SRU-K2-2004-1

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer 2004/167
  • Uitspraakdatum 11 maart 2004
  • Publicatiedatum 11 juli 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Verkrachting, artikel 295 W.v.Sr.
    Verdachte is recidivist.
    Verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar.
    De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9,11 en 44 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Kantonrechter Tweede Kanton

11 maart 2004, 2004 no. 167
(Mr. A.I. Ramnewash)

Kantonrechter in het 2e Kanton, zitting houdende te Paramaribo, inzake de vervolgingsambtenaar tegen:
[verdachte] wonende te [district], thans gevangen gehouden in Buro Nieuwe Haven.

Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 november 2003, 8 januari 2004, 26 februari 2004 en 11 maart 2004.

De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage l aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder II is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De bewezenverklaring
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder l ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen onder l meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De kantonrechter grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen
p.m.
Ten aanzien van feit l:
– de verklaring van het slachtoffer t.t.z.,
– de geneeskundige verklaring van de E.H.B.O- arts dd. 29 juli 2003,
– het pv van verhoor van de getuige [naam] dd. 21 augustus 2003.

Bewijsoverweging
Bij de voorgeleiding dd. 18 augustus 2003, heeft de verdachte ontkend dit feit te hebben gepleegd. Hij heeft daarbij verklaard dat hij ziek is aan zijn penis en onder behandeling is van een dokter bij de Dermatologische dienst. Hierbij heeft hij ook verklaard dat hij derhalve niet in staat is om geslachtsgemeenschap te hebben. Bij verificatie hiervan is gebleken dat de verdachte inderdaad onder behandeling is geweest, doch dat hij voor het laatst op 27 september 2002 voor behandeling is geweest voor een seksueel overdraagbare aandoening. Verder is ook aangegeven dat deze aandoening, de erectie niet kan beïnvloeden. Op 30 september 2003 heeft de verdachte wel bekend geslachtsgemeenschap met het slachtoffer te hebben gehad tegen haar wil. Ter terechtzitting van 26 februari 2004 heeft de verdachte ook verklaard geslachtsgemeenschap met het slachtoffer te hebben gehad, echter met haar toestemming. Tevens heeft de persoon van [naam] bij proces-verbaal verklaard dat ze samen met het slachtoffer was, toen deze door de verdachte werd vastgegrepen terwijl hij iets tegen haar buik gedrukt hield en haar het erf in sleurde. Na dit te hebben gezien rende deze getuige weg teneinde hulp te halen.

De kantonrechter merkt hierbij op dat de ontkennende verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is, naar aanleiding van de getuigenverklaring en vanwege de vele tegenstrijdige verklaringen van de verdachte. Het verweer van de verdachte als zou hij het feit niet hebben gepleegd, wordt derhalve verworpen.

De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder l bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder l bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Verkrachting. Voorzien en strafbaar gesteld in artikel 295 W.v.Sr.

De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de kantonrechter in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
De verdachte heeft door middel van bedreiging met geweld en tegen de wil van het slachtoffer vleselijke gemeenschap met het haar gehad. De verdachte heeft in letterlijke zin de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geweld aangedaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van deze feiten psychische problemen hiervan kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de kantonrechter in het bijzonder gelet op het feit dat de verdachte eerder reeds veroordeeld is geworden voor een soortgelijk misdrijf.
De kantonrechter acht, gelet op het bovenstaande, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9,11 en 44 van het Wetboek van Strafrecht.

De beslissing
De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder II ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder l ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder l meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het onder l bewezen verklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbaar feit oplevert.

Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.