SRU-K2-2019-1

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer onbekend
  • Uitspraakdatum 14 juni 2019
  • Publicatiedatum 31 juli 2019
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Veroordeling voor deelname aan terroristische organisatie en overtreding Vuurwapenwet. Vrijspraak voor verdenking van werving en voorbereidingshandelingen.

Uitspraak

IN NAAM VAN DE REPUBLIEK

Parketnummer : 1-1-03044
Vonnisnummer :
Datum uitspraak :14 juni 2019
Tegenspraak

Raadslieden : mr. M. Dubois en mr. M. Lau-Kerssenberg

VONNIS

van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo
inzake de vervolgingsambtenaar tegen:

[verdachte],
geboren op [datum 1] in [land],
van [beroep],
wonende aan [adres] te [district],

1. Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
22 januari 2018, 20 februari 2018, 11 april 2018, 14 juni 2018, 16 juli 2018, 17 augustus 2018, 31 oktober 2018, 28 november 2018, 31 januari 2019, 28 februari 2019, 22 maart 2019, 25 april 2019 en 17 mei 2019.

De officier van Justitie heeft gevorderd voor het tenlastegelegde onder I, II, III en IV te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaren onvoorwaardelijk met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis, onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen munitie en telefoontoestellen en verbeurd verklaring van het in beslag genomen bedrag van USD.800,=.

De verdediging heeft – kort en zakelijk weergegeven – bepleit:

a) Dat niet is bewezen dat verdachte deel uitmaakt van een criminele organisatie; de rechtspraak die de vervolging aanhaalt van de rechtbank Rotterdam (2017:2258) en de Hoge Raad (BW5178) betreft een geheel andere casus, namelijk een casus waar de verdachte heeft toegegeven dat hij zich bij de terreur organisatie heeft aangesloten en handelingen heeft gepleegd om naar Syrië af te reizen; de verdachte heeft nimmer toegegeven zich bij IS te hebben aangesloten; de verdediging verwijst naar de beslissing van de Hoge Raad (BW5161 en 2017:413) ook verwijst de verdediging naar de beslissing van de Rechtbank Limburg (2018:4494); uit deze rechtspraak blijkt dat niet zondermeer kan worden aangenomen dat er sprake is van strafbare deelneming;
b) Dat het niet juist is dat verdachte de persoon van [naam 1] heeft geronseld; uit geen enkele getuigenverklaring blijkt dat verdachte hem heeft geronseld; wat blijkt is dat [naam 1] is geradicaliseerd vanaf zijn bezoeken aan de Moskee gevestigd aan de [straat 1] en toen, als gevolg van de predikingen van de iman van die moskee, het idee heeft opgevat om naar Syrië af te reizen; verdachte heeft slechts contact met hem gehad in Suriname en ook toen hij al in Turkije was waarbij hij hem ter ondersteuning in zijn levensonderhoud geld heeft gestuurd; van ronselen was geen sprake;
c) Ook is er geen sprake geweest van het ronselen van de personen van [naam 2], [naam 3] of van [naam 4] of [naam 5]; dat blijkt niet alleen uit de verklaringen van deze personen zelf doch ook uit de rechtspraak, met name de beslissing van de Hoge Raad (2018:897);
d) Dat niet is gebleken dat verdachte heeft bijgedragen aan de terroristische strijd, hij heeft slechts eenmalig een bedrag voor de kosten van levensonderhoud overgemaakt ten behoeve van [naam 1], die om hulp had gevraagd omdat hij geen geld meer had; het handelen van verdachte was niet gericht op enige terrorristische strijd.

2. Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet.

Bevoegdheid van de kantonrechter
Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd van het telastegelegde kennis te nemen.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.

Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn er geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken.

3. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4. Bespreking van de verweren

De vervolging heeft bewijsmiddelen aangevoerd waarmee zij bewezen achtte dat het ten laste gelegde feit is gepleegd.
De verdediging heeft, verwijzend naar de rechtspraak aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte deel uitmaakt van een criminele organisatie. Immers, zo stelt de verdediging , blijkt uit de rechtspraak dat niet zondermeer kan worden aangenomen dat er sprake is van strafbare deelneming. Ook is niet bewezen dat verdachte [naam 1] heeft geronseld; uit geen enkele getuigenverklaring blijkt dat verdachte hem heeft geronseld; wat blijkt is dat [naam 1] is geradicaliseerd vanaf zijn bezoeken aan de Moskee gevestigd aan de [straat 1] en toen, als gevolg van de predikingen van de iman van die moskee, het idee heeft opgevat om naar Syrie af te reizen; verdachte heeft slechts contact met hem gehad in Suriname en ook toen hij al in Turkije was waarbij hij hem ter ondersteuning in zijn levensonderhoud geld heeft gestuurd; van ronselen was geen sprake;
Ook is er geen sprake geweest van het ronselen van andere personen; dat blijkt niet alleen uit de verklaringen van deze personen zelf doch ook uit de rechtspraak.
Ook is niet gebleken dat verdachte heeft bijgedragen aan de terroristische strijd, hij heeft slechts eenmalig een bedrag voor de kosten van levensonderhoud overgemaakt ten behoeve van [naam 1], die om hulp had gevraagd omdat hij geen geld meer had; het handelen van verdachte was niet gericht op enige terrorristische strijd.

