SRU-K1-2020-10

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-201180
  • Uitspraakdatum 18 mei 2020
  • Publicatiedatum 18 mei 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De kantonrechter toetst aan de artikelen 1393 BW en 1397 BW, namelijk of er sprake is van schending van de eer en goede naam van de verzoeker door de publicatie of de uitlatingen en of het publiceren of het uitlaten als een onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Artikel 1397 BW bepaalt dat het oogmerk om te beledigen niet wordt aangenomen indien er is gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.

Uitspraak

Kantonrechter in Kort geding
A.R. no. 201180
18 mei 2020

Vonnis in de zaak van

 

CAIRO, RODNEY ALEXANDER, domicilie kiezende aan [adres] te [woonplaats], ten kantore van zijn raadsman,
gemachtigde: mr. V.S. Balradj, advocaat,
eiser in kort geding,

tegen

SLOOTEN, KENNETH, wonende aan [adres] te [woonplaats],
gemachtigde: mr. R. R. Lobo, advocaat,
gedaagde in kort geding.

  1. Het proces verloop:

1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het verzoekschrift, met producties, dat op 29 april 2020 ter griffie der kantongerechten is ingediend,
  • de conclusie van eis,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • de conclusie van repliek,
  • de conclusie van dupliek.

1.2 De uitspraak van het vonnis in kort geding is bepaald op heden.

  1. De feiten

2.1 Eiser is DNA-kandidaat voor een politieke partij in Suriname voor de verkiezingen van 25 mei 2020.

2.2 Naar aanleiding van een geweldsincident bij eiser thuis op 16 april 2020 loopt er thans een politioneel onderzoek.

2.3 Gedaagde heeft op 21 en 24 april 2020 naar aanleiding van het incident bij eiser thuis en het politioneel onderzoek in een programma op de radio uitlatingen gedaan over eiser.

2.4 Eiser heeft naar aanleiding van de uitlatingen van gedaagde op 22 april 2020 aangifte gedaan tegen gedaagde wegens, onder andere, smaad en laster.

  1. De vordering en de grondslag daarvan

3.1 De vordering

Eiser vordert, kort gezegd, dat de kantonrechter, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

  • gedaagde beveelt om binnen 3 werkdagen na betekening van het vonnis op zijn kosten de in het petitum opgenomen verontschuldiging te doen plaatsen in de dagbladen de Ware Tijd, Times of Suriname en de website van Starnieuws en te doen omroepen met eigen stem via radio Apintie, Bakana Torie TV met Limbo, radio ABC, ATV televisie, de STVS en RBN televisie:
  • gedaagde beveelt om binnen 1 x 24 uur na betekening van het vonnis alle uitingen zoals opgesomd alsmede eventuele andere door hem gedane uitingen via het internet of enig ander openbaar medium met vergelijkbare strekking te verwijderen, te doen verwijderen en verwijderd te houden;
  • gedaagde verbiedt om zich op enige wijze via internet of via enig ander openbaar medium over eiser uit te laten, althans zich uit te laten op een vergelijkbare wijze zoals in het lichaam van het verzoekschrift omschreven;
  • gedaagde beveelt om, indien mocht blijken dat elders opnieuw via internet of een openbaar medium vergelijkbare uitingen die eiser betreffen worden verspreid, op eerste verzoek van eiser zich in te zetten om binnen 12 uur na het eerste verzoek het medium kenbaar te maken dat de uitingen verwijderd dienen te worden;
  • één en ander op straffe van een dwangsom,
  • gedaagde veroordeelt om aan eiser te voldoen een voorschot op de in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding en voor kosten rechtsbijstand begroot op EUR.15.000,=, dan wel een door de kantonrechter vast te stellen bedrag;
  • gedaagde veroordeelt om aan eiser te voldoen een voorschot op de in de bodemprocedure te vorderen immateriële schadevergoeding begroot op EUR.5.000,=, dan wel een door de kantonrechter vast te stellen bedrag,
  • gedaagde veroordeelt in het salaris van de gemachtigde en in de kosten van het geding.

3.2 De grondslag

Eiser voert als grondslag aan dat hij door de uitlatingen van gedaagde materiële en immateriële schade lijdt. Hij voert aan dat hij kandidaat is voor de politieke partij Strei!. De verkiezingen vinden plaats op 25 mei 2020 en de kiezers worden door de uitlatingen van gedaagde misleidt. De uitlatingen zijn smadelijk en lasterlijk. Voor de uitlatingen door gedaagde gedaan is er geen enkele ondersteuning. Hij is nimmer veroordeeld. Op grond van de artikelen 1386 jo 1393 en 1394 en 1401 BW is gedaagde gehouden zijn verontschuldigingen aan te bieden en de schade die de smadelijke en lasterlijke uitlatingen veroorzaken te vergoeden.

