SRU-K1-2019-20

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-175560
  • Uitspraakdatum 22 augustus 2019
  • Publicatiedatum 09 oktober 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Vordering in het incident wordt afgewezen, nu er sprake is van een verandering en vermeerdering van de eis. De vordering in de hoofdzaak wordt eveneens afgewezen. Gevraagd is om de werking van een bepaald vonnis op te schorten omdat er belang zou zijn bij handhaving van een gelegd conservatoir beslag, doch het betreffende vonnis is uitvoerbaar bij voorraad. Bovendien is niet in geschil dat het conservatoir beslag is opgeheven en doorgehaald.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 17-5560
22 augustus 2019
Vonnis in kort geding

in de zaak van:

[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudend te [district],
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
gemachtigde: mr. S.R. Heijmans, advocaat,

tegen

[gedaagde A],
[gedaagde B],
[gedaagde C],
[gedaagde D],
[gedaagde E],
[gedaagde F],
[gedaagde G],
[gedaagde H],
gedaagden,
gemachtigde: mr. R.D. Zweevel, advocaat

1. Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 29 december 2017 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 25 januari 2018;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de akte tot eiswijziging;
  • de conclusie van antwoord in het incident.

1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

2.1 Eiseres vordert – samengevat – bij verzoekschrift van 29 december 2017 dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de werking van het vonnis gewezen op 21 december 2017 met het A.R. No. 17-4910 schorst op opschort of, de kantonrechter begrijpt, gedaagde gelast of veroordeelt de executie van voormeld vonnis te staken, zolang in de verzet zaak niet is beslist, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding. Bij akte eiswijziging van 28 juni 2018 vordert eiseres dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden veroordeelt of beveelt om ten aanzien van de allodiale eigendom en het erfelijk bezit op het perceelland groot 250ha gelegen achter het aan de boedel [naam] toebehorend terrein, uitkomende aan de [locatie] met uitzondering van de reeds verkochte en overgedragen delen geen rechtshandelingen, beheers- of beschikkingsdaden te (doen) verrichten totdat in de verzetzaak met het A.R. No. 17-4910 en in de beslagzaak met het A.R. No. 16-3533 is beslist onder verbeurte van een dwangsom ad SRD 10.000.000,- voor iedere keer dat gedaagden de veroordeling niet naleven, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.

2.2 Aan haar vordering legt eiseres – samengevat – ten grondslag dat zij belang heeft bij handhaving van het conservatoir beslag gelegd op 11 augustus 2016 door [deurwaarder] op de allodiale eigendom en het erfelijk bezit op het perceelland groot 250ha gelegen achter het aan de boedel [naam] toebehorend terrein, uitkomende aan [locatie]. In de verzet procedure zal volgens eiseres blijken dat de verstekbeslissing niet in stand kan blijven. Aan de gewijzigde vordering legt eiseres ten grondslag dat gedaagden het vonnis van 21 december 2017 reeds geëxecuteerd hebben. De grondslag van deze kwestie vormt de zaak betreffende het conservatoir beslag waarvan de vanwaardeverklaringsprocedure bekend onder A.R. No. 16-3533/A.R. No. 16-3843 nog in behandeling is en voor repliek stond op 07 augustus 2018.

2.3 Gedaagden voeren verweer.

3. De beoordeling

In het incident
3.1 Artikel 109 Rv geeft eiseres de bevoegdheid om tot de afloop van de zaak haar eis te wijzigen of te verminderen, zonder nochtans het onderwerp van de eis te mogen veranderen of te vermeerderen. Gedaagden hebben bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging en gesteld dat elke samenhang ontbreekt tussen de verstekzaak met A.R. No. 17-4910 en de beslagzaak bekend onder A.R. No. 16-3533/A.R. No. 16-3843. Laatstgenoemde zaken hebben geen betrekking op gedaagden. Ook voeren gedaagden aan dat eiseres geen verknochtheid tussen voormelde zaken heeft gesteld, terwijl nota bene het conservatoir beslag in de zaak A.R. No. 17-4907 is opgeheven en doorgehaald.

3.2 Eiseres heeft bij haar vordering tot wijziging van eis geen nadere feiten en omstandigheden gesteld, betrekking hebbend op de zaken in de vanwaardeverklaringsprocedure bekend onder A.R. No. 16-3533/A.R. No. 16-3843, terwijl zulks op haar weg had gelegen. Aan een beantwoording van de door gedaagden opgeworpen vraag over het al dan niet verknocht zijn van deze zaken wordt dan ook niet toegekomen. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat de eiswijziging gegrond is op gewijzigde juridische en feitelijke grondslagen en daarom is aan te merken als een verandering en vermeerdering van de eis.

3.3 De vordering in het incident zal worden afgewezen.

In de hoofdzaak
3.4 De uitvoerbaarverklaring bij voorraad bij vonnis d.d. 21 december 2017 houdt in dat het vonnis uitgevoerd kan worden ook al hebben gedaagden hiertegen verzet ingesteld. Daar komt bij dat tussen partijen niet in geschil is dat het conservatoir beslag gelegd op 11 augustus 2016 is opgeheven en doorgehaald.

3.5 Op voorgaande gronden zal het gevorderde worden afgewezen.

3.6 Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

4. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
In het incident
4.1 Wijst af het gevorderde.

In de hoofdzaak
4.2 Weigert de gevraagde voorzieningen.

4.3 Veroordeelt eiseres in de kosten van het geding aan de zijde van gedaagden tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in het eerste kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 22 augustus 2019 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.