4.1 De rechtspraak
Zowel de vervolging als de verdediging hebben verwezen naar de jurisprudentie, met name de Nederlandse Jurisprudentie.

De volgende jurisprudentie is aangevoerd voor wat betreft de deelneming aan een terroristische organisatie en werving voor een gewelddadige strijd:

De uitspraak van de Hoge Raad van 3 juli 2012 gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2012 : BW5161:
Van deelneming is sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
De verdachte dient in dat verband te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn gewest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het plegen van enig misdrijf maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.

De uitspraak van de Hoge Raad van 14 maart 2017 gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2017:413 en de daarbij behorende conclusie van het Parket bij de Hoge Raad van 20 december 2016 gepubliceerd onder ECLI:NL:PHR:2016:1510

De beoordeling door het Hof: Verdachte moet lid zijn geweeest van of hebben behoord tot het betreffende duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband. Daarvoor bevat het dossier naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs. De verdachte heeft weliswaar veel interesse gehad in en onderzoek gedaan naar de gewapende strijd en diverse terroristische organisaties wier gedachten goed en doelstelling zij wellicht ook aanhing en wilde ondersteunen, maar daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat zij lid was van of behoorde tot het samenwerkingsverband. Zij heeft naar het oordeel van het hof als buitenstaander geld opgestuurd naar tussenpersonen die waren verbonden aan deze organisaties.

De conclusie van de Procureur-Generaal:
Er moet sprake zijn van enige naar buiten gerichte activiteit die in nauw verband staat met de misdrijven die de organisatie nastreven. Het lidmaatschap dat louter passief is zal niet zonder meer deelneming opleveren.

In deze zaak staat vast dat verdachte geldelijke steun (een al dan niet religieus geinspireerde donatie) heeft verleend. Het gaat hier om de vraag of dat op zich reeds voldoende is voor deelneming of dat daarenboven de betrokkenheid bij het samenwerkingsverband nog een afzonderlijk vereiste is. De steller meent dat reeds het verlenen van geldelijke steun aan een terroristische organisatie kan worden aangemerkt als deelneming.

Deelname of steun kan zodanig gewicht hebben dat daaruit ook de betrokkenheid, het lidmaatschapsvereiste, blijkt. Inderdaad kan aangenomen worden dat een structurele bijdrage aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie een sterke aanwijzing oplevert. Wanneer daarvan sprake is zal echter van geval tot geval moeten worden beoordeeld en is dus volledig afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

De uitspraak van de Rechtbank Limburg van 15 mei 2018 gepubliceerd onder ECLI:NL:RBLIM:2018:4494
Het hebben van dit soort radicale ideeën is op zichzelf in onze rechtstaat niet strafbaar. Het ronselen voor gewapende strijd op basis daarvan is dat wel.
Werven voor IS betekent werven voor een organisatie die op grote en grove schaal mensenrechten schendt en terreuraanslagen pleegt.

De uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 23 maart 2017 gepubliceerd onder ECLI:NL: RBROT: 2017: 2258
Alhoewel de verdachte een weloverwogen keuze heeft gemaakt om zich aan te sluiten wordt bij de strafoplegging in zijn voordeel meegewogen dat er geen aanzwijzingen zijn in hoeverre hij aldaar actief betrokken is geweest bij gevechtshandelingen waarbij mensen zijn gedood, dat hij nadat hij tot inzicht is gekomen het strijdgebied van IS heeft verlaten en dat er geen directe aanwijzingen zijn dat hij in Nederland een misdrijf zal gaan plegen.

De uitspraak van de Hoge Raad van 12 juni 2018 gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2018:897
De werving moet aldus de daadwerkelijke deelname aan dan wel de rechtstreekse inzet bij de strijd beogen. Enkel financiele ondersteuning valt hier niet onder. Niet alleen eigenlijke gevechtshandelingen maar ook het verlenen van concrete hand- en spandiensten, zoals het fouilleren van personen, het controleren van voertuigen en het verlenen van hulp bij het plegen van een aanslag vallen onder het deelnemen aan de gewapende strijd.

Het enkele moreel ideologisch of financieel ondersteunen van de strijd of de strijders, het trouwen met een strijder of het zorgen voor de bezittingen het huishouden en de kinderen zijn echter niet aan te merken als rechtstreekse inzet ten behoeve van en derhalve als deelnemen aan de gewapende strijd.

Beoogd wordt om ook rekruteringsactiviteiten strafbaar te stellen welke betrekking hebben op het werven van personen met het oog op hun rechtstreekse inzet ten behoeve van de islamitische of een anderszins gewapende en gewelddadige strijd zonder dat daarbij aantoonbaar sprake zal zijn van deelneming aan enige groep of samenwerkingsverband.

