- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-190228
- Uitspraakdatum 25 januari 2019
- Publicatiedatum 14 augustus 2019
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Kort geding. Opzegging bankrelatie wordt beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 19-0228
25 januari 2019
Vonnis in kort geding in de zaak van:
A.ROCCO PALLAS N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Sir Winston Churchillweg BR 315 in het district Wanica,
B. [eiser sub B],
wonende aan [adres] te [district],
eisers,
gemachtigde: mr. E. van der Hilst, advocaat,
tegen
HAKRINBANK N.V., rechtspersoon,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Dr. Sophie Redmondstraat no. 11-13 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K.J. Kraag-Brandon, advocaat.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat op 22 januari 2019 op de griffie der kantongerechten is ingediend,met de producties;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 24 januari 2019;
- de conclusie van antwoord.
- de aantekening van de griffier betreffende het mondeling afpleiten voor repliek en dupliek d.d. 24 januari 2019.
1.2 De verdere behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 24 januari 2019 in aanwezigheid van voormelde gemachtigden. De gemachtigden hebben gepleit voor repliek en dupliek. De griffier heeft van het verhandelde aantekeningen gemaakt.
Hierna is uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Tussen partijen bestaat sinds 2004 respectievelijk 2011 een overeenkomst.
Gedaagde heeft de bankrelatie met eisers opgezegd, waarbij hun zakelijke en privé rekeningen zijn opgeheven. In dat licht heeft gedaagde aan eiser sub B twee weken de tijd geboden het saldo van zijn privé-rekeningen op te nemen.
2.2 Op 15 oktober 2018 heeft eiser sub B het schrijven betreffende de opzegging ontvangen. Ditzelfde schrijven heeft eiseres sub A per email d.d. 30 oktober 2018 door tussenkomst van zijn gemachtigde ontvangen. In dat schrijven heeft gedaagde onder meer het volgende vermeld:
“Recentelijk hebben wij, in het kader van ons klant reviewbeleid, u naar actuele informatie van uw bedrijf gevraagd. Deze hebben wij in goede orde ontvangen, waarvoor onze dank.
Bij nadere controle heeft onze beoordelingscommissie besloten dat wij geen diensten meer aan Rocco Pallas NV zullen aanbieden.
Eveneens delen wij u mee dat de fixed deposito’s, geadministreerd onder (…) zullen worden opgeheven, zodra de looptijd is verstreken.
U krijgt 2 (TWEE) weken de gelegenheid het saldo van de bovengenoemde zakelijke rekeningen op te nemen. Na deze periode worden de rekeningen opgeheven.”
2.3 Op 14 november 2018 heeft gedaagde in reactie op het schrijven van de gemachtigde van eisers waarin deze om duidelijkheid vraagt, het volgende vermeld:
“Met referte aan uw schrijven d.d. 23 oktober 2018 berichten wij u het navolgende:
Uit ons Know Your Customer en Customer Due Dilligence onderzoek, is gebleken dat het risicoprofiel van Rocco Pallas N.V. op grond van onze Anti-Money-Laundering en Combating the Financing of Terrorism risicoclassificatie is gestegen en wel boven de risicotolerantie grens van onze bank.
Het vorengaande ligt dan ook ten grondslag aan onze beslissing om de bankrelatie met uw cliënte te beëindigen. In onze brief d.d. 15 oktober 2018 hebben wij uw cliënte van deze beslissing op de hoogte gesteld. Deze brief is per reguliere postzending verzonden naar uw cliënte (Rocco Pallas N.V.). In de bijlage doen wij u een kopie van voormeld schrijven toekomen.”
2.4 Bij schijven d.d 26 november 2018 hebben eisers via hun gemachtigde aan gedaagde kenbaar gemaakt de beeindiging niet te accepteren, omdat de door gedaagde opgegeven reden onduidelijk en onacceptabel is, eisers reeds jaren zaken met gedaagde doen en er geen wijziging is gekomen in de wijze waarop eisers zaken met gedaagde doen.
2.5 Bij schrijven d.d. 09 januari 2019 heeft gedaagde aan eisers kenbaar gemaakt hen de gelegenheid te bieden tot uiterlijk 25 januari 2019 de gelden van de rekeningen te lichten. Bij gebreke daarvan zal gedaagde de bedragen op de rekeningen ter beschikking van eisers stellen op elke wijze zoals gedaagde dat geschikt acht.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad,:
a) gedaagde te gelasten om de bankrelatie met eisers binnen 1 uur na vonniswijzing te continueren en na te komen, op straffe van een dwangsom van SRD 100.000,- per uur voor elk uur dat gedaagde in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen.
