SRU-K2-2022-2

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer 54
  • Uitspraakdatum 31 januari 2022
  • Publicatiedatum 17 februari 2022
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Verdachte (publieke functionaris) heeft als register accountant misbruik gemaakt van zijn kennis en positie en heeft het in hem gestelde vertrouwen in ernstige mate geschaad door in strijd te handelen met wettelijke voorschriften met zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen en om door die strijdige handeling aan de Staat of Staatsinstelling enig nadeel toe te brengen.

    De verdachte heeft tezamen met zijn mededader op flagrante wijze de financiële middelen toebehorende aan de Bank verkwist.

    Er is sprake geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, waarbij er duurzaam en in structureel verband is samengewerkt.

    Overtreding Anti – Corruptiewet, overtreding Wetboek van Strafrecht, overtreding Wet Strafbaarstelling Money Laundering, overtreding Bankwet, valsheid in geschrifte, belangenverstrengeling, good governance.

Uitspraak

KANTONGERECHT

Vonnisnummer: 54
Datum uitspraak: 31 januari 2022
Tegenspraak
Raadslieden: mr. B. Pick en I.D. Kanhai Bsc.

VONNIS
van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo, in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte:

ANGNOE, ASHWEEN RYAN
Geboren op [datum 1] in [district]
Van beroep accountant
Wonende aan de [adres 1] in [district].

De verdachte is in persoon verschenen en wordt bijgestaan door zijn raadslieden als hierboven genoemd, advocaten bij het Hof van Justitie.

HET ONDERZOEK VAN DE ZAAK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 juli 2020, 5 oktober 2020, 26 november 2020, 12 januari 2021, 9 februari 2021, 30 maart 2021, 29 april 2021, 6 juli 2021, 29 juli 2021, 17 augustus 2021, 15 oktober 2021, 9 november 2021, 22 december 2021 en 31 januari 2022.

De Kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. C. Klein – Jules, van hetgeen verdachte en zijn raadslieden mr. B. Pick en I.D. Kanhai Bsc. naar voren hebben gebracht en hetgeen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen is gebleken.

DE GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING
De dagvaarding voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 242 van het Wetboek van Strafvordering en is derhalve geldig.

DE BEVOEGDHEID VAN DE KANTONRECHTER
Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd om van het ten laste gelegde kennis te nemen.

DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE
De verdediging stelt zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in haar vordering omdat:
• de vervolging van verdachte is ingesteld krachtens artikel 13 van de Anti Corruptiewet en de Anti Corruptie Commissie, hierna te noemen de commissie, als bedoeld in artikel 2 van voormelde wet, was nog niet ingesteld ten tijde dat verdachte in verzekering werd gesteld. Er mag niet worden vervolgd alvorens de commissie is ingesteld. De melders ex. artikel 1 van de Anti Corruptiewet kunnen meldingen van misstanden doen bij deze commissie en de commissie kan deze meldingen vervolgens doorgeleiden naar de Procureur – Generaal. De wetgever heeft hiermee beoogd dat geregistreerde gevallen worden onderzocht en dat daarbij rekening wordt gehouden met het opportuniteitsbeginsel. Ten tijde van de brief van 28 januari 2020 was er nog geen commissie ingesteld en hebben de melders zich rechtstreeks gewend tot de Procureur – Generaal. Noch uit het politioneel onderzoek noch uit het GVO is gebleken danwel is komen vast te staan, dat de in de Anti Corruptie Wet genoemde commissie, corruptie heeft vastgesteld en dat er naar aanleiding daarvan een strafrechtelijk onderzoek is verzocht. In casu is derhalve in strijd gehandeld met de Anti Corruptie Wet. De verdediging verwijst ook naar de artikelen 19 en 20 van het door Suriname geratificeerd Anti – Corruptie verdrag en constateert dat de onvolledige Surinaamse Anti – Corruptiewet nimmer als grondslag kan dienen voor de vervolging van verdachte.

