SRU-K1-2020-62

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-203027
  • Uitspraakdatum 15 oktober 2020
  • Publicatiedatum 06 april 2021
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Eiseres vordert opheffing van het conservatoir beslag op haar perceel. De kantonrechter heft het beslag op.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 20-3027
15 oktober 2020

Vonnis in kort geding in de zaak van:

[eiseres],
wonende aan de [adres 1] te [district],
eiseres,
hierna te noemen [eiseres],
gemachtigden: mr. R. Sohanisingh en mr. K. Seopershad, advocaat,

tegen

A.[gedaagde sub A] ,
gevestigd aan de [adres 2] te [district]
B. [gedaagde sub B] ,
wonende aan de [adres 2] te [district]
gedaagden,
hierna te noemen respectievelijk de NV en [gedaagde sub B],
gemachtigde van beiden: mr. D.S. Kraag, advocaat.

1.Het verloop van het proces
1.1Dit blijkt uit de volgende processtukken/proceshandelingen:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 12 oktober 2020 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis die is genomen op 13 oktober 2020;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van al hetgeen partijen tijdens het mondeling afpleiten na conclusie van antwoord hebben aangevoerd.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De feiten
2.1 [eiseres] is eigenares van “het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot vierhonderd vijftig vierkante meter, gelegen te [district], ten zuiden van de [weg 1] en ten westen van het [kanaal], aangeduid op de kaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato twee en twintig november negentienhonderd zes en negentig met de letters ABCD en met het [nummer 1], welk perceel deel uitmaakt van het perceelland, groot zes en vijftig duizend tweehonderd negen en veertig vierkante meter, gelegen tussen de [weg 2] en de [weg 1] te [district], aangeduid op de kaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato acht en twintig november negentienhonderd negen en tachtig met de letters CDE, deel uitmakende van het perceelland, bekend als Afdeling I Sectie [buurt] [nummer 2] (straat register[nummer 3] ), hierna aangeduid als het perceel.

2.2 Op 15 juli 2020 had [gedaagde sub B], na daartoe verkregen toestemming van de kantonrechter, conservatoir beslag doen leggen op het perceel. Reden tot het doen leggen van het beslag is een vordering die [gedaagde sub B] op [eiseres] meent te hebben tot levering van het perceel op basis van een koopovereenkomst waarvan hij meent dat de Vries de koopovereenkomst namens [eiseres] met hem heeft gesloten.

2.3 [eiseres] heeft in de kort gedingzaak bekend onder A.R. No. 20-2758 onder andere tegen [gedaagde sub B] een vordering tot opheffing van het door hem gelegde conservatoir beslag ingediend.
De kantonrechter heeft in de hiervoor vermelde zaak op 05 oktober 2020 vonnis gewezen en uitgesproken, krachtens welk vonnis het door [gedaagde sub B] gelegde conservatoir beslag op het perceel is opgeheven.

2.4 Op 05 oktober 2015 hebben de NV en [gedaagde sub B] een verzoek tot het doen leggen van conservatoir beslag op hetzelfde perceel aan de kantonrechter gedaan. Dit verzoek staat bekend in de zaak onder A.R. No. 20-2936. [gedaagde sub B] en de NV hebben aan het verzoek ten grondslag gelegd dat [eiseres] wanprestatie jegens hen pleegt door de koopovereenkomst niet na te komen. In dat licht hebben zij het volgende gesteld:

  • [eiseres] had een hypothecaire lening bij een Stichting genomen, welke lening zij niet kon aflossen;
  • om haar betalingsachterstand te kunnen inlopen, is [gedaagde sub B] door [eiseres] en de Stichting benaderd om het perceel te kopen en is [gedaagde sub B] hiermee akkoord gegaan;
  • partijen zijn een koopsom ad € 25.000,- met elkaar overeengekomen;
  • middels een schrijven d.d. 01 juni 2020 heeft de Stichting bij [gedaagde sub B] bevestigd dat zij bereid is royement te verlenen op het perceel bij ontvangst van de som van € 19.000,-;
  • [gedaagde sub B] heeft per diezelfde datum een bedrag ad € 15.000,- als aanbetaling bij de Stichting gestort;
  • partijen waren overeengekomen dat zij op 04 juni 2020 bij de notaris zouden verschijnen om zowel de koopovereenkomst als de volmacht aldaar te tekenen, doch is [eiseres] niet verschenen;
  • [gedaagde sub B] en de NV hebben er belang bij dat het perceel niet wordt weggemaakt. Het belang van hen is levering van het perceel tegen betaling van de restant koopsom.

