- Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
- Zaaknummer CIVAR No. 202202981
- Uitspraakdatum 09 februari 2023
- Publicatiedatum 21 maart 2023
- Rechtsgebied Civiel recht
-
Inhoudsindicatie
De kantonrechter heeft overwogen dat partijen strijden over de juistheid van de door hun verrichte onderzoeken. Naar het oordeel van de kantonrechter zal diepgaand onderzoek moeten plaatsvinden, waarvoor het kort geding zich niet leent. Om die reden heeft de kantonrechter partijen verwezen naar de gewone wijze van rechtspleging en de vordering afgewezen.
Uitspraak
KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON
CIVAR No. 202202981
09 februari 2023
NNA
Vonnis in kort geding in de zaak van:
STAATSOLIE MAATSCHAPPIJ SURINAME NV,
gevestigd en kantoorhoudende aan de dr. Ir. H.S. Adhinstraat no. 21 te Paramaribo, ten deze domicilie kiezende aan de Prins Hendrikstraat no. 76-78 te Paramaribo bij het Advocatenkantoor Essed & Sohansingh,
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Sohansingh, advocaat,
tegen
A. STICHTING FOUNDATION TO PROTECT OUR BIODIVERSITY SURINAME afgekort STICHTING PROBIOS,
gevestigd en kantoorhoudende aan de Hanoverlaan no. 04 te Paramaribo,
B. SLEUR, KENNETH ERLAN,
wonende aan de Hanoverlaan no. 04 te Paramaribo,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S.N. Muntslag-Essed, advocaat.
- Het verloop van het proces
1.1 Dit blijkt uit de volgende processtukken en –handelingen:
- het inleidend verzoekschrift dat op 08 november 2022 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend, met producties;
- de mondelinge conclusie van eis d.d. 17 november 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de conclusie tot uitlating producties.
1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
- De feiten
2.1 Op 24 oktober 2022 hebben gedaagden, gezamenlijk dan wel afzonderlijk, een oproep gedaan via het social media platform ‘Facebook’ voor een persconferentie omtrent een oliemors (oil spill) die is waargenomen in de Suriname rivier.
2.2 De persconferentie is gehouden op 25 oktober 2022, waarbij gedaagden informatie hebben verschaft aan de media over de waargenomen oil spill in de Suriname rivier. Tijdens voormelde persconferentie hebben gedaagden aangegeven dat eiseres de veroorzaker is, dan wel verantwoordelijk is voor de oil spill.
2.3 De persconferentie is onder andere uitgezonden via het televisie programma ABC Online Nieuws en via de radioprogramma Nieuwsshow van het radiostation ABC.
2.4 De aantijgingen van gedaagden aan het adres van eiseres, zijn via het platform Facebook op diverse nieuwspagina’s gedeeld waaronder Starnieuws Suriname, UnitedNews.sr, Dagblad De West, Dagblad Suriname, ABC Online Nieuws, ATV Suriname en de Ware Tijd Online.
- De vordering, de grondslag daarvan en het verweer
3.1 Eiseres vordert dat de kantonrechter in kort geding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden, gezamenlijk dan wel afzonderlijk, zal:
a. veroordelen om binnen 1×24 uur na de uitspraak, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, op hun kosten de navolgende verklaring op de Facebook pagina Probios Erlan, de website van de Stichting Probios en de volgende media waaronder: Starnieuws Suriname, UnitedNews.sr, Dagblad De West, Dagblad Suriname, ABC Online Nieuws, ATV Suriname, De Ware Tijd evenals op het televisiekanaal en radio van Ampie’s Broadcasting Corporation (ABC) en in de eerstvolgende editie van de in Suriname verschijnende dagbladen Times of Suriname, De Ware Tijd, Dagblad Suriname en het avondblad De West, te doen opnemen:
‘Rectificatie:
Ondergetekende, Sleur Kenneth Erlan, in privé en in hoedanigheid van voorzitter van de Stichting Foundation To Protect Our Biodiversity Suriname afgekort Probios, heeft in een persconferentie van 25 oktober 2022, Staatsolie onterecht en zonder bewijs beschuldigd dat zij de veroorzaker is van de oliemors (oil spill) in de Suriname rivier. Met deze onware beschuldiging heeft ondergetekende onrechtmatig jegens Staatsolie gehandeld en de goede naam en eer van Staatsolie aangetast. Ondergetekende verontschuldigt zich, in privé en in hoedanigheid van de voorzitter van de Stichting Probios, jegens Staatsolie voor de onware en onbewezen uitlatingen over Staatsolie’,