  1. Het verweer

Gedaagde heeft verweer gevoerd op welk verweer de kantonrechter, voor zover van belang, hierna terugkomt.

  1. De Beoordeling

5.1 Gedaagde heeft als verweer onder andere het volgende aangevoerd:

  1. dat schadevergoedingsvorderingen niet toegewezen kunnen worden in kort geding; daarvoor zal de eiser bij de bodemrechter een vordering moeten instellen; immers, de schadeposten zijn helemaal niet onderbouwd; daarnevens is het helemaal niet juist dat de eiser schade heeft geleden en blijkt nergens uit dat gedaagde aansprakelijk zou zijn voor schade;
  2. dat de eiser niet aangeeft wat het spoedeisend belang is dat hij zou hebben; ook om die reden dient hij de vordering aan de bodemrechter voor te leggen;
  3. dat de uitspraken van de gedaagde politieke analyses zijn die hij als politiek analist heeft gedaan na persoonlijke ervaringen met eiser en nadat hij informatie heeft vergaard;
  4. dat de informatie die gedaagde naar voren heeft gebracht reeds naar buiten was gebracht via andere sociale media; de informatie van eiser lag reeds lang op straat;
  5. dat met de uitspraken de kiezers niet zijn misleid; ook was het niet de bedoeling van gedaagde om de kiezers te misleiden; dat blijkt ook niet uit het betoog van gedaagde;
  6. dat de informatie niet kan worden gekwalificeerd als laster; de informatie is afkomstig van de militaire politie en het ministerie van defensie; indertijd heeft gedaagde een bemiddelende rol gehad bij een conflict dat was ontstaan tussen eiser en vier collega’s enerzijds en de minister van defensie anderzijds; de vijf militairen waren ontevreden en wilden een coup plegen; gedaagde heeft toen eiser en de collega’s ontvangen op het kabinet van de President voor de bemiddeling; eiser bleef echter tegen de minister rebelleren en wenste geen gebruik te maken van de mogelijkheid om zijn diensten voor het ministerie voort te zetten; de minister heeft hem toen op grond van muiterij ontslagen; dat er sprake was van een voornemen om een coup te plegen zal blijken uit getuigenverhoren;
  7. dat eiser tegen beter weten in in programma’s verklaart dat hij nimmer bij gedaagde op kantoor is geweest; ook hiervoor zullen getuigenverhoren noodzakelijk zijn;
  8. dat de uitspraken over de criminele organisatie die de inval bij de eiser heeft opgezet niet op zichzelf staan; de uitspraken zijn gebaseerd op informatie van het Directoraat Nationale Veiligheid, hierna DNV; de eiser was namelijk reeds geruime tijd onderwerp van onderzoek; uit de resultaten van het onderzoek zal zeer waarschijnlijk blijken dat eiser onderdeel is van een criminele organisatie en dat de inval bij hem daarmee te maken heeft; ook zal zeer waarschijnlijk blijken dat hij een gevaar vormt voor de gemeenschap;
  9. dat eiser verdachte is in een wapenhandel en wapenimport zaak; het feit dat hij nooit is veroordeeld doet daar niets aan af; er is geen sprake geweest van het seponeren van de zaak waardoor het een feit is dat hij verdachte is; er kan dan ook geen sprake zijn van smaad of laster;
  10. dat eiser, die zich in de politieke arena begeeft, toleranter zal moeten zijn wanneer het uitspraken over hem betreft, immers, het is verwachtbaar dat politici over en weer met vuil zullen smijten;
  11. dat de uitspraken van gedaagde juist wel ondersteund worden door verschillende bronnen;
  12. dat eiser stelt dat geen van de aantijgingen op waarheid berust; deze stelling is niet juist; in de bodemprocedure zal gedaagde met getuigen aantonen dat de informatie die naar voren is gebracht wel juist is; in het programma “In de branding” op Apintie heeft eiser aangegeven dat hij niet gaat zeggen waarom hij was aangehouden; hiermee erkent eiser dat hij is aangehouden en dat de informatie van gedaagde juist is; ook verklaart eiser in het zelfde programma dat hij een wapen wilde kopen met vergunning en dat er afspraken waren gemaakt over het wapen en de betaling bij een supermarkt; ook hieruit blijkt dat de informatie van gedaagde juist is, immers, men koopt geen wapen met vergunning; een vergunning is strikt persoonlijk;
  13. dat nog onderzoek wordt gepleegd naar de verschillende verklaringen die zijn afgelegd; ook wordt nog onderzoek gepleegd naar de kwestie van de wapens in 2016; om die reden kan niet worden aangenomen dat er sprake is van onwaarheden.

