SRU-K1-2020-40

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-202227
  • Uitspraakdatum 20 augustus 2020
  • Publicatiedatum 01 maart 2021
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    De gevorderde voorzieningen worden geweigerd.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 20-2227
20 augustus 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser],
wonende aan [adres 1] te [district],
eiser,
gemachtigde: mr. R.R. Lobo, advocaat,

tegen

[gedaagde], moeder voogdes van de minderjarigen: [naam 1], [naam 2] en [naam 3].
wonende aan [adres 2] te [district],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Denz, advocaat.

1. Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met de producties op 20 augustus 2020 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die mondeling is genomen op 20 augustus 2020;
  • de aantekeningen van de griffier betreffende hetgeen partijen over weer bij het mondeling afpleiten en ter comparitie van partijen d.d. 20 augustus 2020 hebben aangevoerd.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten
2.1[erflater], hierna te noemen de overledene, is op 11 augustus 2020 op tragische wijze overleden. Eiser is de vader van de overledene.

2.2 De overledene had tot zijn overlijden een concubinaatrelatie met gedaagde. Uit die relatie zijn de kinderen [naam 1], [naam 2] en [naam 3] geboren.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
a) de geplande crematie van de overledene op heden 20 augustus 2020 stopzet, onder verbeurte van een dwangsom van SRD 50.000,- of een door de kantonrechter in goede justitie te stellen dwangsom indien gedaagde in gebreke blijft uitvoering te geven hieraan;
b) gedaagde gelast het lijk van de overledene af te staan aan eiser, zodat eiser kan overgaan tot crematie volgens Hindoe rituelen bij het crematieoord te Weg naar Zee;
c)gedaagde veroordeelt in de kosten van het geding.

3.2 Eiser legt, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan zijn vordering ten grondslag:

  • hij kan zich niet erin terugvinden dat het lijk is afgestaan aan gedaagde;
  • hij en de naaste bloedverwanten hebben geen inspraak gehad bij de voorbereiding van de crematie van de overledene en worden evenmin betrokken bij de crematie, die op heden d.d. 20 augustus 2020 om 17.00 uur plaatsvindt;
  • hij wenst de overledene volgens Hindoe rituelen te cremeren, omdat de overledene het Hindoe geloof beleed;
  • gedaagde is niet met de overledene gehuwd geweest.

3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4.De beoordeling
4.1 Tijdens het mondeling afpleiten is aan het licht gekomen dat de crematie niet op heden plaatsvindt, zoals door eiser in het inleidend verzoekschrift is vermeld, doch op vrijdag 21 augustus 2020. De kantonrechter zal daarom verstaan dat de datum van de crematie zoals vermeld in het verzoekschrift dient te zijn: “vrijdag 21 augustus 2020”, instede van “heden 20 augustus 2020”.

4.2 Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van het gevorderde, zodat eiser is ontvangen in het kort geding.

4.3 Ter comparitie van partijen heeft eiser op heden d.d. 20 augustus 2020 verklaard dat hij en de familie er bezwaar tegen hebben dat gedaagde belast is met de crematie en dat zij tezamen met de kinderen de crematie bijwoont, omdat de overledene niet met gedaagde gehuwd is geweest en hij en de familie niet op goede voet staan met gedaagde en de kinderen van de overledene. De kantonrechter begrijpt eiser zijn gevoelens en gedachtegang, doch leveren die geen rechtvaardigingsgrond op dat gedaagde en de drie kinderen geen bemoeienis met de crematie mogen hebben of de crematie mogen bijwonen. Het is immers gedaagde die 25 jaar lang liefde en leed met de overledene heeft gedeeld, in die zin dat uit die relatie drie kinderen zijn geboren, zij samen met de overledene bleef, voor hem kookte, de was voor hem deed, samen met hem naar het werk ging en voor hem zorgde als hij ziek was. Voorts is het lijk van de overledene door het Openbaar Ministerie aan gedaagde afgestaan en is het gedaagde die alles omtrent de crematie van de overledene zowel in logistieke zin als in financiële zin in orde heeft gemaakt, hetgeen al een indicatie geeft dat gedaagde als de levenspartner van de overledene wordt beschouwd.

4.4In tegenstelling tot wat eiser in het inleidend verzoekschrift heeft gesteld, is ter comparitie van partijen aan het licht gekomen dat ondanks gedaagde en de kinderen het christen geloof belijden, de crematie van de overledene te Weg naar Zee volgens Hindoe rituelen zal plaatsvinden. Dit, omdat het volgens verklaring van [naam 1], zijnde de dochter van de overledene, altijd de wens van de overledene is geweest om te Weg naar Zee volgens Hindoe rituelen te worden gecremeerd.

4.5 Uit hetgeen onder 4.3 en 4.4 is overwogen volgt, dat de gevorderde voorzieningen zullen worden geweigerd. De kantonrechter neemt ook in overweging dat eiser wel zal worden toegestaan om de crematie en rituelen bij te wonen.

4.6 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1Verstaat dat de crematie op vrijdag 21 augustus 2020 zal plaatsvinden instede van donderdag 20 augustus 2020.

5.2 Weigert de gevorderde voorzieningen.

5.3 Veroordeelt eiser als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 20 augustus 2020 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in aanwezigheid van de griffier.