althans woorden van overeenkomstige strekking dan wel bewoordingen zoals de kantonrechter geraden zal achten, op straffe van een dwangsom van SRD 10.000,- die gedaagde(n) aan haar zal verbeuren voor elke dag dat gedaagde(n) in gebreke mochten blijven om aan het vonnis te voldoen;
b. gelasten c.q. gebieden om binnen 1×24 uur na de uitspraak, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, al hun eerdere berichten op Facebook, de website van Stichting Probios of welk ander digitaal medium dan ook waarin zij wordt genoemd inzake de oil spill, permanent te verwijderen, op straffe van een dwangsom van SRD 10.000,- die gedaagde(n) aan haar zal verbeuren voor elke dag dat gedaagde(n) in gebreke mochten blijven om aan het vonnis te voldoen;
c. verbieden om: uitlatingen c.q. beschuldigingen jegens en/of over haar te doen inzake de oil spill, totdat het onderzoek door het Openbaar Ministerie is afgerond en de onderzoeksresultaten bekend zijn gemaakt, • in berichten via welke medium of communicatiemiddel dan ook, haar te beledigen c.q. te schaden in haar goede naam en eer, op straffe van een dwangsom van SRD 10.000,- die gedaagde(n) aan haar zal verbeuren voor elke dag dat gedaagde(n) in gebreke mochten blijven om aan het vonnis te voldoen.
3.2 Eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat er sprake is van een onrechtmatige daad aan de zijde van gedaagden. Volgens eiseres zijn de uitlatingen van gedaagden naar maatschappelijke opvattingen beledigend c.q. onrechtmatig, weshalve zij ingevolge artikel 1393 BW het recht heeft op een belang bij betering van het nadeel in eer en goede naam aangedaan onder meer door een publieke verontschuldiging c.q. rectificatie.
3.3 Gedaagden voeren verweer. De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.
- De beoordeling
4.1 Het spoedeisend belang is voldoende aannemelijk voor de kantonrechter. Eiseres wordt daarom ontvangen in het kort geding.
4.2 Geconstateerd wordt dat gedaagden in hun conclusie van antwoord onder het kopje ‘formeel verweer’ een tweetal formele verweren hebben aangevoerd. Vooropgesteld wordt dat formele verweren betrekking hebben op de procesrechtelijke regels die gelden bij een gerechtelijke procedure. Dergelijke verweren strekken ertoe om ervoor te zorgen dat de kantonrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil toekomt.
4.3 Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de verweren die gedaagden onder het kopje ‘formeel verweer’ hebben aangevoerd, geen formele verweren betreffen doch materiele verweren, zodat de kantonrechter die in de navolgende overwegingen overeenkomstig zal beoordelen, voor zover voor de beslissing van belang.
4.4 Uit de stellingen van eiseres kan worden afgeleid dat zij zich beledigd heeft gevoeld door de uitlatingen die gedaagden over haar hebben gedaan op de door gedaagden gehouden persconferenties, welke door onder ander het televisie station ABC zijn uitgezonden in het programma ABC Online Nieuws, en welke uitlatingen tevens via het platform Facebook op diverse nieuwspagina’s zijn gedeeld waaronder Starnieuws Suriname, UnitedNews.sr, Dagblad De West, Dagblad Suriname, ABC Online Nieuws, ATV Suriname en de Ware Tijd Online.
In dat licht stelt de kantonrechter voorop dat de burgerrechtelijke rechtsvordering ter zake belediging wordt ingesteld op grond van de artikelen 1393 juncto 1397 BW. Blijkens het bepaalde in artikel 1397 BW kan de burgerlijke rechtsvordering ter zake belediging niet worden toegewezen, indien niet blijkt van het oogmerk om te beledigen. Dat oogmerk wordt niet aanwezig geacht voor zover de dader klaarblijkelijk heeft gehandeld in het algemeen belang of tot noodzakelijke verdediging.
