SRU-K2-2016-1

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer onbekend
  • Uitspraakdatum 08 juli 2016
  • Publicatiedatum 13 juni 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    – Voor het aanstellen van een persoon als opzichthoudend persoon in de zin van artikel 28 lid 3 van de Arbeidswet 1963 is geen formele aanstelling vereist. Uit de feitelijke gang van zaken leidt de kantonrechter af dat de verdachte door de directeur is aangewezen als opzichthoudend persoon;
    – Onder “met een zondag gelijkgestelde dag” moet worden verstaan dagen welke op lijn zijn gesteld met de zondag. Nu, de onderneming een vergunning had om op de zondag arbeid te doen verrichten heeft zij bij het doen verrichten van arbeid op deze tevens met de zondag gelijkgestelde dag, voldaan aan het vergunningsvereiste.

    SJB augustus 2018

Uitspraak

KANTONGERECHT

Parketnummer : 2
Vonnisnummer : …./16
Datum uitspraak : 8 juli 2016

Tegenspraak

Raadsvrouw : mr. R. Essed-Sohansingh

VONNIS

van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo inzake de vervolgingsambtenaar tegen:

[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [district 1],
wonende aan [adres] in het [district 2]

Het onderzoek in de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 juni 2016 en 8 juli 2016.

De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.

Bevoegdheid van de Kantonrechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vervolgingsambtenaar niet ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering omdat, de verdachte niet was aangesteld als opzichthoudend persoon en dus niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor geconstateerde overtredingen. De verdachte is tewerkgesteld op de afdeling service en onderhoud. Op de desbetreffende dag werd hij bij afwezigheid van de directeur (die zich in een ander filiaal bevond) gevraagd te functioneren als checker.

De vervolgingsambtenaar heeft opgemerkt dat uit de feitelijke gang van zaken genoegzaam is gebleken dat de verdachte opzichthoudend persoon was. Bovendien is voor het aanstellen van een persoon als opzichthoudend persoon in de zin van de Arbeidswet 1963 geen formele aanstelling vereist.

Artikel 28 lid 3 Arbeidswet verplicht het hoofd of de bestuurder van een onderneming om bij zijn ontstentenis of afwezigheid een opzichthouder aan te wijzen. Ter terechtzitting van 10 juni 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij op het desbetreffende moment verantwoordelijk was voor de winkel, het personeel en de gang van zaken terwijl, de directeur zich in een ander filiaal bevond. Bij het bezoek van de arbeidsinspecteur heeft de verdachte de directeur gebeld en de arbeidsinspecteur in contact gebracht met hem.

Uit deze feitelijke gang van zaken leidt de kantonrechter af dat de verdachte conform artikel 28 lid 3 van de Arbeidswet 1963 door de directeur is aangewezen als opzichthoudend persoon, waardoor het verweer van de raadsvrouw verworpen wordt. De vervolgingsambtenaar zal dus in de vordering worden ontvangen.

Schorsing van de vervolging
Er zijn geen redenen om de vervolging te schorsen.

De tenlastelegging
Aan de verdachte is – verkort en zakelijk weergegeven – ten laste gelegd dat hij op 1 mei 2016 zijnde een zondag tevens een aan de zondag gelijkgestelde dag te Paramaribo arbeid heeft doen verrichten – artikel 8 lid 1 jo artikel 29 lid 1 Arbeidswet 1963 (2) zonder in het bezit te zijn van een vergunning daartoe.

Een kopie van die dagvaarding is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

Ten aanzien van het doen verrichten van arbeid in de onderneming heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, de onderneming bij schrijven van 12 maart 2016 vergunning aangevraagd heeft voor het doen verrichten van arbeid op navolgende nationale feestdagen, 23 maart 2016 (Holi Phagwa), 25 maart 2016 (Goede Vrijdag) en 28 maart 2016 (2e Pasen) welke vergunning ook verleend is. Voorts dat voor de nationale vrije dag van zondag 1 mei 2016 geen vergunning is aangevraagd en dat de onderneming des zondags gewoon open is.

Naar aanleiding van het verweer van de raadsvrouw heeft de vervolgingsambtenaar gesteld dat, aan de onderneming geen vergunning is verleend om op de nationale vrije dag van 1 mei 2016 arbeid te doen verrichten. Naar de menig van de vervolgingsambtenaar is voor het verrichten van arbeid op deze met de zondag gelijkgestelde dag een vergunning vereist.