• De Anti – Corruptiewet is een lex specialis (bijzondere wet) en de term wettelijk voorschrift in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht heeft noch dezelfde strekking noch dezelfde bedoeling. De term wettelijk voorschrift in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht is een spiegelbeeld van de term wettelijk voorschrift in de Anti – Corruptiewet omdat de term in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht juist de gedraging die een strafbaar feit oplevert, zijn wederrechtelijk karakter verliest. De gedraging in de Anti – Corruptiewet is dus niet in strijd met de wet en aldus is er geen sprake van een strafbaar feit. In artikel 65 van het wetboek van strafrecht wordt juist het handelen gerechtvaardigd. De term ‘wettelijk voorschrift’ in de Anti – Corruptiewet en ook het verdrag, doelen op voorschriften die een verplichting opleggen. De wetgever heeft de term ‘wettelijk voorschrift’ in artikel 13 van de Anti – Corruptiewet niet gedefinieerd. Op grond hiervan dient voor de term ‘wettelijk voorschrift’ een omschrijving te worden gezocht in het bestuursrecht, hetgeen Suriname niet kent. Bij de bestudering van de rechtswetenschap ten aanzien van het onderwerp ‘wettelijk voorschrift’ komt vast te staan dat zowel in de strafrechtelijke benadering als in de bestuursrechtelijke benadering, het ‘wettelijk voorschrift’ een specifiek voorschrift moet zijn m.a.w. het moet bepalingen omvatten, die een taak, verplichting of een bevoegdheid toekennen, waarbij voor de strafrechtelijke benadering de voorschriften die een taak of een verplichting opwerpen slechts als rechtvaardigingsgrond kunnen dienen, van belang zijn.

• De wetgever heeft niet elk verbod dat genoemd is in de Bankwet, strafbaar gesteld en dientengevolge is de noodzaak ontstaan om het verbod in artikel 16 lid 3 en 18 lid 1 en lid 4 van de Bankwet aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Uit de systematiek van de Bankwet volgt dat de verbodsbepalingen in voornoemde artikelen geen strafrechtelijke consequenties dragen of tot gevolg hebben en kunnen de in deze artikelen genoemde verbodsbepalingen slechts worden aangemerkt als bepalingen ter begrenzing van de algemene bevoegdheid aan de CBVS cq de verdachte. Artikelen 16 en 18 van de Bankwet bieden geen strafrechtelijke verhaalsmogelijkheid, daar de norm ontbreekt welke strafrechtelijk beschermd danwel strafrechtelijke consequenties verbindt. De Bankwet kent slechts in artikel 21 lid 6 in combinatie met artikel 35a van die wet een strafbepaling en er is geen reglement zoals bedoeld in artikel 23 van de Bankwet. De vervolging concludeert dat er geen wettelijk voorschrift is zoals bedoeld in de Anti – Corruptiewet.

• de Anti – Corruptiewet zich in het bijzonder richt tegen vormen van corruptie gepleegd door publieke functionarissen en de verdachte Angnoe is geen publieke functionaris en dus kan de Anti – Corruptiewet niet op hem van toepassing zijn.

De officier van justitie stelt daartegenover het volgende:
• onze strafrechtwetgeving geeft duidelijk aan op grond van welke bepalingen er een strafrechtelijk onderzoek danwel een vervolging kan worden ingesteld door het Openbaar Ministerie. Ook blijkt nergens in de Anti -Corruptiewet dat het hebben van een Commissie de noodzakelijke voorwaarde is om een strafrechtelijke vervolging in te stellen, noch kan ergens uit worden afgeleid dat de wet niet uitvoerbaar is zonder instelling van de Anti-Corruptie Commissie. Ook is dat niet af te leiden uit de Memorie van Toelichting. De Commissie als bedoeld in de Anti – Corruptiewet heeft slechts taken m.b.t. regulering en monitoring van het preventiebeleid. Het verband dat de verdediging probeert te leggen tussen het installeren van de Anti-Corruptie Commissie en het instellen van een strafrechtelijk onderzoek op grond van artikel 13 van de Anti-Corruptiewet snijdt dan ook geen hout. Vaststaat dat het strafrechtelijk onderzoek werd aangevangen, nádat er aangifte is gedaan door functionarissen van de CBvS, in opdracht van de gewezen minister van Financiën. Conform de regels van het Wetboek van Strafvordering – in casu art. 113 Sv – heeft de Procureur – Generaal instructies gegeven tot het verrichten van een onderzoek. Artikel 18 van de Anti – Corruptiewet vermeldt dat bepalingen als bedoeld in het 1ͤ en 2de lid van artikel 17 van dezelfde wet worden gekwalificeerd als misdrijven en is het Openbaar – Ministerie dan ook bevoegd tot het vervolgen van gepleegde strafbare feiten (zie art 3 Wet RIS). Bovendien staat in de M.v.T. op pag. 28 van voormelde wet het volgende: “De (repressieve) bestrijding van corruptie en de bepaling van de opportuniteit van de opsporing en vervolging in corruptiezaken valt onder de exclusieve bevoegdheden van het Openbaar – Ministerie en de Procureur-Generaal.” Voorts verwijst de M.v.T. op pag. 31 naar strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht, die aanvankelijk zouden worden opgenomen in de Anti-Corruptiewet en vermeldt: ‘’Deze vernieuwing van de bestaande bepalingen met betrekking tot anti-corruptie in het herziene Wetboek van Strafrecht was aanvankelijk onderdeel van deze wet. Aangezien het herziene Wetboek van Strafrecht reeds eerder de goedkeuring heeft verkregen van De Nationale Assemblée, zijn bedoelde verruimde anti-corruptie bepalingen uiteraard niet meer opgenomen in deze wet.’’ Op grond hiervan houdt de stelling van de verdediging geen stand en moet daaraan worden voorbijgegaan.

