SRU-K1-2020-37

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-201581
  • Uitspraakdatum 30 oktober 2020
  • Publicatiedatum 13 november 2020
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De KLM had per brief medegedeeld dat de surinaamse reisagent geen tickets meer zou kunnen verkopen. Bij Staatsbesluit is 6 procent commissie voor surinaamse reisagenten vastgelegd. De kantonrechter oordeelt dat, conform de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten, activiteiten verricht moeten worden in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in dit geval de Republiek Suriname. KLM is in het onderhavige geval dan ook gehouden uitvoering te geven aan het Staatsbesluit.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 20-1581
30 oktober 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

DOES TRAVEL SERVICE N.V.,
gevestigd aan de Burenstraat 4 te Paramaribo,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Castelen, advocaat,

tegen

KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V. (KLM),
gevestigd en kantoorhoudend aan de Hofstraat 1 te Paramaribo,
gemachtigde: mr. H.R. Lim A Po, advocaat.

Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde of afzonderlijk Does Travel Service en KLM worden genoemd.

1. Het procesverloop

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat op 02 juli 2020 met producties op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 16 juli 2020;
  • de conclusies van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusies van dupliek met producties;
  • de conclusie tot uitlating producties.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2. De feiten

Op grond van de niet weersproken stellingen en producties kan in dit geding van het volgende worden uitgegaan.

2.1 Bij Staatsbesluit van 24 december 2007 (S.B. 2007 no. 131), hierna het Staatsbesluit genoemd, is een minimum commissie voor gecertificeerde IATA (International Air Transport Association) reisagenten vastgesteld met de bedoeling de bestaanszekerheid van die reisagenten te garanderen. Luchtvaartmaatschappijen die erkend zijn door de Staat Suriname en internationale luchtvervoersdiensten in Suriname verkopen via reisagenten en via het IATA – BSP (Bank Settlement Plan van de IATA) verrekenen, zijn verplicht de commissie te betalen aan de IATA reisagenten met wie zij een agenturen overeenkomst hebben. De commissie is met ingang van 1 januari 2008 vastgesteld op 6% over het basisvliegtarief en de gepubliceerde brandstoftoeslag (en).

2.2 KLM heeft bij brief van 9 juni 2020 met referentie MTB aan Does Travel Service meegedeeld dat met ingang van 9 juli 2020 de KL Ticketing Authority tijdelijk stop gezet wordt conform IATA resolutie 818g 2.5.1.2. en Does Travel Service geen KL tickets meer kan “issuen”.

2.3 De IATA resolutie 818g 2.5.1.2. luidt:

“any BSP Airline having granted Ticketing Authority to an Agent, may cancel such authority in respect of the Agent, or any Location of the Agent by so notifying the Agent in writing or by updating the relevant information online through the BSP link system.”

2.4 Does Travel Service heeft bij betekend schrijven van 19 juni 2020 KLM gesommeerd haar brief van 9 juni 2020 in te trekken en haar besluit ongedaan te maken.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1 Does Travel Service vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

A. De brief van, de kantonrechter leest verbeterd, in plaats van 19, 09 juni 2020 met als kenmerk MTB althans het daarin genomen besluit nietig te verklaren of te schorsen in haar werking;
B. KLM te veroordelen een dwangsom ad € 50.000, – tot een maximum van € 2.000.000, – dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, aan Does te betalen voor elke keer dat zij, KLM, weigerachtig is het vonnis uit te voeren of te gehengen en gedogen;
C. KLM te veroordelen aan Does Travel Service te betalen het bedrag wegens schade bestaande uit gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten inclusief advocaatkosten ad € 5.000, – dan wel een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag.

Voorts is veroordeling van KLM in de proceskosten gevorderd.

3.2 Does Travel Service heeft kort gezegd aan de vordering ten grondslag gelegd dat KLM onrechtmatig jegens haar handelt door in strijd met het Staatsbesluit met ingang van 9 juli 2020 de KL Ticketing Authority tijdelijk stop te zetten met gebruikmaking van IATA resolutie 818g 2.5.1.2. zodat zij geen KL tickets kan uitgeven.

3.3 KLM voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang van het gevorderde is voldoende aannemelijk en Does Travel Service zal in het kort geding worden ontvangen.

