- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer AR-193497
- Uitspraakdatum 08 november 2022
- Publicatiedatum 24 januari 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
Bij de hier aan de orde zijnde vraag staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door uitlatingen en publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving kunnen raken blijven voortbestaan.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
AR no. 19-3497
Civar no. 2019-00168
08 november 2022
Vonnis in de zaak van:
HUSSAINALI-MATHOERA, KRISHNAKOEMARIE,
wonende in het district Wanica,
eiseres,
gemachtigde: voorheen mr. S.N. Essed, thans mr. G.R. Sewcharan, advocaten,
tegen
A. DOEKHIE, MOHAMED RACHIED, in privé,
B. DOEKHIE, MOHAMED RACHIED, in zijn hoedanigheid van hoofdbestuurslid van de Nationale Democratische Partij,
wonende in het district Nickerie,
C. DE VERENIGING NATIONALE DEMOCRATISHE PARTIJ,
gevestigd en kantoorhoudende te Paramaribo,
gedaagden,
gemachtigde van allen: mr. N.U. van Dijk, advocaat.
- Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en/of -handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat op 5 september 2019 met producties op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
- de mondelinge conclusie van eis;
- de akte rectificatie van de zijde van eiseres;
- de conclusie van antwoord en uitlating producties met producties;
- de conclusie van repliek en uitlating producties;
- de conclusie van dupliek.
1.2 De uitspraak van het vonnis is hierna bepaald op heden.
- De feiten
2.1 Op 30 april en 1 mei 2015 heeft gedaagde sub B een spreekbeurt gehouden op een bijeenkomst van gedaagde sub C te Nieuw Nickerie, waarbij onder meer de volgende uitspraken zijn gedaan tegen eiseres.
“(…) deze crimineel Mathoera (…) genoeg geld heeft uit de drugswereld en wapensmokkel (…) die boten en die motoren die daar waren, waarop de naam van Mathoera (…) Mathoera die samen criminele activiteiten heeft ontplooid met Santhoki (…) eng masra beng de Husainali, hij leeft niet meer, hij was luitenant-kolonel (…) ze waren bezig die training te volgen in Bakhuisgebergte om Desi Delano Bouterse te elimineren (…) sang eng zoon doe, a kiri, vermoord en volgende ochtend a man verdwijn (…) Mathoera je weet toch dat jouw zoon een moord heeft gepleegd en de volgende dag via Cayenne naar Nederland is gegaan en joe rij eng go na Cayenne of Albina (…).”
2.2 De door gedaagde sub B gedane uitspraken zijn daarna door verschillende media gepubliceerd en hebben ook anderen die uitspraken met derden gedeeld, waardoor die het grote publiek hebben bereikt.
2.3 Eiseres heeft bij verzoekschrift van 11 mei 2015, in de zaak bekend onder het A.R. no. 15-2150 een vordering tegen gedaagden in kortgeding ingesteld, waarbij bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad onder meer is gevorderd om gedaagden te veroordelen tot het afleggen van een verklaring die tevens moet worden gepubliceerd.
2.4 Bij vonnis van 27 juli 2017 heeft de kantonrechter in kortgeding in voormelde zaak onder meer overwogen dat “de door Doekhie aangevoerde weren en overgelegde producties als de door Hussainali-Mathoera daarop gegeven reactie diepgaand onderzocht moeten worden, alvorens een oordeel gegeven kan worden over de vraag in hoeverre de uitspraken van Doekhie onrechtmatig zijn” en de vordering afgewezen.
