SRU-K1-2020-21

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-155664
  • Uitspraakdatum 02 maart 2020
  • Publicatiedatum 18 augustus 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Eiser heeft een huurkoopovereenkomst met de gedaagde. De gedaagde houdt zich niet aan de betalingsverplichting. Eiser vordert teruggave binnen 2 dagen. De kantonrechter overweegt dat uit de inhoud van het schrijven, niet kan worden afgeleid dat gedaagde door eiser in gebreke is gesteld, omdat gedaagde, naar het oordeel van de kantonrechter niet in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijk termijn alsnog aan zijn verplichtingen jegens eiser te voldoen. De kantonrechter acht de 2 dagen onredelijk.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. no. 15-5664
02 maart 2020

Vonnis in de zaak van:

[eiser],
wonende te [district],
eiser,
gemachtigde: J. E. Febis, deurwaarder,

tegen

[gedaagde],
wonende te [district],
gedaagde,
procederend in persoon.

Dit vonnis bouwt voort op het door de kantonrechter gewezen tussenvonnis, d.d. 5 februari 2018.

1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of – handelingen:

  • de op 13 april 2018 gehouden comparitie van partijen en het daarvan opgemaakt proces – verbaal;
  • de rolbeschikking d.d. 11 december 2018 gegeven, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de niet – gehouden comparitie van partijen;

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De beoordeling
2.1 Uit hoofde van de tussen partijen bestaande huurkoopovereenkomst, rustte op gedaagde de verplichting tot nakoming van de overeengekomen termijnbetalingen. Gedaagde heeft bij het aangaan van de overeenkomst een aanbetaling verricht van SRD 5.650,-. Het saldo diende hij in drie maandelijkse termijnen van elk SRD 1.150,- te voldoen. Gedaagde heeft zich niet gehouden aan de overeengekomen termijnbetalingen, doch heeft op verschillende momenten betalingen verricht. Zoals door gedaagde gesteld en door de gemachtigde van eiser op de comparitiezitting d.d. 13 april 2018 is erkend, heeft gedaagde het totaal bedrag van SRD 7. 100,- aan eiser voldaan, terwijl de overeengekomen koopsom SRD 9.100,- bedraagt.

2.2 Eiser stelt onder punt 5 van zijn inleidend rekest, dat hij gedaagde bij schrijven, d.d. 10 december 2015, heeft gesommeerd tot betaling van de saldo koopsom, vermeerderd met de rente, echter zonder beoogd resultaat, terwijl gedaagde sindsdien het voertuig verborgen houdt. Voormeld schrijven is ten processe overgelegd en houdt, zover van belang, het volgende in:

De restantkoopsom ad Srd 5.001,= is tot op heden door U – ondanks herhaalde aanmaningen in der minne- niet voldaan, hetgeen wanprestatie oplevert, terwijl de requirant tot de terugname van genoemd voertuig bevoegd is.

Ik nodig u dan uit om binnen Twee dagen na heden, meerbedoelde voertuig aan requirante af te geven, op straffe van jegens U te treffen rechtsmaatregelen en in rekening te brengen kosten ad Srd. 750,–.”

2.3 Ex artikel 1561q BW kan de verkoper zich pas op zijn recht tot ontbinding van de overeenkomst beroepen als hij de koper in gebreke heeft gesteld, en deze nalatig blijft. De kantonrechter overweegt dat uit de inhoud van het schrijven, zoals vermeld onder 2.2, niet kan worden afgeleid dat gedaagde door eiser in gebreke is gesteld, omdat gedaagde, naar het oordeel van de kantonrechter niet in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijk termijn alsnog aan zijn verplichtingen jegens eiser te voldoen. In het schrijven wordt de wanprestatie van gedaagde vastgesteld en wordt hij bevolen om binnen twee dagen na dato het voertuig aan eiser af te geven. Voorts zij opgemerkt dat voormeld schrijven, zoals door gedaagde is aangevoerd en door eiser niet is betwist, via de post aan gedaagde is verzonden en door hem op 05 januari 2016 is ontvangen. Op de dag waarop bedoeld schrijven is ontvangen, namelijk 05 januari 2016, is bij exploit no.4 van J. E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie het omschreven voertuig teruggenomen. De kantonrechter acht de in het schrijven genoemde termijn van twee dagen op grond van hetgeen uit het voorgaande blijkt, onredelijk.

2.4 Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat gedaagde niet in verzuim is en eiser geen ontbinding van de overeenkomst kan vorderen, weshalve de vordering zal worden afgewezen. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, zoals in het dictum vermeld.

3. De beslissing
De kantonrechter:
3.1 wijst de vordering af;
3.2 veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. P. Rudge LL.M. en in het openbaar uitgesproken door mr. R.M. Praag, Kantonrechters in het Eerste Kanton, ter terechtzitting te Paramaribo van 02 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.