- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-201484
- Uitspraakdatum 26 juni 2020
- Publicatiedatum 02 juli 2020
- Rechtsgebied Strafrecht
-
Inhoudsindicatie
De kantonrechter verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering tot invrijheidsstelling.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 20-1484
26 juni 2020
Vonnis in kortgeding in de zaak van:
A. VAN TRIKT, ROBERT GRAY,
B. [eiser sub B],
beiden wonende te Paramaribo,
thans in voorlopige hechtenis respectievelijk in het cellenhuis
te Richelieu en in de penitentiaire inrichting Santo Boma,
eisers,
gemachtigde sub A: I.D. Kanhai Bsc. en mr. J. Kraag, advocaten,
gemachtigde sub B: I.D. Kanhai Bsc. en mr. B. Pick, advocaten,
tegen
DE STAAT SURINAME, met name het Ministerie van Justitie en Politie,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde,
gevolmachtigde: mr. C. Klein, Hoofd Officier van Justitie.
1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat met producties op 15 juni 2020 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
- de conclusie van eis;
- de conclusie van antwoord en uitlating producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2 De rechtsdag voor de uitspraak is hierna bepaald op heden.
2. De feiten
2.1 Eisers zijn respectievelijk op 2 en 10 februari 2020 aangehouden en in verzekering gesteld.
2.2 Na de inverzekeringstelling en het verhoor van eisers gedurende het opsporingsonderzoek, zijn er van hen een aantal verhoren afgenomen, waarna door de vervolgingsambtenaar een Gerechtelijk Vooronderzoek (GVO) is gevorderd, dat intussen is afgelopen en zijn de stukken in handen van de vervolgingsambtenaar gesteld.
2.3 Op 08 mei 2020 heeft de Rechter-Commissaris (RC) de bewaring van eisers verlengd voorde duur van dertig dagen respectievelijk ingaande 10 mei en 16 mei 2020, derhalve eindigende op respectievelijk 10 juni en 14 juni 2020.
2.4 De vervolgingsambtenaar heeft eisers op 21 mei 2020 gedagvaard teneinde zich te verantwoorden bij de Kantonrechter in het Tweede Kanton voor de strafbare feiten zoals vermeld in de dagvaarding.
2.5 Tegen voormelde dagvaarding hebben eisers ex artikel 243 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bezwaar aangetekend.
2.6 Bij beschikkingen van de Kantonrechter in het Tweede Kanton d.d. 08 juni 2020 is de vordering van eisers afgewezen en de gevangenhouding van hen bevolen.
2.7 Tegen de onder 2.6 vermelde beschikkingen hebben eisers hoger beroep aangetekend, welk hoger beroep op 19 juni 2020 bij het Hof van Justitie is behandeld.
Op het appelverzoekschrift van eisers heeft het Hof beslist dat de beschikkingen van de Kantonrechter in het Tweede Kanton worden bevestigd onder verbetering van de gronden.
3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer daarop
3.1 Eisers vorderen, zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagde te veroordelen om hen binnen één uur na de uitspraak lijfelijk in vrijheid te stellen, met een dwangsom alsmede om gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 Eisers leggen naast voormelde vaststaande feiten aan hun vordering, zakelijk weergegeven, ten grondslag dat beschikkingen van de Kantonrechter in het Tweede Kanton ondeugdelijk zijn, omdat de Kantonrechter in het Tweede Kanton:
- de vorderingen heeft afgewezen, terwijl ex artikel 230 lid 1 Sv de kantonrechter slechts de bevoegdheid geeft om het bezwaar gegrond of ongegrond te verklaren;
- de gevangenhouding van hen heeft bevolen, zonder dat zij zijn gehoord of daartoe zijn opgeroepen;
- nadrukkelijk artikel 243 lid 3 Sv heeft genegeerd nu de dagvaarding in haar geheel is vervallen en de kantonrechter de rol van de vervolgingsambtenaar heeft overgenomen en een vervallen dagvaarding heeft willen doen behandelen op een nader door haar te bepalen terechtzitting;
- ten onrechte heeft aangenomen dat de Centrale Bank van Suriname een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie is;
- ten onrechte heeft aangenomen dat aan de Staat Suriname of een Staatsinstelling nadeel zou zijn gebracht;
- op basis van een aantal getuigenverklaringen ten onrechte heeft aangenomen dat ernstige bezwaren tegen hen zijn gerezen;
- de vraag of de dagvaarding lichtvaardig is, ongemotiveerd heeft verworpen.