- De vordering, de grondslag daarvan en het verweer daarop
3.1 Eiseres vordert, zakelijk weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden te:
I. veroordelen om binnen een dag, 24 uren, na het te wijzen vonnis, op dezelfde wijze en plaats als die waarop de uitspraken in punt 3 zijn gedaan, het volgende te verklaren:
“Ik, Mohamed Rachied Doekhie, geboren op 16 januari 1955, heb ten onrechte mevrouw Krishnakoemari Hussainali-Mathoera een crimineel genoemd, ook heb ik haar ten onrechte beschuldigd van drugshandel en wapensmokkel, althans met woorden van gelijke strekking besproken, alsook haar overleden echtgenoot beschuldigd van het trainen van mannen om Desi Delano Bouterse te elimineren. Tevens heb ik, Mohamed Rachied Doekhie, ten onrechte publiekelijk gezegd: “dat die boten en motoren die daar waren, waren op naam van Mathoera” en dat: “Mathoera samen criminele activiteiten heeft ontplooid met Santokhi” alsook: “san eng zoon doe, a kiri, vermoord, en volgende ochtend a mang verdwijn (…) Mathoera je weet toch dat jouw zoon een moord heeft gepleegd en de volgende dag via Cayenne naar Nederland is gegaan en joe rij eng go na Cayenne of Albina”. Deze uitspraken van mij in het Nederlands en in het Sranang Tongo gedaan zijn in strijd met de waarheid. Zomaar mi tak den san disi en bied aan mevrouw Hussainali-Mathoera en al haar gezinsleden mijn oprechte en welgemeende verontschuldiging aan; ook aan het publiek zeg ik sorry, ik heb u onwaarheden verteld”;
II. gelasten dat zij in tenminste twee dagbladen, te weten De Ware Tijd en Times of Suriname alsook op twee radiostations, te weten Radio Apintie en Radio 10, onmiddellijk na de uitspraak in dezen, schriftelijk uitnodigen om de gelegenheid waarop gedaagde sub A de voormelde teksten zal uitspreken, bij te wonen;
III. gelasten de gelegenheid waarbij de onder I geformuleerde tekst wordt uitgesproken, te filmen en de opname binnen twee dagen te plaatsen op You Tube en die, de geformuleerde tekst, ter publicatie aan te bieden aan Starnieuws en tevens aan de presentator van het radioprogramma Bakana Tori schriftelijk het verzoek te doen de tekst in zijn programma te mogen uitspreken;
IV. alsook te bepalen dat als gedaagden nalaten c.q. nalaat aan het vonnis te voldoen, zij een dwangsom van SRD 10.000,- per dag aan eiseres moeten voldoen;
V. veroordelen, des de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, aan eiseres te betalen € 25.000,- schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente;
VI. veroordelen, des de een betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, aan eiseres te betalen SRD 8.000,- zijnde de advocaatkosten;
VII. in de kosten van het geding.
3.2 Daartoe stelt zij dat de door gedaagde sub B gedane uitspraken schadelijk zijn voor de goede naam en eer van haar en heeft gedaagde sub B zich schuldig gemaakt aan een onrechtmatige daad, waardoor zij schade lijdt. Naast materiele schade lijdt zij ingevolge artikel 1393 BW ook immateriële schade ten bedrage van € 25.000,-. Gedaagde sub B heeft die uitspraken als hoofdbestuurslid gedaan op een bijeenkomst van gedaagde sub C, waardoor gedaagden sub B en C medeverantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade.
3.3 Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen, voor zover van belang, zal nader worden ingegaan.
- De beoordeling
4.1 Eiseres heeft akte rectificatie verzocht van de tweede voornaam van gedaagde sub A, in dier voege dat in stede van “Rashied” wordt gelezen “Rachied”. Nu deze rectificatie verzocht is, voordat voor eis is geconcludeerd, wordt het verzoek ingewilligd en heeft de kantonrechter hiermee rekening gehouden in de aanhef van het vonnis.
