- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR 201076
- Uitspraakdatum 05 mei 2020
- Publicatiedatum 05 mei 2020
- Rechtsgebied Burger-overheid
-
Inhoudsindicatie
Eisers vorderen opschorting van de toepassing c.q. verbindendheid dan wel rechtskracht van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren totdat het Constitutioneel Hof over de (on)grondwettelijkheid en derhalve de rechtskracht daarvan heeft beslist of totdat de kantonrechter in een door eisers in te stellen bodemprocedure onherroepelijk heeft beslist over de (on)verenigbaarheid. Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers in hun vordering omdat geen sprake is van ongrondwettigheid van de WCVT.
De kantonrechter oordeelt het in het algemeen belang dat mogelijk verdere toepassing van de WCVT wordt voorkomen nu vooralsnog de rechtsgeldigheid van de wet niet vaststaat.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 20-1076
05 mei 2020
Vonnis in kort geding
in de zaak van:
1.GAJADIEN, ASISKUMAR,
wonend aan [adres 1] in het [district 1],
2. ETNEL, PATRICIA NANCY,
wonend aan [adres 2]te [district 2],
3. NURMOHAMED, RIAD JOZEF,
wonend aan [adres 3] te [district 2],
4. BUDIKE, MARLON EDUARD,
wonend aan [adres 4]in het [district 3] ,
5. KALLOE, JITENDRA,
wonend aan [adres 5] in het [district 4] ,
6. JAGGERNATH, WEDANAND DJOTIES,
wonend aan [adres 6] in het [district 4] ,
allen in hun hoedanigheid van lid van De Nationale Assemblée en in persoon,
domicilie kiezend aan de Frederik Derbystraat 13-13A te Paramaribo ten kantore van Sewcharan Advocaten,
eisers,
gemachtigde: mr. G.R. Sewcharan, advocaat,
tegen
DE STAAT SURINAME,
in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie van Suriname,
kantoorhoudend aan de Limesgracht 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K.J. Kraag-Brandon, advocaat.
Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het verzoekschrift dat op 27 maart 2020 op de griffie der kantongerechten is ingediend, met negen producties;
- de conclusie van eis die mondeling is genomen op 02 april 2020;
- de conclusie van antwoord.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
De feiten
2.1 Op 24 februari 2020 hebben de initiatiefnemers A. Abdoel, R. Ramsahai, J. Vreedzaam en D. Sumter bij De Nationale Assemblée (hierna DNA) een initiatiefvoorstel ingediend ‘’houdende wijziging van Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 No. 170)” zoals hierna onder 2.1 en 2.2. volgt: Initiatiefvoorstel krachtens artikel 78 van de Grondwet van de Republiek Suriname (S.B. 1987 no. 116, zoals gewijzigd bij S.B. 1992 no. 38), ingediend door A. Abdoel, R. Ramsahai, J. Vreedzaam en D. Sumter allen leden van De Nationale Assemblée, houdende wijziging van Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170).
WET van………………………………….
houdende wijziging van Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170).
—————————————————-
ONTWERP
In overweging genomen hebbende, dat – in verband met een effectieve bestrijding van de oneigenlijke geldtransactie- het nodig is de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170) te wijzigen;
Heeft, na goedkeuring door De Nationale Assemblée, de Staatsraad gehoord, bekrachtigd de onderstaande wet:
ARTIKEL I
In de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170), worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A. Artikel 39 wordt gewijzigd als volgt: (1). Lid 2 komt te luiden:
2. Degene die een misdrijf in de zin van de artikelen 3 lid 2 en 31 lid 1 begaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren en geldboete van de derde categorie, hetzij met beide straffen.
B. Na lid 2 wordt, onder vernummering van de overige leden, een nieuw lid 3 toegevoegd luidende:
3. Degene die een misdrijf in de zin van artikel 31 lid 2 begaat wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en geldboete van de zesde categorie.
