SRU-K1-2019-24

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-193633
  • Uitspraakdatum 03 oktober 2019
  • Publicatiedatum 04 november 2019
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Rechtsgang voor het indienen van een bezwaarschrift op een verzoek om voorwaardelijke invrijheidstelling is bij het gerecht dat de vrijheidsstraf heeft opgelegd.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 19-3633
3 oktober 2019

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser], thans ingesloten in de Penitentiaire Inrichting Santo Boma, domicilie kiezend aan de Cayottestraat 51 te Paramaribo, ten kantore van mr. Ch. Algoe, advocaat,
eiser,
gemachtigde: mr. Ch. Algoe, advocaat,

tegen

DE STAAT SURINAME, in deze het MINISTERIE VAN JUSTITIE EN POLITIE, ten deze vertegenwoordigd door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie,
kantoorhoudend aan de Limesgracht 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. P.J. Campagne, jurist bij het Ministerie van Justitie en Politie en verbonden aan het Buro Landsadvocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het verzoekschrift dat op 19 september 2019 op de griffie der kantongerechten is ingediend, met de producties;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 23 september 2019;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Eiser is op 13 december 2016 in verzekering gesteld ter zake een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit en bij vonnis van de kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 2 november 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur vier jaren onder aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht met een geldboete van SRD 5.000, – subsidiair een maand hechtenis.

2.2 Eiser heeft twee-derde deel van zijn straf uitgezeten. In een schrijven van 9 september 2019 stelt eiser de minister van Justitie en Politie in gebreke en sommeert de minister hem in aanmerking te doen komen voor Voorwaardelijke Invrijheidstelling.

2.3 Eiser heeft de boete ad SRD 5.000, – aan gedaagde voldaan.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert – samengevat – om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen:

  1. om binnen 24 uur na vonniswijzing c.q. binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn eiser fysiek in vrijheid te stellen op grond van artikel 29, zonder toepassing van artikel 30a lid 1 sub g, e.e.a. onder verbeurte van een dwangsom van SRD 25.000, – voor elk uur dat gedaagde in strijd hiermee handelt;
  2. in de kosten van het proces waaronder de advocaatkosten voorlopig begroot op SRD 5.000, -.

3.2 Eiser legt kort gezegd aan zijn vordering ten grondslag dat hij reeds twee-derde van zijn straf heeft uitgezeten maar nog niet is geïnformeerd over een op hem van toepassing zijnde voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna V.I.). Ook na ingebrekestelling en sommatie van de minister van Justitie en Politie heeft eiser geen bericht ontvangen van de V.I. Commissie. Eiser zit reeds langer dan een maand onrechtmatig vast. Gedaagde handelt in strijd met het evenredigheids-, rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel jegens eiser.

3.3 Gedaagde voert verweer en stelt kort gezegd dat een V.I. niet vanzelfsprekend en dus niet altijd verleend wordt. De V.I. Commissie heeft in haar vergadering van 3 september 2019 beslist tot afwijzing, omdat eiser een plan tot ontvluchting heeft beraamd en een mobiele telefoon in zijn bezit had. Gedaagde treft daarom geen verwijt van schending van Algemene Beginselen van Behoorlijk Bestuur. Tenslotte concludeert gedaagde tot niet ontvankelijkheid van eiser of afwijzing van het gevorderde. Voor zover van belang wordt hierna op het verweer teruggekomen.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de aard van de vordering zelf. Om die reden zal eiser worden ontvangen in het kort geding.

4.2 De kantonrechter leest de verwijzing naar het A.R. nummer van de onderhavige zaak in de aanhef van de conclusies van antwoord, repliek en dupliek verbeterd, in plaats van A.R. No. 19-2544 wordt A.R. No. 19-3633 gelezen.

