SRU-K2-2017-1

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer 646
  • Uitspraakdatum 23 november 2017
  • Publicatiedatum 26 juni 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Bij de bepaling van de hoogte van de straf bij verkeersdelicten dient onder meer gelet te worden op de ernst van de gevolgen, maar ook op de ernst van de gemaakte verkeersfout. Ook dienen de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het begaan van de verkeersfout, mede in ogenschouw te worden genomen. Vanwege het gedrag van de verdachte na het noodlottig ongeval, oordeelt de rechter dat enige verdere straf geen toegevoegde waarde meer heeft en wordt volstaan met de toepassing van artikel 9a van het WvSv (rechterlijk pardon).
    Artt. 19 en 20 Rijwet 1971: art. 9a WvSr.

    SJB augustus 2018

Uitspraak

KANTONGERECHT
Parketnummer : 1-1-05819
Vonnisnummer : 646
Datum uitspraak : 23 november 2017
Tegenspraak
Raadsman : mr. V. Nooitmeer

VONNIS

van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo inzake de vervolgingsambtenaar tegen:

[verdachte]
geboren op [geboortedatum] in [district]
gepensioneerd
wonende aan [adres] te [district]

Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 juli 2017, 10 augustus 2017 en 23 november 2017.

De dagvaarding
Bij het onderzoek is gebleken dat de dagvaarding voldoet aan alle wettelijke gestelde eisen en derhalve geldig is.

Bevoegdheid van de kantonrechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de Officier van Justitie in de weg staan. De Officier van Justitie kan dus in de vordering worden ontvangen.

Schorsing tot verdere vervolging
Er zijn geen redenen gebleken om de vervolging te schorsen.

De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. De verdenking komt erop neer dat de verdachte op 01 november 2015 te Paramaribo, zich schuldig heeft gemaakt aan:

IA. overtreding van artikel 20 van de Rijwet 1971, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
IB. overtreding van artikel 2 van de Rijwet 1971 (gevaar of hinder op de weg).
II. overtreding van artikel 20 van de Rijwet 1971, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

De vordering van de vervolgingsambtenaar
De vervolgingsambtenaar heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van de onder IA en II ten laste gelegde feiten. Zulks met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden en een proeftijd van 2 jaar. Voorts de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de periode van 18 maanden onder aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder IA en II ten laste gelegde. De verdediging heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde roekeloosheid en aanmerkelijke onvoorzichtigheid bij verdachte ontbreekt en daarom geen sprake is geweest van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 20 van de Rijwet 1971.

De bewezenverklaring
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder IA en II ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat het op 01 november 2015, te Paramaribo:

IA. aan haar schuld te wijten is dat bij gelegenheid van een botsing, met een door haar, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto) een ander, te weten [slachtoffer 1] is overleden, terwijl; de dood (het overlijden) van [slachtoffer 1] door die botsing is veroorzaakt, hebbende zij, verdachte immers op vermelde tijd en plaats, als bestuurster van een motorrijtuig, daarmede aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Drambrandersgracht komende uit de richting van de Tamengastraat en gaande in de richting van de J.A. Pengelstraat, daarbij gekomen ter hoogte van de kruising van wegen gevormd door de Drambrandersgracht en de J.A. Pengelstraat, alwaar er een verkeersbord volgens model 12 d van de bijlage van het Rijbesluit 1957 (stopbord) was aangebracht, niet de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen ter voorkoming van ongelukken en vervolgens met dat door haar verdachte bestuurd motorrijtuig het kruisingsvlak is opgereden zonder daarbij te stoppen en voorrang te verlenen aan het verkeer rijdende over de J.A. Pengelstraat, zulks terwijl een motorrijtuig (personenauto) bestuurd door [getuige 1] rijdend op de rechter rijhelft van de J.A. Pengelstraat, komende uit de richting van de Nieuwe Domineestraat en gaande in de richting van de Hoogestraat, die alstoen haar rechtdoorgaande rijrichting bewaarde vermelde kruising van wegen en dat door haar, verdachte bestuurd motorrijtuig alstoen dicht genaderd was, ten gevolge van welke wijze van rijden van haar verdachte er een botsing is ontstaan tussen vermelde motorrijtuigen, en zij, verdachte, van voormelde weg is geraakt en vervolgens op de berm is terechtgekomen en vervolgens tegen de persoon van [slachtoffer 1], die zich alstoen voor pandnummer [huisnummer] aan de Drambrandersgracht bevond is aangereden, waarbij die [slachtoffer 1], gewelddadig in aanraking is kwam met een of meer harde vlakken en voorwerpen, tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer 1] is overleden;

