SRU-K1-2020-16

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-172987
  • Uitspraakdatum 14 januari 2020
  • Publicatiedatum 14 juli 2020
  • Rechtsgebied Ambtenarenrecht
  • Inhoudsindicatie

    Opzegging Arbeidsovereenkomst. In casu was er sprake van poging tot diefstal. Hierdoor is het vertrouwen in hem op dusdanige wijze geschaad dat de arbeidsrelatie niet gecontinueerd kan worden. Het is dan voldoende aannemelijk dat het vertrouwen in de werknemer [eiser] is geschonden en dat in alle redelijkheid niet van de stichting Covab kan worden verwacht dat de dienstbetrekking met hem wordt voortgezet.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 17-2987
14 januari 2020

Vonnis in de zaak van:

[eiser],
wonende te [district],
eiser, hierna aangeduid met “[eiser]”,
gemachtigde, mr. C. P. Baal, advocaat,

tegen

STICHTING ELSJE FINCK SANICHAR COLLEGE CENTRALE OPLEIDING VOOR VERPLEEGKUNDIGEN EN BEOEFENAREN EN AANVERWANTE BEROEPEN (STICHTING EFS COLLEGE COVAB),
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagde, hierna aangeduid met “stichting Covab”,
gemachtigde, mr. S. Mangroelal, advocaat, voorheen mr. R. Djokarto, gevolmachtigde.

1. Het verloop van het proces

1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of proceshandelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 05 juli 2017 door [eiser] bij de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de mondelinge conclusie van eis;
  • de conclusie van antwoord met bijlagen;
  • de conclusie van repliek en uitlating producties;
  • de conclusie van dupliek.

1.2. De rechtsdag voor de uitspraak is bepaald op heden.

2 De feiten
2.1. [eiser] is op 1 maart 1988 in dienst getreden van stichting Covab.

2.2. Bij schrijven d.d. 1 maart 2017 wordt [eiser] door de stichting Covab op non actief gesteld.

2.3. Bij beschikking d.d. 19 mei 2017 verleent de minister van Arbeid, op verzoek van de stichting Covab, vergunning ter beëindiging van de dienstbetrekking met [eiser].

2.4. Bij schrijven d.d. 26 mei 2017 zegt de stichting Covab de arbeidsovereenkomst met [eiser] op en deelt hem mede dat conform de bepalingen van de CAO een opzegtermijn van 6 maanden in acht wordt genomen. Zijn laatste werkdag is 26 november 2017.

3 De vordering
3.1. [eiser] vordert zakelijk weergegeven om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:

  1. voor recht te verklaren dat de dienstbetrekking op kennelijk onredelijke gronden is geëindigd;
  2. voor recht te verklaren dat de ontslagbeschikking van 19 mei 2017 nietig is, dan wel vernietigbaar is;
  3. gedaagde te veroordelen om binnen 1×24 uur na betekening van het vonnis,dan wel door UEA in goede justitia vast te stellen termijn, de dienstbetrekking met verzoeker te herstellen, met betaling van het salaris en de bijbehorende emolumenten;
  4. gedaagde te veroordelen in de kosten van hetgeding.

Subsidiair:

  1. voor recht te verklaren dat de dienstbetrekking op kennelijk onredelijke gronden is geëindigd;
  2. voor recht te verklaren dat de ontslagbeschikking van 19 mei 2017 nietig is, dan wel vernietigbaar is;
  3. gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen wegens schadevergoeding een som geld ineens, gelijk aan het bedrag welke [eiser] in 35 maanden zou hebben verdiend;
  4. gedaagde te veroordelen in de kosten van het geding.

3.2.[eiser] stelt, dat bij de besluitvorming voor het wel of niet toekennen van de ontslagvergunning, niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. [eiser] is van oordeel dat de verleende vergunning kennelijk onredelijk is en dat hij zich hier niet in kan terugvinden. [eiser] stelt dat op basis van de toetsingscriteria voor kennelijk onredelijk ontslag, zoals die genoemd zijn in de wet en de jurisprudentie, bedoelde ontslagvergunning kennelijk onredelijk is.

