SRU-K1-2020-1

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-201046
  • Uitspraakdatum 20 maart 2020
  • Publicatiedatum 20 maart 2020
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Vraag is aan wie de bevoegdheid toekomt om de ter registratie aangeboden gegevens door de politieke organisaties, ter inzage te leggen.
    De vordering van eisers wordt toegewezen. De kantonrechter beslist dat de gegevens ter inzage worden gelegd bij het Onafankelijk Kiesbureau.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. no. 20-1046

20 maart 2020

Vonnis in kortgeding in de zaak van:

A. VAN DIJK-SILOS, JENNIFER VICTORINE,
B. VAN DIJK, CORNELIS,
C. DAVID, ABIAMOFO,
D. BRAM, STEPHANIE,
E. BRON, SONJA,
F. JAMALOODIN, HENDRIK,
G. JOEMRATIE, REITA,
H. LAKHISARAN, SHARMA,
I. RAGHOE, RENUKA,
J. KHOEN KHOEN, MALTIE,
K. MAC ANDREW, STEVEN,
L. JADNANANSING, RADJI,
allen leden van het Onafhankelijk Kiesbureau, domicilie kiezende aan de Krakalaan no. 12 te Paramaribo,
eisers,
gemachtigden: mrs. D.S. Kraag en M.G.A. Vos, advocaten,

tegen

A. DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Binnenlandse Zaken, in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-generaal bij het Hof van Justitie, gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
B. MERKUS, EUGENE,
C. MANOHAR, MAJA,
D. MENSO, DENNIS,
E. LANDVREUGD, DELANO PATRICK,
F. RAMDHANI, ANUSKA,
G. LANDBRUG, RAYMOND,
H. VRIEZE, STEVEN,
I. MENTOWIKROMO, LUCIANO,
J. SANDIE, ELVIERA,
K. RAGHOE, ROBBY,
sub B t/m K leden van het Centraal Hoofdstembureau,
sub B t/m K wonende te Paramaribo,
gedaagden,
gemachtigde sub B t/m K: I.D. Kanhai Bsc, advocaat,
sub A niet verschenen.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/-handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift met producties dat op 19 maart 2020 ter Griffie der Kantongerechten is ingediend met producties;
  • de mondelinge conclusie van eis;
  • het tegen de behoorlijk opgeroepen, doch niet verschenen gedaagde sub A verleende verstek;
  • het mondeling afpleiten zijdens beide partijen.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten

2.1 Eisers zijn allen leden van het Onafhankelijk Kiesbureau als bedoeld in artikel 1 van de Kiesregeling, terwijl gedaagden sub B t/m K allen leden zijn van het Centraal Hoofdstembureau als bedoeld in artikel 29 van de Kiesregeling.

2.2 Ingevolge artikel 31 van de Kiesregeling hebben politieke organisaties de gelegenheid om zich te registreren in het openbaar register dat door het Centraal Hoofdstembureau wordt bijgehouden. De registratie met betrekking tot de verkiezingen van 25 mei 2020 is vastgesteld van 16 maart 2020 tot en met 21 maart 2020.

2.3 In artikel 32 van de Kiesregeling is het volgende bepaald:

“De ter registratie aangeboden gegevens liggen ter inzage op de secretarie van het Kiesbureau gedurende drie opeenvolgende werkdagen na het verstrijken van de periode genoemd in het vorige artikel.”

2.4 De ter inzage legging van de ter registratie aangeboden gegevens door de politieke organisaties zal plaatsvinden in de periode van 23 maart 2020 tot en met 25 maart 2020.

2.5 Bij schrijven van 12 maart 2020, afkomstig van het Onafhankelijk Kiesbureau, is aan de voorzitter van het Centraal Hoofstembureau het onder 2.4 overwogene medegedeeld. Verder is de voorzitter voorgehouden dat het Centraal Hoofdstembureau voor de ter inzagelegging aan het Onafhankelijk Kiesbureau ter beschikking dient te stellen de door de politieke organisaties ter registratie aangeboden documenten.

2.6 Als reactie op het onder 2.5 bedoeld schrijven heeft het Centraal Hoofdstembureau het Onafhankelijk Kiesbureau bij e-mail bericht dat de overdracht op zaterdag 21 maart 2020 om uiterlijk 19.00 uur zal plaatsvinden.

