SRU-K1-2020-8

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer AR-201077
  • Uitspraakdatum 05 mei 2020
  • Publicatiedatum 05 mei 2020
  • Rechtsgebied Burger-overheid
  • Inhoudsindicatie

    Eisers vorderen gedaagde te verbieden de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren toe te passen. Gedaagde concludeert tot niet ontvankelijkheid van onder anderen eiseres sub 1 die zich volgens gedaagde als rechtspersoon heeft geduid, maar de daartoe strekkende stukken niet in het geding heeft gebracht. De kantonrechter overweegt om redenen van proceseconomische aard eiseres sub 1 in de gelegenheid te stellen in haar belang de vereiste stukken over te leggen. De Kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
A.R. No. 20-1077
05 mei 2020

Vonnis in kort geding

in de zaak van:

1.DE VERENIGING SURINAAMS BEDRIJFSLEVEN (VSB),
kantoorhoudend aan de Prins Hendrikstraat 18 te Paramaribo,

2.DE ASSOCIATIE VAN SURINAAMSE FABRIKANTEN (ASFA),
kantoorhoudend aan de Jaggernath Lachmonstraat 187 te Paramaribo,

3.DE SURINAAMSE VERENIGING VAN ASSURANTIE MAATSCHAPPIJEN (SURVAM),
kantoorhoudend aan de Heerenstraat 48-50 te Paramaribo,
eisers,
gemachtigden: mrs. R.G.M. Tjon A Joe en M.T.M. Watchman, advocaten,

tegen

DE REPUBLIEK SURINAME, in rechte vertegenwoordigd door de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie,kantoorhoudend aan de Limesgracht 92 te Paramaribo,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K.J. Kraag-Brandon, advocaat.

1.Het verloop van het proces

1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en -handelingen:

  • het op de griffie ingediend inleidend verzoekschrift op 30 maart 2020, met producties;
  • de mondelinge conclusie van eis genomen op 02 april 2020;
  • de conclusie van antwoord.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2. De vordering, de grondslag en het verweer

2.1 Eisers vorderen – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
gedaagde te verbieden de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren toe te passen, er toe strekkende dat de Gedaagde zich – totdat de betrokken Wet of een gedeelte daarvan door het Constitutioneel Hof is getoetst aan de Grondwet en de van toepassing zijnde verdragsbepalingen – heeft te onthouden van gedragingen die op de betrokken Wet zijn gegrond, met name het doen uitvoeren daarvan, bijvoorbeeld door daden van opsporing en strafvervolging;

subsidiair:
gedaagde te verbieden om artikel 3 leden 1, 2, 5 en 6, artikel 5 lid 4, artikel 7 leden 2, 3 en 4, 9 en 10 van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren en/of andere met de Grondwet en/of de van toepassing zijnde verdragsbepalingen strijdige bepalingen, toe te passen, er toe strekkende dat de gedaagde zich – totdat de betrokken Wet of een gedeelte daarvan door het Constitutioneel Hof is getoetst aan de Grondwet en de van toepassing zijnde verdragsbepalingen – heeft te onthouden van gedragingen die op de betrokken Wet zijn gegrond, met name het doen uitvoeren daarvan, bijvoorbeeld door daden van opsporing en strafvervolging;

meer subsidiair:
gedaagde te verbieden om artikel 3 leden 1, 2, 5 en 6, artikel 5 lid 4, artikel 7 leden 2, 3 en 4, 9 en 10 van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren en/of andere met de Grondwet en/of de van toepassing zijnde verdragsbepalingen strijdige bepalingen, toe te passen, er toe strekkende dat gedaagde zich – totdat de betrokken artikelen in een bodemprocedure verbindend dan wel onverbindend worden beoordeeld – heeft te onthouden van gedragingen die op die artikelen zijn gegrond, met name het doen uitvoeren daarvan, bijvoorbeeld door daden van opsporing en strafvervolging;

primair, subsidiair en meer subsidiair:
e.e.a. onder verbeurte van een dwangsom ad SRD 1.000.000, – per dag; met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

2.2 Aan hun vordering leggen eisers – kort gezegd – ten grondslag dat de door de President afgekondigde wet onmiskenbaar strijdig is met grondwettelijke en verdragsrechtelijke bepalingen en Algemene Beginselen van Behoorlijk bestuur; artikel 7 van de Wet is in strijd met het recht op privacy zoals in artikel 17 van de Gw bepaald en onverenigbaar met artikel 11 van het AVRM; de artikelen 3, 5, 7, 9 en 10 van de Wet zijn in strijd met artikel 131 Gw en artikel 9 AVRM; in strijd met artikel 34 lid 2 Gw zijn artikel 4 leden 2, 3 en 4 en artikel 5 lid 4 van de Wet; ook is de Wet in strijd met de artikelen 10, 11 en 12 Gw.

3.3 Gedaagde voert verweer, dat – voor zover nodig – hierna zal worden besproken.

4. De beoordeling

4.1 Het spoedeisend belang blijkt voldoende uit de aard van de vordering zelf. Eisers worden daarom ontvangen in kort geding.

4.2 In zijn formeel verweer concludeert gedaagde tot niet ontvankelijkheid van onder anderen eiseres sub 1 die zich volgens gedaagde als rechtspersoon heeft geduid, maar de daartoe strekkende stukken niet in het geding heeft gebracht.

4.3 De kantonrechter overweegt om redenen van proceseconomische aard eiseres sub 1 in de gelegenheid te stellen in haar belang de vereiste stukken over te leggen. Eiseres zal gelast worden de ter zake relevante stukken aan te bieden op uiterlijk dinsdag 12 mei 2020 om 12.00 uur bij de griffier of via e-mail of in hard copy in de Dropbox Kort Geding.

4.4 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. De beslissing

De kantonrechter in kort geding:

5.1 Gelast eiseres sub 1 de vereiste stukken ter onderbouwing dat zij rechtspersoon is over te leggen op uiterlijk dinsdag 12 mei 2020 om 12.00 uur bij de griffier of via e-mail of in hard copy in de Dropbox Kort Geding.

5.2 Houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen en uitgesproken door mr. S.J.S. Bradley, kantonrechter in kort geding in het eerste kanton, op dinsdag 05 mei 2020 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.