- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-180464
- Uitspraakdatum 31 oktober 2019
- Publicatiedatum 30 juli 2020
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kort geding. Geluidshinder.
De verkrijger van domeingrond in grondhuur is verplicht de grond te benutten in overeenstemming met het doel waarvoor zij is uitgegeven. Verandering van bestemming, zonder voorafgaande toestemming van de Staat, is niet toegestaan.
Dat het vergunning verlenend orgaan daarbij rekening heeft gehouden met de afstanden tussen [het perceel] en de omliggende woningen blijkt niet uit de overgelegde vergunning. Onbegrijpelijk is dat de Districtscommissaris als orgaan van gedaagde sub B een norm tot 110 decibel toestaat.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 18-0464
31 oktober 2019
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
[EISER SUB A]
wonend aan [adres 1] te [woonplaats],
[EISER SUB B],
wonend aan [adres 2] te [woonplaats],
[EISER SUB C],
wonend aan de [adres 3] te [woonplaats],
[EISER SUB D],
wonend aan [adres 4] te [woonplaats],
[EISER SUB E],
wonend aan [adres 5] te [woonplaats],
[EISER SUB F],
wonend aan [adres 5] te [woonplaats],
[EISER SUB G],
wonend aan [adres 6] te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,
tegen
A. [GEDAAGDE SUB A],
wonend aan [adres 7] te [woonplaats],
B. DE STAAT SURINAME m.n. de DISTRICTSCOMMISSARISSEN VAN PARAMARIBO ZUID-WEST EN PARAMARIBO NOORD-OOST,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal,
kantoorhoudend aan de Limesgracht 92 te Paramaribo,
gedaagden,
gemachtigde voor gedaagde sub A: mr. Ch. Algoe, advocaat,
gemachtigde voor gedaagde sub B: mr. H. Matawlie, advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 30 januari 2018 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 1 maart 2018;
- de conclusies van antwoord met een productie zijdens gedaagde sub A;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusies van dupliek.
1.2 De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De feiten
Tussen partijen staat het volgende vast.
2.1 Op 29 augustus 2014 verkreeg gedaagde sub A het recht van grondhuur ter uitoefening van de tuinbouw op het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot 1,1345 ha gelegen in het district Paramaribo aan de [weg] bekend als [nummer] door overschrijving in de openbare registers van een afschrift van een akte van openbare verkoop op 26 augustus 2014.
2.2 De Districtscommissaris van het Districtscommissariaat Paramaribo, Bestuursressort Zuid-West heeft op 12 december 2017 vergunning verleend aan [naam], voor het houden van een openbare vermakelijkheid “TONEELSTUK” op zondag 17 december 2017 van 18.00 uur tot 24.00 uur aan [adres 8] in het [district].
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- gedaagde sub A gelast onmiddellijk te stoppen met het veroorzaken van geluidhinder en de geluidhinder gestopt te houden jegens eisers;
- gedaagde sub B gelast de aan gedaagde sub A verleende vergunning onmiddellijk in te trekken en niet opnieuw te verlenen;
- gedaagden veroordeelt om dit vonnis te gehengen en gedogen op straffe van een dwangsom ad SRD 200.000, – per keer of dag dat gedaagden in strijd handelen met het in deze te wijzen vonnis
- gedaagden veroordeelt in de proceskosten.
3.2 Eisers hebben – kort gezegd – aan hun vordering ten grondslag gelegd dat gedaagde sub A door het exploiteren of door het geven van gelegenheid tot het exploiteren van diverse activiteiten op [het perceel] zodanige geluidhinder veroorzaakt dat hij eisers materiële en immateriële schade toebrengt. Gedaagde sub A handelt niet in het algemeen belang en trekt zich het belang van eisers niet aan. Ook heeft gedaagde sub A geen vergunning van gedaagde sub B verkregen om geluidhinder te veroorzaken. Gedaagde sub B heeft het hoor beginsel geschonden door eisers niet te horen alvorens tot het verlenen van de vergunning over te gaan. Gedaagden handelen onrechtmatig jegens eisers en schenden hun eigendoms- en burenrecht.
3.3 Gedaagden voeren verweer, waarop hierna, voor zover van belang wordt teruggekomen.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van het gevorderde is voldoende aannemelijk en eisers zullen in het kort geding worden ontvangen.
De vordering tegen gedaagde sub A
4.2 Gedaagde sub A stelt dat inderdaad activiteiten op [het perceel] worden ontplooid, maar niet door hem. Daarbij voert hij het verweer dat op zijn naam geen vergunningen zijn verleend voor het houden van activiteiten als door eisers gesteld. Voorts stelt gedaagde sub A dat hij zich als persoon niet bemoeit met activiteiten die ontplooid worden op [het perceel], maar dat de organisator die de locatie huurt zelf een eigen vergunning aanvraagt bij het Districtscommissariaat Paramaribo, Bestuursressort Zuid-West. Hiervoor onder 2.2 is een dergelijke vergunning – die tussen partijen niet weersproken is – als door gedaagde sub A bedoeld, aangehaald.