Het werven van personen voor het zorgen voor de bezittingen het huishouden en de kinderen van de strijder is niet zonder meer aan te merken als werven van iemand voor de gewapende strijd.

De uitspraak van het Gerechtshof ‘sGravenhage van 2 oktober 2008 gepubliceerd onder ECLI:NL:GHSGR:2008:BF3987 en de uitspraak van de Hoge Raad van 15 november 2011 gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2011:BP7585
Voor het ontstaan van strafrechtelijke aansprakelijkheid volstaat het enkele ronselen van personen voor de gewapende strijd. Het komt derhalve aan op de gedraging van degene die werft, zonder dat op zichzelf van belang is hoe degene die wordt geworven op dat moment tegenover die strijd staat, en of het werven resultaat heeft of niet.

Het hof overweegt dat het werven over het algemeen geen eenmalige handeling zal betreffen, doch veeleer een proces omvat dat begint met het spotten van een mogelijke bevattelijke rekruut en via het wekken van vertrouwen en kweken van liefde voor de jihad, niet zelden door het tonen van oorlogsfilmpjes eindigt met het daadwerkelijk bewegen van iemand tot deelname aan een gewelddadige strijd.
…………………
Bovenstaande feiten vinden steun in de overige bewijsmiddelen. Gelet op het bovenstaande, feiten en omstandigheden, en gelet op de context waarbinnen zij zich afspeelden, kan, naar het oordeel van het Hof, worden vastgesteld dat de verdachte handelingen heeft verricht die niet anders kunnen worden geduid dan strekkende tot het bewegen van betrokkene tot aansluiting bij dan wel die zagen op het bespelen, beinvloeden en ideologisch rijp maken van betrokkene voor de gewapende strijd.

4.2 De feiten die in de zaak van verdachte als vaststaand kunnen worden beschouwd:

  • de verdachte had de volle wetenschap van het terroristisch oogmerk van de organisatie IS;
  • de verdachte hemelde in gesprekken met personen en op social media IS op en probeerde moslims te mobiliseren ten behoeve van IS;
  • de verdachte verspreidde via Facebook, Threema, Telegram en Whatsapp propagandamateriaal van IS waarop onder andere beelden van executies stonden;
  • de verdachte bracht een persoon in Suriname in contact met personen in Syrie waardoor geregeld werd dat bij de grens tussen Turkije en Syrie de persoon kon worden opgevangen door mensen in dat gebied en verder begeleid konden worden naar IS gebied;
  • de verdachte stond in contact met personen in het strijdgebied die hem op de hoogte hielden van de situatie van [naam 1] die naar het gebied was getrokken voor de gewelddadige strijd en gaf de informatie die hij ontving door aan de familie;
  • de verdachte heeft bij een reisbureau een ticket gekocht om af te reizen naar Turkije, voor welk ticket een voorschot is betaald;
  • de verdachte heeft tijdens een chat met de persoon van de organisatie afspraken gemaakt over het financieren van zijn reis naar Syrie en zijn vrouw en kinderen naar Nederland; de persoon van de organisatie heeft geld toegezegd;
  • de verdachte heeft in de periode 2015, 2016 en 2017 gelden overgemaakt naar verschillende personen in de Fillipijnen, Colombia, Guyana en Turkije en heeft gelden ontvangen van verschillende personen uit Zuid Afrika, Trinidad en Maleisië.

5. De bewezenverklaring

5.1 Feit I van de ten laste legging: de deelneming
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een terroristische organisatie, immers blijkt uit de feiten dat hij op de hoogte was van het gedachtengoed van IS, het oogmerk en de gewelddadige activiteiten van IS, dat hij ter ondersteuning van die activiteiten middels verschillende kanalen het gedachtengoed verspreidde en daar propaganda voor maakte, daarnaast ten behoeve van personen die doende waren naar Syrië voor de gewelddadige strijd af te reizen, contacten legde met personen in Syrië, althans personen aangesloten bij IS, en samen met die personen ondersteuning verleende aan de personen die naar Syrië of Irak afreisden of zouden afreizen, daarnevens ten behoeve van die personen gelden vroeg aan de personen in Syrië of Irak, althans personen aangesloten bij IS, ten behoeve van [naam 1], die op weg was naar Syrië, gelden opstuurde voor zijn levensonderhoud in Turkije en een ticket heeft geboekt en deels betaald om zelf naar Syrië af te reizen.
Hiermee is bewezen dat er sprake is van deelneming aan een criminele organisatie zoals in de rechtspraak nader is omschreven namelijk : “Van deelneming is sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel onderrsteunt gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organsiatie.
De verdachte dient in dat verband te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehald op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad. Ook is niet nodig dat de verdachte moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn gewest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Elke bijdrage aan de organisatie kan strafbaar zijn. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het plegen van enig misdrijf maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.”