3.3. Stichting Covab voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
4.1. [eiser] stelt van oordeel te zijn dat bij de besluitvorming voor het wel of niet toekennen van de ontslagvergunning, niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. [eiser] blijft in gebreke aan te geven wie niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen: het ministerie van Arbeid c.q. de stichting Covab? Vanwege de vermeende onzorgvuldigheid echter, is [eiser] van oordeel dat de verleende vergunning kennelijk onredelijk is. De kantonrechter neemt aan dat [eiser] betoogt dat nu de ontslagvergunning gegeven door het ministerie van Arbeid, zijns inziens kennelijk onredelijk is verleend, het door de stichting Covab verleende ontslag, ook kennelijk onredelijk is.

4.2.[eiser] stelt voorts dat de wet en de jurisprudentie de criteria aangeven wanneer er sprake is van kennelijk onredelijk ontslag. [eiser] betoogt dat om het kennelijk onredelijk ontslag te kunnen toetsen, onder meer gekeken moet worden naar het volgende:

  1. de voor de werknemer getroffen voorzieningen;
  2. de voor de werknemer bestaandemogelijkheden om passend werk te vinden;
  3. de gevolgen van debeëindigingvoor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging.

4.3. Artikel 1615s lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna B.W.) luidt:
Beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal onder andere kennelijk onredelijk geacht kunnen worden:

  1. wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen of onder opgave van een voorgewende of valse reden;
  2. wanneer, mede in aanmerking genomen het aantal jaren dat de dienstbetrekking heeft geduurd, alsmede de voor de werknemer getroffen voorzieningen, de gevolgen der beëindiging voor de werknemer in een onevenredige verhouding staan tot het belang van de werkgever bij beëindiging”.

De kantonrechter is van oordeel dat de overige in dit artikel genoemde toetsingsgronden voor het beoordelen of een ontslag door de werkgever kennelijk onredelijk is verleend, in het onderhavige geding niet toepasselijk zijn; evenmin zijn deze toetsingsgronden aldus door [eiser] aangedragen.

Zonder opgave van reden
4.4. De kantonrechter constateert dat blijkens de ontslagvergunning van het ministerie van Arbeid, de stichting Covab als reden voor het beëindigen van de dienstbetrekking met [eiser] heeft opgegeven:

  • dat [eiser] in ernstige mate de bekwaamheid mist tot arbeid;
  • poging tot diefstal;
  • geschonden vertrouwen;
  • hardnekkige weigering te voldoen aan redelijke opdrachten.

In casu kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gezegd dat de stichting Covab zonder opgave van reden de dienstbetrekking met [eiser] heeft beëindigd.

4.5. Uit de beschikking van het ministerie van Arbeid maakt de kantonrechter op dat [eiser] ten overstaan van de Ontslagcommissie het door de stichting Covab gestelde niet heeft weersproken, doch heeft aangegeven dat hij de laatste keren is gevraagd om zware waterflessen naar boven te sjouwen op de trap, hetgeen hij heeft geweigerd. Uit de conclusies en producties die tussen partijen zijn gewisseld, maakt de kantonrechter op dat de gronden voor het beëindigen van de dienstbetrekking door de stichting Covab, zeer extensief en gedocumenteerd zijn aangedragen. [eiser] heeft als verweer gevoerd dat indien en voorzover hij zo slecht gefunctioneerd had in de afgelopen 29 jaren durende dienstbetrekking, de werkgever – stichting Covab – hem reeds alsdan zou hebben ontslagen. De diverse brieven, rapporten, aanmaningen, etc. die de stichting Covab heeft overgelegd zijn niet door [eiser] betwist. Betoogd wordt dat deze documenten een éénzijdig beeld van [eiser] geven en dat zij niet tegen hem gebruikt mogen worden.Uit het voorgaande maakt de kantonrechter op dat niet gesteld kan worden dat de stichting Covab onder opgave van een voorgewende of valse reden ertoe is overgegaan om de dienstbetrekking met [eiser] te beëindigen.

