SRU-K1-2020-46

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-201910
  • Uitspraakdatum 29 oktober 2020
  • Publicatiedatum 23 maart 2021
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Kort geding
    Veroordeelt [naam] om binnen een week na de betekening van dit vonnis [naam 2] vrijelijk en ongestoord toegang tot het gedeelte dat ligt tussen het winkelbedrijf van [naam] en het magazijn van [naam 2] te verschaffen, totdat SWM en EBS de nutsvoorzieningen van het magazijn voor [naam 2] hebben afgerond en [naam 2] de dakgoot heeft verwisseld.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

A.R. No. 20-1910
29 oktober 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser in conventie],
wonende aan[adres] te [district],
eiser in conventie, tevens gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: [naam],
gemachtigde: mr. A.R. Baarh, advocaat,

tegen

[gedaagde in conventie],
[adres 2] hoek [straat] te [district],
gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie,
hierna te noemen: [naam 2],
gemachtigde: mr. J.R. Wouter, advocaat.

1. Het verloop van het proces
In conventie en in reconventie
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 28 juli 2020 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die is genomen op 06 augustus 2020;
  • de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie en antwoord in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.

1.1. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1 [naam] is eigenaar van het perceelland, groot 343,50m², met al hetgeen daarop staat, gelegen in [district] aan de [straat 2], bekend onder Nieuwe Wijk Letter B no. [nummer].
Op dit perceelland, hierna aangeduid als perceel A, staat een gebouw waarin een winkelbedrijf wordt geëxploiteerd.

2.2[naam 2] is eigenaar van het perceelland, met al hetgeen daarop staat, groot 333,58m², gelegen te [district] op de hoek van de [straat 2] en de [straat 3], aangeduid op de kaart van de landmeter G.R. Liesdek d.d. 3 juli 1991 met de letter ABCD en bekend als Nieuwe Wijk letter B nummer [nummer], hierna aangeduid als perceel B.
Op perceel B bevindt zich een magazijn c.q. loods.

2.3 Tussen perceel A en perceel B is er een toegangspoort die toegang verschaft tot de ruimte tussen het gebouw van perceel A en de loods van perceel B.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
In conventie en in reconventie
3.1 In conventie vordert [naam] dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [naam 2] veroordeelt om onmiddellijk nadat dit vonnis is gewezen, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn:
1) zich niet meer begeeft op zijn perceel (perceel A);
2) stopt met het bedreigen, hinderen, verhinderen dan wel molesteren van [naam] en al degenen die zich namens [naam] op zijn erf bevinden althans begeven waaronder de winkelier en klanten die zich op het erf van [naam] bevinden;
3) stopt om [naam] en al degenen die zich namens [naam] op zijn erf bevinden, waaronder de winkelier en de klanten die zich op zijn erf bevinden (agressief) aan te spreken, met een misdrijf tegen het leven of enig ander misdrijf te bedreigen, of op enige wijze te molesteren of te verhinderen, althans te hinderen in het doen van inkopen in de winkel of het belendend vertrek van de winkel dat zich op het erf van [naam] bevindt;
4) [naam 2] veroordeelt om aan [naam] te betalen een dwangsom van SRD 50.000,-per dag voor elke dag dat [naam 2] in strijd mocht handelen met het door deze te wijzen vonnis;
5) [naam 2] veroordeelt in de proceskosten.

3.2 [naam] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [naam 2] een onrechtmatige daad jegens hem pleegt. Daartoe stelt hij onder meer het volgende:

  • vanaf 23 juli 2020 heeft [naam 2] het de winkelier de exploitatie van de winkel en toegang tot het belendend vertrek onmogelijk gemaakt door de winkelier persoonlijk en rechtstreeks te bedreigen en de winkelier op agressieve toon te kennen te geven het vertrek te sluiten en de verkoop te staken. Tevens heeft hij de aanwezeige klanten van de winkelier weggejaagden medegedeeld dat zij geen voet meer mogen zetten op perceel A;
  • als gevolg van dit handelen lijdt [naam] schade, daarin bestaande dat hij en de winkelier inkomsten derven wegens sluiting van het vertrek en het risico bestaat dat de winkelier de huurovereenkomst door deze handelingen zal annuleren.

3.3 In conventie heeft [naam 2] verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

3.4 In reconventie vordert [naam 2] dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a) [naam] veroordeelt om terstond na het wijzen van dit vonnis, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalentermijn,[naam 2] vrijelijk en ongestoord de toegang tot hetzijerf van [naam], welke grenst aan het gebouw van [naam], te verschaffen, met machtiging van [naam 2] om bij weigering van [naam] om aan de uitgesproken veroordeling te voldoen, deze toegang zelf te verschaffen desnoods met behulp van de sterke arm;
b) [naam] gelast zich in de toekomst te onthouden van elke handeling welke erop gericht is [naam 2] wederom de vrije toegang tot zijn zijerf te onthouden, totdat door de bodemrechter definitief over het geschil tussen partijen met betrekking tot het aangrenzend gedeelte van hun percelen zal zijn beslist;
c) [naam] veroordeelt in de kosten van het geding.

