SRU-K1-2020-38

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer A.R. No. 20-3724
  • Uitspraakdatum 24 november 2020
  • Publicatiedatum 24 november 2020
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    De kantonrechter verklaart eiser niet ontvankelijk in de gevorderde voorziening.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 20-3724
24 november 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

ADHIN, MICHAEL ASHWIN,
wonende te Paramaribo en domicilie kiezende aan de Kromme Elleboogstraat no. 1 te Paramaribo,
eiser,
gemachtigden: mr. F.F.P. Truideman en I.D. Kanhai Bsc, advocaten,

tegen

DE STAAT SURINAME, met name HET MINISTERIE VAN JUSTITIE EN POLITIE,
in rechte vertegenwoordigd wordende door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudende aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G. Paragsingh, Advocaat-Generaal.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
– het verzoekschrift dat met de producties op 23 november 2020 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 24 november 2020;
– de aantekeningen van de griffier betreffende al hetgeen partijen tijdens het mondeling afpleiten d.d. 24 november 2020 over en weer hebben aangevoerd.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 Op 16 november 2016 is eiser aangehouden en in verzekering gesteld.

2.2 Eiser is in verzekering gesteld op grond van verdenking van het plegen van strafbare feiten.

2.3 Op 18 november 2020 heeft de Officier van Justitie een vordering ex-artikel 54a van het Wetboek van Strafvordering (afgekort Sv) bij de Rechter-commissaris ingesteld, inhoudende een vordering tot toetsing of de inverzekeringstelling van eiser al dan niet rechtmatig is.

2.4 Op 20 november 2019 heeft de Rechter-Commissaris bij beschikking de inverzekeringstelling onrechtmatig geacht en de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser gelast.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, op de minuut en op alle dagen en uren:
a) gedaagde veroordeelt om binnen 1 uur na de uitspraak eiser lijfelijk in vrijheid te stellen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van SRD 1.000.000,- voor ieder uur dat gedaagde in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
b) gedaagde veroordeelt in de proceskosten.

3.2 Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde onrechtmatig matig handelt jegens hem, als gevolg van welk handelen hij schade lijdt en zal lijden. Daartoe stelt hij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:
– gedaagde heeft in strijd met artikel 54c lid 1 Sv niet binnen de termijn van drie dagen schriftelijk het beroepschrift ingediend;
– de termijn van hoger beroep dient als een fatale termijn te worden aangemerkt en eiser wordt thans zonder enige grondslag van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden.

3.3 De Staat heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang van eiser blijkt uit de aard van het gevorderde zelf. Daarom is hij in het kort geding ontvangen.

4.2 Eiser heeft de hierna volgende rectificatie gevorderd:
– in sustenu 7 dient instede van “19 november en 20 november” te worden gelezen: “20 november en 21 november”;
– in sustenu 9 dient het woord “artikel”, vermeld op de vierde regel, komen te vervallen.
De kantonrechter zal de gevorderde akte rectificatie toestaan, omdat gedaagde hierdoor niet in zijn verweer is geschaad.

4.3 Gedaagde heeft als formeel verweer opgeworpen dat eiser niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het gevorderde, omdat hij prematuur is met de onderhavige vordering. Daartoe heeft hij het hierna volgende aangevoerd. Hij heeft op 23 november 2020 omstreeks 11.00 uur formeel de beschikking van de Rechter-Commissaris ontvangen en heeft gisteren omstreeks 14.45 uur schriftelijk het hoger beroep en de grieven tegen de gewraakte beschikking ingediend. Op heden d.d. 24 november 2020 vindt, aldus het verdere verweer van gedaagde, omstreeks 12.00 uur de behandeling in hoger beroep plaats.
Eiser heeft beaamd dat de behandeling van de gewraakte beschikking op heden in hoger beroep zal plaatsvinden.

4.4 Nu eiser heeft beaamd dat de behandeling van het hoger beroep tegen de gewraakte beschikking op heden zal plaatsvinden, komt naar het oordeel van de kantonrechter hiermee de grondslag van het door eiser gevorderde weg te vallen. Hieruit volgt dat eiser niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het gevorderde en dat gedaagde slaagt in het door hem opgeworpen formeel verweer.
Of het rechtsmiddel van hoger beroep al dan niet binnen de in artikel 54c lid 1 van het Wetboek van Strafvordering gestelde termijn heeft plaatsgevonden en of de termijn van hoger beroep als een fatale termijn dient te worden aangemerkt, laat de kantonrechter in het midden. Dit, omdat slechts het Hof van Justitie de bevoegdheid heeft om hierover te oordelen en niet de kantonrechter in kort geding die in eerste aanleg oordeelt. Anders zou het zijn, indien eiser helemaal geen toegang zou hebben tot een speciaal hiervoor aangewezen forum en de kort gedingrechter als “restrechter” hierover zou moeten oordelen.

4.5 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Staat toe de gevorderde akte van rectificatie.

5.2 Verklaart eiser niet ontvankelijk in de gevorderde voorziening.

5.3 Veroordeelt eiser in de proceskosten die aan de zijde van gedaagde zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil

Dit vonnis is gewezen en er openbare terechtzitting uitgesproken op dinsdag
24 november 2020 te Paramaribodoor de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr.S.M.M. Chu, in aanwezigheid van de griffier.