Voor de werknemer getroffen voorziening
4.6. Conform de bepalingen van de CAO heeft de stichting Covab de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd, met inachtneming van een periode van 6 maanden. Deze voorziening is van collectieve aard en van toepassing op de ontslagen werknemer – [eiser]-

Belangenafweging
4.7. [eiser] is vanaf 1 maart 1988 in dienst van de stichting Covab en was inderdaad ruim 29 jaren in dienst toen hij werd ontslagen. De kantonrechter maakt uit de ingediende schrifturen op dat [eiser] is ontslagen nadat diverse disciplinaire maatregelen jegens hem zijn getroffen. De stichting Covab stelt aldus te hebben gehandeld in de hoop dat enige verandering zou optreden in de werkhouding van [eiser]. De kantonrechter maakt op dat de directeur van stichting Covab, [eiser] op 14 augustus 1989 alsvolgt heeft aangeschreven:
“Hoewel u bekend bent met de regels binnen onze Stichting, worden deze voortdurend door u genegeerd. Zo willen wij u erop attenderen dat uw gedrag in de laatste tijd op z’n zachts, vreemd en zeer onmaatschappelijk is en door ons niet getolereerd kan worden. Een korte illustratie van uw vreemd gedrag zou misschien tot correctie kunnen bijdragen:

  • steevast weigeren leiding te aanvaarden
  • niet aan – en afmelden bij uw directe chef
  • de opgedragen taken niet naar behoren uitvoeren, waarbij gesteld dient te worden dat uw functioneren duidelijk te wensen overlaat. Ook schijnt u er een gewoonte van te maken onmiddellijk na een ziekteperiode verlof op te eisen. Op grond van het bovengestelde waarschuwen wij u zeer ernstig en wijzen u erop dat u zich dient te corrigeren. Indien zulks niet gebeurd zullen de consequenties die daaruit voortvloeien geheel voor uw rekening zijn”.

4.8.Na deze officiële schriftelijke waarschuwing tot correctie van zijn werkhouding c.q. zijn gedrag,amper 17 maanden na de indiensttreding van [eiser], zijn diverse brieven en rapporten opgemaakt terzake zijn functioneren en zijn diverse disciplinaire maatregelen jegens hem getroffen. De stichting Covab noemt onder andere:

  • geen betaling van salaris van niet gewerkte dag
  • in gebrekestelling wegens plichtverzuim
  • mondelinge en schriftelijke reprimandes
  • overplaatsing naar een andere afdeling
  • functiewijziging van chef Technische Dienst naar Medewerker Technische Dienst

De stichting Covab stelt dat uit rapportages die zijn opgemaakt is komen vast te staan dat [eiser] door zijn gedrag en attitude de werksfeer binnen de organisatie dusdanig vertroebelde, waardoor samenwerken met hem onmogelijk werd gemaakt. In teamverband werken wordt aangehaald als een cruciaal vereist voor het goed functioneren van het bedrijf van de stichting Covab. Dit laatste, in team verband werken, was aldus de stichting Covab niet langer mogelijk met [eiser] binnen haar organisatie. [eiser] heeft het bestaan van de rapporten en de disciplinaire maatregelen niet betwist. [eiser] heeft evenmin de producties van valsheid beticht, weshalve de inhoud dezer tussen partijen vast staat.

