SRU-K1-2024-1

  • Instantie Kantongerecht Eerste Kanton
  • Zaaknummer CIVAR 202401964
  • Uitspraakdatum 14 mei 2024
  • Publicatiedatum 16 mei 2024
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Niet in geschil is dat OWOS per 13 mei 2024 het werk volledig heeft neergelegd, zodat sprake is van een staking. Vanuit dat licht bekeken, dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of de staking van OWOS als onrechtmatig dient te worden aangemerkt. De kantonrechter stelt voorop dat, uitgaande van de inhoud van de Wet Vrijheid en Vakvereniging, het stakingsrecht een collectieve actierecht van werknemers is. Het stakingsrecht kan dus niet los worden gezien van het proces van collectief onderhandelen tussen werkgever en werknemer. Daarom is voor het uitoefenen van het stakingsrecht een belangengeschil vereist. Slechts een belangengeschil kan leiden tot staking. De kantonrechter brengt OWOS in herinnering dat het in deze gaat om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, die tevens voorzitter van OWOS is, en de werkgever EBS. Het stakingsrecht is in dit geval niet het middel om het ontslag van betrokkene terug te draaien. Hiervoor biedt de Ontslagwet 2018 en overige arbeidswetgeving de betrokken werknemer voldoende waarborgen om het ontslag gerechtelijk aan te vechten.

    Art. 33 Grondwet; Art. 11 lid 1 Wet Vrijheid van Vakvereniging; Art. 3 sub a van de Arbeidsgeschillenwet 1946

Uitspraak

HET KANTONGERECHT IN HET EERSTE KANTON

CIVAR No. 202401964

14 mei 2024

Vonnis in kort geding in de zaak van:

 

N.V. ENERGIE BEDRIJVEN SURINAME,

gevestigd aan de Noorderkerkstraat no. 2 – 14 te Paramaribo,

eiseres,

hierna te noemen: EBS,

gemachtigde: mr. Ch. Algoe, advocaat,

 

tegen

 

EBS WERKNEMERSORGANISATIE (OWOS),

gevestigd en kantoorhoudende aan de Drambrandersgracht no. 07 te Paramaribo,

gedaagde,

hierna te noemen: OWOS,

procederend in persoon.

 

  1. Het verloop van het proces

1.1       Dit blijkt uit de volgende processtukken:

  • het inleidend verzoekschrift dat met producties op 14 mei 2024 op de griffie der kantongerechten is ingediend;
  • de conclusie van eis d.d. 14 mei 2024;
  • de mondelinge behandeling van de zaak d.d. 14 mei 2024 en de gehouden comparitie van partijen, en daarvan door griffier met de hand geschreven aantekeningen.

1.2       De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

2          De feiten

2.1       EBS is een nutsbedrijf voor het exploiteren van, het deelnemen in en het voeren van de directie over gas- en elektriciteit; het deelnemen in, het samenwerken met of het voeren van de directie over andere ondernemingen of instellingen, die een doel beogen gelijk of soortgelijk aan dat der vennootschap en het verrichten van alle overige handelingen, die aan het hiervoor omschreven doel bevorderlijk of dienstig kunnen zijn.

2.2       OWOS is een vakbond, opererende bij EBS. Marciano Paul Hellings, hierna te noemen Hellings, is de voorzitter van OWOS.

2.3       Op 13 mei 2024 is Hellings door EBS schriftelijk ontslag aangezegd wegens dringende reden. In de schriftelijke aanzegging vermeldt EBS onder meer het volgende:

(…)

Op 7 en 9 mei 2024 is u verweer en nadere informatie omtrent dat verweer aangezegd. U hebt op beide verweeraanzeggingen gereageerd, waarbij u ontkent dat u digitaal fotomateriaal van bedrijfseigendommen hebt doorgestuurd naar derden. 

U erkent wel dat u twee posts hebt geplaatst op Facebook, naar aanleiding van eerder vermeld fotomateriaal, en dat deze posts beledigend zijn naar de directieleden Dhr. Leo Brunswijk, Algemeen Directeur en Dhr. Marcel Eijndhoven, CTO. 

In uw reacties op de verweeraanzeggingen neemt u de verantwoordelijkheid voor de posts en stelt u dat u achteraf bekeken deze liever niet had moeten plaatsen.  

Hiermede wordt echter op geen enkele wijze de door u aangebrachte schade en het geschokte vertrouwen van de directie in u hersteld. 

U hebt met uw optreden artikel 8 lid 5 sub e van de CAO overtreden en de werkgever op grove wijze beledigd. Dit levert grond voor ontslag wegens dringende redenen. 

Conform artikel 30 lid 6 van de CAO is u de gelegenheid geboden om u te verweren, echter is uw verweer op geen enkele wijze valide. Indien u het nodig vond om uw verontwaardiging als leidinggevende te uiten, is het niet begrijpelijk waarom u de directie voor “gespuis” moest uitmaken. Ook is het niet acceptabel dat u de N.V. EBS en de directie door het slijk haalt en uitlatingen doet alsof de directie corruptieve handelingen heeft gepleegd. 