3.2 Eisers leggen aan hun vordering ten grondslag dat gedaagde wanprestatie jegens hen pleegt.Daartoe stellen zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:
– gedaagde heeft niet concreet aangegeven wat de zo zwaarwegende gronden zijn om de overeenkomst op te zeggen. Het opzeggen van de overeenkomst zonder zwaarwegende gronden is in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van de stellingen en de vordering. Daarom worden eisers in het kort geding ontvangen.
4.2 Niet in geschil is of gedaagde op grond van artikel 26 van de Algemene Voorwaarden van gedaagde de bankrelatie met cliënten mag opzeggen, doch de beantwoording van de vraag of de door gedaagde opgegeven reden voldoende is om in redelijkheid over te gaan tot opzegging van de bankrelatie met eisers.
Gedaagde betoogt dat zij op grond van de door eisers aan haar verstrekte informatie en uit een nader door haar ingesteld onderzoek tot de conclusie is gekomen dat het risicoprofiel van eisers niet meer past binnen haar risicobeleid. Met name betoogt zij dat het risicoprofiel van eisers is gestegen boven haar risicotolerantie als bankinstelling. Ondanks eisers in hun tweede beurt hebben gesteld dat de opgegeven reden niet geconcretiseerd is en aldus onduidelijk en niet acceptabel is, is gedaagde in haar tweede beurt bij haar standpunt gebleven. Daarbij heeft zij verder betoogt dat zij op grond van haar risicobeleid en artikel 26 van de Algemene Voorwaarden te allen tijde bevoegd is de bankrelatie met haar cliënten op te zeggen. Tevens is zij in dat kader gebonden aan internationale bancaire regels en de richtlijnen van de Centrale Bank van Suriname. De kantonrechter begrijpt uit het verweer van gedaagde dat zij zich dient te houden aan internationale bancaire regels en richtlijnen van de Centrale Bank van Suriname en dat het niet in acht nemen van deze regels zowel nationaal als internationaal risico’s voor haar bedrijfsvoering zullen hebben, doch kan gedaagde naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet slechts stellen dat het risicoprofiel van eisers niet meer past binnen haar risicobeleid en in dat kader enkel verwijzen naar de geldende regels. Zij diende middels feiten en omstandigheden te concretiseren waarom het risicoprofiel van eisers niet past binnen haar risicobeleid. Pas dan zou het voor de kantonrechter mogelijk zijn om te toetsten of die feiten en omstandigheden het besluit van gedaagde rechtvaardigen dan wel te aanvaarden zijn. Nu gedaagde geen concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld dan wel geen enkel inzicht heeft verschaft welke risicovolle activiteiten van eisers ertoe leiden dat de risicotolerantie van gedaagde is overschreden, zal de door eisers gevraagde voorziening worden toegewezen
4.3 De kantonrechter wenst te benadrukken dat opzegging van een bankrelatie te allen tijde mogelijk is, doch wordt dit beheerst door de maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zijn de omstandigheden van het geval waaronder zulks geschiedt relevant. In dat licht verwijst de kantonrechter ter zake naar het arrest van HR 10 oktober 2014, ECLI: NL: HR: 2014: 2929 ING/[naam].
4.4 Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze omvatten tot de dag van de uitspraak: het vastrecht ad SRD 50,- en kosten voor oproep per deurwaardersexploot ad SRD 280,-.
5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Veroordeelt gedaagde om de bankrelatie met eisers binnen 2 (Twee) uren na de uitspraak van dit vonnis te continueren en na te komen, op straffe van een dwangsom van SRD 5.000,- (Vijfduizend Surinaamse Dollar) per uur dat gedaagde hiermee jegens één der eisers in gebreke blijft en maximeert de totaal te verbeuren dwangsommen op SRD 1.000.000,- (Eén Miljoen Surinaamse Dollar).
5.2 Verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.
5.3 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eisers gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 330,- (Driehonderd en Dertig Surinaamse Dollar).
5.4 Weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op vrijdag 25 januari 2019 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in tegenwoordigheid van de griffier.