5.2 Feit II van de ten laste legging: de werving
De kantonrechter acht niet bewezen het onder II ten laste gelegde omdat ten aanzien van het vertrek van [naam 1] weliswaar verklaringen zijn afgelegd door getuigen dat volgens hun [naam 1] door verdachte is geradicaliseerd, doch wordt dat niet bevestigd door andere feiten, waardoor er twijfel bestaat over de vraag of [naam 1] door de Iman van de [straat 1] is geradicaliseerd en gemotiveerd om naar Syrië te gaan of dat [naam 1] door verdachte is geradicaliseerd en gerecruteerd om naar Syrië te gaan. In de eerste aangifte in verband met het vertrek van [naam 1] is door de vrouw van [naam 1] aan de politie verklaard dat zij het idee heeft dat [naam 1] door de Imam van de moskee aan de [straat 1] is geradicaliseerd.
Uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat er bij hun een sterk vermoeden bestaat dat verdachte [naam 1] heeft geradicaliseerd. Wat echter uit de bewijsmiddelen slechts blijkt is dat verdachte betrokken is geweest bij het vertrek van [naam 1], doch verder is uit geen enkel bewijsmiddel concreet gebleken dat [naam 1] door verdachte is gerekruteerd om naar Syrië te gaan.
Ook het werven van de andere in de ten laste legging genoemde personen is niet komen vast te staan omdat ten aanzien van die personen niet voldoende feiten zijn aangedragen die hun eventuele gang naar Syrië in verband brengen met het plegen van terroristische daden. Ten aanzien van de genoemde personen zijn verklaringen aanwezig die erop duiden dat zij naar Syrië zouden gaan om gewonden te verplegen of om zich in gezinsverband bij de verdachte te voegen indien die zou gaan.

Feit III van de ten laste legging: de voorbereidingshandelingen door het verzenden of ontvangen van geldsbedragen
Uit de gepresenteerde bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd nu ten aanzien van de betalingen door de vervolging opgenomen in de ten laste legging niet voldoende blijkt dat zij in verband gebracht kunnen worden met daden van terrorisme.
Ten aanzien van de overmakingen van verdachte naar anderen is niet gebleken dat deze overmakingen in verband kunnen worden gebracht met de gewelddadige strijd. De overmaking naar [naam 1] was volgens verklaringen van verdachte en de getuige [naam 2] een geldsbedrag voor zijn verblijf in Turkije voor levensonderhoud. Ten aanzien van de geldsbedragen die verdachte heeft ontvangen is uit verklaringen en chats te begrijpen dat deze waren voor de aanschaf van een ticket. Dat is echter niet voldoende om als vaststaand aan te nemen dat er sprake was van voorbereidingshandelingen van terroristische misdrijven.

Feit IV van de ten laste legging: overtreding van de Vuurwapenwet
Uit de bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte de Vuurwapenwet heeft overtreden, immers, hij had munitie in zijn bezit terwijl hij daar geen machtiging voor had.

6. De gebezigde bewijsmiddelen

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna weergegeven bewijsmiddelen, in onderling verband en in onderlinge samenhang beschouwd.

1.
De verklaring van de anonieme getuige X bij de politie op 12 juli 2017 en bij de Rechter-commissaris in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek op 24 november 2017:
“Ik gaf de politie informatie dat [verdachte], die ik in mijn verdere verklaring [verdachte] zal noemen, mensen zoekt om zich aan te sluiten bij de terroristische groeping IS in Syrië. ….. tijdens het gesprek dat ik met hem voerde was het mij opgevallen dat [verdachte] mij steeds interesseerde om de terreurbeweging de IS te ondersteunen ……Uit zijn praten begreep ik dat hij in elk geval alle moslims probeert te mobiliseren om de IS te volgen. Voorts probeert hij de moslims die hij kent tot is strijders te maken om te vechten tegen de mensen, die volgens zijn zeggen het moslim geloof onderdrukken. Tot zover het mij bekend is is het hem gelukt twee mensen te overhalen om zich aan te sluiten bij de IS in Syrië. De eerste persoon is een javaanse vrouwspersoon wiens naam mij onbekend is die op de grens van Turkije en een voor mij onbekend land is aangehouden en terug is gestuurd naar Suriname. De tweede pesoon die hij heeft kunnen overhalen om zich aan te sluiten bij de IS is [naam 1]. Als ik het goed heb heeft hij zich in de maand mei van dit jaar bij IS in Syrië aangesloten. …….”

2.
De verklaring van anonieme getuige Y bij de politie op 13 juli 2017 en bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 24 november 2017: “ ik sta nog steeds achter mijn verklaring bij de politie ……. ongeveer twee jaar terug heeft [verdachte] in de [kapperszaak] de uitlating gedaan dat hij zich kan aansluiten bij de IS en in staat is om voor de Islam en de IS een bom te vervaardigen waarmee hij zichzelf en anderen kan opblazen. …. hij was doodserieus toen hij die uitlating deed… wij hadden op dat moment een discussie over de Islam ….”