Van u als medewerker met bijzondere voorwaarden en leidinggevende in de functie van Superintendent wordt een andere en correcte opstelling verwacht. U hebt ook de regels van de gedragscode binnen de N.V. EBS op grove wijze overschreden waarbij u de integriteit van de directie te grabbel hebt gegooid. U hebt aangetoond niet betrouwbaar en eerlijk te zijn en onterecht en onrechtmatig de directie te beschuldigen van onoorbare praktijken. 

Na heden, 13 mei 2024, kan uitgaande van het bovenstaande, niet anders dan geconcludeerd worden dat u het in u gesteld vertrouwen door de werkgever op grovelijke wijze heeft geschonden waardoor redelijkerwijs niet gevergd kan worden om het dienstverband met u te continueren. Wij zijn daarom genoodzaakt de dienstbetrekking met u ingaande heden, 13 mei 2024, wegens dringende redenen te beëindigen. 

U wordt aangezegd al de in uw bezit zijnde bedrijfseigendommen, waaronder uw badge, laptop, mobiel, het dienstvoertuig en de sleutels, onmiddellijk in te leveren bij uw leidinggevende. 

Per heden wordt u ook de toegang tot alle faciliteiten en emplacementen van de N.V. EBS ontzegd.

2.4       Per schrijven d.d. 13 mei 2024 heeft OWOS aan de directie van EBS het volgende medegedeeld:            “ (…)

Op maandag 13 mei 2024 tijdens de door de OWOS afgelegde Algemene Leden Vergadering heeft de ALV zijn misnoegen geuit over voortgang mbt de ontslag van dhr. Hellings.  

Aangezien de ALV niet eens is met het bovenstaande, heeft de ALV van de OWOS heden vandaag in vergadering bijeen besloten een landelijke staking aan te kondigen, welke per onmiddellijk ingaat.

  1. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer

3.1       EBS vordert dat de kantonrechter in kortgeding, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

1) OWOS veroordeelt om binnen een half uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis haar leden op te roepen hun werkzaamheden normaal, volgens werkrooster te verrichten met achterwege lating van het voeren van acties c.q. hen aan te zeggen om de ten rekeste werkneerlegging te beëindigen en beëindigd te houden en onmiddellijk de werkzaamheden waartoe zij gehouden zijn, te hervatten en deze op normale wijze te verrichten;

2) OWOS verbiedt om binnen een half uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis door te gaan met het in enigerlei, direct of indirect organiseren, oproepen tot het verlenen van medewerking aan enige vorm van collectieve actie;

3) OWOS veroordeelt tot betaling van een dwangsom van SRD 1.000.000,- voor elke dag of elke keer dat OWOS geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met het in deze te wijzen vonnis;

4) OWOS veroordeelt tot het voldoen van de gemachtigdensalaris van de advocaat van EBS ad SRD 34.000,-;

5) OWOS veroordeelt in de proceskosten.

3.2       EBS legt aan het gevorderde ten grondslag dat OWOS een onrechtmatige daad jegens haar pleegt, als gevolg waarvan zij schade lijdt. Daartoe stelt zij, tegen de achtergrond van de feiten vermeld onder 2, dat de staking c.q. collectieve actie onterecht is, omdat er geen sprake is van een arbeidsgeschil tussen OWOS en EBS. De vakbondsrechten worden misbruikt om kennelijk andere belangen te dienen. Met de actie heeft OWOS onvoldoende of geen rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van EBS bij een correcte naleving van haar doelen en bij het verlenen van diensten aan de samenleving. OWOS heeft in haar schrijven niet duidelijk kenbaar gemaakt wat zij met deze actie beoogt.

3.3       OWOS heeft kort verweer gevoerd.

De kantonrechter komt op dit verweer, voor zover voor de beslissing van belang, hierna in de beoordeling terug.

  1. De beoordeling

4.1       Het spoedeisend belang blijkt uit de aard van het gevorderde, zodat EBS wordt ontvangen in het kort geding.

4.2       Niet in geschil is dat OWOS per 13 mei 2024 het werk volledig heeft neergelegd, zodat sprake is van een staking.

De kantonrechter stelt vast dat tegen de voorzitter van OWOS, te weten Hellings, ontslag op staande voet is verleend en leidt uit de inhoud van het schrijven van OWOS d.d. 13 mei 2024 af dat OWOS tegen dit aan Hellings verleend ontslag opkomt middels gebruik making van het stakingsrecht. Vanuit dat licht bekeken, dient de kantonrechter de vraag te beantwoorden of de staking van OWOS als onrechtmatig dient te worden aangemerkt.

Voor de kantonrechter dient als uitgangspunt het bepaalde in artikel 33 van de Grondwet en artikel 11 lid 1 van de Wet Vrijheid Vakvereniging waarin is neergelegd dat het stakingsrecht wordt erkend, behoudens de beperkingen die uit het recht voortvloeien.