4.2 Eiseres stelt dat gedaagde sub B de uitspraken heeft gedaan als hoofdbestuurslid op een bijeenkomst van gedaagde sub C, waardoor gedaagden sub B en C medeverantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de door haar geleden schade. Voor zover gedaagden sub B zich schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad jegens eiseres, overweegt de kantonrechter – ten aan zien van de verantwoordelijk en aansprakelijkheid van gedaagde sub C – als volgt. Eiseres heeft haar vordering tegen gedaagde sub C ingesteld als “de vereniging Nationale Democratische Partij” (hierna: de NDP). Onweersproken staat dus vast dat de NDP een vereniging is. Ingevolge artikel 1671 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt de vereniging, voor handelingen waartoe de bestuurders onbevoegd waren, verbonden, slechts in zoverre hetzelve daardoor werkelijk is gebaat of die handelingen naderhand behoorlijk goedgekeurd zijn geworden. Nu gesteld noch gebleken is dat de NDP door de uitlatingen van gedaagde sub B gebaat is of die uitlatingen naderhand behoorlijk zijn goedgekeurd, is de kantonrechter van oordeel dat de NDP in casu niet medeverantwoordelijk dan wel medeaansprakelijk kan worden gesteld voor de uitlatingen van gedaagde sub B. Eiseres zal in haar vorderingen jegens gedaagde sub C dan ook niet ontvankelijk worden verklaard.
4.3 Gedaagden betogen bij conclusie van antwoord dat gedaagde sub B (hierna: Doekhie) gehandeld heeft in het algemeen belang. Doekhie heeft als volksvertegenwoordiger het woord gevoerd op de betreffende bijeenkomst en zich gericht tot het (Nickeriaans) volk namens wie hij optreedt. Als volksvertegenwoordiger is hij gehouden en verplicht om het volk te informeren over ernstige zaken die hij heeft geconstateerd. Daarnaast staat eiseres als politicus en publieke figuur in grotere mate bloot aan kritiek en behoort zij dit in grotere mate eveneens te accepteren dan wel te tolereren. Doekhie heeft getuigen die zelf bepaalde zaken hebben waargenomen. Er zijn zelf krantenartikelen die de verklaringen van deze getuigen ondersteunen. Het is meer dan duidelijk dat de door Doekhie gedane uitspraken op waarheid berusten, althans is het in voldoende mate aannemelijk dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten en kunnen de door Doekhie gedane uitspraken niet als onrechtmatig worden bestempeld. Hierdoor is het duidelijk dat Doekhie die uitspraken heeft gedaan in het algemeen belang. Het recht van vrijheid van meningsuiting is één van de fundamentele pijlers van een democratisch bestel, in het bijzonder als het gaat om het waarborgen van de vrijheid van meningsuiting van een volksvertegenwoordiger in het politiek debat. Politici genieten in het kader van het recht op vrijheid van meningsuiting een nog krachtigere bescherming. Als waarborgen voor een democratische samenleving heeft de vrijheid van meningsuiting in een politiek debat niet alleen betrekking op de inhoud van de uitlating, maar ook op de vorm. Dat wil zeggen, en zo benoemde de Hoge Raad dat, dat de vorm van uiten zelfs offensief (aanvallend), choquerend (aanstootgevend) en verontrustend of hinderlijk mag zijn. Een politicus en nog meer een volksvertegenwoordiger moet zich boven de gemiddelde burger vrij kunnen uiten zonder lichtvaardige beperkingen opgelegd te krijgen. De Hoge Raad stelt zelf dat het politiek debat in beginsel op ‘het scherpst van de snede’ moet kunnen worden gevoerd. Mede gelet op het feit dat die uitspraken klaarblijkelijk in het algemeen belang zijn gedaan, is eveneens evident dat gedaagden geen enkel oogmerk om te lasteren hadden, aldus gedaagden.