C. Na artikel 39 wordt een nieuw artikel 39a toegevoegd, luidende:
Artikel 39a
1. De in verband met overtreding van artikel 31 lid 2 in beslag genomen gelden en goederen ingevolge het Wetboek van Strafvordering, worden verbeurdverklaard, ook in het geval dat ten aanzien van bedoelde gelden en goederen door degene aan wie deze toebehoren de legale herkomst ervan niet kan worden aangetoond.
2. Het bepaalde in lid 1 laat onverlet de mogelijkheid tot teruggave van de gelden en goederen ingevolge het Wetboek van Strafvordering voor zover daartoe gronden aanwezig zijn, met dien verstande dat indien de in beslaggenomen gelden vreemde valuta betreft, de teruggave in Surinaamse Dollar geschiedt.
ARTIKEL II
1. Deze wet wordt in het Staatsblad van de Republiek Suriname afgekondigd.
2. Zij treedt in werking met ingang van de dag volgende op die van haar afkondiging.
3. De Ministers van Financiën en van Justitie en Politie zijn belast met de uitvoering van deze wet.
Gegeven te Paramaribo, de………………
2.2 WET van ……………………………….
houdende wijziging van Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170).
————————————————–
MEMORIE VAN TOELICHTING
Geldtransactiekantoren (wisselkantoren en geldovermakingskantoren) vervullen een belangrijke rol binnen de financiële markt. Met de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren is een belangrijke stap gezet in de ordening van deze sector en om de integriteit van het financieel stelsel van Suriname te waarborgen, alsmede het tegengaan van met name de met de financiële sector gerelateerde illegale activiteiten zoals moneylaundering en financiering van terrorisme. Tegelijk wordt de cliënt beschermt bij geldtransacties nu de Centrale Bank op de verrichtingen van de geldtransactiekantoren toezicht uitoefent.
Echter is gebleken dat er illegale geldtransacties dan wel illegaal opererende ”Geldtransactiekantoren” zijn die invloed hebben op het financieel stelsel in het bijzonder op haar integriteit, vooral omdat deze transacties buiten het zicht van de toezichtinstituten plaatsvinden. De gevolgen hiervan op het financieel stelsel zijn vaak niet van geringe omvang. Artikel 31 juncto 39 voorziet in de handhaving van voornoemde illegaliteit. Gelet op de ernst van deze overtredingen en de ernstige gevolgen voor het financieel stelsel en mede gelet op de omvang van de middelen die met de overtreding van deze wet gemoeid gaat, is op de eerste plaats voorgesteld om de huidige sanctie (twee jaren gevangenisstraf) op de overtreding van artikel 31 lid 2 te verhogen en vast te stellen op vier jaren met een geldboete variant van de zesde categorie(SRD. 1000.000,-)
Eveneens in het kader van de aanpak van de illegale geldtransacties, is een nieuw artikel 39a toegevoegd betreffende de in verband met de overtreding van artikel 31 lid 2 in beslag genomen gelden en goederen. Deze in beslag genomen gelden en goederen kunnen eveneens verbeurd worden verklaard, ook in het geval dat ten aanzien van bedoelde gelden en goederen door degene aan wie deze toebehoren de legale herkomst ervan niet kan worden aangetoond (artikel 39a lid 1). Behalve de in het geding zijnde strafbaar feit, dient de in beslag genomen gelden en goederen ook niet afkomstig te zijn van enig ander strafbaar feit. Alhoewel de verbeurdverklaring in deze ook gerelateerd dient te zijn aan het begaan hebben van enig ander strafbaar feit, levert zulks ruimte voor verder onderzoek of ten aanzien van de in beslaggenomen gelden andere strafbare feiten in het geding zijn, op grond waarvan de verbeurdverklaring eveneens kan worden uitgesproken.