2.5 De kantonrechter heeft bij beschikking d.d. 06 oktober 2020 het verzoek van de NV en [gedaagde sub B] tot het doen leggen van het beslag op het perceel ingewilligd.

2.6 Op grond van de hiervoor vermelde beschikking hebben de NV en [gedaagde sub B] op 07 oktober 2020 conservatoir beslag op hetzelfde perceel doen leggen, hetgeen blijkt uit het exploot van de deurwaarder bij het Hof van Justitie, P.S. Olensky, d.d. 07 oktober 2020 No. 718-2020.

3. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 [eiseres] vordert dat de kantonrechter in kort geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,:
1) opheft c.q. de opheffing gelast van het door de NV en [gedaagde sub B] gelegde conservatoir beslag op het perceel van [eiseres];
2) de doorhaling gelast van de overschrijving van het gelegd conservatoir beslag d.d. 7 oktober 2020 in de Registers van het GLIS, overgeschreven in het Register D deel [nummer 4] onder [nummer 5] ;
3) [gedaagde sub B] en de NV verbiedt om op dezelfde gronden wederom conservatoir beslag te doen leggen c.q. dan wel op dezelfde gronden als bij hun verzoekschriften bekend onder A.R. No. 20-2758 en A.R. 20-2936, op het aan [eiseres] toebehorend perceel, op straffe van een dwangsom van € 50.000,- die [gedaagde sub B] en de NV elk afzonderlijk aan [eiseres] zullen verbeuren voor het in strijd handelen met het vonnis;
4) de NV en [gedaagde sub B] veroordeelt, bij wege van voorschot, des de één betalende de ander zal zijn bevrijd, de door eiseres gemaakte gerechtelijke – en buitengerechtelijke kosten
ad € 2.500,- plus de 8% omzetbelasting daarover, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van rechtsingang tot aan die der algehele voldoening.

3.2 [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de NV en [gedaagde sub B] een onrechtmatige daad jegens haar plegen. Daartoe stelt zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, het volgende:

  • de NV en [gedaagde sub B] hebben misbruik gemaakt van het beslagrecht om [eiseres] te benadelen, omdat zij op dezelfde gronden als in de beslagzaak bekend onder A.R. No. 20-1577 het verzoek tot het verkrijgen van toestemming om beslag te mogen leggen op het perceel hebben gedaan;
  • de NV en [gedaagde sub B] maken misbruik van recht door bewust en opzettelijk te verzwijgen voor de beslagrechter dat [gedaagde sub B] reeds op 15 juli 2020 op dezelfde gronden beslag op het perceel had doen leggen en dit beslag bij vonnis van de kantonrechter in kort geding d.d. 05 oktober 2020 was opgeheven;
  • er is geen enkele koopovereenkomst betreffende het perceel tussen haar en [gedaagde sub B] tot stand gekomen, evenmin heeft zij enige rechtsrelatie met de NV;
  • als gevolg van het door de NV en [gedaagde sub B] gelegde beslag lijdt [eiseres] schade, zijnde kosten van rechtsbijstand ad € 2.500,-, omdat zij onmiddellijk haar advocaten moest inschakelen om haar bij te staan in het kader van de opheffing van het door de NV en [gedaagde sub B] gelegde beslag.

3.3 De NV en [gedaagde sub B] hebben verweer gevoerd. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

4. De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1 [eiseres] stelt als spoedeisend belang dat zij door het beslag, dat zij onrechtmatig acht, wordt belemmerd in de overdracht van het perceel aan de door haar aangezochte koper en de vrees bij haar bestaat dat de koper vanwege steeds onrechtmatig gelegde beslagen niet meer bereid zal zijn te kopen waardoor zij in grote problemen zal komen te verkeren. Zij heeft voor 15 oktober 2020 om 12.00 uur een afspraak bij de notaris om samen met de koper de stukken van overdracht te tekenen en daaraan gekoppelde betaling te ontvangen opdat zij uit de verkoopopbrengst de kredietschuld aan haar schuldeiser/hypotheekhouder volledig kan voldoen.