3.
De verklaring van de anonieme getuige B bij de politie op 30 oktober 2017 en bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 27 november 2017: “ het is mij bekend dat [verdachte] een fervente aanhanger is van IS. Dat heeft hij vaak openlijk te kennen gegeven en ook op zijn facebook pagina, waarop hij IS gerelateerde berichten , foto’s en video’s deelde. ……. dat was ook duidelijk gebleken toen er op facebook een filmpje werd verspreid van een piloot van de coalitietroepen, die levend werd verbrand door leden van IS, nadat hij gevangen was genomen en in een kooi was geplaatst. [verdachte] vond dit geweldig en keurde het goed. Anderen die ertegen waren werden door hem bedreigd. ……. [verdachte] had aangegeven de tegenhangers van het fimpje te zullen doden door hun hoofd af te hakken….”

4.
De verklaring van de anonieme getuige C bij de politie op 9 november 2017 en bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 24 november 2017: “Ik blijf bij de door mij afgelegde verklaring bij de politie; ….. dat [verdachte] is gelieerd aan IS zeg ik naar aanleiding van het feit dat hij IS promoot en vindt dat wij, de Surinaamse moslims, wakker moeten worden door ons aan te sluiten bij de IS. Hij is de mening toegedaan dat wij die de IS niet volgen “non moslims” zijn. Ik heb een volledige Whatsappchat tussen mij en [verdachte] waarin zijn steun aan de IS duidelijk tot uiting komt…. [verdachte] en ik hebben vele discussies gevoerd via Whatsapp omdat hij vindt dat op de manier hoe de IS de islam ziet of interpreteert de juiste wijze is en niet hoe ik dat doe…… hij heeft ook kenbaar gemaakt dat hij via Telegram in contact staat met een eigen medianetwerk van IS, waarin [naam 6] en [naam 7] persoonlijk berichten plaatsen en ook reageren ……. doordat hij mij had aangegeven dat hij mij in contact kon brengen met de IS neem ik aan dat hij banden heeft met de IS……; …. ”

5.
De verklaring van de getuige [naam 8] bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 27 oktober 2017: “[verdachte] en [naam 9] zijn in de periode 2013 begonnen met het recruteren van personen voor terroristische groepen. Zij zijn hiermee begonnen bij de [moskee] aan de [straat 2]. ……. “

6.
De verklaring [naam 10], de vader van [naam 1], bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 25 oktober 2017: “ ik sta volledig achter de verklaringen afgelegd op 25 juli 2017 en 29 september 2017 bij de politie…….[naam 1] was aanvankelijk aangesloten bij de moskee waar ik ben aangesloten. Naderhand is hij vandaar weggegaan en is hij samen met [verdachte] en [naam 9] veschillende moskeeën gaan bezoeken. Hij had altijd kritiek op die verschillende moskeeën. Bij mij had hij niet direct kenbaar gemaakt dat hij belangstelling had voor IS. Ik kreeg dan ook de schirk te pakken toen ik te horen kreeg dat hij in Syrië was. Ik zie het zo dat de aanwezigheid van [naam 1] in Syrië te wijten is onder andere door toedoen van [verdachte] en [naam 9]. …. “ “ ….ik moet aan u verklaren dat [naam 1] zijn denkwijze omtrent het geloof veranderde toen hij in contact kwam met [verdachte] en [naam 1] en toen hij de moskee aan de [straat 1] begon te bezoeken….”

7.
De verklaring van [naam 11] bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 17 oktober 2017 en bij de politie op 25 juli 2017: “ik heb in totaal vier keren een verklaring afgelegd bij de politie en ik blijf bij die verklaringen….. op de vraag of ik intussen weet wie achter het plotselinge vertrek van [naam 1] naar Syrië zit moet ik u verklaren dat ik wel een vermoeden heb op [verdachte] en zijn broer. Dat heb ik u al eerder gezegd ….. ongeveer een anderhalf jaar terug hebben [verdachte] en [naam 9] hem, [naam 1] geintroduceerd bij een oom van hun, die de imam is van een moskee aan de [straat 1]. De naam van die oom is mij niet bekend …. [naam 1] had aan mijn gezegd, dat wij [verdachte] het één en ander konden vragen over zijn vertrek naar Syrië omdat [verdachte] daarvan veel afweet. ….hij heeft ook gezegd dat [verdachte] er zorg voor kan dragen dat ik in Syrië kan belanden. Deze Threema berichten heb ik nog in mijn telefoontoestel ….”