5.2 Eiser heeft op het verweer gereageerd waarbij hij onder andere aanvoerde dat hij wel een spoedeisend belang bij de vordering heeft omdat hij een politieke carrière ambieert en de uitlatingen van gedaagde hem negatief in beeld brengen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat personen ervoor kiezen niet op eiser te stemmen. Ook blijkt uit de rechtspraak dat vorderingen op grond van belediging vaker in kort geding worden behandeld. Eiser verwijst naar rechtspraak waarin de rechter ingaat op de toets die aan de orde is bij de vordering op grond van onrechtmatige daad. Eiser betwist dat er eerder informatie over hem naar buiten is gekomen. Ook betwist hij dat hij is ontslagen vanwege muiterij. Gedaagde heeft opzettelijk tijdens de radio programma’s een andere weergave gegeven van de feiten. Eiser betwist dat er een onderzoek tegen hem loopt in opdracht van de inlichtingendiensten. Ook betwist hij hetgeen gedaagde naar voren brengt met betrekking tot de inval en de wapenhandel. Eiser stelt dat de uitspraken wel schade toebrengen aan zijn eer en goede naam. Hij wordt door gedaagde neergezet als een couppleger, een illegale wapenhandelaar en een gevaar voor de nationale veiligheid. Dit zijn zeer ernstige aantijgingen die op geen enkele wijze door gedaagde zijn onderbouwd. Er is daarom wel sprake van smaad en laster.

5.3 Gedaagde is bij dupliek gebleven bij zijn weren. Daarbij voert hij aan dat eiser wel is ontslagen wegens muiterij, dat de informatie reeds naar buiten was gekomen via andere media en dat de uitspraken gebaseerd zijn op feiten die blijken uit onderzoeken. Gedaagde voert voorts aan dat eiser naar rechtspraak verwijst waarmee eiser zelf aangeeft dat er diepgaand onderzoek noodzakelijk is.

5.4 De kantonrechter acht, gezien het feit dat eiser stelt dat de uitlatingen invloed kunnen hebben op de keus van kiezers bij de verkiezingen, de vordering wel spoedeisend, waardoor eiser zal worden ontvangen in zijn vordering.

5.5 De kantonrechter overweegt dat de vraag die partijen verdeeld houdt de vraag betreft of gedaagde tijdens de interviews uitspraken heeft gedaan die kunnen worden aangemerkt als beledigend en schadelijk voor de eer, de goede naam en de maatschappelijke reputatie van eiser en of gedaagde op grond van de artikelen 1393 tot en met 1397 BW gehouden is daarvoor zijn verontschuldigingen aan te bieden en de eventuele schade te vergoeden die als gevolg van de uitspraken is toegebracht aan eiser.

5.6 De toets die voortvloeit uit de artikelen 1393 BW en 1397 BW is die of er sprake is van schending van de eer en goede naam van de verzoeker door de publicatie of de uitlatingen en of het publiceren of het uitlaten als een onrechtmatig handelen moet worden aangemerkt. Artikel 1397 BW bepaalt dat het oogmerk om te beledigen niet wordt aangenomen indien er is gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.

5.7 Bij de vraag of er sprake is van onrechtmatig handelen komt in dit soort zaken de botsing aan de orde tussen twee fundamentele rechten, het recht op vrije meningsuiting van een burger, in casu gedaagde, en wel het recht van een politiek analist om analyses te maken omtrent kwesties die spelen in de samenleving enerzijds en het recht op bescherming van de eer en goede naam van een burger waarbij een burger erop mag vertrouwen dat hij niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen door andere burgers, in casu het recht van eiser op bescherming van zijn eer, goede naam en maatschappelijke reputatie (vide: “Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek boek 6; zevende druk pagina 2479).

5.8 In casu moet worden beoordeeld of gedaagde bij het gebruik van zijn recht niet de grens van het rechtmatige heeft overschreden.