De NV en [gedaagde sub B] weerspreken dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de onderhavige zaak, doch naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende. Zoals uit de stellingen van [eiseres] kan worden afgeleid hangt [eiseres] een tweede veiling boven het hoofd, indien zij de kredietschuld bij de hypotheekhouder niet voldoet. Naar de kantonrechter het begrijpt is de voortzetting van de koop op 15 oktober 2020 wenselijk, omdat zij uit de verkoopopbrengst haar kredietschuld zal voldoen. Derhalve wordt [eiseres] ontvankelijk geacht in het kort geding.

Het gelegd conservatoire beslag
4.2 De kantonrechter stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 639 juncto artikel 596 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt, indien behoorlijke zekerheid is gesteld voor of betaling heeft plaatsgehad van de som voor welke het beslag gelegd is.
De kantonrechter constateert dat de NV en [gedaagde sub B] het beslag hebben gelegd op grond van een vordering tot levering van een perceel waarop zij aanspraak menen te maken uit hoofde van een tussen [gedaagde sub B] en [eiseres] vermeend gesloten koopovereenkomst. Uit de stellingen van [eiseres] begrijpt de kantonrechter dat zij zich op het standpunt stelt dat het door de NV en [gedaagde sub B] ingeroepen recht, te weten de vordering tot levering van het perceel, ondeugdelijk is. Ter onderbouwing van dit standpunt beroept zij zich op het door de kantonrechter in kort geding gewezen vonnis d.d. 05 oktober 2020 in de zaak bekend onder A.R. No. 20-2758, in welk vonnis de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat een koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen [gedaagde sub B] en [eiseres] en dus summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken.
In reactie hierop werpen de NV en [gedaagde sub B] op dat zij hoger beroep tegen dat vonnis hebben aangetekend, omdat de kantonrechter in diens beoordeling of al dan niet sprake is van een koopovereenkomst de overgelegde emailcorrespondenties van de notaris buiten beschouwing heeft gelaten.
De kantonrechter begrijpt uit de inhoud van dit verweer dat de NV en [gedaagde sub B] zich niet erin kunnen terugvinden dat de kantonrechter in de zaak bekend onder A.R. No. 20-2758 de emailcorrespondenties van de notaris die zij heel essentieel achten niet heeft meegenomen in de beoordeling. Daar dit verweer als een grief dient te worden aangemerkt en het niet door een kantonrechter van gelijke orde kan worden beoordeeld, doch door de rechter in hoger beroep, zal de kantonrechter voorbijgaan aan dit verweer. Dit, omdat het betrekking heeft op hetzelfde onderwerp, te weten de vermeende koopovereenkomst, waarover reeds een oordeel door een kantonrechter van gelijke orde is gegeven.

4.3 Uit het hele betoog van de NV en [gedaagde sub B] begrijpt de kantonrechter dat zij het beslag hebben doen leggen om hun vordering tot juridische overdracht van het perceel veilig te stellen en zij zulks aanmerken als een andere grondslag voor hun tweede verzoek tot het doen leggen van het beslag. De kantonrechter kan gedaagden niet volgen in hun betoog, omdat de vordering tot juridische levering die zij op [eiseres] menen te hebben als grondslag heeft, de vermeende koopovereenkomst die zij door tussenkomst van de Stichting of de Vries met [eiseres] menen te hebben gesloten. Nu alles valt en staat met de vermeend gesloten koopovereenkomst en een kantonrechter van gelijke orde (in eerste aanleg) reeds uitvoerig omtrent dit geschil heeft geoordeeld, zal de kantonrechter het ervoor moeten houden dat niet aannemelijk is dat de koopovereenkomst met de NV en [gedaagde sub B] is gesloten. Het opnieuw oordelen over ditzelfde geschilpunt door een rechter van gelijke orde wordt immers in strijd met de beginselen van een goede procesorde geacht en kan slechts in hoger beroep opnieuw ter beoordeling worden voorgelegd.
Hetgeen hiervoor onder 4.2 is overwogen leidt tot de voorlopige slotsom dat het gelegde beslag onrechtmatig is geschied en dient te worden opgeheven, zodat het gevorderde onder 1 en 2 als gegrond zal worden toegewezen.