8.
De verklaring van de getuige [naam 12] afgelegd bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 26 oktober 2017: “[naam 1] ging van kleins af aan altijd met mijn vader naar de moskee. Nadat hij [verdachte] en [naam 9] heeft leren kennen was dat ineens niet meer goed. Het feit dat wij geprobeerd hebben om [naam 1] terug te laten komen naar Suriname en dat hij eerst wel bereid was daartoe en daarna terughoudend reageerde. [verdachte] had te kennen gegeven dat terugkomen naar Suriname niet zo gemakkelijk ging en dat er geduld moest worden betracht. [naam 1] bemoeide alleen met [verdachte] en [naam 9]. Hij had geen andere vrienden. Als ik al deze feiten op een rijtje zet, dan kom ik tot de conclusie dat [verdachte] en [naam 9] hebben bewerkstelligd dat [naam 1] naar Syrië is vertrokken om zich aan te sluiten bij de IS. …. Pas op 1 april 2017 heb ik geweten dat [naam 1] in Syrië zat. Bij het afzetten van [naam 1] bij het universteitscomplex wist ik niet dat hij naar Syrië zou gaan…”

9.
De verklaring van de getuige [naam 2] bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO op 17 oktober 2019 en bij de politie op 1, 3, 8 en 22 augustus 2017: “ ik sta achter de verklaring door mij afgelegd bij de politie …… ja, toen ik in het jaar 2015 naar Syriëe was vertrokken had [verdachte] mij in contact gebracht met [naam 13] van IS. Hij, [naam 13] heeft mij geholpen om Syrië te kunnen bereiken, maar jammer genoeg heeft de politie mij in Turkije aangehouden. Zodoende heb ik hem niet persoonlijk ontmoet. Hij was de persoon die mij verder zou begeleiden naar Syrië. De USD.1.000,= heb ik ook van hem gehad. Op de vraag waar [naam 13] thans is moet ik aan u verklaren dat hij is komen te overlijden bij bombardementen van de Amerikanen. Dat heb ik van [verdachte] vernomen want hij stond ook in contact met hem. Op de vraag hoe ik met hem in contact stond moet ik aan u verklaren middels facebook whatsapp en telegram. ….. ik aan [verdachte] had verteld dat ik bereid was om mij aan te sluiten bij IS in Syrië. Toen heeft hij mij in contact gebracht met [naam 13]. …op de vraag of [verdachte] mij met meerdere personen van IS in contact heeft gebracht moet ik aan u verklaren ja. Dit jaar heeft hij mij ook in contact gebracht met een ander lid van IS, die heet [naam 14]. Dat heeft plaatsgevonden nadat ik aan [verdachte] wederom te kennen had gegeven naar Syrië te willen gaan om mij aan te sluiten. ….. op de vraag of het mij bekend is dat [verdachte] ook anderen heeft geinteresseerd om zich aan te sluiten bij IS moet ik u verklaren ja [naam 1]. Op de vraag of het mij bekend is op welke manier [verdachte] zulks heeft gedaan moet ik aan u verklaren, nee maar ik denk op dezelfde wijze als bij mij. Op de vraag of [naam 1] een bekende van mij is moet ik aan u verklaren ja, [verdachte] heeft ons met elkaar in contact gebracht. ….. op uw vraag of aan de hand van mijn antwoorden gevoeglijk kan worden aangenomen dat [verdachte] hier in Suriname de contact persoon is van de IS moet ik aan u verklaren ja, hij brengt ons in contact met hen. [verdachte] kent de personen van de IS en zij vertrouwen hem ook. Zonder de hulp van [verdachte] zou ik de eerste keer niet helemaal in Turkije zijn beland……” . “ … U houdt mij voor het proces-verbaal van nader verhoor van mijn persoon van 3 augustus 2017 … om exact te zijn is de waarheid dat er USD.2.000,= naar mij is verzonden. Daarvan is USD.80,= door Western Union als administratie kosten afgetrokken en heb ik USD.1920,= ontvangen. Dit geld had ik ontvangen deels als compensatie voor de reis die ik eerder heb ondernomen naar Turkije. Een ander deel van het geld was bestemd voor het geval ik weer zou afreizen naar Syrië, om kosten in verband daarmee te betalen….” . “. Op de vraag of ik nog weet wie [naam 14] is moet ik u verklaren ja, hij is de man van IS of althans de contactpersoon van IS die met [verdachte] in contact staat of stond. Deze man heeft de contacten of lijnen om je in Syrië te laten belanden. ……. ik wist wel of weet wel dat [verdachte] banden onderhoudt met mensen van de IS. Omdat hij mij in 2015 in contact had gebracht met [naam 13] heb ik hem recentelijk weer benaderd of hij mij in contact kan brengen met iemand net als [naam 13] en die persoon bleek [naam 14] te zijn. …… u houdt aan mij voor de volgende berichten: ‘ there is a sister her akhi who [naam 13] also helped and she asked me if I can bring her in contact with u akhi…she already made hijrah but was caugt on de border of Turkey’ ; ‘u can bring her in contact with me no problem [naam 13] told me of her issue ; give my TG and ask her to contact me in sha allah’ ;’ I first told her no because I wanted to defend the honor of [naam 13] ; she will contact you today’:” ; op de vraag of ik op die dag contact heb gemaakt met [naam 14] verklaar ik dat ik mij zulks niet kan heugen maar ik heb wel contact met hem gemaakt….. ik had met [naam 14] afgesproken dat ik op een seintje van hem zou moeten wachten om naar Syrië te kunnen reizen. hij zou naar een geschikt moment zoeken. Ik neem aan dat hij [verdachte] zeker zou melden omdat ik vandaag heb kunnen lezen, dat hij alles dat hij met mij besprak ook met [verdachte] deelde. ..op de vraag of ik geld heb opgestuurd voor [naam 1] nadat die naar Syrië was vertrokken verklaar ik ja ik heb met USD. 400,= geholpen. Hij had contact met mij gemaakt toen hij in Turkije. Hij had geen geld en sliep op straat. Ik heb toen mijn taak als moslim volbracht namelijk een broeder in nood helpen. … omdat ik [naam 1] wilde helpen heb ik met [verdachte] gebeld om te zeggen dat ik ook geld wilde sturen voor [naam 1] …”