4.4 Gedaagden hebben ter onderbouwing van hun standpunten een aantal producties in het geding gebracht. Het gaat, voor zover hier van belang, om de volgende stukken:
a. prod. 2: een verklaring van de heer [naam 1] (gewezen Hoofd van de Afdeling Onderzoeksdienst Recherche Nickerie) van 19 mei 2015, afgelegd ten overstaan van de notaris, mr. Drs. P. Bishoen;
b. prod. 3: een verklaring van de heer [naam 2] (werkzaam geweest bij Afdeling Narcotica van de Justitiele Dienst) van 20 mei 2015, afgelegd ten overstaan van de notaris, mr. G.H.B. Blom;
c. prod. 4: een verklaring van de heer [naam 3] (als politieambtenaar werkzaam geweest op de afdeling Recherche Nieuwe Haven) van 20 mei 2015, afgelegd ten overstaan van de notaris, mr. Drs. P. Bishoen;
d. prod. 8: een aantal krantenartikelen.
4.5 Aangezien de overige door gedaagde bij conclusie van antwoord overgelegde producties niet in verband staan met de door Doehie gedane uitlatingen, zullen die buiten beschouwing worden gelaten. Voor wat betreft de door gedaagden overgelegde drie getuigenverklaringen overweegt de kantonrechter als volgt. Ingevolge artikel 1895 BW worden deze verklaringen aangemerkt als een onderhands geschrift, waarop de kantonrechter op grond van artikel 1902 BW zodanig acht mag slaan als hij vermeent te behoren. Door het afleggen van deze verklaringen ten overstaan van een notaris worden die, in het kader van het bewijsrecht, geenszins verheven tot authentieke akten.
4.6 Bij conclusie van repliek ontkent en betwist eiseres de door gedaagden overgelegde verklaringen. Volgens eiseres heeft [naam 1] in zijn verklaring niet eens het telefoonnummer van “[naam 4]” noch van haar kunnen vermelden. Hierdoor is verificatie van mogelijk belverkeer tussen deze twee nummers alsook de tenaamstelling daarvan onmogelijk. Dit is kennelijk bewust gedaan, omdat het doel van Doekhie is geweest sensatie, schade en laster. Er is inderdaad een strafrechtelijk onderzoek geweest tegen de persoon van [naam 5], waarbij hij door de rechter is veroordeeld. Zij, noch haar echtgenoot hadden enige bemoeienis met deze zaak en zijn nimmer als verdachten gehoord. De verklaring van [naam 1] is een grove leugen. [naam 1] had conform artikel 10 van de Instructie Ambtenaren van Politie de taak en de plicht om als hoofd Onderzoeksdienst Recherche van Nickerie en als ambtenaar van politie deze kennis van mogelijke strafbare feiten schriftelijk te rapporteren aan zowel de Procureur-Generaal als de Korpschef. Hiervan heeft hij nimmer gewag gemaakt in zijn verklaring bij de notaris. [naam 2] heeft het in zijn verklaring over 1000 kg, zonder aan te geven van wat. Indien het ging om 1000 kg drugs, dan is het zeer ongebruikelijk om op de door hem gestelde wijze een inval te plannen en deze uit te voeren. Indien de informatie zou kloppen, dan moest betrokkene dat schriftelijk moeten hebben vastgelegd. Gedaagden worden gesommeerd die vastlegging in het geding te brengen. Blijkens het dagrapport van 21 april 2007 mocht [naam 2] ingaande 22 april 2007 geen invallen plannen en blijkt dat hij toch met twee verdachten is teruggekomen, waaruit de conclusie volgt dat zijn verklaring niet op waarheid berust. De informatie, zoals door [naam 3] is verklaard over de mogelijke betrokkenheid van haar en haar echtgenoot berust niet op waarheid. De zaak in kwestie is onderzocht en zijn alle daders veroordeeld. Verwezen wordt naar productie 8 die door gedaagden in het geding is gebracht “criminele organisatie krijgt rake klappen”, waarbij zij op de foto naast de PG zit. Haar zoon is nimmer betrokken geweest bij een aanrijding met dodelijke afloop en heeft zij haar zoon ook nooit weggebracht naar Cayenne. De aanrijding aan de Zonnebloemstraat was veroorzaakt door een zoon van een collega van haar die daarvoor is veroordeeld, aldus eiseres.
