- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-190354
- Uitspraakdatum 05 maart 2019
- Publicatiedatum 07 november 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Gedaagden worden verboden tot openbare verkoop van het onroerend goed over te gaan, totdat de kantonrechter in bodemprocedure heeft vastgesteld of eisers daadwerkelijk hebben voldaan aan de voldoening van de schuld, dan wel het onderzoek betreffende de echtheid van de kwitantie van betaling in bodemprocedure o.g.v. art 128 BRv.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 19-0354
05 maart 2019
Vonnis in kort geding in de zaak van:
A. [eiser 1];
B. [eiser 2], weduwnaar van [naam 1],
wonende aan [adres 1] te [district 1],
C. [eiser 3],
wonende aan [adres 2] in [district 2],
D. [eiser 4], gehuwd met [naam 2],
wonende aan [adres 2] in [district 2],
eisers,
gemachtigde: S.M. Ramman Bsc. , advocaat,
tegen
A. [gedaagde 1],
wonende aan het [adres 3] te [district 1],
B. [gedaagde 2],
wonende aan [adres 4] te [district 1],
gedaagden,
gemachtigde van beiden: mr. Ch. Algoe, advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 30 januari 2019 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
- de mondelinge conclusie van eis d.d. 04 februari 2019;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Op 17 mei 2013 heeft gedaagde sub A aan eiseres sub A het geldbedrag ad US$ 100.000,- geleend. Dit bedrag zou eiseres sub A binnen een maand moeten terugbetalen aan gedaagde sub A, zonder rente.Als zekerheid tot betaling van dit geldbedrag is ten behoeve van gedaagden en ten laste van eisers een hypotheek gevestigd op “het recht van grondhuur – ter uitoefening van de Tuinbouw – op het perceelland groot 6.9318ha, instede van 6.9348ha, gelegen in [district 1], ten oosten van de [weg 1], aan de [weg 2] en bekend als [adres 5], nader aangeduid op de in viervoud overgelegde uitmetingskaart van de landmeter in Suriname, H. Soedhwa Lcs, d.d. 8 september 2010 met de letters ABCD”.
2.2 Eiseres sub A is op 28 februari 2014 komen te overlijden.
2.3 Bij exploot van deurwaarder, S.W. Niekoop d.d. 12 januari 2019 no.’s R. 37 en R. 38 zijn eisers aangemaand om alsnog te voldoen aan hun plicht tot terugbetaling van het geleend bedrag, waarbij tevens de openbare verkoop van het hiervoor omschreven onroerend goed aan eisers is aangezegd. De openbare verkoop zal plaatsvinden op woensdag 06 maart 2019, om 10.00 uur des voormiddag te Paramaribo, door en ten kantore van de notaris mr. R.B. Babb of diens waarnemer of opvolger aan de Slangenhoutstraat no. 55.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
a) de stopzetting te gelasten van de aangekondigde openbare verkoop voortvloeiende uit de krediethypotheekakte, welke verleden is op 17 mei 2013 met daarin het omschreven perceelland hetwelk bij exploot d.d 12 januari 2019 no’s R. 37 en R. 38 van deurwaarder bij het Hof van Justitie, S.W.Niekoop is aangezegd aan eisers, op straffe van een dwangsom van US$ 10.000,- voor iedere dag of keer dat gedaagden weigeren of nalaten c.q. weigerachtig blijven of nalatig blijven om aan dit vonnis uitvoering te geven of tegenstrijdig daarmee handelen;
b) gedaagden te veroordelen mee te werken aan het royement van het perceelland omschreven onder 2.1 in dit vonnis, met machtiging aan eisers om, indien gedaagden in gebreke mochten blijven aan het voorgaande te voldoen, of te dien einde mochten weigeren dan wel weigerachtig mochten blijven, het royement zelf te bewerkstelligen door dit vonnis in de plaats te stellen van de ontbrekende verklaring c.q. medewerking van gedaagden;
c) gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding voorlopig begroot op SRD 7.939,-.
3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagden een onrechtmatige daad jegens hem plegen. Daartoe stellen zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:
- eiseres sub A heeft op 28 juni 2013 de schuld volledig aan eisers voldaan;
- gedaagden hebben, nadat de schuld volledig was voldaan, aan eisers toegezegd dat zij het royement in orde zouden maken;
- eisers hebben nimmer een schriftelijke aanmaning of telefonische melding van gedaagde sub A gehad tot terugbetaling van het geldbedrag;
- als gevolg van dit onrechtmatig handelen lijden eisers schade, daarin bestaande dat zij genoodzaakt waren een advocaat in de arm te nemen om hen rechtsbijstand te verlenen. De kosten voor het verlenen van rechtsbijstand zijn voorlopig begroot op SRD 7.938,-.