4.3 Eiser stelt dat gedaagde geen rekening houdt met zijn rechten, omdat de V.I. Commissie geen advies over zijn invrijheidstelling uitreikt. Op grond van artikel 29 Sr en rekening houdend met zijn belangen en zijn vrijheid, zo stelt eiser, heeft hij geen keus dan de kortgedingrechter te benaderen. Zijn stelling onderbouwt eiser met vonnissen gewezen door de kortgedingrechter in de zaken A.R. No. 18-3346 d.d. 17 augustus 2018 en A.R. No. 18-4413 d.d. 1 november 2018, in welke gevallen de kortgedingrechter de Staat onder meer heeft veroordeeld om het nodige te verrichten met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling van de eiser. Gedaagde stelt zich op het standpunt dat grondslag van de vordering in de onderhavige zaak niet identiek is aan de grondslagen in de aangehaalde zaken.

4.4 De kantonrechter overweegt allereerst dat eiser in de onderhavige zaak de kortgedingrechter kennelijk als restrechter heeft benaderd. Artikel 33 lid 3 Sr (Wet van 30 maart 2015, S.B. 2015 no. 44) bepaalt dat de veroordeelde tegen beslissingen als bedoeld in artikel 30, 30a en 31 een bezwaarschrift kan indienen bij de rechter die de vrijheidsstraf heeft opgelegd. Artikel 33a bepaalt dat het Openbaar Ministerie na ontvangst van het bezwaarschrift als bedoeld in artikel 33 de veroordeelde ten spoedigste dagvaardt nadat het bezwaarschrift door de griffier in zijn handen is gesteld. In de Memorie van Toelichting is nog eens bevestigd dat in artikel 33a Sr de bezwaarschriftprocedure is geregeld. De kantonrechter overweegt voorts dat indien aan de veroordeelde geen beslissing tot invrijheidstelling is betekend op de dag dat hij ex artikel 29 Sr in vrijheid had moeten worden gesteld, de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt geacht te zijn geweigerd, zie artikel 33 lid 1 Sr.

4.5 Anders dan het kennelijk uitgangspunt van de kortgedingrechter bij de hiervoor onder 4.3 vermelde uitspraken, heeft het Hof van Justitie in zijn recente uitspraak van 17 juli 2019 de vraag welk gerecht beslist over een bezwaarschrift in het geval van een al dan niet stilzwijgende weigering tot voorwaardelijke invrijheidstelling als volgt beantwoord:

“Aangezien de wetgever het in de tweede volzin van dit genoemd lid 3 [artikel 33 Sr] heeft over de beslissing van het gerecht op het bezwaarschrift, brengt een redelijke en praktische beslissing van dit artikel met zich dat het indienen van een bezwaarschrift bij de rechter die de vrijheidsstraf heeft opgelegd moet worden gelezen als het indienen van een bezwaarschrift bij het gerecht dat de vrijheidsstraf heeft opgelegd.”

4.6 Aldus biedt naar het oordeel van het Hof het bepaalde in artikel 33 lid 3 Sr een veroordeelde ter bescherming van zijn rechten voldoende mogelijkheid om een bezwaarschrift bij de strafrechter in te dienen ingeval van weigering, uitstel of het achterwege blijven van de V.I. Een eisende partij in kort geding zal dan ook niet-ontvankelijk verklaard moeten worden, nu de aangewezen rechter dan wel het gerecht hem voldoende rechtsbescherming biedt. Op grond van de bestaande rechtsgang voor het indienen van een bezwaarschrift, zal eiser niet ontvankelijk verklaard worden in de gevraagde voorzieningen in kort geding.

4.7 De overige standpunten van partijen behoeven geen bespreking, omdat deze tot geen andere uitkomst zullen leiden in de onderhavige zaak.

4.8 Eiser zal, als de niet ontvangen partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
5.1 Verklaart eiser niet-ontvankelijk in de gevraagde voorzieningen.
5.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken door mr. S.M.M. Chu, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, op donderdag 3 oktober 2019 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.