3.5 In reconventie legt [naam 2] aan het gevorderde ten grondslag dat [naam] onrechtmatig jegens hem handelt. Daartoe stelt hij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:

  • in het kader van zijn voornemen om de magazijnruimte te verhuren, heeft hij een aanvraag bij de nutsbedrijven SWM en EBS lopen voor het aanleggen van de nutsvoorzieningen. Tevens is de dakgoot van het magazijngebouw aan de zijde welke grenst aan het gebouw van [naam] dringend aan vervanging toe;
  • [naam] weigert zonder enige valide reden [naam 2] en de nutsbedrijven gebruik te laten maken van de toegangspoort c.q. het gedeelte van het erf welke zich tussen het gebouw van het winkelbedrijf en de magazijnruimte bevindt, waardoor de aansluiting van deze nutsvoorzieningen en vervanging van de dakgoot thans wordt bemoeilijkt.

3.6 In conventie heeft [naam] verweer gevoerd. De kantonrechter komtop dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1 In conventie
4.1.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van het gevorderde, zodat [naam] in het kort geding is ontvangen.

4.1.2 [naam 2] weerspreekt [naam] en de winkelier of diens klanten te hebben bedreigd of gemolesteerd. Integendeel heeft hij, aldus zijn verweer, altijd een vriendschappelijke relatie met de winkelier gehad en kent hij de winkelier al geruime tijd.
In reactie op dit verweer blijft [naam] in zijn stelling volharden dat [naam 2] de winkelier heeft bedreigd en beroept hij zich ter staving van zijn stelling op een schriftelijke verklaring van respectievelijk de winkelier [naam 3] d.d. 06 augustus 2020 en een verklaring van de partner van de winkelier, [naam 4] d.d. 06 augustus 2020, van welke schriftelijke verklaringen [naam] een fotokopie ten processe heeft overgelegd. [naam 2] beticht de verklaringen van intellectuele valsheid en blijft in zijn verweer volharden.

4.1.3 Naar de kantonrechter de stellingen van [naam] begrijpt, heeft [naam 2] hem en de winkelier bedreigd met fysiek geweld, dan wel met enig misdrijf tegen het leven gericht en beroept [naam] zich ter staving van die stellingen op de schriftelijke verklaringen die hij ten processe heeft overgelegd. De kantonrechter acht de schriftelijke verklaringen waar [naam] zich op beroept niet voldoende om zijn stellingen aannemelijk te maken, daar de vermeende handelingen vrij ernstig zijn, deze een strafbaar karakter in zich dragen en dat noch [naam] noch de winkelier aangifte ter zake tegen [naam 2] hebben gedaan. Bovendien leidt de kantonrechter uit de inhoud van de ten processe door partijen overgelegde producties het volgende af:

  • [naam] heeft perceel A op 15 april 2019 gekocht en heeft de eigendom hiervan op
    16 april 2019 verkregen. Hij is dus bijkans een jaar en zes maanden eigenaar van perceel A;
  • [naam 2] heeft perceel B op 05 maart 2013 gekocht en heeft de eigendom hiervan op 06 maart 2013 verkregen.Hij is dus al bijkans 7 jaren eigenaar van perceel B, dat grenst aan perceel A;
  • de winkelier, waarvan [naam] stelt dat deze door [naam 2] zou zijn bedreigd, exploiteert sedert 20 oktober 2013 het winkelbedrijf in het gebouw op perceel A.
    De hiervoor afgeleide en vermelde feiten in onderling samenhang beschouwd en gelezen, brengen de kantonrechter tot de voorlopige conclusie dat het gezamenlijk gebruik van de toegangspoort en de ruimte tussen de twee gebouwen waarover thans tussen partijen een geschil bestaat, al een bestaand gebruik tussen de vorige eigenaren was en dat dit gebruik naar mag worden aangenomen is overgegaan op de nieuwe eigenaren, zijnde [naam] en [naam 2].Hiervan uitgaande mag worden aangenomen dat [naam 2] en de winkelier elkaar al geruime tijd kennen en het onverklaarbaar is dat kort nadat [naam] de eigendom van perceel A verkrijgt de winkelier zich thans bedreigd voelt door [naam 2].
    Nu niet voldoende aannemelijk is dat de [naam] en de winkelier en diens klanten door [naam 2] zouden zijn bedreigd en gemolesteerd, zal de gevorderde voorziening in conventie als ongegrond worden geweigerd. Het komt de kantonrechter overigens onwaarschijnlijk voor dat in dergelijke gevallen waar bedreigingen van ernstige aard zich voordoen er geen aangifte bij de politie is of wordt gedaan. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de door [naam] gevorderde voorzieningen zullen worden geweigerd.