5.9 Welke van de twee belangen de doorslag behoort te geven hangt af van omstandigheden die door de rechtspraak (HR 1984 no. 801) alsvolgt zijn geformuleerd (vide eveneens: “Tekst en Commentaar Burgerlijk Wetboek boek 6; zevende druk pagina 2480)

  1. de aard van de gepubliceerde verdenkingen;
  2. de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben,
  3. de ernst van de misstand welke de publicatie, in casu welke gedaagde in de interviews, aan de kaak probeert te stellen;
  4. de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feiten materiaal;
  5. de inkleding van de verdenkingen,
  6. de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt;
  7. de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten ter beschikking stelling aan de pers, in casu zonder de uitlatingen van gedaagde tijdens de programma’s, in de publiciteit zou zijn gekomen.

Indien na een beoordeling van de hiervoor genoemde omstandigheden blijkt dat het belang van eiser de doorslag moet geven zal de uitlating van gedaagde als onrechtmatig moeten worden aangemerkt en zal een rectificatie moeten worden bevolen. Indien het belang dat gedaagde dient de doorslag moet geven zal de publicatie niet als onrechtmatig worden aangemerkt.

5.10 De gewraakte uitspraken van gedaagde luiden blijkens het inleidend verzoekschrift als volgt:

  1. ”een twee jaar geleden kreeg ik informatie over groene baretters die een coup wilden gaan plegen….. ik kreeg namen en telefoonnummers ……hierna moesten de heren zich melden bij de minister …. Cairo had toen al een andere agenda … “
  2. “…. om aan te tonen dat Cairo een gevaarlijk speler is, … wij zien een beweging in het drugscircuit, alla sort fromoe in criminele organisaties….”
  3. “…. is het een inval van DNV of is het een inval opgezet door de trawanten van de criminele organisatie. Want dat kan ook…..”
  4. “u moet hem niet als een politicus zien, ook niet als soldier, hij is een subject waarvan er informatie is dat hij mogelijk de staatsveiligheid in gevaar kan brengen ….. “
  5. “…. heeft Cairo in 2016 in vrijheid gesteld…..Illegale wapenhandel en illegale wapenimport.. het dossier is er …. ik kan zorgen voor een ander dossier … hij was aangehouden bij de MP….. alle informatie wijst in de richting van Cairo, hard.. “

5.11 Deze uitspraken toetsend komt de kantonrechter tot het oordeel dat de uitspraken van gedaagde de suggestie wekken dat eiser een persoon is die een coup wilde plegen, dat hij een gevaarlijke speler is waaromheen bewegingen te zien zijn van het drugscircuit en criminele organisaties, waarbij het de vraag is of trawanten van de criminele organisatie niet de inval hebben opgezet, dat hij iemand is die de staatsveiligheid in gevaar kan brengen en dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan illegale wapenhandel en wapenimport.

5.12 Bij de beoordeling van de omstandigheden zoals in de rechtspraak ontwikkeld, wordt het volgende aannemelijk:

5.12.1 de aard van de gepubliceerde verdenkingen: zoals hierboven reeds opgemerkt suggereren de uitspraken dat eiser een coup wilde plegen en zich in het verleden en in het heden bezig hield met criminele organisaties; voorts dat hij mogelijk een gevaar is voor de staatsveiligheid; eiser heeft steeds in reactie op de uitlatingen van gedaagde aangegeven dat hij nimmer een coup wilde plegen en nimmer criminele handelingen heeft gepleegd; met betrekking tot de aanhouding in 2016 heeft hij tijdens het interview op Apintie verklaard dat er geen sprake was van een misdrijf en dat de vervolging dat op een gegeven moment ook heeft aangenomen waardoor hij niet verder is vervolgd; hetgeen door gedaagde wordt gesuggereerd wordt door eiser ontkend; aannemelijk is dat deze uitlatingen beledigend van aard zijn.

5.12.2 de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de verdenkingen betrekking hebben: de gevolgen van deze verdenkingen voor eiser zijn dat hij publiekelijk is neergezet als een persoon, die een coup wilde plegen, die zich in het verleden en in het heden bezig houdt met criminele organisaties en dat hij mogelijk een gevaar is voor de staatsveiligheid; aannemelijk is dat de uitspraken als gevolg kunnen hebben dat de eer en goede naam van eiser worden geschaad; ook is aannemelijk dat de uitspraken als gevolg kunnen hebben dat zijn maatschappelijke reputatie als kandidaat DNA-lid schade oploopt.