4.5 Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit intern onderzoek is gebleken, althans is vastgesteld dat de olie die is aangetroffen in de Suriname rivier, geen chemische samenstelling van haar bevat en derhalve met klem kan worden gesteld dat de olie niet afkomstig is van haar. Volgens eiseres zijn gedaagden nationaal en internationaal bekend vanwege hun milieuactiviteiten, zodat hun uitlatingen terzake ernstige nadelige gevolgen kunnen hebben voor haar. Voorts stelt eiseres dat zij als gevolg van de uitlatingen van gedaagden, dagelijks enorme last ondervindt en imago schade lijdt. Tot slot stelt eiseres dat de door gedaagden gedane uitlatingen schade creëert ten aanzien van haar handelsrelaties, zowel op nationaal als internationaal niveau.
4.6 Gedaagden voeren, zakelijk weergeven en voor zover van belang, aan dat zij op basis van een gedegen onderzoek welke zij zelf hebben verricht, tot de conclusie zijn gekomen dat eiseres de veroorzaker is van de oil spill. Ter onderbouwing van het door hun verrichte onderzoek hebben gedaagden aangevoerd dat zij zich fysiek hebben georiënteerd bij het vervuilde gebied. Vervolgens hebben zij samples genomen van de vervuiling om het te onderzoeken. Er heeft een intern onderzoek plaatsgevonden waarbij is uitgewezen dat het aardolie is. Ook hebben zij satellietbeelden bekeken en met elkaar vergeleken over een periode vóór de vervuiling. Volgens gedaagden blijkt uit de, door hen bij conclusie van antwoord, overgelegde foto’s dat het reëel is dat eiseres middels een goot, dan wel een afvoer, olie loost in de inham voor de raffinaderij. Voorts voeren gedaagden aan dat de oil spill zich heeft voltrokken binnen het domein van eiseres. Het betreft immers ernstige contaminatie binnen steenworp afstand van de raffinaderij van eiseres. Tot slot wordt aangevoerd dat de Rio Declaration principes bevat die internationaal erkend zijn en gehanteerd worden ter bescherming van het milieu. Principe 15 van de Rio Declaration, bekend als de ‘precautionary principle’, schrijft voor dat ter bescherming van het milieu, voorzorgsmaatregelen in acht moeten worden genomen. Onder voormeld principle wordt in de praktijk tevens begrepen dat het niet vereist is dat er wetenschappelijk bewijs dient te zijn, alvorens een veroorzaker verantwoordelijk te houden voor de milieuschade. Het aannemelijk maken hiervan is voldoende, aldus gedaagden.
4.7 Geconstateerd wordt dat partijen strijden over de juistheid van de door hen verrichte onderzoeken. Zij zijn elk de mening toegedaan dat de door hun verrichte onderzoeken juist is. Voorts wordt geconstateerd dat eiseres de documenten ten aanzien van het door haar verrichtte interne onderzoek niet heeft overgelegd, waardoor haar stelling dat uit intern onderzoek is gebleken, althans is vastgesteld dat de olie die is aangetroffen in de Suriname rivier, geen chemische samenstelling van haar bevat en derhalve met klem kan worden gesteld dat de olie niet afkomstig is van haar, niet aannemelijk is geworden. Er is, naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter, derhalve geen aanleiding om een orde maatregel te treffen.
4.8 Gelet op het voorgaande mede in acht nemende het feit dat het een oil spill in de Suriname rivier betreft, zal er een diepgaand deskundigen onderzoek moeten plaatsvinden waarbij een deskundige eventueel gehoord zal moeten worden. Het kort geding leent zich echter niet voor een dergelijk onderzoek, zodat partijen verwezen zullen worden naar de gewone wijze van rechtspleging. Dit heeft tot gevolg dat de grondslag van het gevorderde niet aannemelijk is geworden. De gevraagde voorzieningen zullen derhalve worden geweigerd.
4.9 De overige stellingen en verweren behoeven geen bespreking. Dit, omdat de bespreking daarvan tot geen andere uitkomst in de onderhavige zaak zal leiden.
4.10 Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden tot op de dag van de uitspraak begroot op SRD 7.500,-, zijnde het liquidatietarief op grond van het Procesreglement voor Civiele Zaken bij het Hof van Justitie en de Kantongerechten in Suriname.
- De beslissing
De kantonrechter in kort geding
5.1 Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.2 Veroordeelt eiseres in de proceskosten aan de zijde van gedaagden gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op SRD 7.500,- (Zevenduizend en vijfhonderd Surinaamse dollar).
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter in het eerste kanton, mr. I. Sonai, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op 09 februari 2023 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.