II. aan haar schuld te wijten is dat bij gelegenheid van een botsing, met een door haar, verdachte, bestuurd motorrijtuig (personenauto) een ander, te weten [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk lestel heeft bekomen, waaruit tijdelijke ziekte is ontstaan, terwijl de door die [slachtoffer 2] bekomen letsels door die botsing is veroorzaakt, hebbende zij, verdachte als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Drambrandersgracht komende uit de richting van de Tamengastraat en gaande in de richting van de J.A. Pengelstraat, daarbij gekomen ter hoogte van de kruising van wegen gevormd door de Drambrandersgracht en de J.A. Pengelstraat, alwaar er een verkeersbord volgens model 12d van de bijlage van het Rijbesluit 1957 (stopbord) was aangebracht, niet de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen ter voorkoming van ongelukken en vervolgens met dat door haar, verdachte, bestuurd motorrijtuig het kruisingsvlak is opgereden zonder daarbij te stoppen en voorrang te verlenen aan het verkeer rijdende over de J.A. Pengelstraat, zulks terwijl een motorrijtuig (personenauto) bestuurd door [getuige 1] rijdend op de rechter helft van de J.A. Pengelstraat, gaande in de richting van de Hoogestraat, die alstoen haar rechtdoorgaande rijrichting bewaarde, vermelde kruising van wegen en dat door haar, verdachte bestuurd motorrijtuig alstoen dicht genaderd was, ten gevolge van welke wijze van rijden van haar verdachte er een botsing is ontstaan tussen vermelde motorrijtuigen, en zij, verdachte daarna van voormelde weg is geraakt en vervolgens op de berm is terechtgekomen en vervolgens tegen de persoon van [slachtoffer 2] die zich alstoen voor pandnummer [huisnummer] aan de Drambrandersgracht bevond is aangereden, en vervolgens is voormeld motorrijtuig uiteindelijk tegen de woning van pandnummer [huisnummer] opgebotst, tengevolge van welke botsing [slachtoffer 2] in gewelddadige aanraking is gekomen met één of meer harde vlakken en voorwerpen, waarvan die [slachtoffer 2], heeft bekomen ondermeer klinisch fractuur rechter bovenbeen; rechter onderbeen gecompliceerd fractuur; auto amputatie van de vijfde teen (pink) rechtervoet.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De kantonrechter grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen
De kantonrechter bezigt tot bewijs van het bewezen verklaarde feit de inhoud van de navolgende wettige bewijsmiddelen.

Ten aanzien van het onder IA en II ten laste gelegde:

De verklaring van de verdachte, ter terechtzitting van 10 augustus 2017 en 23 november 2017, verkort en zakelijk weergegeven- inhoudende:
Ik ben 63 jaar oud en reeds langer dan 40 jaren in het bezit van een rijbewijs. Dit is de eerste keer dat ik betrokken ben bij een verkeersongeval. Op de bewuste dag ben ik eerst gestopt voor het verkeer op de J.A. Pengelstraat, omdat ik weet dat het verkeer op die weg voorrang geniet. Ik schoof mijn voertuig naar voren, omdat ik zag dat de linker richtingwijzer van het naderde voertuig op de J.A. Pengelstraat knipperde. Ik had de veronderstelling dat de bestuurder links zou afslaan. Op het moment dat ik zag dat de bestuurder doorreed, heb ik afgeremd. De achter het eerste voertuig op de linker baan rijdende pick up, stopte om mij vóór te laten gaan. Ik trok toen weer op en reed verder het kruisingsvlak op. Vanwege de hoogte van de pick up, kon ik niet zien dat er een voertuig op de rechter rijbaan van de J.A. Pengelstraat naderde. Ik reed verder het kruisingsvlak op en kwam in botsing met een ander voertuig die over de rechter rijbaan van de J.A. Pengelstraat kwam aanrijden.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 augustus 2017 betreffende de waarnemingen van de kantonrechter bij het bekijken van het beeldmateriaal van de aanrijding.
Het beeldmateriaal opgeslagen op de camera installatie van [bedrijf] aan de J.A. Pengelstraat van 1 november 2015 om 15.12.59 uur (naar mededeling van de politie is de werkelijke tijd 19.29 uur) wordt bekeken en wordt het navolgende waargenomen:
Nabij de kruising van de Drambrandersgracht met de J.A. Pengelstraat zijn de beide rijbanen van de Drambrandersgracht gescheiden middels een verhoging op het wegdek. Over de Drambrandersgracht komt vanuit de zijde van de Tamengastraat een voertuig aanrijden. Gekomen nabij de kruising met de J.A. Pengelstraat bracht de bestuurder dit voertuig tot stilstand. Op de éénrichtingsweg, de J.A. Pengelstraat zijn op beide rijbanen verkeersstromen- voertuigen- waar te nemen. Op de linker rijbaan van de J.A. Pengelstraat komt er een personen voertuig aanrijden waarvan de linker richtingaanwijzer aan is. Gekomen ter hoogte van de verplichte afslag naar de Drambrandersgracht, slaat dit voertuig niet links af maar rijdt verder richting het weggedeelte bestemd voor het verkeer op de Drambrandersgracht (vanuit het centrum van Paramaribo).