2.7 In het schrijven van 17 maart 2020 afkomstig van het Centraal Hoofdstembureau en gericht aan het Onafhankelijk Kiesbureau is, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“(…)

Uw mededeling aan het CHS (lees het Centraal Hoofdstembureau), dat conform artikel 32 van de Kiesregeling de ter registratie aangeboden gegevens door de politieke organisaties voor deelname aan de verkiezingen 2020 door het OKB (lees het Onafhankelijk Kiesbureau), ter inzage zullen worden gelegd bij het secretariaat van het OKB, achten wij onbegrijpelijk, daar het voor het CHS onomstotelijk vaststaat dat met het Kiesbureau genoemd in artikel 32 Kiesregeling het CHS wordt bedoeld.

De ter inzagelegging van de aangeboden gegevens heeft altijd conform de Kiesregeling op het secretariaat van het CHS plaatsgevonden.

Het CHS zal de ter registratie aangeboden gegevens van de politieke organisaties voor deelname aan de verkiezingen van 25 mei 2020, conform haar verplichtingen (art. 32 Kiesregeling) op het Secretariaat van het CHS, aan de Cornelis Jongbawstraat no. 59 ter inzage leggen op 23, 24 en 25 maart 2020 van 08.00 uur tot 15.00 uur.

Op grond van het bovenstaande acht het CHS het e-mailbericht d.d. 13 maart 2020 als niet verzonden.”

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, om bij vonnis in kortgeding uitvoerbaar bij voorraad:

A. gedaagden te veroordelen om binnen één uur na de uitspraak, de door de politieke organisaties in verband met de verkiezingen van 25 mei 2020 in de periode 16 maart 2020 tot en met 21 maart 2020 ter registratie in het openbaar register bij het Centraal Hoofdstembureau aangeboden documenten en/of gegevens aan het Onafhankelijk Kiesbureau, dan wel aan hen, bestemd voor de wettelijke ter inzagelegging af te geven, op straffe van een dwangsom van SRD 500.000,- per dag voor iedere keer dat zij in gebreke blijven aan het te wijzen vonnis te voldoen;
B. gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2 Eisers leggen naast voormelde vaststaande feiten aan hun vordering, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag.

Zij hebben per schrijven van 17 maart 2020 aan het Centraal Hoofdstembureau wederom te kennen gegeven om de betreffende documenten af te geven, op welk schrijven nimmer is gereageerd. Naar de mening van eisers kan hieruit worden geconcludeerd dat het Centraal Hoofdstembureau persisteert bij haar standpunt. Het handelen van het Centraal Hoofdstembureau en/of gedaagden is onrechtmatig en in strijd met artikel 32 van de Kiesregeling. Het Centraal Hoofdstembureau mist elke bevoegdheid om de inzage op haar secretariaat te houden.

3.3 Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen en weren van partijen, komt de kantonrechter hierna, voor zover nodig, terug.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang is in voldoende mate aannemelijk geworden. Zulks blijkt met name uit de stellingen van eisers alsmede uit de aard van de vordering.

4.2 Gedaagden sub B t/m K voeren als verweer aan dat eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering tegen hen, omdat zij tegen het Centraal Hoofdstembureau dienen te procederen en niet tegen hen als leden van dit bureau. Ter onderbouwing van hun standpunt leggen zij een vonnis van de Kantonrechter in het Eerste Kanton in kortgeding d.d. 05 februari 2016 A.R. no. 16-0282, waarin onder meer is overwogen dat het Centraal Hoofdstembureau zelfstandige drager is van rechten en plichten en daarom zelfstandig in rechte kan worden betrokken.

Eisers voeren aan dat dit standpunt van gedaagden sub B t/m K onjuist is en verwijst naar de uitspraak van de Kantonrechter in het Eerste Kanton d.d. 27 april 2010 A.R. no. 10-1681 (vindplaats: SRU-K1-2010-11), waarin onder rechtsoverweging 5.2 het volgende is overwogen:

“Het Hoofdstembureau van het kiesdistrict Paramaribo heeft binnen het verkiezingsproces een onafhankelijke positie doch ook aan Hoofdstembureau is geen wettelijke procesbevoegdheid gegeven zodat eisers in hun vordering tegen voormeld Hoofdstembureau, die geen natuurlijke of rechtspersoon is, niet ontvankelijk zullen worden verklaard.”