10.
De verklaring van de getuige [naam 15] bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO: “ik ken de persoon van [verdachte] doordat hij op kantoor is gekomen om de prijzen op te vragen voor een vliegticket van Paramaribo naar Brazilië en van Brazilië naar Turkije. Hij gaf aan naar een aktieticket voor 1 persoon te zoeken voor die periode. Ik heb verschillende offertes opgemaakt …. als hij via Brazilië zou reizen dan hoefde hij niet via de immigratie autoriteiten te gaan. De route die ik heb geboekt was via Amsterdam met de KLM omdat zulks toch goedkoper uitkwam. Ik kan mij niet meer heugen voor welke periode … er is een voorschot betaald voor zijn reis. Uiteindelijk is hij niet meer afgereisd.”

11.
De verklaring van de getuige van [naam 4] bij de rechter-commissaris in het kader van het GVO en bij de politie op 22 augustus 2017, 23 augustus 2017 en 16 september 2017: “ik sta volledig achter de verklaring …… [verdachte] had samen met een vriend een kanaal [kanaal 1] waar ze nieuws verspreidden over de IS. Die vriend maakte pdf bestanden waarin bewijzen stonden waarom IS goed was. Als er bijvoobeel executies zoals verbranden en onthoofden van mensen plaatsvonden door IS bewees hij door overleveringen van geleerden en teksten uit de Koran, dat het correct is ……[verdachte] en ik verspreidden nieuw over de IS. We plaatsten gewelddadige films waarin mensen werden gedood, verzen uit de Koran en verzen waarin stond dat strijden en jihad verplicht zijn voor elke moslim, omdat de islam wordt aangevallen door ongelovigen. Verder werd de IS door ons gepromoot op de kanalen. …. ik wil aangeven hoe [verdachte] mij zover heeft weten te krijgen om te vertalen en te participeren in die kanalen….. ik had hem vaker erop gewezen dat ik het gevaarlijk vond om te vertalen maar hij bleef maar aan mijn hoofd praten en zei dat het geen probleem was. Hij dreigde mij vaker en zei altijd dat hij weet waar ik te vinden ben. Op den duur leek het alsof ik het onder dwang moest doen. Ik was ook bang om hem tegen te spreken want dan werd hij zo kwaad ….ik denk tot een maand voor de aanhouding in de maand juni 2017 waren wij voor het laatst op deze kanalen. Daarna had ik ze verwijderd. Dit deed ik omdat een blogger een column over [verdachte] zijn [kanaal 2] en [kanaal 3] had geschreven. Daarin had hij een kanaal als het ware geanalyseerd en ontmaskerd. Daarbij plaatste hij een foto waarbij het gezicht van [verdachte] half te zien is met een pet op zijn hoofd ….. ik kan u verklaren dat [verdachte] inderdaad recepten van bommen geplaatst heeft op [kanaal 2]… ik vond dit heel erg, dat dit alles gebeurde …. de chat no. 40 van 18 juli 2017 omstreeds 14.44 …… verder verklaar ik u dat hij naar Syrië zou gaan om zich aan te sluiten bij IS … hij was heel wispelturig daarover, het ene moment wilde hij naar Syrië gaan en het ander moment niet ……..het verschil is dat ik in bijzijn van [verdachte] moet doen zaols hij wil dat ik moet zijn, radicaal zijn, terwijl wanneer hij niet erbij is ik normaal kan doen en mezelf kan zijn …. ik vind het erg dat ik in een relatie zat met iemand waarbij ik dit soort uitspraken moet doen alleen om hem tevreden te stellen …. ik meende niks van wat ik heb gezegd …. ik sta niet achter die woorden. Ik ben niet in staat mezelf op te blazen of mensen te overrijden….”

12.
Het proces-verbaal van de analyse van het chatbericht tussen [naam 11] en [naam 1] opgemaakt op 26 juli 2017 door [agent 1]: “in dit bericht is duidelijk te lezen dat hij op 1 april 2017 in Syrië is aangekomen. Hij is daarna aan het radicaliseren en praat steeds over de IS, bommen, oorlog en ook dat er meteen met [verdachte] moeten worden gebeld als er iets is.”