4.7 Overwogen wordt dat gedaagden, de door eiseres gemotiveerde betwisting van de verklaringen van de drie getuigen, bij conclusie van dupliek niet, althans niet beargumenteerd hebben weersproken. Gedaagden hebben volstaan door te stellen dat eiseres middels drogredenen heeft geprobeerd een volledig vertekend en misplaatst beeld te geven van de getuigenverklaringen en heeft getracht de getuigen in een kwaad daglicht te stellen. In dit verband merkt de kantonrechter op dat gedaagden evenmin een schriftelijke vastlegging van de informatie, zoals [naam 2] heeft verklaard, in het geding hebben gebracht, zoals door eiseres gesommeerd. Het vorenstaande leidt dan ook tot de conclusie dat gedaagden met deze verklaringen niet het bewijs hebben geleverd van de door Doekhie gedane uitspraken. Aan deze verklaringen gaat de kantonrechter dan ook voorbij. Aan de overige door gedaagden overgelegde krantenberichten, wordt eveneens voorbij gegaan. Uit de inhoud van deze berichten blijkt immers niet dat de door Doekhie gedane uitspraken op waarheid zouden berusten.
4.8 Anders dan gedaagden betogen, volgt uit het voorgaande dat Doekhie de door hem gebezigde uitspraken dus niet zelf heeft geconstateerd en hebben gedaagden nagelaten te stellen, welke krantenartikelen die uitspraken ondersteunen, zoals door hen gesuggereerd. In casu lag het op de weg van gedaagden om, na de gemotiveerde betwisting van de zijde van eiseres van de verklaringen van de drie getuigen, bij conclusie van dupliek enige handen en voeten te geven aan de door gedaagde gedane uitlatingen, hetgeen zij niet hebben gedaan. Nu de uitspraken niet op waarheid berusten, wordt dan ook voorbij gegaan aan wat gedaagden betogen over het uitgangspunt van de Hoge Raad (dat het politiek debat offensief, choquerend en verontrustend of hinderlijk mag zijn). Gelet op de plaatst en omstandigheden alwaar de uitspraken zijn gedaan, betreft het bovendien geen politiekdebat, zoals gedaagden stellen.
4.9 Eiseres heeft haar vordering mede gestoeld op artikel 1393 lid 1 BW, inhoudende dat de burgerlijke rechtsvordering terzake belediging strekt tot vergoeding van de schade en tot betering van het nadeel in eer en goede naam geleden. In dit verband acht de kantonrechter het relevant om aandacht te vestigen op artikel 1397 BW (de vordering terzake belediging kan niet worden toegewezen, indien niet blijkt van het oogmerk om te beledigen. Het oogmerk om te beledigen wordt niet aanwezig geacht, voor zover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging). Uit het voorgaande blijkt dat Doehkie geenzins heeft gehandeld in het algemeen belang noch tot noodzakelijke verdediging.
4.10 Eiseres gaat in casu uit van het recht van een goede naam en eer, terwijl Doekhie zich beroept op zijn recht van vrijheid van meningsuiting. Vraag is welke van deze wederzijdse belangen zwaarder wegen in het voorliggend geval. Bij de hier aan de orde zijnde vraag staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige maatschappelijke belangen tegenover elkaar: aan de ene kant het belang dat individuele burgers niet door uitlatingen en publicaties in de pers worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote publiek, misstanden die de samenleving kunnen raken blijven voortbestaan.
4.11 De kantonrechter vindt voor die beoordeling aansluiting bij in onderling verband te beschouwen omstandigheden zoals door de Hoge Raad der Nederlanden genoemd in zijn arrest van 24 juni 1983 (ECLI:NL:HR:1983:AD2221). Welke van deze belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden, en wel – in een situatie als de onderhavige – in het bijzonder van de volgende:
a. de aard van de gedane en gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben;
b. de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de uitlatingen aan de kaak beoogt te stellen;
c. de mate waarin de uitlatingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
d. de inkleding van de uitlatingen, gezien in verhouding tot de onder (a) tot en met (c) bedoelde factoren;
e. de mate van waarschijnlijkheid dat, ook zonder de verweten publicatie via de pers, in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes bereikt had kunnen worden;
f. een mogelijke beperking van het door de perspublicatie te veroorzaken nadeel voor degene die erdoor wordt getroffen, in verband met de kans dat de betreffende uitlatingen, ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers, in de publiciteit zou zijn gekomen;
g. de maatschappelijke positie van de betrokken persoon.