• het is evident dat er in onderhavige zaak sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 21 lid 2 van de Bankwet en met het schrijven (ex artikel 21 lid 6 van de Bankwet) afkomstig van de huidige Governor van de CBvS wordt dit gestaafd . Uit het voorgaande blijkt ook dat er wel degelijk sprake is van de overschrijding als bedoeld in artikel 21 lid 2 juncto artikel 18 lid 1 van de Bankwet. Kortom een grove onregelmatigheid. Verder geeft de Bankwet in lid 5 van artikel 21 juncto artikel 35 a leden 1 en 2 aan, wie in persoon aansprakelijk kan worden gesteld voor overtredingen als bedoeld in de leden 2 en 4 van artikel 21 van de Bankwet. Het is een ontegenzeggelijk feit, dat in voormelde bepaling artikel 21 leden 2 en 4 van de Bankwet is overtreden in genoemde periode zoals ten laste is gelegd en is dit ook gestaafd middels het schrijven afkomstig van de huidige Governor van de Bank. Kortom uit het onderzoek en de bewijsmiddelen is zeer duidelijk komen vast te staan dat het verbod opgelegd in artikel 18 eerste lid juncto artikel 21 van de Bankwet, door verdachte VAN TRIKT en zijn medeverdachte ANGNOE, ASHWEEN RYAN op grove wijze is genegeerd.

• Korte uiteenzetting waarbij er in strijd met artikel 18 Bankwet is gehandeld en een ‘wettelijk voorschrift’ is overtreden. Hierbij wordt verwezen naar het schrijven afkomstig van de medeverdachte HOEFDRAAD en de reactie op voormeld schrijven afkomstig van verdachte VAN TRIKT. Blijkens het eerste schrijven, gedateerd 07 november 2019 afkomstig van VAN TRIKT naar HOEFDRAAD.(1ste tranche) wordt door VAN TRIKT het volgende als reactie gegeven: “Met deze transactie is een koopsom van Euro 45 miljoen gemoeid, welke bereids ter beschikking van de Staat c.q. het Ministerie van Financiën is gesteld.

en

Blijkens het tweede schrijven gedateerd 03 december 2019 afkomstig van VAN TRIKT naar HOEFDRAAD.(2de tranche) wordt door VAN TRIKT het volgende als reactie gegeven: “Met deze transactie is een koopsom van Euro 60 miljoen gemoeid, welke bereids ter beschikking van de Staat c.q. het Ministerie van Financiën is gesteld.

Uit het voorgaande kan niets anders geconcludeerd worden, dan dat er hier sprake was van een koop verkoop transactie, aangezien de ene partij (Min. van Financiën) bereid is over te dragen als schuldverrekening en de andere partij (president van de CBvS) bereid is te voldoen aan de koopsom c.q. de gelden daarvoor ter beschikking te stellen. Artikel 18 lid 4 van de Bankwet stelt immers het volgende: “Behoudens het bepaalde in het tweede lid koopt of bezit de Bank geen onroerende goederen, dan die welke voor de uitoefening van haar bedrijf benodigd zijn”. Met andere woorden, niet slechts op het (onnodig)kopen van onroerende goederen wordt een verbod opgelegd, doch ziet deze bepaling ook toe, tot het weerhouden van het onnodig bezitten van onroerende goederen. Kortom een wettelijk verbod, zowel op het kopen alsook het onnodig bezitten van onroerende goederen. Concluderend: Van belang en relevant is hier dat het opgelegd verbod nageleefd dient te worden en niet de wijze waarop voormelde onroerende goederen in beheer van de Bank zouden komen.

