SRU-K1-2020-31

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-181492
  • Uitspraakdatum 03 februari 2020
  • Publicatiedatum 16 september 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Eiser vordert ontbinding van overeenkomst met gedaagde. De kantonrechter is van oordeel dat eiser geen drager is van rechten en plichten. Eiser is niet bevoegd om als partij in het geding op te treden. Eiser wordt niet ontvankelijk verklaart in zijn vordering.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 18-1492
03 februari 2020

Vonnis in de zaak van:

ROYAL, RENTAL COMMEWIJNE,
wonende in het district Commewijne,
eiser in conventie tevens gedaagde in reconventie, hierna aangeduid met “RRC”,
gemachtigde: de heer J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname,

tegen

[gedaagde],
wonende in het [district],
gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie, hierna aangeduid met “[gedaagde]”,
gemachtigde: mr. N.F.Y. Steglich-Salarbaks, advocaat.

1. Het verloop van het geding in conventie en in reconventie
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en proceshandelingen:

  • het verzoekschrift dat op 02 mei 2018 bij de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de mondelinge conclusie van eis;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten in conventie en in reconventie
Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist, dan wel op grond van de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, het volgende vast.
2.1. In het jaar 2016 zijn RRC en [gedaagde] een overeenkomst met elkaar aangegaan waarbij RRC aan [gedaagde] heeft verhuurd het zakenpand staande en gelegen aan het [adres] in het [district] voor een bedrag ad US $ 250,– per maand;
2.2 De maandelijkse huurpenningen zijn niet of niet afdoende voldaan.
2.3. RRC heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en gesommeerd tot betaling en tot ontruiming van het zakenpand;
2.4. [gedaagde] heeft geen betalingen verricht;
2.5. Bij exploit no. 400 d.d. 25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, is ten verzoeke van RRC conservatoir beslag gelegd op de in het request vermelde roerende goederen toebehorende aan [gedaagde]. Voormelde roerende goederen zijn uit de macht van [gedaagde] gehaald en onder de heer [naam 1] geplaatst, die is aangesteld tot gerechtelijke bewaarder.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
In conventie
3.1. RRC vordert vordert zakelijk weergegeven om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
a. de tussen partijen bestaande overeenkomst te ontbinden of voor ontbonden te verklaren;
b. [gedaagde] te veroordelen het omschreven zakenpand te ontruimen en RRC te machtigen om zulks zelf te bewerkstelligen, desnoods met de Sterke Arm, indien [gedaagde] in gebreke mocht blijven bedoeld zakenpand te ontruimen;
c. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan RRC te betalen de huur van US $ 250,– vanaf 21 september 2016 tot aan de dag der ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente daarover ad 6% per jaar vanaf de dag der rechtsingang tot aan die der algehele voldoening;
d. de vanwaardeverklaring van het ten deze gelegde beslag;
e. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad SRD 1.500,–.
3.2. Als grondslag voor het gevorderde stelt RRC dat [gedaagde] grove wanprestatie pleegt.
3.3. Als meest verstrekkend formeel verweer stelt [gedaagde] dat RRC ‘personam standi in judicio’ ontbeert, aangezien RRC geen rechtspersoon is en geen rechtssubject zijnde, de bevoegdheid mist om als partij in een burgerlijk geding op te treden. [gedaagde] stelt dat RRC niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de gevraagde voorzieningen tegen hem.
3.4. Op verdere stellingen van partijen zal de kantonrechter, voor zover van belang, nader ingaan.

In reconventie
3.5. [gedaagde] vordert om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. de onmiddellijke opheffing te bevelen van het conservatoir beslag, gelegd bij exploit no. 400 d.d.25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, op de in het beslag genoemde roerende goederen;
B. RRC te bevelen om binnen 24 uur, of binnen een in goede justitie te bepalen termijn, na het ten deze gewezen vonnis, aan [gedaagde] af te geven, de roerende goederen die bij exploit no. 400 d.d. 25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, in conservatoir beslag zijn genomen, zijn gesekwestreerd en onder de gerechtelijke bewaarder [naam 1] zijn geplaatst;
C. onder verbeurte van een dwangsom van SRD 5.000,– voor iedere dag dat RRC de afgifte van de in het exploit vermelde roerende goederen weigert.
3.6. [gedaagde] voert als grondslag voor het gevorderde aan dat RRC onrechtmatig conservatoir beslag heeft doen leggen op de omschreven roerende goederen en deze uit de macht van [gedaagde] heeft doen halen.
3.7. Op verdere stellingen van partijen zal de kantonrechter, voor zover van belang voor het geding, nader ingaan.