Genoemde omstandigheden wegen niet allen even zwaar. Welke omstandigheden van toepassing zijn en welk gewicht daaraan moet worden gehecht, hangt af van het concrete geval.
4.12 Indachtig hetgeen onder 4.5 tot en met 4.9 van dit vonnis is overwogen, tegen de achtergrond van de zojuist onder 4.11 genoemde in onderling verband te beschouwen omstandigheden, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van eiseres zwaarder moet wegen dan dat van gedaagden. Op grond van het vorenstaande is komen vast te staan dat de door Doekhie gedane uitspraken niet op waarheid berusten. Nu deze uitspraken niet op waarheid berusten, gaat de stelling van gedaagden – dat gedaagde sub B gehandeld heeft in het algemeen belang – niet op.
4.13 Nu voor de uitspraken van Doekhie geen steun te vinden is in het beschikbare feitenmateriaal, zijn deze uitlatingen onweersprekelijk suggestief voor mogelijk strafbare handelingen die daarin besloten ligt, wat blijk geeft van een ernstige en ingrijpende aantijging tegen eiseres. Dit klemt te meer nu gedaagden het nodige feitenmateriaal voor die uitlatingen niet hebben aangedragen. De uitspraken van Doekhie als parlementariër en hoofdbestuurslid van de NDP hebben een relatief grote invloed gehad in de samenleving en had Doekhie moeten begrijpen wat het negatieve effect is van zijn uitspraken, die niet op waarheid berusten, over personen in het algemeen en parlementariërs in het bijzonder. Het voorgaande brengt met zich mee dat de door eiseres gestelde onrechtmatige daad in rechte is komen vast te staan. Door als zo te handelen, hebben gedaagden sub A en B gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en zullen de vorderingen als na te melden worden toegewezen.
4.14 Aangezien het door eiseres onder sub I en II van het petitum gevorderde zullen worden toegewezen zoals onder de beslissing geformuleerd, acht de kantonrechter het niet nodig om het onder sub III van het petitum gevorderde eveneens toe te wijzen. De gevorderde dwangsom zal worden gemitigeerd en gemaximeerd.
4.15 Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade wordt als volgt overwogen. Eiseres onderbouwt het door haar gevorderde bedrag van € 25.000,- middels het vonnis van de Rechtbank Groningen van 5 december 2007 (ECLI:NL:RBGRO:2007:BB9514). Overwogen wordt dat voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechter heeft een discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het bepalen van de omvang van de vergoeding voor immateriële schade, die meebrengt dat hij onder omstandigheden een vergoeding geheel kan afwijzen. Hij dient de schade naar billijkheid vast te stellen. Daarbij moet hij met alle omstandigheden van het geval rekening houden en is hij niet gebonden aan de gewone regels inzake stelplicht en bewijslast. Te denken valt aan de mate waarin de benadeelde is getroffen, in geval van lichamelijk letsel in het bijzonder de aard en de ernst daarvan, de aard van de aan de gedaagde verweten gedraging (mate van verwijtbaarheid), de aard van de aansprakelijkheid en de economische omstandigheden van partijen (Tekst & Commentaar Nederlands BW, 7e druk, aantekening 4 op artikel 106 Nederlands BW). Nu in casu ook rekening moet worden gehouden met de economische omstandigheden van partijen, gaat de kantonrechter voorbij aan de door eiseres overgelegde vonnis van de Rechtbank Groningen.