4.9. [eiser] heeft als verweer gevoerd dat hij niet na 29 jaren kan worden ontslagen voor deze door de stichting Covab aangehaalde zaken, stellende dat als hij inderdaad zo slecht zou hebben gefunctioneerd hij dan eerder zou zijn ontslagen. [eiser] is dan ook van oordeel dat voorbij moet worden gegaan aan de rapporten en disciplinaire maatregelen die jegens hem zijn getroffen. De stichting Covab heeft [eiser] gedurende lange tijd de mogelijkheid geboden om corrigerend op te treden, omdat zij blijkbaar vertrouwen stelde in hem om terzake zijn werkhouding en gedrag corrigerend te kunnen en te willen optreden. Thans wordt de stichting verweten dat zij hem niet na zoveel jaren had mogen ontslaan, omdat zijn functioneren toen dan toch niet zo ontslagwaardig is geweest; immers dan zou hij reeds eerder zijn ontslagen. Dit verweer van [eiser] acht de kantonrechter misplaatst. De ‘bekende druppel’ die de emmer heeft doen overlopen betreft een recent voorval op 23 februari 2017, waarbij [eiser] tijdens diensttijd en in werkkleding op heterdaad zou zijn betrapt op het zich onrechtmatig willen toe-eigenen van een koperen buis uit een bouwmaterialenzaak. De kantonrechter stelt vast dat menig andere werkgever [eiser], gegeven zijn lange negatieve ‘staat van dienst’, bij lange na niet zoveel ruimte zou hebben geboden om zijn werkhouding te corrigeren. Deze werknemers-vriendelijke c.q. coulante houding, wordt thans, naar het oordeel van de kantonrechter, de stichting Covab ten onrechte voor de voeten geworpen.

4.10. Aan de kantonrechter wordt gevraagd een belangenafweging te verrichten, met enerzijds de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking voor [eiser] en aan de andere kant het belang van de stichting Covab bij de beëindiging van de dienstbetrekking. De kantonrechter is van oordeel dat gelet op het lijvig dossier dat de stichting Covab heeft overgelegd terzake het functioneren van [eiser], geconcludeerd moet worden dat [eiser] eigenhandig heeft zorggedragen dat de ultieme sanctie van ontslag tegen hem is uitgevaardigd. Dat [eiser] hierdoor als 51 jarige een minder gunstige positie op de arbeidsmarkt inneemt, is volledig aan zijn eigen handelen te wijten. De stichting Covab heeft gesteld dat door de laatste handeling van [eiser] – poging tot diefstal – het vertrouwen in hem op dusdanige wijze is geschaad dat de arbeidsrelatie niet gecontinueerd kan worden. De Ontslagcommissie heeft geoordeeld dat op grond van al hetgeen de stichting Covab naar voren heeft gebracht, voldoende aannemelijk is gemaakt dat het vertrouwen in de werknemer [eiser] is geschonden en dat in alle redelijkheid niet van de stichting Covab kan worden verwacht dat de dienstbetrekking met hem wordt voortgezet. Het vertrouwen in [eiser] is in ernstige mate geschaad en werken in teamverband binnen de organisatie van de stichting Covab blijkt niet meer mogelijk te zijn. Het belang van de stichting Covab voor het ontslaan van [eiser] wordt, afgezet tegen het belang van [eiser], niet als onevenredig geoordeeld. Temeer daar [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter eigenhandig heeft bijgedragen aan zijn ontslag. De gevolgen van dit ontslag komen dan ook volledig voor zijn eigen rekening.De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet heeft aangetoond dat er van enige onzorgvuldigheid sprake is bij de totstandkoming van de ontslagvergunning. Evenmin heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter aangetoond dat het door de stichting Covab verleende ontslag, getoetst aan de wettelijke criteria, kennelijk onredelijk is. De kantonrechter is, gelet op al hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat nu het door de stichting Covab verleende ontslag niet kennelijk onredelijk is, het verzoek van [eiser] moet worden afgewezen en zal aldus beslissen.

4.11.[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing
De kantonrechter:
5.1. wijst de vordering van [eiser] af;

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van de stichting Covab, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Rudge LL.M. en uitgesproken door mr. R.M. Praag, Kantonrechters in het Eerste Kanton, ter openbare terechtzitting te Paramaribo d.d. 14 januari 2020, in aanwezigheid van de griffier.