4.3 Eisers stellen met overlegging van producties 12, 13, 14 en 15 dat de activiteiten hebben plaatsgevonden in de maanden maart, april, mei, juli en augustus 2018. Nu gedaagde sub A bedoelde producties niet heeft weersproken, staat tussen partijen vast dat in voornoemde maanden op de verschillende data openbare vermakelijkheden zijn gehouden. Voorts hebben eisers getekende verklaringen van twaalf personen, wonend aan de [weg] of [straat] in het proces gebracht met onder meer als inhoud:
“Verklaart hierbij geluidshinder en last te ondervinden van de muziek, afgeschoten vuurwerk, personen en instrumenten, voortgebracht tijdens aktiviteiten op het terrein van de heer [gedaagde sub A], gelegen aan [adres 8] in het [distrikt]. De geluidshinder vindt in de regel plaats in de vooravond en nacht vooral des woensdag en weekends.”
De twaalf verklaringen heeft gedaagde sub A onweersproken gelaten, wat leidt tot de aannemelijkheid dat bedoelde bewoners van de [weg] en [straat] geluidhinder hebben ervaren als gevolg van de openbare vermakelijkheden die georganiseerd zijn op [het perceel].
4.4 Eisers stellen voorts dat gedaagde sub A als zakelijk gerechtigde, grondhuurder, van [het perceel] verantwoordelijk en aansprakelijk is voor elke activiteit die daarop wordt ondernomen, ook voor de geluidhinder veroorzakende activiteiten die hij zonder vergunning organiseert.
4.5 Uit artikel 2 jo artikel 8 van het Decreet Beginselen Grondbeleid vloeit voort dat een zakelijke titel op een stuk domeingrond onder uit de wet voortvloeiende beperkingen en aan nader bij of krachtens decreet vast te stellen voorwaarden kan worden verkregen. Daarbij is de verkrijger van domeingrond in grondhuur verplicht de grond te benutten in overeenstemming met het doel waarvoor zij is uitgegeven. Verandering van bestemming, zonder voorafgaande toestemming van de Staat, is niet toegestaan. Aan gedaagde sub A is het recht van grondhuur verleend met het doel de tuinbouw uit te oefenen. Gedaagde sub A heeft daarbij het vrije genot van het stuk domeingrond, evenwel, ex artikel 14 van het Decreet Uitgifte Domeingrond onder gehouden is om deze grond overeenkomstig de door de Staat daaraan bij de vestiging gegeven bestemming en bepalingen te benutten. Daarin past niet het door gedaagde sub A gestelde dat hij de locatie verhuurt aan organisatoren van evenementen. Dat de organisator van een evenement zelf een vergunning aanvraagt, maakt zulks niet anders. Immers, gedaagde sub A heeft niet weersproken dat zulks met zijn instemming plaatsvindt, integendeel, gedaagde sub A stelt dat sprake is van verhuur aan de organisatoren. Voorts overweegt de kantonrechter dat bij voornoemde wet in artikel 19 lid 2 is bepaald dat zonder uitdrukkelijke toestemming vanwege de Staat het recht van grondhuur niet kan worden bestemd voor andere doeleinden dan waarvoor deze werd afgestaan. Gesteld noch gebleken is dat gedaagde sub A met toestemming van de Minister in plaats van voor de tuinbouw het recht van grondhuur mag aanwenden voor verhuur aan organisatoren of voor het doen organiseren van openbare vermakelijkheden. Het belang van voornoemde wetsbepalingen blijkt onder meer uit artikel 29 onder d van het Decreet Uitgifte Domeingrond waarin is geregeld dat het recht van grondhuur geheel of gedeeltelijk verloren gaat door vervallenverklaring wegens het niet nakomen van verplichtingen. Verder uitgewerkt staat deze bepaling in artikel 32 lid 1 van voornoemde wet: De grondhuurder kan door de Minister met betrekking tot de grond in zijn geheel of tot een bepaald gedeelte daarvan van zijn recht vervallen worden verklaard indien hij de bepalingen en voorwaarden, van algemene of van bijzondere aard, aan het recht of de uitoefening daarvan verbonden, naar het oordeel van de Minister niet of niet naar behoren naleeft. Op grond van de hier aangehaalde wettelijke bepalingen voor houders van het zakelijk recht van grondhuur op domeingrond snijdt het verweer van gedaagde sub A dan ook geen hout.