• in artikel 13 lid 1 onder a is bepaald de Anti-Corruptiewet dat strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door die functionaris in strijd met een wettelijk voorschrift handelingen zijn verricht of besluiten zijn genomen met het aangetoonde, zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. Het betreft namelijk de publieke functionaris aan wie terzake, beslissings- of handelingsbevoegdheid is toegekend en om besluiten, die eveneens een grondslag hebben in een wettelijk voorschrift. In deze zaak hebben zowel de verdachte VAN TRIKT en zijn medeverdachte HOEFDRAAD de kwaliteit van publieke functionaris. Het feit dat de verdachte ANGNOE geen publieke functionaris is, als bedoeld in voornoemde wet, doet niets af aan zijn strafbaarheid als deelnemer aan overtreding van artikel 13 van de Anti – Corruptie wet. Ter adstructie hiervan het volgende. Vast staat dat de verdachte VAN TRIKT als gewezen governor van de CBvS ten tijde van het plegen van de strafbare feiten een publieke functionaris is geweest als bedoeld in de Anti – Corruptiewet en is voornoemde wet dan ook van toepassing op VAN TRIKT. Hoewel artikel 13 lid 1 een kwaliteitsdelict is en niet van toepassing is op een persoon, die niet de hoedanigheid heeft van een publieke functionaris, biedt de wet (Wetboek van Strafrecht) echter wel de mogelijkheid om personen, die niet over een bepaalde kwaliteit beschikken (in casu de verdachte ANGNOE) als deelnemer aan die kwaliteitsdelicten strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Het betreft hier de uitleg op artikel 75 van het Wetboek van Strafrecht, dat identiek en eensluidend is aan artikel 50 van het Nederlands Wetboek van Strafrecht. Met dit artikel heeft de wetgever beoogd, te garanderen dat de persoonlijke omstandigheid van deelnemers aan een strafbaar feit alleen invloed kan uitoefenen in strafuitsluitende, strafverminderende en strafverzwarende zin ten aanzien van de deelnemer (dader, medeplegen of medeplichtige) die het persoonlijk betreft. Het is ook bekend dat volgens het leerstuk van deelneming er sprake is van zowel medeplegen als medeplichtigheid aan een kwaliteitsdelict, ook indien één van de daders niet de kwaliteit bezit (in casu die van publieke functionaris c.q. Governor). Hierbij wordt verwezen naar de toelichting op artikel 50 Nederlands Wetboek van Strafrecht (art. 75 Surinaams Wetboek van Strafrecht) in Tekst en Commentaar. (Cleiren/ Nijboer) 5e druk pg 335; 360 en 361.) waar het volgende staat:
“Kortom wordt door literatuur gesteld dat bij een kwaliteitsdelict het bezit van een bepaalde kwaliteit is vereist. De deelnemer aan een kwaliteitsdelict die door een ander wordt gepleegd, hoeft niet zelf in het bezit te zijn van de vereiste kwaliteit. Voldoende is dat de pleger die kwaliteit heeft en dat de deelnemer daar weet van heeft; bij medeplegen hoeft slechts 1 van de medeplegers de kwaliteit te bezitten. (HR 21 april 1913, NJ 1913.pg 961)”. Zie ook de uitspraak HR. ECLI: NL: HR:2006: AU9096 : “De opvatting is onjuist dat een kwaliteitsdelict niet kan worden mede gepleegd door iemand die de desbetreffende kwaliteit mist.”

De vervolging benadrukt dat volgens de literatuur voor de aansprakelijkstelling van daderschap en deelneming slechts van belang is, het onderscheid tussen algemene delicten en kwaliteitsdelicten. Met het voorgaande is duidelijk aangetoond dat voor wat betreft de verdachte ANGNOE, hij zowel voor medeplegen als medeplichtigheid aan een kwaliteitsdelict strafrechtelijk aansprakelijk gesteld kan worden. Nu is komen vast te staan dat voormelde wet wel van toepassing is op verdachte ANGNOE – met betrekking tot het strafwaardigheid ex artikel 13 Anti-Corruptiewet – wordt verder verwezen naar de M.v.T. op pag. 46 artikel 13 lid 1 van de Anti-Corruptiewet, waarin heel duidelijk en helder het volgende staat:

• Strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht of besluiten zijn genomen met het aangetoonde, zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. Het gaat hierbij om de publieke functionaris aan wie ter zake beslissings- of handelingsbevoegdheid – hierbij valt te denken aan medeverdachte VAN TRIKT, als president van de CBvS – is toegekend en om besluiten die eveneens een grondslag hebben in een wettelijk voorschrift. Voormeld artikel en de uitleg daarvan door de wetgever, is heel duidelijk en niet vatbaar voor meerdere interpretaties.