4.1.4 [naam] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

4.2 In reconventie
4.2.1 Het spoedeisend belang van [naam 2] blijkt uit de aarde van de stellingen en het gevorderde zelf, zodat hij wordt ontvangen in het kort geding.

4.2.2 [naam] beroept zich erop dat de ruimte tussen de gebouwen hem in eigendom toebehoort en dat zich in deze ruimte de hydrofoor, durowatertank en het vetrek voor de verkoop van loten bevinden. Tevens dient deze ruimte als magazijn van de winkelier, van welk gebruik [naam 2] op de hoogte is. Hij is niet gehouden om [naam 2] toegang tot dat gedeelte dat hem in eigendom toebehoort te verschaffen. Voorts ontkent hij dat de dakgoot van het magazijn van [naam 2] moet worden gerepareerd en voert in dat licht aan dat het slechts een smoes van [naam] is om op dat gedeelte waar de toegangspoort zich bevindt te komen. Uit de ten processe overgelegde foto’s leidt de kantonrechter af dat het magazijn al jaren daar moet hebben gestaan en de dakgoot wel aan vervanging toe is. Zoals reeds hiervoor onder 4.1.3 is overwogen, is het gebruik van de ruimte tussen beide gebouwen op de percelen een bestaand gebruik geweest en heeft [naam 2] geen ander alternatief dan gebruik te maken van die ruimte voor het plegen van restauraties aan het magazijn en het in orde maken van de aansluiting van nutsvoorzieningen die zich aan die zijde bevinden. Met het niet toestaan van het gebruik maken van de toegangspoort maakt [naam] naar het voorlopig oordeel misbruik van (eigendoms)recht, hetgeen onrechtmatig wordt geacht. Daar [naam 2] er redelijk belang bij heeft om de dakgoot te restaureren en de nutsvoorzieningen die zich aan die zijde bevinden in orde te maken, zullen de gevorderde voorzieningen worden toegewezen.

4.2.3 De kantonrechter kan niet nalaten partijen erop te wijzen dat zij buren van elkaar zijn en zij dat mogelijk jaren zullen blijven. In dat licht zullen zij in de toekomst nog het nodige van elkaar hebben te dulden en zullen zij eventuele onderlinge problemen met elkaar op een zakelijke wijze zien op te lossen. De kantonrechter geeft partijen daarom in overweging om de huidige problemen, die ook na dit vonnis zullen blijven bestaan, proberen in goed overleg op te lossen, al dan niet onder begeleiding van een (onpartijdige) derde, zijnde een mediator. Dat beide partijen dan water bij de wijn zullen moeten doen, zal onvermijdelijk zijn. Een minnelijke oplossing kan leiden tot een normalisering van de relatie tussen partijen en daarmee tot een rustiger bestaan voor beide partijen, die kennelijk familie zijn van elkaar. Dit, gelet op het feit dat zij beiden dezelfde familienaam dragen.

4.2.4 Vanwege de buren– en mogelijk familierelatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

5. De beslissing
In conventie en in reconventie
De kantonrechter in kort geding:
5.1 In conventie
5.1.1 Weigert de gevorderde voorzieningen.

5.1.2 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.2 In reconventie
5.2.1Veroordeelt [naam] om binnen een week na de betekening van dit vonnis [naam 2] vrijelijk en ongestoord toegang tot het gedeelte dat ligt tussen het winkelbedrijf van [naam] en het magazijn van [naam 2] te verschaffen, totdat SWM en EBS de nutsvoorzieningen van het magazijn voor [naam 2] hebben afgerond en [naam 2] de dakgoot heeft verwisseld.

5.2.2 Machtigt [naam 2] om, indien [naam] weigert aan de veroordeling onder 5.2.1 te voldoen, zichzelf de toegang tot het gedeelte als bedoeld onder 5.2.1 te verschaffen, desnoods met behulp van de Sterke Arm.

5.2.3 Veroordeelt [naam] om zich in de toekomst te onthouden van elke handeling welke erop gericht is [naam 2] wederom de vrije toegang tot het gedeelte als omschreven onder 5.2.1 in dit vonnis te onthouden, totdat de bodemrechter definitief over dit geschil tussen partijen zal hebben beslist.

5.2.4 Verklaart hetgeen onder 5.2.1 tot en met 5.2.3 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

5.2.5 Compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.2.6 Weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis in conventie en in reconventie is gewezen door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 29 oktober 2020 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton,
mr.C.A. Wallerlei, in aanwezigheid van de griffier.