Gelet op het feit dat bij overtreding van artikel 31 lid 2 de betrokkenheid van vreemde valuta in het geding is, is de toevoeging van artikel 39a lid 2 opgenomen. De mogelijkheid wordt hier opgenomen dat in het geval bij overtreding van artikel 31 lid 2 door justitie vreemde valuta middelen in beslag zijn genomen, de eventuele teruggave in Surinaamse dollar kan geschieden. Het voorgaande beperkt de mogelijkheid tot teruggave van de gelden en goederen ingevolge het Wetboek van Strafvordering niet, voor zover daartoe gronden aanwezig zijn, en is een aanvulling op het bepaalde ter zake de in beslagneming en teruggave in het Wetboek van Strafvordering.
2.3 In een ‘NOTA VAN WIJZIGING’ van 20 maart 2020, ingediend door eerder genoemde initiatiefnemers, staat onder meer vermeld dat het initiatiefvoorstel, ingediend op 24 februari 2020, houdende wijziging van Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170) wordt gewijzigd.
2.4 In een ‘NOTA VAN WIJZIGING’ van 21 maart 2020 staat onder meer vermeld dat het initiatiefvoorstel, ingediend op 24 februari 2020, houdende regels met betrekking tot verdere ordening van valutatransacties en het valutaverkeer, Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren wordt gewijzigd.
2.5 In de nota van wijziging van 20 maart 2020 betreffend de Wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 (S.B. 2012 no. 170) staat in artikel 3 leden 5 en 6:
‘5. Het is verboden om prijzen van goederen of diensten uitsluitend in een andere munteenheid dan de Surinaamse dollar aan te geven. Te allen tijde dient de prijs in de Surinaamse Dollar tevens te worden aangegeven.
6. Het is verboden om advertenties te plaatsen of te doen plaatsen waarvan prijzen van goederen of diensten uitsluitend in een andere munteenheid dan de Surinaamse dollar wordt aangegeven. Te allen tijden dient de prijs in de Surinaamse Dollar tevens te worden aangegeven.’
2.6 In de nota van wijziging van 21 maart 2020 betreffend de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren en in de WCVT staat in artikel 3 leden 5 en 6:
‘5. Het is verboden om prijzen van goederen of diensten in een andere munteenheid dan de Surinaamse dollar aan te geven.
6. Het is verboden om advertenties te plaatsen of te doen plaatsen waarvan prijzen van goederen of diensten in een andere munteenheid dan de Surinaamse dollar wordt aangegeven.’
2.7 De citeertitel in artikel 11 van de Wijzigingswet bij nota van 20 maart 2020 en bij nota van 21 maart 2020 luidt: ‘Wet ordening valutatransactie en valutaverkeer 2020’, terwijl in de WCVT in artikel 11 de citeertitel ‘Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren’ is.
2.8 Bij Staatsbesluit 2020 no. 73 is gepubliceerd de Wet houdende regels met betrekking tot verdere ordening van valutatransacties en het valutaverkeer, Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren.
De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eisers vorderen – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. opschorting gelast van de toepassing c.q. verbindendheid dan wel rechtskracht van de WCVT totdat het Constitutioneel Hof over de (on)grondwettelijkheid en derhalve de rechtskracht daarvan heeft beslist;
subsidiair:
opschort of schorst in ieder geval toepassing verbiedt totdat de kantonrechter in een door eisers in te stellen bodemprocedure onherroepelijk heeft beslist over de (on)verenigbaarheid van de werking van:
II. de artikelen 3, 4 en 5 lid 1 WCVT met artikel 21 lid 1 AVRM;
III. artikel 7 lid 2 WCVT met artikel 11 lid 2 AVRM en artikel 17 lid 2 BUPO; en totdat de kantonrechter in een door eisers in te stellen bodemprocedure onherroepelijk heeft beslist over de (on)geoorloofdheid van de werking van:artikel 7 lid 2 WCVT met artikel 17 lid 2 van de Grondwet, hierna ook Gw.