Het oordeel van de Kantonrechter
De officier van justitie heeft de door de verdediging opgeworpen formele verweren gemotiveerd weersproken, zoals hiervoren is vermeld. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de verweren van de raadslieden geen stand houden en is de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering.

DE SCHORSING VAN DE VERVOLGING
Er zijn geen redenen gebleken om de vervolging te schorsen.

DE TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Het ten laste gelegde komt erop neer dat de verdachte zich – kort en zakelijk weergegeven – schuldig heeft gemaakt aan:
1) onder feit I A primair, medeplegen aan het eerste lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 1 Anti – Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
Subsidair I B medeplichtigheid tot het eerste lid van artikel 13 van de Anti -Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 1 Anti – Corruptiewet juncto artikel 73 Sr.
2) onder feit II A primair, medeplegen aan het tweede lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 2 Anti – Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
Subsidair II B medeplichtigheid tot het tweede lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 2 Anti – Corruptiewet juncto artikel 73 Sr.
3) onder feit IIIA (primair) valsheid in geschrifte, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 278 lid 1 Sr;
Subsidiair III B: gebruik maken van een vals of vervalst document/geschrift voorzien en strafbaar gesteld in artikel 278 lid 2 Sr;
4) onder feit IVA (primair): medeplegen aan opzettelijk money laundering, welk feit strafbaar is gesteld in art. 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 Sr.
Subsidiair onder IVB: medeplegen aan schuld money laundering, welk feit strafbaar is gesteld in art. 3b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 Sr.

DE VORDERING VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder I, II A, III A en IV A van de dagvaarding. Zij verwijst naar de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaringen van de verdachte, getuigen en deskundigen afgelegd bij de politie en tijdens het Gerechtelijk Vooronderzoek en op de terechtzitting. Daarbij wordt gevorderd:
• dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren, onder aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een geldboete tot een totaal van SRD 150.000,– subsidiar 12 maanden hechtenis en zijn bevel tot gevangenhouding;
• de verbeurdverklaring van het onroerend goed te weten ORION CAPITAL INVESTMENTS N.V. gevestigd aan de [adres 2] te [district], op grond van artikel 50 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 50 a van het Wetboek van Strafrecht lid 1 onder a;
• de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te weten Euro 625.000,– op grond van artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht op te leggen aan de verdachte Angnoe, Ashween Ryan c.q. hem te verplichten tot betaling van voormeld geldsbedrag;
• Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig van het merk Range Rover dat bij verdachte Angnoe, Ashween Ryan in beslag is genomen.

HET STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING
De verdediging is – kort en zakelijk weergegeven – van mening dat de tenlaste gelegde feiten niet zijn bewezen. Uit de processtukken blijkt niet dat verdachte heeft samengewerkt met genoemde medeverdachten en is het bewijs van medeplegen en medeplichtigheid van de in de dagvaarding genoemde feiten ook niet geleverd. De verdediging verzoekt ook om niet mee te gaan met het verzoek tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. Voor wat betreft de vordering ter ontneming van het vermeend wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht, wordt verzocht om dit verzoek ook af te wijzen. Immers is in artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht bepaald dat op vordering van het Openbaar Ministerie, bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die veroordeeld is de verplichting wordt opgelegd. In casu is er geen sprake van een veroordeelde en is er geen sprake van een afzonderlijke procedure, waardoor er geen afzonderlijke rechterlijke beslissing kan worden gegeven. Blijkens Tekst en Commentaar van het Wetboek van Strafrecht is voor de ontnemingsmaatregel een afzonderlijke van de hoofdzaak afgesplitste procedure gecreëerd. In casu is dat niet het geval en is het gevorderde niet toewijsbaar.

Verder blijkt uit geen van de in de dagvaarding genoemde feiten dat aan verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij door het aannemen van een gift, dienst of belofte misbruik heeft gemaakt van zijn functie door iets te doen of na te laten, waarbij hij of een ander onrechtmatig voordeel heeft gekregen.