5.12.3 de ernst van de misstand welke gedaagde met zijn uitlatingen aan de kaak probeert te stellen: de uitlatingen zijn gedaan tijdens twee interviews op de radio; bij dit onderdeel van de toets is belangrijk wat het belang was dat gedaagde had bij het doen van de uitlatingen; dat belang moet blijken uit de reden van de uitlatingen, dan wel welk punt gedaagde aan de kaak wilde stellen tijdens de interviews; tijdens de interviews heeft gedaagde gesproken als politiek analist waarbij hij onder andere – zakelijk weergegeven – alsvolgt verklaart: “… ik vind het nodig om te reageren omdat als je niet reageert gaan dingen hun eigen leven leiden en dat moet voorkomen worden; want als je de eerste berichten leest dan denk je dat er een criminele aktie plaats heeft gevonden tegen de heer Cairo terwijl als je de kwestie bekijkt aan de hand van hoe het plaats heeft gevonden dan blijkt dat er geen sprake is van een criminele zaak; ……… en er kwam een reactie van onder andere de voorzitter van Strei! alsof het betrof een aanval op Strei!; zij noemt de politicus de tweede man van Strei! en als iemand niet goed luistert dan denk je dat de huidige regering Strei! als rivaal ziet …..”; de kantonrechter begrijpt uit het voorgaande dat de gedaagde aan de orde stelde dat er geen sprake is geweest van een bedreiging of intimidatie poging vanwege politieke redenen; in zijn verklaringen ging hij in op wat er, zoals hij zelf stelt, daadwerkelijk aan de orde is; hij stelde dat dat nodig is omdat anders zaken hun eigen leven gaan leiden; hij voerde aan dat er sprake is van een onderzoek door het DNV, dat niets te maken had met de politieke aspiraties van eiser en dat de inlichtingendiensten als taak hebben de staatsveiligheid in de gaten te houden; hij is ingegaan op een kwestie uit 2016 toen eiser is aangehouden; voorts is hij ingegaan op een kwestie uit 2018 toen hij als bemiddelaar heeft opgetreden in verband met een geschil dat was ontstaan tussen vijf militairen en de leiding van het ministerie van defensie; verder is hij ingegaan op hetgeen uit de onderzoeken van het DNV is gebleken; de kantonrechter overweegt dat het binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt om, zoals gedaagde aangeeft, tijdens een interview aan te geven dat er geen sprake is van een bedreiging of intimidatie poging om politieke redenen en in dat interview ook aan te geven wat er eigenlijk wel aan de hand is; ook is het geoorloofd om daarbij uitlatingen te doen omtrent de personen die betrokken zijn bij hetgeen beschreven wordt, echter, met dien verstande dat daarbij rekening wordt gehouden met het feit dat ook zij recht hebben op de bescherming van hun eer en goede naam.

5.12.4 de mate waarin de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feiten materiaal; het feitenmateriaal waarop gedaagde de passages betreffende eiser steunt zijn volgens zijn verweer ervaringen van hem zelf uit 2018, resultaten uit onderzoek van de MP in 2016 en resultaten uit het onderzoek van het DNV waar hij kennis van draagt; beoordeeld moet worden of de uitlatingen worden ondersteund door de producties waarmee gedaagde zijn stellingen heeft onderbouwd;

ten aanzien van de eerste uitlating:
a.”een twee jaar geleden kreeg ik informatie over groene baretters die een coup wilden gaan plegen….. ik kreeg namen en telefoonnummers ……hierna moesten de heren zich melden bij de minister …. Cairo had toen al een andere agenda … “;
hiervoor heeft gedaagde verwezen naar zijn eigen waarnemingen en kennis, namelijk dat hij betrokken was bij het bemiddelen tussen de militairen en de leiding van het ministerie; hij voert aan dat hij gesprekken heeft gehad met eiser en de vier anderen en dat hij uit dien hoofde ervan op de hoogte is dat Cairo met de vier anderen een coup wilde plegen; hij voert aan dat er getuigen zijn die dat kunnen beamen; hij verwijst verder naar een artikel dat is overgelegd door hem van 4 augustus 2018 getiteld: “Minister Benschop met ziekteverlof; rechtzaak gaande”; eiser heeft op deze aantijging gereageerd; hij erkent dat er sprake was van ontevredenheid en dat er gesprekken zijn geweest; echter betwist hij dat er sprake ervan was dat hij en de vier anderen een coup wilden plegen;
de kantonrechter overweegt met betrekking tot deze uitlating, dat uit de stellingen en weren van eiser en gedaagde en uit het overgelegde artikel, aannemelijk wordt dat gedaagde toentertijd betrokken was bij een bemiddelingspoging in een conflict tussen eiser en vier andere collegas en de minister van defensie; er zal diepgaand onderzoek moeten plaatsvinden, onder andere met getuigenverhoren, alvorens een oordeel kan worden gevormd; om die reden zal eerst een diepgaand onderzoek moeten plaatsvinden alvorens geoordeeld kan worden over de vraag in hoeverre gedaagde met de uitlating de grens van het rechtmatige heeft overschreden.