Voorts vorderen eisers veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2 Eisers leggen – kort gezegd – aan hun vordering ten grondslag dat de WCVT nietig is. De op 23 maart 2020 afgekondigde wet ontbeert rechtskracht, omdat de voorzitter van DNA niet de WCVT in stemming heeft gebracht. De wet is in strijd met de Grondwet en het Reglement van Orde voor DNA tot stand gekomen. Op grond van het vonnis van het Hof van Justitie d.d. 20 maart 2020 bestond DNA op 21 maart 2020 niet uit 51 maar uit 49 leden. In DNA is tijdens de behandeling van de nota’s van wijziging (hiervoor onder 2.3 en 2.4) geen rekening gehouden met de parlementaire rechten en belangen van eisers, omdat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om de nieuwe ontwerpwet te bestuderen en onderzoeken. Voorts leggen eisers aan hun vordering ten grondslag dat de WCVT in strijd is met hun burgerlijke belangen. Zij voelen zich beknot in het uitoefenen van eigendomsrechten zoals bedoeld in artikel 21 lid 1 AVRM. Bevoegdheden voortvloeiend uit WCVT betekenen voor eisers willekeurige of beledigende inmenging in hun privéleven, wat in strijd is met artikel 11 lid 2 AVRM, artikel 17 lid 1 BUPO en artikel 7 lid 2 Gw.
3.3 Gedaagde voert verweer, dat – voor zover nodig – hierna zal worden besproken.
De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de aard van de vordering zelf. Eisers worden daarom ontvangen in kort geding.
4.2 Gedaagde concludeert tot niet-ontvankelijkheid van eisers in hun vordering omdat geen sprake is van ongrondwettigheid van de WCVT noch van onverenigbaarheid met AVRM-bepalingen. Als formeel verweer voert gedaagde – samengevat – aan dat de kantonrechter geen materieel toetsingsrecht toekomt. In de voorliggende zaak doen zich niet de uitzonderingssituaties voor als in de Grondwet voorzien. De rechter moet dan ook volgens de wettelijke regelingen rechtspreken en mag de innerlijke waarde of billijkheid daarvan niet beoordelen. Artikel 80 lid 2 Gw ontneemt aan de kantonrechter de bevoegdheid tot formele toetsing, concludeert gedaagde.
4.3 De vorderingen van eisers strekken kort gezegd tot het opschorten van de WCVT.
Alvorens tot de inhoudelijke behandeling daarvan over te gaan stelt de kantonrechter het volgende voorop.
4.4 De door partijen ingenomen standpunten leiden tot de vraag welke wetgeving in het voorliggend geding aan de orde is, specifiek of sprake is van een door DNA goedgekeurde wet conform artikel 77 Gw dan wel een ingediend initiatiefvoorstel ex artikel 78 GW. In artikel 77 GW is voorgeschreven dat DNA de president in kennis stelt van door haar goedgekeurde wetsontwerpen en in artikel 78 GW is bepaald dat ieder lid van DNA het recht heeft ontwerpen van wet aan het college ter behandeling voor te leggen.
4.4.1 Het standpunt van eisers komt aan op ongrondwettigheid van de WCVT. Zij stellen dat in DNA nimmer over de WCVT is gestemd, omdat de voorzitter van DNA op zaterdag 21 maart 2020 omstreeks 4.00 uur A.M. in DNA ter aankondiging van de stemming heeft gesteld:
“We gaan stemmen over de wet houdende wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren S.B. 2012, no. 170”.
4.4.2 Gedaagde heeft de aankondiging van de stemming door de voorzitter DNA zoals door eisers is gesteld, niet weersproken. Gelet hierop is het vooralsnog niet aannemelijk dat de aanname met algemene stemmen van de in stemming gebrachte wet op 21 maart 2020 betrekking heeft op de door de president afgekondigde Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren.
4.4.3 De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de onder 2.3 en 2.4 aangehaalde en onweersproken initiatiefvoorstellen moet geconcludeerd worden dat naast het initiatiefvoorstel van 24 februari 2020 ter wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren, de nota van wijziging van 20 maart 2020 en de WCVT van 21 maart 2020 zijn aangeboden voor behandeling in DNA.
