorhoudend aan de Johan Adolf Pengelstraat 188 te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.M. Linger, advocaat,

tegen

[gedaagde],
wonende aan [adres] te [distrikt],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 04 juli 2019 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 05 juli 2019;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met een productie;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • de conclusie tot uitlating productie zijdens eiseres.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Op 08 augustus 2016 is eiseres bij vonnis van de kantonrechter in de zaak bekend onder A.R. No. 16-2870 veroordeeld, onder meer om:

  • aan gedaagde uit te betalen over de maand mei 2016, de gebruikelijke aan haar toekomende vergoedingen zoals vermeld in de loonslip en de arbeidsovereenkomst, welke nog niet aan haar waren uitgekeerd, vermeerderd met de verhoging ex artikel 1614q BW en de wettelijke rente ad 6% per jaar met ingang van 7 juni 2016;
  • aan gedaagde uit te betalen haar salaris met alle emolumenten over de maanden juni en juli 2016, vermeerderd met de verhoging ex artikel 1614q BW;
  • aan gedaagde uit te betalen haar salaris met alle emolumenten vanaf augustus 2016 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
  • te honoreren alle aan gedaagde toekomende rechten en voorzieningen op grond van de arbeidsovereenkomst, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
  • een dwangsom te betalen van SRD 1.000, – per dag, het maximum van SRD 50.000, – niet te boven gaand, voor elke dag dat eiseres in gebreke blijft uitvoering te geven aan het vonnis.

2.2 Volgens de statuten van eiseres, zoals bepaald in artikel elf, gewijzigd op 01 januari 1995, bestaat de directie van eiseres uit een directeur en een of meerdere onderdirecteuren. In lid 2 van dit artikel is voorts bepaald dat de directeur op voordracht van het Bestuur -gehoord de directeur van Volksgezondheid – benoemd, geschorst en ontslagen wordt door de minister van Volksgezondheid. Het salaris en andere arbeidsvoorwaarden van de directeur worden op voordracht van het bestuur, gehoord de directeur van Volksgezondheid, door de minister vastgesteld. Het salaris en andere arbeidsvoorwaarden van de onderdirecteuren worden, op voordracht van de directeur, door het bestuur vastgesteld.

2.3 De minister van Volksgezondheid, krachtens de statuten van eiseres, is met gedaagde een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aangegaan in de functie van algemeen directeur van eiseres, voor een periode van drie jaren aanvangende op 01 augustus 2001, en onder dezelfde voorwaarden verlengd te rekenen van 1 augustus 2004 tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van gedaagde.

2.4 Bij deurwaardersexploot van 18 oktober 2016 met het [nummer] heeft gedaagde eiseres aangezegd om binnen twee dagen aan haar te betalen diverse looncomponenten voor een totaal bedrag van SRD 70.193,97, opgelopen dwangsommen ad SRD 50.000, -proceskosten zijnde een bedrag ad SRD 370, -, betekeningskosten ad SRD 260, – en overige kosten.

2.5 Bij deurwaardersexploot van 21 juni 2019 met het [nummer] heeft gedaagde executoriaal derdenbeslag gelegd onder Surinaamsche Bank N.V., Stichting Surinaamse Volkscredietbank, Hakrinbank N.V., Republic Bank Suriname N.V. en Surinaamse Postspaarbank op alle gelden, geldswaarden en of goederen die de derde gearresteerden verschuldigd mochten zijn of worden aan of onder hun berusting mochten hebben of verkrijgen van eiseres ter verzekering van betaling ad SRD 50.000, – zijnde opgelopen dwangsommen.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert -samengevat- bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

  • opheffing van de gelegde executoriale derdenbeslagen onder verbeurte van een dwangsom;
  • veroordeling van gedaagde om haar als voorschot te betalen het bedrag van SRD 66.469,41 vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar vanaf de dag van de rechtsingang tot aan die der algehele voldoening;
  • veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