13.
Het proces-verbaal van de analyse van het chatbericht tussen verdachte en ene [naam 14] opgemaakt op 2 augustus 2017 door [agent 1]: “ aan de hand van deze chat kan gevoeglijk worden aangenomen dat [naam 14] en [naam 13] financiële mogelijkheden creëerden voor broeders en zusters die hijrah willen doen naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS….”

14.
Het proces-verbaal van de analyse van het chatbericht no. 186 tussen verdachte en ene [naam 16], opgemaakt op 20 september 2017 door [agent 2]: “In dit bericht stuurt [naam 16] de woorden Western Union voor verdachte. Het vermoeden bestaat dat hij hiermee het geldovermakingsbedrijf bedoeld. .. Het bovenstaande is een video opname die verdachte heeft gemaakt en verstuurd naar [naam 16]. In deze vido opname toont de verdachte de kwitantie waar er geld op zijn naam is overgemaakt. … verdachte geeft hier aan naar een goedkoop vliegticket uit te kijken om zo spoedig mogelijk te vertrekken . ..Uit de analyse van deze berichten blijkt dat [naam 17] of [naam 14] aan verdachte door geeft dat deze geld zal ontvangen van een broeder uit Zuid Afrika voor zijn reis naar Turkije. ….”

15.
Het proces-verbaal van de analyse d.d. 7 januari 2018 van het chatbericht met nummer 518 tussen verdachte en ene [naam 18] opgemaakt door [brigadier van politie]: “ verdachte zegt hierop dat hij zal posten. Vermoedelijk bedoelt hij dat hij de links oftewel de oproepingen zal verspreiden via de nieuwskanalen die hij beheerd….”

16.
Het proces-verbaal van het onderzoek in de woning van de verdachte aan [adres] op 23 juli 2017 opgemaakt door [agent 1]: “ In de slaapkamer van verdachte zijn de navolgende goederen in beslag genomen, namelijk: een Laptop van het merk HP, vier dozen 9 mm patronen met in totaal 194 patronen, zes kaiber S&W .40 patronen…..
In de slaapkamer van de broer van genoemde verdachte, genaamd [naam 11], zijn de navolgende goederen in beslag genomen namelijk: … een .223 flessenhals patroon (volgens de [verdachte] is dit patroon van hem) ……………… “.

17.
De verklaring van de [Onder Inspecteur van politie] waaruit blijkt dat verdachte niet in het bezit is van een vuurwapenvergunning.

7. De strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:

– Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft, het plegen van terroristische misdrijven, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 188a van het Wetboek van Strafrecht.
– Overtreding van de vuurwapenwet

Er zijn overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

8. Motivering van de op te leggen straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van handelingen die de organisatie IS ondersteunen, terwijl hij ervan op de hoogte was dat IS op een gewelddadige wijze aanslagen pleegt in verschillende landen die zij als vijandig bestempelen en daarmee groepen of individuele andersdenkenden om het leven brengt. Zijn beroep op het feit dat hij niet op de hoogte was van de daden van IS en de gevolgen die die daden hebben voor de verschillende gemeenschappen waarin de daden gepleegd worden, kan niet worden geloofd omdat uit de telefoons en computers die van hem in beslag zijn genomen blijkt dat hij daar wel van op de hoogte was. Er zijn ook getuigenverklaringen waaruit blijkt dat hij het geweld van IS tentoonstelde en goedkeurde.

De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij momenteel heel anders over de zaken denkt en zelf ook afkeurt dat IS geweld pleegt tegen anderen.
Het door de verdachte aangevoerde standpunt dat hij in de veronderstelling leefde dat hij samen met gelijkdenkenden moet opkomen voor broeders en zusters die door anderen worden onderdrukt en gebombardeerd is een standpunt dat weliswaar, blijkens de inhoud van het dossier door meerderen wordt ingenomen, doch dat mag nimmer leiden tot overtreding van de strafwet, hetgeen in casu wel is gebeurd.

De kantonrechter zal voor de strafbare feiten een straf opleggen die past bij de feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd.

9. De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 11, 17, 18, 44 en 188a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 15 en 23 van de Vuurwapenwet.

10. De Beslissing:

De kantonrechter beslist als volgt:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder II en III ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen dat de verdachte het onder I en IV ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage I van dit vonnis, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezen verklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 2 (twee) jaren waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren;

Bepaalt dat het voorwaardelijk gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit..

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak vanaf 23 juli 2017 in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd de volgende in beslag genomen goederen:
het telefoontoestel van het merk Samsung voorzien van het [aansluitnummer],
de laptop van het merk HP,
een memorystick 8 GB en
USD.800,=.

Onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen goederen:
vier dozen 9 mm patronen,
een .223 flessenhals patroon,
zes kaliber S&W .40 patronen.

Beveelt de onmiddelijke invrijheidstelling

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2019 door de kantonrechter – plaatsvervanger in het Tweede kanton, mr. A.C.Johanns, bijgestaan door de fungerend griffier, A.A.Kalloe BSc.

De griffier, De kantonrechter-plaatsvervanger,

A.A. Kalloe LLB, fg. mr. A.C. Johanns