De stilstaande bestuurder op de Drambrandersgracht trekt op maar, omdat deze kennelijk merkt dat de naderende bestuurder niet links afslaat, wordt het voertuig weer tot stilstaan gebracht waarbij de voorbanden op de rand van de J.A. Pengelstraat zijn en motorkap van het voertuig op de J.A.Pengelstraat uitsteekt. De achter het eerste voertuig op de linkerbaan rijdende pick up vrachtwagen, stopt om het voertuig uit de Drambrandersgracht vóór te laten gaan. Wanneer de bestuurder uit de Drambrandersgracht weer optrekt en doende is de rechter rijbaan van de J.A. Pengelstraat over te steken komt er op die rijbaan een voertuig aangereden. Het volgende moment komen de beide voertuigen met elkaar in botsing. Het voertuig uit de Drambrandersgracht verplaatst zich hierna richting de woning op [adres] om uiteindelijk tegen die woning tot stilstaand te komen.

Het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van [verbalisant], ambtenaar van politie, gesloten op 01 november 2015 betreffende het uittreksel rapport, voor zover inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven (pagina 9-12 dossier I):
Op zondag 1 november 2015, omstreeks 19.30 uur, begaf ik mij na portofonische bericht te hebben ontvangen van de Centrale Meld Kamer naar de J.A. Pengelstraat en de Drambrandersgracht voor het instellen van een onderzoek bij een aanrijding plaatsgevonden op voormelde kruising.
Bij deze aanrijding waren twee personenauto’s en voetgangers (buurtbewoners) betrokken, waarbij er materiële schade en zware persoonlijke ongelukken was veroorzaakt. [slachtoffer 1] had zware letsels opgelopen aan zijn behaarde hoofd en benen. [slachtoffer 2] had zware letsels opgelopen aan zijn been. Omstreeks 21.00 uur werd bericht van de familie ontvangen dat [slachtoffer 1] is komen te overlijden op de afdeling Spoed Eisende Hulp.

Ter plaatse aangekomen trof ik ook aan een grijs gelakte personenauto van het merk Nissan X trial bouwjaar 2004, met als volgnummer [kenteken] bestuurd door [verdachte] en een zwart gelakte personenauto van het merk Suzuki Escudo bouwjaar 2006 met als volgnummer [kenteken] bestuurd door [getuige 1].

Het grijs gelakte voertuig van het merk Nissan X trial met als volgnummer [kenteken] vertoonde zware schade aan de voorzijde: voorstootbalk, motorkap, gril, beide koplampen, linker en rechter voor fender, rechter voorportier en achterportier, airbag. Het zwart gelakte personenauto van het merk Suzuki Escudo met als volgnummer [kenteken] vertoonde schade aan de voorstootbalk, linker koplamp, grill, linker fender, motorkap, linker voorwiel.

De woning op [adres] had schade opgelopen. De stenen muur van de woonkamer van ongeveer 6 bij 6 meter vertoonde scheuringen. Verder was de muur ingedrukt waardoor de voordeur niet dicht gemaakt kon worden. De muur van de slaapkamer van ongeveer 5,5 meter bij 3 meter vertoonde scheuringen.