De verdachte Angnoe heeft geen enkele bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de noodzakelijke overeenkomstem met Clairfield. Voornoemde overeenkomsten vielen compleet binnen de werksfeer van de CBvS. Deze overeenkomsten waren noodzakelijk en vielen binnen de grenzen van een redelijke vergoeding. In het rapport van Kroll op pag. 39 is vermeld dat voorschotten minder relevant zijn als de overeengekomen bedragen marktconform zijn. Verder is de overeengekomen non – refundable fee gebruikelijk in contracten. Op instructie van de gewezen minister van financien de heer Hoefdraad, zijn de opdrachten bij de CBvS stopgezet zonder overleg met de dienstverleners.

De gesloten overeenkomsten met Orion zijn ook marktconform en noodzakelijk. Dat de overmaking van Clairfield naar Orion van het bedrag van Euro 625.000,– een kickback is geweest, berust niet op waarheid. Het is een deelbetaling geweest van het project Prodigy.

De vervolgingsambtenaar kan niet aantonen dat de overeenkomsten niet noodzakelijk waren c.q dat de activa van verdachte en zijn mededaders aanzienlijk zijn toegenomen. Er kan ook niet worden aangetoond dat verdachte giften heeft aangenomen noch dat er sprake is van nadelige contractsvoorwaarden. De verdediging concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van het Openbaar – Mministerie voor de feiten onder I en II van de dagvaarding en subsidiair integrale vrijspraak van de gehele dagvaarding voor de verdachte.

HET OORDEEL VAN DE KANTONRECHTER
De Kantonrechter acht op grond van de inhoud van de hieronder genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder IA, II A, III A en IV A ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat hij:

I. op een of meer tijdstippen gelegen in de periode maart 2019 tot en met januari 2020, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte tezamen en in vereniging met VAN TRIKT, ROBERT – GRAY, een staatsinstelling te weten de Centrale Bank van Suriname, opzettelijk financieel nadeel heeft toegebracht, waarbij voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no 173, zijnde een publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti-Corruptiewet SB 2017 no. 85, verboden handelingen heeft verricht en besluiten heeft genomen, waarbij door die VAN TRIKT, ROBERT – GRAY in strijd is gehandeld met de ter zake geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures om voor hun en ten behoeve van de rechtspersonen ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV, enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen en
zijnde die VAN TRIKT, ROBERT – GRAY tot dat doeleinde ten behoeve, althans ten laste van een staatsinstelling te weten de Centrale Bank van Suriname met CLAIRFIELD BENELUX NV en met BUYSSE, HANS één of meer overeenkomsten aangegaan, waaronder:
• de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname” getekend op 16 mei 2019, voor een non refundable vergoeding van € 2.500.000, – (twee miljoen en vijfhonderdduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening een bedrag van € 1.250.000, – (een miljoen en tweehonderd en vijftigduizend Euro’s) als voorschot is betaald en
• de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”, getekend op 6 augustus 2019 voor een totaal bedrag van € 850.000, – (achthonderd en vijftigduizend Euro’s) als indicatief budget waarvan bij ondertekening € 425.000 (vierhonderd vijfentwintig duizend Euro’s) als voorschot is betaald en terwijl er geen noodzaak aanwezig was voor het sluiten van voormelde overeenkomsten en geen noodzakelijke en gegronde reden aanwezig was de Centrale Bank van Suriname te verbinden aan vermelde overeenkomsten, daar de inhoud en de strekking van die overeenkomsten niet conform de taakstelling en werkkring van de Centrale Bank van Suriname is zoals bedoeld in Hoofdstuk III van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173 en,
hebbende hij, verdachte ten aanzien van de overeenkomsten ‘Prodigy’ en ‘Prodigy 2’ die voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY, als president van de Centrale Bank van Suriname met BUYSSE, HANS en met een rechtspersoon te weten CLAIRFIELD BENELUX N.V. had gesloten en waarbij hij, verdachte en de rechtspersonen ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV geen partij waren, onverplicht / onnodig onverschuldigde reiskosten naar België en verblijfkosten en uurtarieven voor verrichte diensten, in ieder geval één of meer vergoedingen tot een totaal van SRD 300. 461, 03, – (driehonderdduizend en vierhonderd eenenzestig Surinaamse Dollars en drie centen), althans een ander totaal bedrag in SRD’s gedeclareerd, althans één of meer bedragen ontvangen, althans door voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY, als president van de Centrale Bank van Suriname doen betalen, ten behoeve van een of meer personen en medewerkers verbonden aan ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ORION CAPITAL INVESTMENT NV en hem verdachte, terwijl voor die overeenkomsten met die CLAIRFIELD BENELUX N.V. en BUYSSE, HANS, die betalingen niet waren vereist en de noodzaak daartoe niet aanwezig was en
waarbij voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY als president van de Centrale Bank van Suriname bij het aangaan en ondertekenen van voormelde overeenkomsten ten behoeve van voormelde Centrale Bank van Suriname, in strijd heeft gehandeld met ter zake geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures teneinde voor hem, verdachte en die VAN TRIKT, ROBERT – GRAY en ten behoeve van een ander te weten voornoemde rechtspersonen ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen, waardoor de Centrale Bank van Suriname ernstig financiële nadelen heeft ondervonden en
zijnde de Centrale Bank van Suriname aldus door het verrichten van voormelde handelingen en door het nemen van voormelde besluiten door die VAN TRIKT, ROBERT – GRAY en hem, verdachte opzettelijk financieel benadeeld, zulks terwijl hij, verdachte wist dat voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY vermelde handelingen heeft gepleegd en voornoemde besluiten heeft genomen in de hoedanigheid, als publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti-corruptiewet SB 2017 no 85.
(artikel 13 lid 1 onder a van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no 85 juncto 72 Wetboek van Strafrecht medeplegen)