4.2 KLM is primair van mening dat het Staatsbesluit geen stand kan houden, omdat een wettelijke grondslag die op grond van het legaliteitsbeginsel vereist is ontbreekt. KLM baseert dit op haar interpretatie van het Staatsbesluit dat de Regering KLM gebiedt een commissie van 6% te betalen op straffe van nietigheid van een overeengekomen lagere vergoeding, terwijl niet bij wet in die beperking is voorzien. KLM concludeert dat het Staatsbesluit daarom nietig is en buiten toepassing dient te worden gelaten. Subsidiair meent KLM dat voor zover wel sprake is van die beperking, het Staatsbesluit haar niet in de weg kan staan haar gewijzigd commercieel beleid met het oog op kostenbesparing vooral ingegeven door – kort gezegd – de druk van de Covid-19 pandemie, uit te voeren.

4.3 Does Travel Service stelt zich op het standpunt dat in het Staatsbesluit geen sprake is van belastingen, van straffen of handhaven van straffen, in welk geval een andere wettelijke grondslag vereist zou zijn. De opvatting van KLM is volgens Does Travel Service onbegrijpelijk, omdat aan KLM niets in de weg heeft gestaan, zo zij meende dat het Staatsbesluit in strijd met het legaliteitsbeginsel was vastgesteld, om in de in de afgelopen 13 jaar de rechtmatigheid van het Staatsbesluit te doen toetsen door de onafhankelijke rechter.

4.4 Allereerst overweegt de kantonrechter dat de Wet Veiligheid en Beveiliging Burgerluchtvaart (S.B. 2002, No. 24, hierna WVBB genoemd) en het Surinaams Luchtvaartbesluit 1935 tot het kader van de Burgerluchtvaartwetgeving van Suriname horen. Tevens omvat het wettelijk kader voor de burgerluchtvaart van Suriname het Verdrag inzake Internationale Burgerluchtvaart, tot stand gekomen in Chicago, op 7 december 1944, inclusief de daarbij behorende Bijlagen en alle wijzigingen daarvan en aanvullingen daarop voor zover geratificeerd door Suriname. Regelingen – artikel 43 lid 3 WVBB – zijn bepalingen die geregelde onderwerpen omvatten of waaruit internationale verplichtingen voortvloeien uit de Burgerluchtvaartwetgeving en uitgevaardigd zijn door de minister belast met de burgerluchtvaart. Besluiten zijn volgens de WVBB bepalingen, procedures en andere wettelijke maatregelen die zijn uitgevaardigd in overeenstemming met de WVBB en andere eisen van nationaal recht. De hier bedoelde Regelingen en Besluiten zijn eveneens onderdeel van de Burgerluchtvaartwetgeving van Suriname.

4.5 Voorts overweegt de kantonrechter dat uit artikel 3 sub k WVBB voortvloeit dat de minister belast met de burgerluchtvaart bevoegd is maatregelen voor vergoedingen vast te stellen voor dienstverlening binnen het kader van de Burgerluchtvaartwetgeving. In het Staatsbesluit is – samengevat – overwogen dat het wenselijk is een minimum commissie voor IATA reisagenten vast te stellen en is bij of krachtens staatsbesluit de te betalen commissie bepaald. De vaststelling is blijkens artikel 2 lid 1 “van tijd tot tijd” bedoeld, kennelijk van tijdelijke aard. Voorts kunnen met betrekking tot het bepaalde over de vastgestelde vergoeding ad 6% in artikel 2 lid 2 nadere regels worden vastgesteld. De redactie, systematiek en inhoud van het Staatsbesluit brengen onmiskenbaar met zich mee dat sprake is van een zogenoemd “uitvoeringsbesluit”. Anders dan KLM meent, is de kantonrechter van oordeel dat daarbij noch de verplichting tot betaling van de commissie – die KLM overigens opvat als een aan haar opgelegde beperking van haar recht het eigen commercieel beleid gestalte te geven – noch het rechtsgevolg van nietigheid in artikel 2 lid 2 van het Staatsbesluit, zijn aan te merken als bestuursrechtelijke sancties. Voor zover van belang merkt de kantonrechter in dit verband nog op dat strafbepalingen binnen de thans geldende Burgerluchtvaartwetgeving van Suriname zijn neergelegd in de artikelen 40 en 41 van de WVBB. Het verweer van KLM dat het Staatsbesluit de vereiste wettelijke grondslag ontbeert wordt op grond van het voorgaande verworpen.