4. De beoordeling in conventie en in reconventie
In conventie
‘personam standi in judicio’
4.1. Uit de overgelegde schrifturen (conclusies en producties), maakt de kantonrechter op dat RRC op 20 juni 2005 ingeschreven stond onder dossiernummer 42248 in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken. Het bedrijf werd vanaf 01 januari 2005 uitgeoefend. De zaak stond aanvankelijk ingeschreven onder de naam [naam 2] en bij opgaaf d.d. 16 december werd de naam per dezelfde datum gewijzigd in Royal Rental Commewijne. Bij opgaaf d.d. 08 juni 2018 is de zaak per dezelfde datum opgeheven. Eigenaar was de heer [naam 2].
Uit het voorgaande concludeert de kantonrechter dat de heer [naam 2] onder de naam RRC in het Handelsregister geregistreerd stond en aldus als eenmansbedrijf handelsactiviteiten verrichtte, zijnde het verhuren van onroerende goederen en roerende goederen w.o. bussen, trucks, pick ups en ander zwaar materieel, hetgeen blijkt uit het uittreksel uit het Handelsregister. Geconcludeerd moet worden dat RRC de handelsnaam is van het rechtssubject [naam 2] en geen rechtspersoon. RRC is dus geen drager van rechten en plichten. RRC is derhalve niet rechtsbevoegd om als partij op te reden in dit geding. RRC zal dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in de ingestelde vordering.
4.2. RRC zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten, zoals bepaald in de beslissing.

In reconventie
4.3. Nu in conventie is komen vast te staan RRC geen rechtssubject is en dus niet bevoegd is geweest tot het leggen van conservatoir beslag op de roerende goederen van [gedaagde], zal het verzoek van [gedaagde] tot opheffing van het gelegde conservatoir beslag en de teruggave van bedoelde roerende goederen, worden toegewezen.
RRC zal worden bevolen om binnen (1) ÉÉN WEEK na betekening van het vonnis, alle roerende goederen vermeld in het exploit no. 400 d.d. 25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, aan [gedaagde] terug te geven.
4.4. De door [gedaagde] gevorderde dwangsom van SRD 5.000,– voor iedere dag dat RRC weigert de roerende goederen af te geven, zal door de kantonrechter worden gemaximeerd tot SRD 100.000,–.

5. De beslissing
In conventie:
De kantonrechter:
5.1 verklaart RRC niet-ontvankelijk;
5.2 veroordeelt RRC in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot aan de uitspraak begroot op nihil.

In reconventie:
5.3. gelast de onmiddellijke opheffing van het conservatoir beslag gelegd bij exploit no. 400 d.d. 25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, op de hierna in 5.4. vermelde roerende goederen;
5.4. beveelt RRC om binnen ÉÉN WEEK na de betekening van het vonnis terug te geven aan [gedaagde], de hierna vermelde roerende goederen die bij exploit no. 400 d.d. 25 april 2018 van J.E. Febis, deurwaarder bij het Hof van Justitie van Suriname, in conservatoir beslag zijn genomen en uit de macht van [gedaagde] zijn gehaald:
– twee onafgemaakte poolbiljart tafel met bladen;
– een boormachine Minfian mt. 1500;
– een schuurmachine Makita 9404;
– een figuurzaag Makita 4329;
– een cirkelzaag Skilsaw 5380;
– twee bankschroeven;
– een wasmachine van het merk Axxel;
– een “Haspel” verlengsnoer;
– diverse gereedschappen (2 hamers, 1 handzaag, 1 plyer, 1 verstelbare sleutel, 1 plamuurmes, 1 knijptang, 5 schroevendraaiers, 1 grip tang, 1 winkelhaak, 2 duimstokken, 2 spanna 17”, 2 handklemmen, een tas met boren);
– een klomboor maetrone Sunrico SC16N;
– delen van vietjebord;
– partij hout Basralocus (34 stuks a 7.5 m: 1’6);
– partij hout Basralocus (42 stuks a 1.5 m: 1’10);
– een lengte hout 1’6 = 1.5 meter;
5.5. het onder 5.4. gestelde wordt bevolen onder verbeurte van een dwangsom van SRD 5.000,– (vijfduizend Surinaamse dollar) voor iedere dag dat gedaagde de afgifte van voormelde roerende goederen weigert.
5.6. bepaalt evenwel dat het totaal bedrag van de dwangsom wordt gemaximeerd en het bedrag ad SRD 100.000,– niet te boven zal gaan.
5.7. verklaart hetgeen onder 5.3. tot en met 5.5. is beslist uitvoerbaar bij voorraad;
5.8. wijst af het meer of anders gevorderde.
5.9. veroordeelt RRC in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil

Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Rudge LL.M. en uitgesproken door mr. R.M. Praag, Kantonrechters in het Eerste Kanton, ter openbare terechtzitting te Paramaribo van 03 februari 2020 in aanwezigheid van de griffier.