II. op een of meer tijdstippen gelegen in de periode maart 2019 tot en met januari 2020, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte tezamen en in vereniging met VAN TRIKT, ROBERT – GRAY althans alleen, één of meer overeenkomsten hebben gesloten ten behoeve van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en/of ORION CAPITAL INVESTMENT NV, waarbij hij, verdachte en voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de geldende tekst van de Bankwet S.B. 2010 no. 173, zijnde een publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti-corruptiewet SB 2017 no. 85, bij het aangaan van die overeenkomsten niet de vereiste maatregelen heeft genomen om belangenconflicten / belangenverstrengeling te voorkomen en een transparante procedure en gelijke behandeling van partijen te waarborgen,

hebbende immers hij, verdachte als medeaandeelhouder van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ORION CAPITAL INVESTMENT NV samen met zijn voornoemde mededader VAN TRIKT, ROBERT – GRAY die eveneens medeaandeelhouder is van voornoemde rechtspersonen ten behoeve, althans ten laste van een staatsinstelling te weten de Centrale Bank van Suriname, één of meer overeenkomsten gesloten te weten:
• een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreffende het optreden van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV in de persoon van hem, verdachte als adviseur en sparringpartner van de Centrale Bank van Suriname getekend op 18 april 2019 voor een nog een bedrag USD.150,- per uur, waarvan reeds een tegenwaarde in Srd. 188.904, – (honderd achtentachtigduizend en negenhonderd en vier Surinaamse dollars) is betaald en
• een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Internal Audit bij de Centrale Bank van Suriname dd. 7 juli 2019, voor een totaal bedrag van USD. 65.000, – (vijfenzestig duizend Amerikaanse dollars), waarvan op 18 oktober 2019 reeds drie vierde deel van het totaal bedrag te weten een tegenwaarde in Srd. 409.301, 75, – (vierhonderd en negenduizend en driehonderd en een Surinaamse dollars en vijf en zeventig centen) is betaald en
• een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Afdeling Financial Intelligence bij de Centrale Bank van Suriname, getekend op 13 september 2019 voor een totaal bedrag van USD. 72.000, – (tweeënzeventig duizend Amerikaanse dollars), waarvan op 25 september 2019 de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 327.754, – (driehonderd en zeven en twintigduizend en zevenhonderd vierenvijftig Surinaamse dollars) als voorschot is betaald en
• een overeenkomst betreffende het Faciliteren en Begeleiden van een stagiaire accountant administratieconsulent getekend op 30 september 2019 voor USD. 2.500 (twee duizend vijfhonderd Amerikaanse dollars) per maand, waarvan op 11 november 2019 voor oktober en november 2019 een tegenwaarde in Srd. 45.475,- (vijfenveertig duizend en vierhonderd en vijfenzeventig Surinaamse dollars) is betaald en
• een overeenkomst betreffende het Instellen van een Bijzonder Onderzoek naar de Inventaris van het Wapenarsenaal van de Centrale Bank van Suriname over de periode begin 2010 tot en met augustus 2019, getekend op 30 september 2019 voor een totaal bedrag van USD 40.000, – (tweeënzeventig duizend Amerikaanse dollars), waarvan de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 171.200, – (honderd en eenenzeventigduizend en tweehonderd Surinaamse dollars) als voorschot is betaald en
waarbij voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY vóór het aangaan van de overeenkomsten met voormelde rechtspersonen waarin hij, verdachte samen voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY, als medeaandeelhouder is verbonden geen (openbare) aanbesteding heeft gehouden en daarbij nimmer advies heeft ingewonnen en enige vergelijking heeft gemaakt met soortgelijke(eerder gesloten) contracten en nagelaten die overeenkomsten ter inzage voor juridisch advies door te geleiden naar de juridische afdeling van de Centrale Bank van Suriname en/of een (externe) juridische deskundige, althans de beginselen van goed bestuur niet in acht heeft genomen bij het aangaan van voormelde overeenkomsten en (reeds totaal in voorschot) een bedrag groot Srd 1.142. 634, 75, – (één miljoen honderdtweeënveertigduizend en zeshonderd vierendertig Surinaamse dollars en vijfenzeventig centen), aan hem verdachte en voormelde rechtspersonen heeft betaald en waarbij, hij verdachte en die VAN TRIKT, ROBERT – GRAY aldus direct of indirect financiële, economische en persoonlijke belangen hadden bij de procedure of uitkomst van voormelde overeenkomsten en