Verbod tot het leggen van beslag
4.4 Gezien het feit dat de NV en [gedaagde sub B] tot tweemaal toe het verzoek tot het mogen leggen van beslag aan de beslagrechter hebben gedaan op grond van de vermeende koopovereenkomst en zij mogelijkerwijs hetzelfde verzoek wederom aan de beslaglegger zouden kunnen doen, zal hen het verbod worden opgelegd om op grond van de vermeende koopovereenkomst beslag te mogen leggen. Een herhaald verzoek op dezelfde gronden, levert immers misbruik van recht op. Hieruit volgt dat het gevorderde onder 3 zal worden toegewezen, doch met dien verstande dat de medegevorderde dwangsom zal worden vastgesteld op een ander bedrag dan wat [eiseres] heeft gevorderd.

Geleden schade
4.5 De NV en [gedaagde sub B] betogen dat zij niet moeten worden veroordeeld in de vermeende kosten voor juridische bijstand, omdat deze niet onderbouwd en buitensporig hoog zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat dit betoog niet op.
Zoals blijkt uit de stellingen van [eiseres] is de grondslag van de gevorderde kosten van rechtsbijstand een onrechtmatige daad vanwege een tweede beslaglegging op basis van dezelfde gronden en is de hoogte van het gevorderde bedrag onderbouwd middels overlegging van een declaratie van advocaatkosten door [eiseres]. Nu de overgelegde declaratie niet van valsheid is beticht, zal het gevorderde onder 4 als gegrond worden toegewezen doch met uitzondering van de medegevorderde omzetbelasting en wettelijke rente.

Overige stellingen en weren
4.6 De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking, omdat die niet relevant worden geacht en tot geen enkel andere uitkomst in de onderhavige zaak zullen leiden.

Proceskosten
4.7 De NV en [gedaagde sub B] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Deze omvatten tot de dag van de uitspraak het vastrecht ad SRD 50,- en de kosten voor oproep per exploot van een deurwaarder ad SRD 553,-.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
5.1 Heft op het door de NV en [gedaagde sub B] gelegd conservatoir beslag, welk beslag is gelegd door de deurwaarder van het Hof van Justitie van Suriname, P.S. Olensky
d.d. 07 oktober 2020 op het volgende aan [eiseres] toebehorend onroerend goed:
het perceelland met al hetgeen daarop staat, groot vierhonderd vijftig vierkante meter, gelegen te [district], ten zuiden van de [weg 1] en ten westen van het [kanaal], aangeduid op de kaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato twee en twintig november negentienhonderd zes en negentig met de letters ABCD en met het [nummer 1], welk perceel deel uitmaakt van het perceelland, groot zes en vijftig duizend tweehonderd negen en veertig vierkante meter, gelegen tussen de [weg 2] en de [weg 1] te [district], aangeduid op de kaart van de landmeter R.R. Lieuw Kie Song de dato acht en twintig november negentienhonderd negen en tachtig met de letters CDE, deel uitmakende van het perceelland, bekend als Afdeling I Sectie [buurt] [nummer 2] (straat register[nummer 3] ),

5.2 Gelast de doorhaling van de overschrijving van het gelegd consevatoir beslag d.d. 7 oktober 2020 in de Registers van het GLIS, overgeschreven in het Register D deel [nummer 4] onder [nummer 5].

5.3 Verbiedt de NV en [gedaagde sub B] om op dezelfde gronden wederom conservatoir beslag te doen leggen c.q. dan wel op dezelfde gronden als bij hun verzoekschriften bekend onder A.R. No. 20-1577 en A.R. No. 20-2936, op het aan [eiseres] toebehorend onroerend goed, zoals omschreven onder 5.1 van de beslissing, op straffe van een dwangsom van SRD 5.000.000,- (Vijfmiljoen Surinaamse Dollar) die de NV en [gedaagde sub B] elk afzonderlijk aan [eiseres] zullen verbeuren voor elke keer dat zij in strijd handelen met het vonnis.

5.4 Veroordeelt de NV en [gedaagde sub B], des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, om bij wege van voorschot aan [eiseres] te betalen het bedrag ad € 2.500,- (Tweeduizend en Vijfhonderd Euro)

5.5 Verklaart hetgeen onder 5.1 tot en met 5.4 is beslist uitvoerbaar bij voorraad.

5.6 Veroordeelt de NV en [gedaagde sub B], des de één betalend de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten die aan de zijde van [eiseres] zijn gevallen en tot aan de uitspraak zijn begroot op SRD 603,- (Zeshonderd en Drie Surinaamse Dollar).

5.7 Weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op donderdag 15 oktober 2020 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, mr.S.M.M.Chu, in aanwezigheid van de griffier.