Verder stellen eisers dat nu zij appèl hebben aangetekend tegen de beschikkingen van de Kantonrechter in het Tweede Kanton en de dagvaarding is vervallen totdat in hoger beroep een beslissing is gegeven, zij onrechtmatig van hun vrijheid zijn beroofd.
3.3 Gedaagde voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Uit de stellingen van eisers is het spoedeisend belang in voldoende mate aannemelijk geworden.
4.2 Gedaagde voert als meest verstrekkend verweer aan dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, althans is de kantonrechter in kortgeding niet bevoegd om kennis te nemen van enkele onderdelen van de vordering, omdat hiervoor een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang openstaat en het ter discussie stellen van de juistheid van de rechterlijke beslissing in kortgeding onverenigbaar is met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken.
4.3 Ten aanzien van de bevoegdheid van de kantonrechter in kortgeding wordt het volgende overwogen. Het stelsel van strafrechtelijke rechtsmiddelen is een gesloten stelsel, hetgeen betekent dat een strafrechtelijke beslissingen alleen kan worden aangevochten als de strafwet daartoe de mogelijkheden biedt. Hieruit volgt dat de juistheid van een dergelijke beslissing niet in een civiele procedure kan worden aangevochten. Echter heeft, voor wat betreft de rol van de kantonrechter in kortgeding als restrechter, te gelden dat de aanwijzing van de strafrechter als bevoegde rechter of van een speciale strafrechtelijke rechtsgang, de kantonrechter in kortgeding niet onbevoegd maakt. Een partij dient in een vordering in kortgeding niet-ontvankelijk te worden verklaard wanneer de aangewezen rechter of rechtsgang voldoende rechtsbescherming biedt. Hiertoe wordt vereist dat in spoedeisende gevallen een met voldoende waarborgen omklede snelle rechtsgang openstaat waarin de eiser een met het kortgeding vergelijkbaar resultaat kan bereiken. Derhalve wordt het verweer van gedaagde dat de kantonrechter in kortgeding niet bevoegd om kennis te nemen van enkele onderdelen van de vordering dan ook wel verworpen.
4.4 Nu het strafprocesrecht in een speciale regeling voorziet wat betreft het toetsen van de inhoud van de beschikkingen tot onder meer onbevoegd verklaring of verwijzing naar de terechtzitting, welke regeling is vastgelegd in artikel 232 Sv en voldoende waarborgen voor een snelle rechtsgang biedt en daarmee ook een vergelijkbaar resultaat als in kortgeding kan worden bereikt, zullen eisers derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Het is immers in strijd met het systeem van het strafprocesrecht om de vrijheidsbeneming van personen te laten toetsen bij de kortgedingrechter, terwijl het strafprocesrecht tal van mogelijkheden daartoe biedt.
4.5 De overige stellingen en weren van partijen zullen niet aan een bespreking worden onderworpen nu deze niet tot een ander oordeel zou kunnen leiden.
4.6 Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld aan de zijde van gedaagde gevallen en zoals hierna te vermelden.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1 verklaart eisers niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2 veroordeelt eisers in de proceskosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr. I. Sonai, Kantonrechter in het Eerste Kanton in kortgeding, ter openbare terechtzitting te Paramaribo van 26 juni 2020, in aanwezigheid van de griffier.