4.16 In casu mag worden aangenomen dat de uitlatingen van Doekhie, mede bezien tegen het licht van de functie die eiseres heeft bekleed binnen het Korps Politie Suriname en de beschuldigingen naar haar zoon en overleden echtgenoot, eiseres in hoge mate hebben getroffen. Het doen van zulke zwaarwichtige en criminaliserende uitspraken, die niet op waarheid berusten, moeten Doekhie dan ook in hoge mate worden verweten. De kantonrechter zal derhalve naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 5.000,- toewijzen voor de door eiseres geleden immateriële schade.
4.17 Gedaagden sub A en B zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen.
4.18 Gedaagden hebben geen concrete stellingen te bewijzen aangeboden, die – indien bewezen – tot een andere beslissing zou kunnen leiden. Hun bewijsaanbod wordt daarom gepasseerd.
- De beslissing
De kantonrechter:
5.1 verklaart eiseres in haar vorderingen jegens gedaagde sub C niet-ontvankelijk;
5.2 veroordeelt gedaagden sub A en B om binnen een week na betekening van dit vonnis de navolgende rectificatie volledig en zonder aanpassingen te doen publiceren in De Ware Tijd en Times of Suriname alsook op Radio Apintie en Radio 10:
“Ik, Mohamed Rachied Doekhie, heb ten onrechte mevrouw Krishnakoemari Hussainali-Mathoera een crimineel genoemd, ook heb ik haar ten onrechte beschuldigd van drugshandel en wapensmokkel, althans met woorden van gelijke strekking besproken, alsook haar overleden echtgenoot beschuldigd van het trainen van mannen om Desi Delano Bouterse te elimineren. Tevens heb ik ten onrechte publiekelijk gezegd: “dat die boten en motoren die daar waren, waren op naam van Mathoera” en dat: “Mathoera samen criminele activiteiten heeft ontplooid met Santokhi” alsook: “sang eng zoon doe, a kiri, vermoord, en volgende ochtend a mang verdwijn … Mathoera je weet toch dat jouw zoon een moord heeft gepleegd en de volgende dag via Cayenne naar Nederland is gegaan en joe rij eng go na Cayenne of Albina”. Deze uitspraken van mij in het Nederlands en in het Sranang Tongo gedaan zijn in strijd met de waarheid. Zomaar mi tak den san disi, en bied aan mevrouw Hussainali-Mathoera en al haar gezinsleden mijn oprechte en welgemeende verontschuldiging aan; ook aan het publiek zeg ik sorry, ik heb u onwaarheden verteld.”;
5.3 veroordeelt gedaagden sub A en B tot het betalen van een dwangsom van SRD 5.000,- (vijfduizend Surinaamse dollars) voor iedere dag dat zij weigeren te voldoen aan dit vonnis, met dien verstande dat het maximum te verbeuren dwangsom het bedrag van SRD 500.000,- (vijfhonderd duizend Surinaamse dollars) niet te boven gaat;
5.4 veroordeelt gedaagden sub A en B, des de één betaalt de andere zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen het bedrag van € 5.000,- (vijfduizend Euro) zijnde immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente ad 6% per jaar vanaf 5 september 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5 veroordeelt gedaagden sub A en B, des de één betaalt de andere zal zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen het bedrag van SRD 8.000,- (achtduizend Surinaamse dollars) zijnde advocaatkosten;
5.6 verklaart het onder 5.2 tot en met 5.5 besliste uitvoerbaar bij voorraad;
5.7 veroordeelt gedaagden sub A en B in de proceskosten aan de zijde van eiseres, tot aan deze uitspraak begroot op SRD 913,- (negenhonderd en dertien Surinaamse dollars);
5.8 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Bandhoe en uitgesproken door mr. R.M. Praag, Kantonrechters in het Eerste Kanton, ter openbare terechtzitting te Paramaribo van dinsdag 8 november 2022 in aanwezigheid van de griffier.