ten aanzien van de tweede uitlating:
b. “…. om aan te tonen dat Cairo een gevaarlijk speler is, … wij zien een beweging in het drugscircuit, alla sort fromoe in criminele organisaties….”;
voor deze uitlating verwijst gedaagde naar informatie die hij heeft verkregen uit het onderzoek van het DNV en het feit dat er een onderzoek gaande is door het DNV; hij verwijst ernaar dat zowel de directeur van het DNV en de korpschef te kennen hebben gegeven dat de kwestie nog in onderzoek is; die verklaringen zijn door gedaagde overgelegd; eiser betwist dat er onderzoek plaatsvindt vanwege criminele organisaties; hij voert aan dat het DNV en de minister van defensie uit zijn op bewijsmiddelen die hij heeft over het functioneren van hun en dat om die reden het DNV thans bezig is met onderzoek;
de kantonrechter overweegt dat omtrent deze kwestie een aantal producties zijn overgelegd waaronder verklaringen van de directeur van het DNV, de korpschef, de PG, leiders van verschillende politieke organisaties, en voorts face book afbeeldingen;
de kantonrechter is van oordeel dat geen van de overgelegde producties erop wijzen dat Cairo een gevaarlijke speler is en dat Cairo zich bezig houdt met criminele organisaties; deze uitlating wordt daarom niet voldoende ondersteund door aannemelijke feiten.

ten aanzien van de derde uitlating:
c. “…. is het een inval van DNV of is het een inval opgezet door de trawanten van de criminele organisatie. Want dat kan ook…..”;
ten aanzien van deze uitlating is uit de verklaringen van gedaagde uit het interview te begrijpen dat gedaagde zelf de conclusie heeft getrokken dat het een inval zou moeten zijn door trawanten van de criminele organisatie; uit geen van de overgelegde producties, ook niet uit de verklaringen van de directeur van het DNV of de korpschef wordt aannemelijk dat de inval zou zijn opgezet door trawanten uit een criminele organisatie; om die reden wordt deze uitlating niet voldoende ondersteund door aannemelijke feiten.

ten aanzien van de vierde uitlating:
d. “u moet hem niet als een politicus zien, ook niet als soldier, hij is een subject waarvan er informatie is dat hij mogelijk de staatsveiligheid in gevaar kan brengen ….. “;
gedaagde beroept zich voor wat betreft deze uitlating ook op informatie die hij heeft uit het DNV onderzoek; echter, dat wordt betwist door eiser; voor deze uitlating geldt hetzelfde als voor de tweede uitlating;
ook omtrent deze kwestie is een aantal producties overgelegd waaronder verklaringen van de directeur van het DNV, de korpschef, de PG, leiders van verschillende politieke organisaties, en voorts face book afbeeldingen;
de kantonrechter is van oordeel dat geen van de overgelegde producties erop wijzen dat eiser staatsgevaarlijk is waardoor ook deze uitlating onvoldoende ondersteund is door aannemelijke feiten.

ten aanzien van de vijfde uitlating:
e. “…. heeft Cairo in 2016 in vrijheid gesteld…..Illegale wapenhandel en illegale wapenimport het dossier is er …. ik kan zorgen voor een ander dossier … hij was aangehouden bij de MP….. alle informatie wijst in de richting van Cairo, hard..”;
gedaagde beroept zich voor wat deze uitlating betreft op twee documenten, namelijk een cv waaruit een arrest door de MP blijkt wegens oplichting en verduistering en een overzicht van de recherche administratie waaruit eveneens een arrestatie blijkt;
eiser heeft in een interview aangegeven dat hij inderdaad was aangehouden in 2016 in verband met een zaak die met een wapen te maken had; alhoewel voor een volledig beeld van de toedracht van de aanhouding diepgaand onderzoek noodzakelijk zou zijn is vooralsnog door gedaagde aannemelijk gemaakt dat de uitlating ondersteund wordt door feiten.

5.12.5 de inkleding van de verdenkingen: de wijze waarop de uitlatingen zijn gedaan door gedaagde is reeds hierboven aangegeven. Het komt erop neer dat aannemelijk is dat gedaagde in zijn verklaringen eiser daadwerkelijk in verband heeft gebracht met criminele organisaties en misdrijven. Ook heeft gedaagde verklaard dat eiser waarschijnlijk een gevaar vormt voor de staatsveiligheid.