4.6 KLM heeft bij dupliek als productie 5 de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake luchtdiensten tussen en via hun onderscheiden grondgebieden, hierna de Overeenkomst genoemd, overgelegd. Dit document heeft zij overgelegd als onderbouwing van haar standpunt dat zij voorzieningen mag treffen voor de bevordering van het luchtvervoer en de verkoop van vliegbiljetten. KLM beroept zich daarbij op artikel 7 lid 1 van de Overeenkomst. Does Travel Service heeft de Overeenkomst niet weersproken en is in haar conclusie tot uitlating verder ingegaan op artikel 7 van de Overeenkomst en wel lid 4 inhoudende dat de activiteiten worden verricht in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij.

Hoewel KLM zich hierover niet meer heeft kunnen uitlaten oordeelt de kantonrechter dat partijen bij repliek onder randnummer 7 en bij dupliek onder randnummer 11 hun standpunten over dit onderdeel van het partijdebat zodanig hebben kunnen stellen dat KLM niet in haar belang is geschaad.

4.7 Uit artikel 7 lid 1 juncto artikel 1 van de Overeenkomst vloeit voort dat KLM een door de luchtvaartautoriteit van het Koninkrijk der Nederlanden aangewezen luchtvaartmaatschappij is, om internationale luchtdiensten te exploiteren zoals door partijen bij de Overeenkomst bepaald op de routes zoals in de van toepassing zijnde Bijlage omschreven. De kantonrechter oordeelt dat het standpunt van Does Travel Service hout snijdt dat die activiteiten ex artikel 7 lid 4 van de Overeenkomst verricht zullen moeten worden in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere Overeenkomstsluitende Partij, in dit geval de Republiek Suriname. De positie van KLM als aangewezen luchtvaartmaatschappij brengt met zich dat zij rechten en verplichtingen aan de Overeenkomst ontleent. Op die grond is KLM in het onderhavige geval dan ook gehouden uitvoering te geven aan artikel 2 lid 1 en 2 van het Staatsbesluit, totdat daarin wijziging zal zijn gekomen. De kantonrechter verwijst, voor zover van belang, nog naar artikel 6 van de Overeenkomst waarin is voorzien in een procedure ter beslechting van geschillen over tarieven tussen de Overeenkomstsluitende Partijen. In de onderhavige procedure is evenwel gesteld noch gebleken dat een dergelijke procedure is ingezet noch dat de brief van 09 juni 2020 als uitkomst van die procedure aan Does Travel Service is verstuurd. Aan een beoordeling wordt dan ook niet toegekomen.

4.8 Het voorgaande brengt mee dat de vordering tot schorsing van de werking van het besluit in de brief van 09 juni 2020 afkomstig van KLM met als kenmerk MTB zal worden toegewezen.

4.9 Aan een bespreking van de overige standpunten van partijen wordt niet toegekomen nu deze niet tot een ander resultaat zullen leiden.

4.10 De gevorderde dwangsom zal gemitigeerd worden toegewezen.

4.11 De gevorderde vergoeding van schade bestaande uit gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en advocaatkosten zal als niet onderbouwd worden afgewezen.

4.12 KLM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:

5.1 Schorst de werking van het besluit in de brief afkomstig van KLM van 09 juni 2020 met als kenmerk MTB.

5.2 Veroordeelt KLM tot betaling van een dwangsom ad SRD 10.000, – (tienduizend Surinaamse Dollar) tot een maximum van SRD 1.000.000, – (een miljoen Surinaamse Dollar) aan Does Travel Service te betalen voor elke keer of dag dat KLM weigert dit vonnis uit te voeren dan wel te gehengen en gedogen.

5.3 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

5.4 Veroordeelt KLM in de kosten van het geding aan de zijde van Does Travel Service tot aan deze uitspraak begroot op SRD 350, – (driehonderdvijftig Surinaamse Dollar).

5.5 Weigert het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op vrijdag 30 oktober 2020 te Paramaribo, in aanwezigheid van de griffier.