Ter plaatse zijnde navolgende verkeersborden aangetroffen:
– model 12d (het stopbord) aangegevende dat het verkeer over de Drambrandersgracht dient te stoppen om voorrang te verlenen aan het verkeer over de J.A. Pengelstraat
– model 45 (voorrangsweg) aangegevende dat het verkeer over de J.A. Pengelstraat voorrang geniet boven het verkeer over de Drambrandersgracht.

Het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van [verbalisant], ambtenaar van politie, gesloten op 02 november 2015 betreffende verhoor van de verdachte voor zover inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven (pagina 27-29 dossier I):
Ik ben op de hoogte dat de J.A. Pengelstraat op deze kruising voorrang geniet boven de Drambrandersgracht, welke middels verkeersborden is aangegeven. Ik reed over de Drambrandersgracht komende vanuit de richting van de Tammengastraat en gaande in de richting van de J.A. Pengelstraat. Gekomen op de kruising met de J.A. Pengelstraat stopte ik. Ik reed vervolgens het kruisingsvlak op en kwam in botsing met een ander voertuig die over de rechter rijhelft van de J.A. Pengelstraat kwam aanrijden. Als gevolg van de slag zwenkte mijn voertuig naar links. In paniek trapte ik op het gaspedaal in plaats van de rempedaal, waardoor mijn voertuig tegen de woning op [adres] botste. Voor de woning zaten er omstanders die door mijn voertuig werden geraakt.

Het ambtsedig opgemaakt proces verbaal van [verbalisant], ambtenaar van politie, gesloten op 03 november 2015, betreffende verhoor van [getuige 1], voor zover inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven (pagina 30-31 dossier I):
Ik reed over de rechter rijhelft van de J.A. Pengelstraat komende vanuit de richting van de Gemenelandsweg en gaande in de richting van de Hoogestraat. De weg was vrij. Op afstand zag ik een grijs gelakte voertuig over de Drambrandersgracht rijden. Het voertuig kwam vanuit de richting van Tammengastraat en reed langzaam naar de richting van de kruising van de J.A. Pengelstraat en de Drambrandersgracht. Op het moment dat ik de kruising naderde, zag ik dat de bestuurder plotseling met een vaart op mij afkwam.

Het ambtsedig opgemaakt proces verbaal van [verbalisant], ambtenaar van politie, gesloten op 03 november 2015, betreffende verhoor van [getuige 2], voor zover inhoudende, verkort en zakelijk weergegeven (pagina 32-33 dossier I):
Op de bewuste dag bevond ik mij op het westelijk trottoir van de J.A. Pengelstraat, aan de overkant van mijn woning aan [adres]. Op een gegeven moment hoorde ik een gierend geluid van een voertuig. Ik keek om en zag een grijs gelakte voertuig uit de Drambrandersgracht die in botsing kwam met een voertuig welke reed over de rechter rijbaan van de J.A. Pengelstraat. Tengevolge van de slag ging het voertuig dat over de Drambrandersgracht reed naar links en reed richting mijn vader en kinderen die voor mijn woning zaten. Mijn vader en zoontje liepen ernstige letsels op. Mijn vader is op de afdeling Spoed Eisende Hulp komen te overlijden.

T.a.v. feit 1 (voorts)
Obductieverslag opgemaakt door drs. M. P. K. Chan, patholoog dd. 19 februari 2016, op naam van het slachtoffer [slachtoffer 1] inhoudende (pagina 3-4 dossier I):
Het onderbeen toonde een standafwijking ter hoogte van (t.h.v.) een onderbeensfractuur. De schedel vertoonde ter plaatse van de achterste schedelgroeve een verticaal verlopende fractuur. T.h.v. de vijfde borstwervel werd een dwars verlopende fractuur gezien van de wervelkolom. De ribben toonde aan de achterzijde rechts fractuur van de eerste tot en met de zesde rib en links fractuur van de eerste tot en met zevende rib. Het borstbeen toonde tussen de aanhechting van het eerste en tweede rib een dwars verlopende fractuur.
Het overlijden is ten gevolge van inklemming van de kleine hersenen als gevolg van uitgebreide hersenbloeding veroorzaakt door een schedelfractuur als gevolg van hoogenergetische trauma aan het hoofd.