5.12.6 de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt;
naar het oordeel van de kantonrechter is het zeer waarschijnlijk dat gedaagde het nagestreefde doel langs andere, voor eiser minder schadelijke wegen, had kunnen bereiken; primair wilde gedaagde aan de orde stellen dat er geen sprake was van politieke intimidatie en dat het misschien niet eens een inval was van het DNV; daar had de gedaagde uitgebreid op in kunnen gaan zonder uitlatingen te doen die de eer en goede naam van eiser konden schaden; vooral nu daar het door gedaagde genoemde onderzoek naar de betrokkenheid van eiser bij criminele organisaties en het onderzoek naar staatsgevaarlijke activiteiten door andere instanties wordt gedaan, dit onderzoek naar zeggen van gedaagde nog gaande is en het resultaat van het onderzoek, mocht daar daadwerkelijk sprake van zijn, na afloop van het onderzoek eerst door het DNV of de opsporing of de vervolging bekend zou moeten worden gemaakt; de uitlatingen van gedaagde hieromtrent zijn om die reden onvoldoende op feiten gebaseerd; gedaagde heeft met deze uitlating dan ook de grens van het rechtmatige overschreden.

5.12.7 de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten uitlatingen tijdens de interviews, in de publiciteit zou zijn gekomen:
de kantonrechter overweegt dat gedaagde stelt dat de informatie zoals opgenomen in de gewraakte uitlatingen vóór de interviews op 21 en 24 april 2020 reeds via social media bij het publiek bekend was gemaakt; indien dat werkelijk het geval zou zijn, is gedaagde zijn verweer, dat hem niet kan worden verweten dat hij de goede naam en eer zou hebben geschonden door de uitlatingen, gegrond, immers, de informatie over eiser, was reeds via andere media bij het publiek terecht gekomen.
De kantonrechter zal naar aanleiding van de overgelegde producties en de stellingen en weren moeten beoordelen in hoeverre aannemelijk is gemaakt dat de informatie eerder reeds via andere media bij het publiek terecht was gekomen; het betreft de informatie opgenomen in de uitlatingen genoemd onder punt 5.10 b, c en d, immers, de kantonrechter heeft hiervoor onder 5.12.4 reeds geoordeeld over de uitlatingen onder punt 5.10 a en e.
De uitlatingen onder b, c en d betreffen de uitlatingen die betrekking hebben op het onderzoek door het DNV en de inval in de ochtend van 16 april 2020; de kantonrechter overweegt dat uit geen van de producties blijkt dat eerder over de onderzoeken van het DNV en over de inval van 16 april 2020 via andere media informatie over eiser is gepubliceerd; om die reden is het naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk dat de informatie die door gedaagde is genoemd in de interviews, eerder via andere media bij het publiek bekend was gemaakt.

5.13 De kantonrechter overweegt dat onder de hiervoor getoetste omstandigheden aannemelijk wordt dat het belang dat eiser heeft bij bescherming van zijn eer, zijn goede naam en zijn maatschappelijke reputatie zwaarder moet wegen dan het belang dat gedaagde had bij het doen van de uitlatingen tijdens de interviews; gedaagde had slechts als doel om aan de orde te stellen dat er geen sprake is geweest van een bedreiging of intimidatie poging vanwege politieke redenen doch dat er sprake was van een onderzoek door het DNV, dat niets te maken had met de politieke aspiraties van eiser; het is geoorloofd om dat te doen doch daarbij was het niet noodzakelijk dat gedaagde uitlatingen deed over betrokkenheid van eiser bij criminele organisaties of staatsgevaarlijke activiteiten terwijl dat niet voldoende werd ondersteund door de door gedaagde aangevoerde feiten.

5.14 De kantonrechter is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat aannemelijk is geworden dat gedaagde met de uitlatingen genoemd onder 5.10 onder b, c en d de grens van het rechtmatige heeft overschreden en dat gedaagde op grond van de wet gehouden is zich voor de uitlatingen te verontschuldigen, waardoor gedaagde veroordeeld zal worden om deze te rectificeren, zoals in het dictum te melden, met dien verstande dat de rectificatie zal worden bevolen in de Ware Tijd, Times of Suriname, op Starnieuws, Radio Apintie, Radio ABC, RBN Televisie en Bakana Torie TV met Limbo, achtende de kantonrechter zulks, voor wat betreft het bereik van de rectificatie, voldoende. Voorts zal gedaagde worden veroordeeld om andere gedane uitingen via internet met een vergelijkbare strekking te verwijderen, te doen verwijderen en verwijderd te houden. Ook zal het gedaagde verboden worden om zich wederom op vergelijkbare wijze uit te laten.