De vordering tegen gedaagde sub B
4.6 Gedaagde sub B is het met eisers eens dat voor bepaling van schadelijk of hinderlijk geluid de norm is 70 t/m 80 decibel hinderlijk en boven 80 decibel schadelijk (productie 17), zoals door de Arbeidsinspectie gehanteerd. Hoewel gedaagde sub B stelt dat in Suriname geen geluidlimieten zijn gesteld, heeft het orgaan van gedaagde sub B (het Districtscommissariaat Paramaribo, Bestuursressort Zuid-West) vergunning (hiervoor onder 2.2) verleend onder voorwaarde dat: “de geluidproductie niet boven 110 decibel mag zijn.” |
Dat het vergunning verlenend orgaan daarbij rekening heeft gehouden met de afstanden tussen [het perceel] en de omliggende woningen blijkt niet uit de overgelegde vergunning. Onbegrijpelijk is dat de Districtscommissaris als orgaan van gedaagde sub B een norm tot 110 decibel toestaat. De kantonrechter volgt gedaagde sub B dan ook niet wanneer hij stelt dat eisers niet door metingen hebben aangetoond dat de norm van 60 decibel is overschreden, daarbij geheel eraan voorbijgaand dat het Districtscommissariaat Paramaribo, Bestuursressort Zuid-West vergunning heeft verleend voor een overschrijding tot 110 decibel.
4.7 De hiervoor omschreven gang van zaken staat in schril contrast met taak van gedaagde sub B om de gezondheidskundige richtlijnen gericht op bescherming van de gezondheid tegen negatieve effecten van omgevingslawaai na te leven. Eisers hebben gesteld dat zij als gevolg van de herhaalde en overmatige geluidoverlast onvoldoende slapen, dat met name schoolgaande kinderen en studenten hieronder lijden en senior burgers getraumatiseerd zijn geraakt. Uit het verweer van gedaagde sub B komt naar voren dat hij er kennelijk geen acht op slaat dat de staat Suriname als lidstaat van de World Health Organization (WHO) en Pan American Health Organization (PAHO) gehouden is aan richtlijnen van deze organisaties, zoals terecht gemotiveerd aangehaald door eisers. Hieraan voegt de kantonrechter in dit licht nog toe dat de WHO haar gezondheidskundige richtlijnen heeft herzien naar aanleiding van haar onderzoek naar de relatie tussen de blootstelling aan omgevingsgeluid en effecten als hinder, effecten op de slaap, en/of de kans op het krijgen van hypertensie en coronaire hartziekten zoals een hartinfarct, en cognitieve effecten bij kinderen. Ook is de relatie met andere (vaak nieuwe) gezondheidseffecten onderzocht, zoals de kans op het krijgen van een beroerte, of de mogelijke effecten van omgevingsgeluid op het metabole systeem (bijvoorbeeld de kans op het krijgen van diabetes en obesitas), zie “Gezondheidskundige richtlijnen voor omgevingsgeluid/ Environmental Noise Guidelines for the European Region”, oktober 2018.
4.8 Op grond van voorgaande hebben eisers een spoedeisend belang bij een voorziening in kort geding. De kantonrechter ziet aanleiding het gevorderde als hierna volgt toe te wijzen. Aan een bespreking van overige standpunten van partijen wordt niet toegekomen, nu zulks niet tot een andere uitkomst zal leiden.
4.9 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Gelast gedaagde sub A met onmiddellijke ingang te stoppen met en gestopt te houden het veroorzaken of het doen veroorzaken van geluidhinder door het exploiteren van diverse activiteiten of het geven van gelegenheid, middelen en inlichtingen aan derden tot het exploiteren van diverse activiteiten op [het perceel] aan de [weg], waarbij muziek, zowel live door individuele personen en/of muziekgroepen als anderszins ten gehore wordt gebracht, zoals in het verzoekschrift, bepaaldelijk sub 3, 3.1 en 4 omschreven jegens eisers.
5.2 Verbiedt gedaagde sub B vergunningen te verlenen die geluidhinder veroorzaken zoals in het verzoekschrift, bepaaldelijk bij sub 3, 3.1 en 4 omschreven, op [het perceel] aan [weg].
5.3 Veroordeelt gedaagden sub A en B ieder afzonderlijk tot het betalen van een dwangsom ad SRD 200.000, – (tweehonderdduizend Surinaamse Dollar) voor iedere keer of dag dat zij in strijd handelen met de beslissingen onder 5.1 en 5.2. tot een maximum van SRD. 1.000.000., – (een miljoen Surinaamse Dollar).
5.4 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.5 Veroordeelt gedaagden sub A en B in de kosten van het geding aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak begroot op SRD 480, – (vierhonderdtachtig Surinaamse Dollar).
5.6 Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 31 oktober 2019 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M.Chu, in aanwezigheid van de griffier.