De kantonrechter stelt voorop dat, uitgaande van de inhoud van de Wet Vrijheid en Vakvereniging, het stakingsrecht een collectieve actierecht van werknemers is. Het stakingsrecht kan dus niet los worden gezien van het proces van collectief onderhandelen tussen werkgever en werknemer. Daarom is voor het uitoefenen van het stakingsrecht een belangengeschil vereist. Slechts een belangengeschil kan leiden tot staking.
Uit het bepaalde in artikel 3 sub a van de Arbeidsgeschillenwet 1946 kan worden afgeleid dat onder een belangengeschil wordt verstaan, elk geschil tussen werknemers en een werkgever over arbeidsaangelegenheden dat door collectief onderhandelen wordt opgelost.

In artikel 3 sub b van de Arbeidsgeschillenwet 1946 wordt onder rechtsgeschil verstaan, ieder geschil als bedoeld in artikel 1 van het reglement op de inrichting en samenstelling van de Surinaamse Rechterlijke Macht (G.B. 1935 No. 79) staande ter uitsluitende kennisneming van de Surinaamse Rechterlijke Macht. Het betreft dus een geschil dat door de rechter kan worden beoordeeld als partijen dat aan hem/haar zouden voorleggen dan wel een geschil waarover de rechter bevoegd is inhoudelijk te oordelen.

De kantonrechter komt op grond van de inhoud van de brief van OWOS d.d. 13 mei 2024 en hetgeen hiervoor is overwogen tot de voorlopige slotsom dat er geen sprake is van een belangengeschil, zodat de staking onrechtmatig wordt geacht. Dit geeft aanleiding om het gevorderde onder 1 toe te wijzen, met daaraan gekoppeld de medegevorderde dwangsom onder 2. De mede gevorderde dwangsom zal echter gematigd worden toegewezen tot het bedrag zoals hierna in de beslissing vermeld, omdat de kantonrechter het bovenmatig acht.

De kantonrechter brengt OWOS in herinnering dat het in deze gaat om een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, die tevens voorzitter van OWOS is, en de werkgever EBS. Het stakingsrecht  is in dit geval niet het middel om het ontslag van betrokkene terug te draaien. Hiervoor biedt de Ontslagwet 2018 en overige arbeidswetgeving de betrokken werknemer voldoende waarborgen om het ontslag gerechtelijk aan te vechten.

4.3       Het gevorderde onder 2 acht de kantonrechter ruim geformuleerd. Het houdt naar het oordeel van de kantonrechter niets anders in dan het verbod tot het voeren van collectieve acties. Daar dit in strijd wordt geacht met het bepaalde in artikel 33 van de Grondwet en artikel 11 lid 1 Wet Vrijheid Vakvereniging, zal het worden geweigerd.

4.4       De medegevorderde advocaatkosten ad SRD 34.000,- onder 4 zal worden geweigerd, omdat de hoogte van dit bedrag niet is onderbouwd. Instede daarvan zal het liquidatietarief ad SRD 7.500,- worden toegewezen, hetgeen valt onder de proceskosten.

4.5       De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen bespreking, omdat die tot geen andere uitkomst in deze kort gedingzaak zullen leiden.

4.6       Gangbaar is dat de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. De kantonrechter zal van dit gebruik niet afwijken en zal OWOS veroordelen in de proceskosten. Deze kosten omvatten tot de dag van uitspraak: het vastrecht ad SRD 50,-, de kosten voor oproep van OWOS per exploot van een deurwaarder ad SRD 2.545,- en het liquidatietarief ad SRD 7.500,-, welke kosten neerkomen op een totaal bedrag van SRD 10.095,-.

  1. De beslissing

          De kantonrechter in kort geding:

5.1       Veroordeelt OWOS om binnen een half uur na betekening van dit vonnis haar leden op te roepen hun werkzaamheden normaal, volgens werkrooster te verrichten met achterwege lating van het voeren van acties c.q. hen aan te zeggen om de werkneerlegging te beëindigen en beëindigd te houden en onmiddellijk de werkzaamheden waartoe zij gehouden zijn, te hervatten en deze op normale wijze te verrichten; 

5.2       veroordeelt OWOS tot betaling van een dwangsom ad SRD 5.000,- (Vijfduizend Surinaamse Dollar) per dag voor elke dag of elke keer dat OWOS geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met dit vonnis, tot een maximum van SRD 100.000,- (Eenhonderd duizend Surinaamse Dollar);

5.3       verklaart hetgeen hiervoor onder 5.1 en 5.2 is beslist uitvoerbaar bij voorraad;

5.4       veroordeelt OWOS in de proceskosten die aan de zijde van EBS zijn gevallen en tot aan deze uitspraak zijn begroot op SRD 10.095,- (Tienduizend en Vijfennegentig Surinaamse Dollar);

5.5       weigert hetgeen meer of anders is gevorderd.

Dit vonnis is gewezen en ter openbare terechtzitting uitgesproken op dinsdag 14 mei 2024 te Paramaribo door de kantonrechter in kort geding in het eerste

kanton, mr. S.M.M. Chu, in aanwezigheid van de griffier.