3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer,voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de stellingen van eisers, in het bijzonder uit de stelling dat de openbare verkoop van het perceelland op woensdag 06 maart 2019 zal plaatsvinden.
4.2 Tussen partijen is in geschil of eisers reeds hebben voldaan aan hun plicht tot terugbetaling van het bedrag dat zij van gedaagde sub A hebben geleend. Ter staving van hun stelling dat zij reeds hebben voldaan aan hun terugbetalingsverplichting beroepen eisers zich op een kwitantie van betaling d.d. 28 juni 2013, van welke kwitantie zij een fotokopie ten processe hebben overgelegd. Gedaagden daarentegen weerspreken dat eisers de schuld hebben voldaan en betichtigen de kwitantie van valsheid. In dat kader voeren zij aan dat de kwitantie niet door gedaagde sub A is uitgeschreven en evenmin door hem is ondertekend. In reactie op dit verweer voeren eisers bij conclusie van repliek aan dat gedaagden geen verificatoren hebben overgelegd bij de betwisting van de echtheid van de kwitantie. Bij conclusie van dupliek zijn gedaagden blijven volharden in hun verweer dat de kwitantie valselijk is opgemaakt.
4.3 Uit de stellingen van eisers begrijpt de kantonrechter dat deze zich erop beroepen dat de kwitantie van betaling echt en onvervalst is en uit het verweer van gedaagden dat het vervalst is, zodat op de voet van artikel 128 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een onderzoek naar de (on)echtheid van de kwitantie van betaling zal dienen plaats te vinden. Nu het karakter van het kort geding zich tegen een dergelijk onderzoek verzet en gedaagden niet veel hebben ingebracht om de valsheid van de kwitantie van betaling aannemelijk te maken, is voor de kantonrechter voorshands aannemelijk dat eisers de schuld aan gedaagden hebben terugbetaald. Rekening houdend met het echtheidsonderzoek dat nog in bodemprocedure zal moeten volgen en rekening houdend met de gerechtvaardigde belangen van partijen, zal de kantonrechter op grond van de bevoegdheid die haar in kort geding toekomt de gevraagde voorziening onder a aangepast toewijzen zoals hierna in de beslissing vermeld.
4.4 Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen, komt de gevraagde voorziening onder b niet voor toewijzing in aanmerking. In dat licht benadrukt de kantonrechter dat zolang de echtheid van de kwitantie van betaling nog niet is vastgesteld, het royement van de hypotheek niet kan plaatsvinden.
4.5 Daar eisers slechts voor een klein deel in het gelijk zullen worden gesteld, acht de kantonrechter het redelijk en billijk de proceskosten tussen partijen te compenseren. De compensatie bestaat daarin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Gelast de stopzetting van de bij exploot van de deurwaarder S.W. Niekoop, d.d. 29 januari 2019 no’s R. 37 en R. 38 aangezegde openbare verkoop van het in het exploot omschreven perceelland, welke openbare verkoop op woensdag 06 maart 2019 om 10.00 uur des voormiddag te Paramaribo, door en ten kantore van de notaris mr. R.B. Babb of diens waarnemer of opvolger aan de Slangenhoutstraat no. 55, zal plaatsvinden, totdat de kantonrechter in bodemprocedure heeft vastgesteld of eisers daadwerkelijk hebben voldaan aan hun plicht tot terugbetaling van de schuld op 28 juni 2013, dan wel het onderzoek betreffende de echtheid van de kwitantie van betaling in bodemprocedure is afgerond.
5.2 Verbiedt gedaagden tot openbare verkoop van het onroerend goed over te gaan, totdat de kantonrechter in bodemprocedure heeft vastgesteld of eisers daadwerkelijk hebben voldaan aan de voldoening van de schuld op 28 juni 2013, dan wel het onderzoek betreffende de echtheid van de kwitantie van betaling in bodemprocedure is afgerond.
5.3 Veroordeelt gedaagden tot betaling van een eenmalige dwangsom van
SRD 5.000.000,- (Vijf miljoen Surinaamse Dollar), indien gedaagden in strijd mochten handelen met het besliste onder 5.1 en het verbod onder 5.2.
5.4 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 tot en met 5.3 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.5 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.6 Weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op dinsdag 05 maart 2019 te Paramaribo door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in tegenwoordigheid van de griffier.