SRU-K1-2020-52

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-204028
  • Uitspraakdatum 22 december 2020
  • Publicatiedatum 22 maart 2021
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Eiser vordert verlenging van de in het ontruimingsvonnis vermelde ontruimingstermijn .
    De kantonrechter geeft aan dat het gevorderde enige wettelijke grondslag mist en wordt afgewezen.

Uitspraak

HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 20-4028
22 december 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiser],
wonende aan de [adres 1] te [district],
eiser,
gemachtigde: mr. M.A. Guman, advocaat,

tegen
a.[gedaagde a],
b.[gedaagde b],
beiden wonende aan de [adres 2] te [district],
gemachtigde van beiden: mr. L. Punwasi-Raghoebier, advocaat.

1.Het verdere verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op de Griffie der Kantongerechten is ingediend d.d. 16 december 2020;
  • de conclusie eis die is genomen op 18 december 2020;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie tot uitlating producties.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten
2.1 Eiser is, in de zaak die gedaagden jegens hem aanhangig hebben gemaakt en welke zaak bekend staat onder A.R. No. 17-1369, bij vonnis van de kantonrechter d.d. 23 juli 2020 veroordeeld om binnen 4 maanden na betekening van het vonnis de woning gelegen en staande aan de [adres 1] te [district] te ontruimen. Dit vonnis wordt hierna aangeduid als het ontruimingsvonnis.
2.2 Op 23 augustus 2020 hebben gedaagden het ontruimingsvonnis door een deurwaarder aan eiser doen betekenen.
Eiser heeft geen hoger beroep tegen het ontruimingsvonnis aangewend en dient uiterlijk 23 december 2020 de woning te ontruimen.

3. De vordering,de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiser vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
a)toestaat dat eiser kosteloos mag procederen tegen gedaagden;
b)bepaalt dat de ontruimingstermijn van 4 maanden zoals opgenomen in hetontruimingsvonnis wordt verlengd met 6 maanden, te rekenen vanaf
23 december 2020;
c)gedaagdenveroordeelt tot het gehengen en gedogen van het ten deze uit te spreken vonnis;
d)één of meer beslissingen te geven, zoals het de kantonrechter geraden voorkomt.

3.2 Eiser legt, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende aan het gevorderde ten grondslag:

  • vanwege de precaire financieel-economische omstandigheden gaat het hem niet lukken om de woning op 23 december 2020 te ontruimen, omdat de door hem te bouwen woning nog niet bewoonbaar is;
  • de woning van eiser moet voor de bewoonbaarheid nog voorzien worden van ramen en deuren, stroom en water;
  • ondanks hij aan gedaagden het schriftelijk verzoek heeft gedaan om de ontruimingstermijn te verlengen met 6 maanden, hebben gedaagden hierop niet gereageerd;
  • voor eiser dreigt thans een noodsituatie te ontstaan, omdat hij en zijn gezin op straat zullen belanden vanwege het niet beschikken over woonruimte naar minimale omstandigheden.

3.3 Gedaagden hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1 Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van het gevorderde, met name uit het feit dat eiser de woning op uiterlijk 23 december 2020 dient te ontruimen. Om die reden is hij in het kort geding ontvangen.

Kosteloos procederen
4.2 Eiser heeft het certificaat van onvermogen van de daartoe bevoegde instantie overgelegd om te staven dat hij onvermogend is om een advocaat te betalen voor juridische bijstand, zodat de kantonrechter hem zal vergunnen om kosteloos te procederen. Hieruit volgt dat het gevorderde onder a zal worden toegewezen.

Vaststelling titel tot ontruiming
4.3 De kantonrechter stelt het volgende vast. Gedaagden hebben op grond van het ontruimingsvonnis dat reeds in kracht van gewijsde is gegaan, een rechtsgeldige titel om tot ontruiming van eiser over te gaan. Aan eiser is een ontruimingstermijn van 4 maanden vergund, welke termijn ingaat een dag na betekening van het ontruimingsvonnis.
Eiser vraagt verlenging van de in het ontruimingsvonnis vermelde ontruimingstermijn en rijst thans de vraag of zulks mogelijk is.
Als uitgangspunt dient dat toewijzing van een dergelijke vordering slechts mogelijk is, indien de wetgever hierin heeft voorzien.

Wettelijke grondslag tot verlenging ontruimingstermijn
4.4 Gedaagden werpen op dat, anders dan bij de Huurbeschermingswet 1949, het Surinaams Burgerlijk Wetboek voor bruikleenovereenkomst geen regeling geeft tot verlenging van de ontruimingstermijn.
De kantonrechter stelt voorop dat de onderliggende rechtsverhouding die tussen partijen bestond bij toewijzing van de vordering tot ontruiming van belang is, om na te kunnen gaan of er een wettelijke grondslag is voor toewijzing van het gevorderde.
Uit de inhoud van het ontruimingsvonnis leidt de kantonrechter af, dat de onderliggende rechtsverhouding tussen partijen een bruikleenovereenkomst is geweest en geen huurovereenkomst, zodat de bepalingen van het Surinaams Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.
Geenszins valt uit de bepalingen van het Surinaams Burgerlijk Wetboek af te leiden dat het mogelijk is de ontruimingstermijn voor bruikleenovereenkomsten van woningen te verlengen. Dit, in tegenstelling tot – zoals gedaagden terecht opwerpen – artikel 6 van de Huurbeschermingswet 1949 die daartoe wel de mogelijkheid biedt. Dit artikel dat nog van toepassing is op lopende ontruimingszaken die vóór de inwerkingtreding van de Huurwet Woonruimte 2020 (S.B. 2020 no. 53) zijn ingediend, luidt onder meer als volgt:
1. In alle gedingen tot ontruiming kan de rechter de huurder een termijn gunnen, binnen welke deze het gehuurde moet hebben ontruimd. In dat geval wordt de huurovereenkomst geacht tot het einde van die termijn te hebben voortgeduurd.
2. De rechter kan de termijn slechts eenmaal en wel met ten hoogste 2 maanden verlengen
3. het verzoek tot verlenging moet uiterlijk 4 weken voor het verstrijken van de eerste termijn worden gedaan.”.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, dat het gevorderde onder b en daaruit voortvloeiend ook het gevorderde onder c en d enige wettelijke grondslag missen, zodat deze als ongegrond zullen worden geweigerd.

Proceskosten
4.5 Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.

5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Vergunt eiser om kosteloos te procederen.
5.2 Weigert de gevorderde voorzieningen.
5.3 Veroordeelt eiser in de proceskosten die aan de zijde van gedaagden zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op dinsdag 22 december 2020 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr. S.M.M. Chu, in aanwezigheid van de griffier.