5.15 Eiser vordert voorts dat gedaagde wordt veroordeeld om aan hem een schadevergoeding te betalen van EUR.15.000,= en EUR.5.000,= aan materiële en immateriële schade. Gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat de schade niet is onderbouwd.

5.16 De kantonrechter overweegt dat, gelijk gedaagde stelt, de schade niet is onderbouwd waardoor deze niet aannemelijk is gemaakt en zal worden geweigerd.

5.17 Met betrekking tot de gevorderde advocaatkosten en proceskosten is de kantonrechter van oordeel dat, nu aannemelijk is geworden dat gedaagde met een deel van de uitlatingen de grens van het rechtmatige heeft overschreden en gedaagde op grond van de wet gehouden is zich te verontschuldigen, gedaagde tevens gehouden is de kosten te vergoeden die eiser heeft moeten maken om een vordering in te stellen tegen gedaagde strekkende tot rectificatie van de beledigende uitlatingen. Om die reden zullen de gevorderde advocaatkosten en proceskosten worden toegewezen.

5.18 De kantonrechter zal de overige stellingen en weren van partijen niet verder bespreken nu deze niet langer relevant zijn.

  1. De beslissing

De kantonrechter:

6.1 Veroordeelt gedaagde om binnen 3 (drie) werkdagen na betekening van dit vonnis op kosten van gedaagde de navolgende advertentie te doen plaatsen in de dagbladen “de Ware Tijd” en “Times of Suriname” en op de website van “Starnieuws” en te doen voorlezen via radio Apintie, Radio ABC, Bakana Torie Tv met Limbo en RBN televisie:

“Ik, Kenneth Slooten, verklaar hierbij dat de door mij op 21 en 24 april 2020 gedane uitspraken waarbij door mij, onder meer, gesteld is dat Rodney Cairo:

  • als gevaarlijke speler moet worden gezien waarbij ik heb gesuggereerd dat hij banden heeft met criminele organisaties;
  • dat de inval bij Rodney Cairo opgezet is door zijn criminele organisatie;
  • dat hij een gevaar voor de nationale veiligheid vormt;

niet op waarheid berusten en een ernstige inbreuk vormen op zijn eer, goede naam en maatschappelijke reputatie en persoonlijke integriteit en derhalve onrechtmatig zijn. Ik neem mijn woorden terug. De uitlatingen doen leed aan. Ik bied de heer Rodney Cairo mijn oprechte welgemeende verontschuldigingen aan.”

6.2 Veroordeelt gedaagde om binnen 3 (drie) werkdagen na betekening van dit vonnis alle uitingen van hem, zoals opgesomd onder 6.1 van dit vonnis, gedaan via internet of enig ander openbaar of sociaal medium met vergelijkbare strekking te verwijderen van dat medium, te doen verwijderen van dat medium en verwijderd te houden van enig medium;

6.3 Verbiedt gedaagde om op welke wijze dan ook via het internet of enig ander openbaar of sociaal medium zich op de wijze zoals opgesomd onder 6.1 van dit vonnis, of op vergelijkbare wijze, over eiser uit te laten;

6.4 Veroordeelt gedaagde om, indien mocht blijken dat elders opnieuw via internet of een openbaar medium vergelijkbare uitingen van gedaagde, zoals opgesomd in 6.1 van dit vonnis, die eiser betreffen, worden verspreid, op eerste verzoek van eiser zich in te zetten om binnen 12 uur na het eerste verzoek het medium schriftelijk kenbaar te maken dat de uitingen verwijderd dienen te worden;

6.5 Veroordeelt gedaagde tot betaling van een dwangsom van SRD.1.000,= (een duizend Surinaamse dollar) per dag, het maximum van SRD.300.000,= (driehonderd duizend Surinaamse dollar) niet te bovengaand, voor iedere dag dat gedaagde weigert te voldoen aan de veroordeling genoemd onder 6.1, 6.2 en 6.4 van dit vonnis en elke dag dat gedaagde in strijd handelt met het verbod genoemd onder 6.3 van dit vonnis;

6.6 Veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiser te betalen het bedrag van SRD.8.000,= (achtduizend Surinaamse dollar), zijnde de advocaatkosten;

6.7 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

6.8 Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiser gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD.350,= (driehonderd en vijftig Surinaamse dollar);

6.9 Weigert het meer of anders gevorderde.

Aldus gewezen en uitgesproken door mr. A.C. Johanns, kantonrechter in kort geding, ter openbare terechtzitting van het kantongerecht in het eerste kanton te Paramaribo van maandag 18 mei 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.