4.3 Anders dan gedaagden sub B t/m K is de kantonrechter van oordeel dat uit de Kiesregeling, waarin nadere bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot het Centraal Hoofdstembureau, niet blijkt dat het Centraal Hoofdstembureau drager is van rechten en plichten. Zij bezit dus geen wettelijke procesbevoegdheid en wordt hiermee het niet-ontvankelijkheidsverweer van gedaagden sub B t/m K dan ook verworpen.

4.4 In casu twisten partijen over de vraag aan wie de bevoegdheid toekomt om de ter registratie aangeboden gegevens door de politieke organisaties, ter inzage te leggen.

4.5 De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden sub B t/m K een verkeerde uitleg geven aan artikel 32 van de Kiesregeling. Met Kiesbureau wordt in dit artikel het Onafhankelijk Kiesbureau bedoeld en niet het Centraal Hoofdstembureau, zoals gedaagden sub B t/m K dat aanvoeren. Zulks blijkt uit de redactie van de Kiesregeling. In artikel 1 van de Kiesregeling waarin nadere bepalingen zijn opgenomen over het Onafhankelijk Kiesbureau, heeft de wetgever na lid 1 van dat artikel ervoor gekozen om – waar nodig – een afkorting te gebruiken voor het Onafhankelijk Kiesbureau, namelijk het Kiesbureau. De wetgever heeft, los van artikel 31 lid 1 van de Kiesregeling, kennelijk bewust geen afkorting gebruikt voor het Centraal Hoofdstembureau, teneinde enige verwarring te voorkomen. Hieruit volgt dat de bevoegdheid om de ter registratie aangeboden gegevens door de politieke organisaties ter inzage te leggen, mede gelet op de toezichthoudende taak op de algemene verkiezingen, aan het Onafhankelijk Kiesbureau toekomt en niet aan het Centraal Hoofdstembureau. Dat de ter inzage legging van de aangeboden gegevens altijd op het secretariaat van het Centraal Hoofdstembureau heeft plaatsgevonden doet aan het voorgaande niet af nu gebleken is dat artikel 32 van de Kiesregeling in het verleden door de verschillende actoren verkeerd is toegepast.

4.6 Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot de slotsom dat de vordering van eisers zullen worden toegewezen zoals hierna te vermelden.

De gevorderde termijn van één uur na de uitspraak waarbinnen gedaagden de documenten aan eisers dienen af te staan, zal de kantonrechter in goede justitie vaststellen op een andere, zoals hierna te vermelden. Hierbij wordt mede gelet op het feit dat de registratie van de politieke organisaties uiterlijk zaterdag 21 maart 2020 om 13 uur dienen plaats te vinden en de uitspraak in deze zaak op heden, vrijdag 20 maart 2020 is gedaan.

De gevorderde dwangsom komt de kantonrechter bovenmatig voor en zal derhalve worden gemitigeerd en gemaximaliseerd zoals hierna te vermelden.

Nu zowel het Onafhankelijk Kiesbureau als het Centraal Hoofdstembureau organen zijn van de Staat Suriname, zullen de gevorderde proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:

5.1 veroordeelt gedaagden om op zaterdag 21 maart 2020 om uiterlijk 19.00 uur de door de politieke organisaties in verband met de verkiezingen van 25 mei 2020 in de periode 16 maart 2020 tot en met 21 maart 2020 ter registratie in het openbaar register bij het Centraal Hoofdstembureau aangeboden documenten en/of gegevens aan het Onafhankelijk Kiesbureau, dan wel aan eisers, bestemd voor de wettelijke ter inzagelegging af te geven;

5.2 veroordeelt gedaagden tot betaling van een dwangsom van SRD 200.000,- (tweehonderdduizend Surinaamse dollar) per dag voor iedere keer dat zij in gebreke blijven aan het onder 5.1 besliste te voldoen en wel tot een maximum van SRD 1.000.000,- (één miljoen Surinaamse dollar);

5.3 verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4 compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr. I. Sonai, Kantonrechter in het Eerste Kanton in kortgeding ter openbare terechtzitting te Paramaribo van 20 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.