3.2 Eiseres heeft kort gezegd het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
Op 22 november 2016 heeft zij aan gedaagde het bedrag van SRD 158.519,93 uitbetaald ter uitvoering van het vonnis van 08 augustus 2016, inclusief de verbeurde dwangsommen tegen een bedrag van SRD 50.000, -. Hierna heeft eiseres betalingen aan gedaagde gedaan die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst. Gedaagde maakt misbruik van haar executiebevoegdheid. Eiseres ondervindt stagnatie in haar bedrijfsvoering als gevolg van de gelegde beslagen. Zij kan niet aan haar betalingsverplichtingen jegens derden voldoen en geen lonen aan personeel uitkeren. Als gevolg van het beslag lijdt eiseres schade, nu zij niet aan haar financiële middelen bij de bank kan komen.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Voor zover voor de beslissing van belang, wordt hierop in de beoordeling teruggekomen.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van het gevorderde is voldoende aannemelijk en eiseres zal in het kort geding worden ontvangen.

4.2 De kantonrechter zal verstaan, zoals gedaagde bij conclusie van antwoord onder overlegging van producties en overigens onweersproken heeft aangevoerd, dat het executoriaal derdenbeslag is opgeheven.

4.3 Gedaagde weerspreekt het gevorderde voorschot wegens geleden schade en voert aan dat eiseres daar geen spoedeisend belang bij heeft. Ook voldoet volgens gedaagde de vordering van eiseres niet aan de vereisten van aannemelijkheid en restitutierisico.

4.4 Overwogen wordt dat de veroordeling tot betaling van dwangsommen oplopend tot het maximaal bedrag van SRD 50.000, – (zie hiervoor onder 2.1) een in het oog springende vergissing is ex artikel 492 lid 1 Rv., nu in casu geen sprake is van een veroordeling tot iets anders dan tot de betaling van een geldsom. Blijkens de onweersproken producties 4, 5, 6 en 7 bij verzoekschrift, heeft eiseres aan gedaagde ter uitvoering van het vonnis van 08 augustus 2016 onder meer de opgelopen dwangsommen betaald. Gedaagde heeft deze betaling niet weersproken. Dit brengt met zich dat voorshands voldoende is komen vast te staan dat eiseres conform het vonnis van de kortgedingrechter van 08 augustus 2016 in ieder geval een bedrag van SRD 50.000, – wegens opgelopen dwangsommen aan gedaagde heeft betaald. Gelet op het voorgaande, alsmede op het feit dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij betaling van voornoemd voorschot, is de kantonrechter van oordeel dat het door gedaagde aangevoerde restitutierisico onder voornoemde omstandigheden niet aan toewijzing van de vordering in de weg staat. De vordering van eiseres tot betaling van geleden schade zal daarom worden toegewezen tot het bedrag van SRD 50.000, -.

4.5 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Verstaat dat de executoriaal derdenbeslagen gelegd bij deurwaardersexploot van 21 juni 2019 met het nummer 429 onder Surinaamsche Bank N.V., Stichting Surinaamse Volkscredietbank, Hakrinbank N.V., Republic Bank Suriname N.V. en Surinaamse Postspaarbank op alle gelden, geldswaarden en of goederen die de derde gearresteerden verschuldigd mochten zijn of worden aan of onder hun berusting mochten hebben of verkrijgen van de Stichting Regionale Gezondheidsdienst zijn opgeheven.

5.2 Veroordeelt gedaagde om aan eiseres bij wege van voorschot en tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van SRD 50.000, – (vijftigduizend Surinaamse Dollar) vermeerderd met de wettelijke rente van 6% per jaar vanaf 04 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
5.3 Verklaart de beslissing onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.

5.4 Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eiseres tot aan deze uitspraak begroot op SRD 710, – (zevenhonderdtien Surinaamse Dollar).

5.5 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in het eerste kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 25 juli 2019 te Paramaribo door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. A.C. Johanns, in aanwezigheid van de griffier.