4.4.4 Het standpunt van eisers dat de goedgekeurde ontwerpwet een geheel nieuwe wet betreft, is volgens gedaagde waar, voor zover dit de intitule van de ontwerpwet betreft. Daar voegt gedaagde nog aan toe dat het nagestreefde doel van de ingediende ontwerpwet en dat van de goedgekeurde ontwerpwet eender is. Voor zover gedaagde de doelen van de initiatiefvoorstellen van 20 en 21 maart 2020 mocht hebben bedoeld is zijn standpunt niet onjuist. Echter, uit de hiervoor onder 2.5 en 2.6 geciteerde tekstdelen blijkt van inhoudelijk relevante verschillen tussen de twee voorstellen. Voorts is – nog voor aan enige inhoudelijke beoordeling van de WCVT wordt toegekomen – onweersprekelijk – in het oog springend dat van overeenkomsten met het wijzigingsvoorstel van 24 februari 2020 (hiervoor onder 2.1 en 2.2) geen sprake is. Veeleer is aannemelijk, zoals gedaagde zelf aanvoert, dat indringende en drastische wijzigingen hebben geresulteerd in de voorstellen van 20 en 21 maart 2020. Een eender nagestreefd doel met het initiatiefvoorstel van 24 februari 2020 is dan ook niet aannemelijk.
4.4.5 Voor zover gedaagde meent dat de wijziging van een artikel en de toevoeging van een nieuw artikel in de voorgestelde wijzigingsnota Toezicht Geldtransactiekantoren 2012 van 24 februari 2020 of het initiatiefvoorstel van 20 maart 2020 in werking niet verschillen met het initiatiefvoorstel van 21 maart 2020, is dat standpunt onhoudbaar.
4.4.6 Een en ander brengt mee dat in dit kort geding ervan moet worden uitgegaan dat de in artikel 80 Gw beoogde kracht van wet na afkondiging – die is gevolgd op bekrachtiging door de president – vooralsnog niet tot stand gekomen is in het geval van de Wet houdende Wijziging van de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren S.B. 2012, no. 170 noch in het geval van de WCVT.
4.5 De kantonrechter komt aldus in dit kort geding niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de WCVT, die al dan niet kan leiden tot het ongeoorloofd verklaren van delen van die wet. Eisers stellen het Constitutioneel Hof te zullen adiëren. Gedaagde voert weliswaar aan dat het Constitutioneel Hof nog niet in functie is, maar heeft zijn standpunt niet onderbouwd, zodat de kantonrechter hieraan voorbijgaat.
4.5.1 Eisers stellen dat de samenleving de afkondiging van de WCVT niet beschouwt als een haar dienend belang. Volgens gedaagde levert het feit dat enkele bedrijven en banken hun deuren gedurende een dag gesloten hebben gehouden voor het publiek geen bewijs voor die stelling.Wat daar ook van zij, de kantonrechter acht het op grond van al het voorgaande in het algemeen belang dat mogelijk verdere toepassing van de WCVT wordt voorkomen nu vooralsnog de rechtsgeldigheid van de wet niet vaststaat. Het primair gevorderde zal daarom worden toegewezen.
4.6 Ten slotte en weliswaar ten overvloede merkt de kantonrechter op dat tussen partijen onweersproken is dat uit de tekst van de WCVT niet volgt noch blijkt dat de Wet Toezicht Geldtransactiekantoren S.B. 2012, no. 170 is ingetrokken en aldus ongewijzigd en onverminderd van toepassing is.
4.7 Het voorgaande brengt met zich dat aan een beoordeling van overige standpunten van partijen niet wordt toegekomen.
4.8 Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
5.1 Schort op de toepassing c.q. verbindendheid dan wel rechtskracht van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren, zoals afgekondigd bij S.B. 2020, no. 73 totdat het Constitutioneel Hof over de grondwettelijkheid dan wel niet-grondwettelijkheid en derhalve de rechtskracht daarvan heeft beslist.
5.2 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.3 Veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding aan de zijde van eisers tot aan deze uitspraak begroot op SRD 455, – (vierhonderdvijfenvijftig Surinaamse Dollar).
5.4 Weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, op dinsdag 05 mei 2020 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.