Beoordeling door de kantonrechter
In artikel 8 lid 1 Arbeidswet l963 verbiedt de wet tewerkstelling op de zondag en op de bij Staatsbesluit gelijk te stellen dag. Echter, wordt voorzien in een uitzondering wanneer vergunning is verleend door of vanwege het Hoofd der Arbeidsinspectie (artikel 10 lid 1 Arbeidswet 1963).

In het betrekkelijke artikel 8 lid 1 Arbeidswet worden 2 verboden gesteld tw:

  1. Het verrichten van arbeid op de zondag en;
  2. Het verrichten van arbeid op bij Staatsbesluit daarmee (lees: zondag) gelijk te stellen dagen.

Feiten:

– Blijkens het proces-verbaal d.d. 1 mei 2018 van de arbeidsinspecteur [naam] heeft hij op zondag 1 mei 2016 omstreeks 15.30 uur de onderneming Kirpalani’s N.V. (hierna: de onderneming) aan de J.A. Pengelstraat 163 aangedaan en 16 werknemers aangetroffen die arbeid aan het verrichten waren.
– De onderneming heeft geen vergunning aangevraagd en is aan haar evenmin vergunning verleend voor het doen verrichten van arbeid op de dag van de Arbeid.
– 1 mei 2016 was een zondag.
– 1 mei 2016 was de dag van de Arbeid en deze dag is met de zondag gelijk gesteld.

De kantonrechter begrijpt het verweer van de raadsvrouw aldus niet:
– de onderneming een ontheffing heeft voor arbeid des zondags (ex artikel 10 lid 3 Arbeidswet 1963) en dat,
– 1 mei 2016 een zondag was en deze dag samenviel met een met de zondag gelijkgestelde dag.

Gelet op het verwijt terzake overtreding van artikel 8 lid 1 Arbeidswet 1963 had het aan de vervolgingsambtenaar gelegen uitdrukkelijk te reageren op het gevoerde verweer, hetgeen niet gedaan is. De vervolgingsambtenaar heeft zich tot een reactie betreffende het doen verrichten van arbeid op de aan de zondag gelijkgestelde dag (dus verbod 2) beperkt. Nu, een reactie op het aangevoerde inzake toestemming tot het doen verrichten van arbeid op de zondag is uitgebleven en indachtig het algemeen bekend feit dat, deze onderneming geruime tijd voorafgaand aan de pleegdatum gewijzigde openingstijden heeft, waarbij zij op de zondag van 12.00 pm – 20.00 pm open is, houdt de kanonrechter het er daarom voor dat de onderneming een ontheffing heeft voor arbeid des zondags ex artikel 10 lid 3 Arbeidswet 1963.

Bij Landsbesluit van 22 april 1971, GB 1971 no. 78 (hierna: besluit Vrije Dagen) is de dag van de Arbeid (1 mei) met de zondag gelijk gesteld. Op 1 mei 2016 viel de dag van de Arbeid samen met een zondag. Derhalve was er sprake van een situatie waarin de nationale vrije dag samenvalt met een zondag.

Thans dient de vraag beantwoord te worden of de vergunning voor het verrichten van arbeid op de zondag ook gelding heeft in deze situatie waarbij de met de zondag gelijkgestelde dag samenvalt met een zondag.

Eerstens dient vastgesteld te worden wat verstaan moet worden onder “met de zondag gelijk gestelde dag”. Bij gemis van een toelichting op het besluit Vrije Dagen wordt ervan uitgegaan dat aan “gelijk gesteld” de betekenis gegeven mag worden volgens het Prismawoordenboek Nederlands t.w. “op een lijn gesteld”. In casu, dagen welke op een lijn gesteld zijn met de zondag.

Nu de onderneming alsvoren overwogen een vergunning had om op de zondag arbeid te doen verrichten heeft zij bij het doen verrichten van arbeid op deze tevens met de zondag gelijkgestelde dag, dus voldaan aan het vergunningsvereiste.

Naar het oordeel van de kantonrechter is er geen sprake van overtreding van artikel l0 lid 3 van de Arbeidswet 1963. De jegens de verdachte ingestelde vervolging wegens vermeende strafrechtelijke aansprakelijkheid als opzichthouder is derhalve onterecht waardoor hij vrijgesproken dient te worden.

DE BESLISSING

De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting gehouden op 8 juli 2016.

De griffier, De Kantonrechter,

w.g. M.U. Van Doorn w.g. D.G.W. Karamat Ali

Ondergetekende, Griffier der Kantongerechten verklaart hierbij dat de Procureur-Generaal noch de veroordeelde tegen dit vonnis in hoger beroep is gekomen.

Paramaribo, 02 augustus 2016

w.g. Mr. S.K. Simbhoedat Panday, Substituut