Akte van overlijden d.d. 2 november 2015 van de burgerlijke stand van Paramaribo
Aangevende dat de persoon van [slachtoffer 1] op 01 november 2015 is overleden.

t.a.v. feit 2 (voorts)
De geneeskundige verklaring ten name van [slachtoffer 2], opgemaakt door [arts], voor zover inhoudende:
Omschrijving van de letsels:
1. klinisch fractuur van de rechterbovenbeen (rechter dij fors gezwollen en afwijkend stand)
2. onderbeen rechts gecompliceerd fractuur (open bot maakt contact met buitenwereld, rechtervoet vrijwel zonder huid, als gevolg van laceratie van de huid over de voetrug)
3. auto amputatie van de 5e teen (pink) van de rechtervoet
4. drukpijn van de bekken, mgl bekkenfractuur

De geneeskundige verklaring ten name van [slachtoffer 2], opgemaakt door de [plastisch chirurg], voor zover inhoudende:
Omschrijving van de letsels: laceratiewond rechter enkel met huiddefect met partiële amputatie dig V. Waarbij de genezingsduur voor onbepaalde tijd is.

Beoordeling van het bewijs
Ten aanzien van de vraag of er sprake is van een verkeersfout die schuld in de zin van artikel 20 van de Rijwet 1971 oplevert, overweegt de kantonrechter het volgende.

Gelet op het bepaalde in artikel 20 Rijwet 1971 dient de kantonrechter vast te stellen of de verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander lichamelijk letsel heeft bekomen/ is overleden. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate zij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam”.

Volgens vaste jurisprudentie is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 20 Rijwet 1971, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. (zie ook HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, dient de kantonrechter dus op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 20 Rijwet 1971. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt in dat een bestuurder diens voertuig en gedrag aanpast aan de omstandigheden ter plaatse.

Uit de bekeken beelden van de aanrijding concludeert de kantonrechter dat, de verdachte de ter plaatse geldende verkeersregels in eerste instantie in acht heeft genomen. Aanvankelijk heeft zij haar rijgedrag aan de verkeerssituatie aangepast door op de Drambrandersgracht te stoppen voor de verkeersstroom op de beide rijbanen van de J.A.Pengelstraat. Na enige tijd gewacht te hebben trok verdachte op om de oversteek te maken. Naar haar verklaring op grond van de veronderstelling dat het naderend voertuig conform diens richting aanduiding linksaf de Drambrandersgracht zou inslaan.
Toen ze merkte dat die weggebruiker had afgezien van het voornemen om linksaf te slaan bracht haar voertuig onmiddellijk tot stilstaan. Haar voertuig komt met de voorbanden op de rand van de J.A. Pengelstraat en de voorzijde van het voertuig steekt daarbij uit op de J.A.Pengelstraat. De naderende bestuurder manoeuvreert zich voorlangs het voertuig van verdachte.

De achter het hiervoor genoemde voertuig op de linkerbaan van de J.A. Pengelstraat rijdende pick up vrachtwagen stopte om verdachte vóór te laten gaan. Kennelijk vond die bestuurder gelet op de wijze waarop verdachte met haar voertuig op de weg was gestopt het wenselijk om haar als niet- voorranggerechtigde voorrang te verlenen.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij inderdaad voorrang had moeten verlenen maar, is afgegaan op de door de bestuurder op de linkerbaan aan haar verleende voorrang. Opgemerkt wordt dat het aan verdachte als niet- voorranggerechtigde bestuurder verleende voorrang, alleen geldt ten aanzien van die voorranggerechtigde bestuurder. Op de camera beelden wordt waargenomen dat verdachte kort voor de botsing is gestopt voor de intensieve verkeerstroom van voertuigen op beide rijbanen van de J.A. Pengelstraat. Wanneer verdachte voorrang verleend wordt is het verkeer op de rechterbaan voor haar niet te overzien. Desondanks heeft verdachte nagelaten om zich ervan te vergewissen of de verkeerssituatie op de rechterbaan het toeliet om op te trekken en/ of eventueel naderende voertuigen haar ook voorrang zou verlenen. Tengevolge waarvan zij bij het oversteken van de rechterbaan in botsing kwam met een op die baan naderend voertuig met vermeld noodlottig gevolg.

Gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter worden gezegd dat verdachte een zodanige verkeersfout heeft gemaakt dat moet worden gezegd dat zij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De kantonrechter concludeert daarom dat in dit geval sprake is geweest van schuld in de zin van artikel 20 van de Rijwet 1971.

De gedraging van verdachte leidt tot een bewezenverklaring van de onder I en IIA ten laste gelegde feiten.

De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de navolgend strafbare feiten op:

IA. Overtreding van artikel 20 van de Rijwet 1971, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood; voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 20 lid 1 en artikel 21 lid 1 en lid 4 van de Rijwet 1971;
II. Overtreding van artikel 20 van de Rijwet 1971, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

Voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 20 lid 2 en artikel 21 lid 1 en lid 4 van de Rijwet 1971.

De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de kantonrechter in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
Verdachte reed op 1 november 2015 in een auto en heeft bij het oversteken van een kruising onvoldoende op het verkeer op de kruisende voorrangsweg gelet. Zij verleende geen voorrang aan het voorrangsgerechtigde verkeer, waardoor een noodlottige aanrijding is ontstaan, als gevolg waarvan een 66 jarige grootvader en diens 7 jarige kleinzoon die voor hun woning op het trottoir zaten, zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Tengevolge van welk letsel de grootvader dezelfde avond is komen te overlijden.

De gevolgen van dit handelen zijn ingrijpend geweest voor de nabestaanden en het 7 jarige slachtoffer. Deze heeft een langdurig revalidatieproces ondergaan.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is evenwel ook gebleken dat het ongeval een grote impact heeft gehad en nog heeft op verdachte. De kantonrechter heeft bij de behandeling van de zaak ter zitting geconstateerd dat hetgeen er is gebeurd verdachte heeft aangegrepen en dat zij het ongeval en de gevolgen daarvan kennelijk nog steeds niet goed een plek heeft kunnen geven.

De kantonrechter heeft ook kennis genomen van de toenadering die verdachte direct na het ongeval naar de slachtoffers heeft gezocht en het contact dat daarna is onderhouden. Verdachte heeft zich ontfermd over het 7 jarig slachtoffer en hem gedurende zijn opname in het ziekenhuis begeleid. Als gepensioneerde [beroep] heeft ze persoonlijk ervoor gezorgd dat hij in het ziekenhuis zijn schoolrepetitie werk aangeleverd kreeg. Hierdoor heeft hij het schooljaar met goed gevolg kunnen afronden. Verdachte heeft aangegeven de nabestaanden blijvend te zullen ondersteunen en met de instemming van de moeder haalt zij de jongen nog steeds op de zondag op voor kerkbezoek. Verdachte steunt de moeder maandelijks met financiën, onder andere bestemd voor de schoolbus, taxi voor de jongen.
De kantonrechter ziet zich voor de moeilijke taak geplaatst een passende straf op te leggen, rekening houdend met de ernst van de feiten, de omstandigheden van verdachte. Zulks zonder afbreuk te doen aan de gevoelens van de het slachtoffer en de nabestaanden.

In zaken als de onderhavige dient de kantonrechter bij de bepaling van de hoogte van de straf niet enkel te letten op de ernst van de gevolgen, maar heeft voornamelijk als uitgangspunt te gelden de ernst van de gemaakte verkeersfout. Ook moet in ogenschouw genomen worden de persoonlijkheid van de dader en de omstandigheden die zich na het begaan van het feit hebben voorgedaan.
In deze zaak bestond die verkeersfout er zoals gezegd in dat verdachte bij het oversteken van de voorrangsweg aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. Deze verkeersfout wordt aangemerkt als een misdrijf. De kantonrechter overweegt dat misdrijven als de onderhavige meestal met een (voorwaardelijke) gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid worden afgedaan. In dit geval wordt uitsluitend vanwege het gedrag van de verdachte na het noodlottig ongeval geoordeeld dat enige- verdere- straf geen toegevoegde waarde meer heeft waardoor kan worden volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (rechterlijk pardon), hetgeen betekent dat aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

De toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 19 en 20 van de Rijwet 1971.

DE BESLISSING:
De kantonrechter beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder IA en II ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in dit vonnis heeft begaan.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Rechterlijk pardon

– bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting gehouden op 23e november 2017.

De fungerend griffier, De kantonrechter,

R. Singodikromo LL.B mr. D.G.W Karamat Ali (wegens ontstentenis niet instaat te ondertekenen)