zulks terwijl hij, verdachte wist dat voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY, als president van de Centrale Bank van Suriname niet de vereiste maatregelen heeft genomen teneinde belangenconflicten/belangenverstrengeling tijdens de procedure te voorkomen en een transparante procedure en een gelijke behandeling van partijen heeft gewaarborgd en bij de procedure of de uitkomst van die overeenkomsten, in strijd heeft gehandeld met zijn, VAN TRIKT, ROBERT – GRAY geboden onpartijdigheid of onafhankelijkheid als president van de Centrale Bank van Suriname en dat voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY vermelde handelingen heeft gepleegd en voornoemde besluiten heeft genomen in de hoedanigheid, als publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti-corruptiewet SB 2017 no 85;
(artikel 13 lid 2 van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no. 85 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht medeplegen).

III. op of omstreeks 27 mei 2019 te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte een document “VERKLARING INCOMMING PAYMENTS” van de HAKRINBANK NV, zijnde een geschrift, waaruit enig recht, enige verbintenis of enige bevrijding van schuld kan ontstaan of dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst,
hebbende hij, verdachte opzettelijk valselijk in vermeld document – dat bestemd is voor de controle door de afdeling Melding Ongebruikelijke Transacties (MOT) en welk document dient als verklaring van de reden of een doel van te ontvangen gelden – als reden opgenomen/vermeld en/of doen opnemen/vermelden: “Project Strenght”, althans een fictief en een valse omschrijving als doel/reden van die geldovermaking vanuit het buitenland ten behoeve van hem, verdachte en de rechtspersoon ORION CAPITAL INVESTMENT NV, zulks als ware voormelde gelden overgemaakt voor betaling van door hem, verdachte en ORION CAPITAL INVESTMENT NV verrichtte werkzaamheden ten behoeve van het “Project Strength” en met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(artikel 278 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

IV. op een of meer tijdstippen gelegen in de periode vanaf de maand mei 2019 tot en met december 2019 te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte (als de managing partner van de rechtspersonen te weten ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en/of ORION CAPITAL INVESTMENT NV) tezamen en in vereniging met VAN TRIKT, ROBERT – GRAY en HANS, BUYSSE (zijnde de managing partner van Clairfield Benelux NV), en met de rechtspersoon LIMEBRIDGE VZW (waarin hij verdachte samen met voornoemde VAN TRIKT, ROBERT – GRAY en HANS, BUYSSE als aandeelhouders c.q. partners zijn verbonden), (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen in Euro’s en Amerikaanse dollars te weten:
• op 28 mei 2019 een bedrag groot € 625.000, – (zeshonderd en vijfentwintigduizend Euro’s) en
• op 05 juli 2019 een bedrag groot USD 30.059, – (dertigduizend en negenenvijftig Amerikaanse Dollard) en
• op 15 oktober 2019 een bedrag groot € 48.000, – (achtenveertigduizend Amerikaanse Euro’s) en
• op verschillende momenten in de maand december 2019, althans op 10 december 2019 enkele geldbedragen groot € 90.900, – (negentigduizend en negenhonderd EURO’S) en € 9.100, – (negenduizend en honderd EURO’S) (als aanbetaling/voorschot voor een voertuig te weten een RANGE ROVER betaald) en welk voertuig in de maand december 2019 is ontvangen,
althans één of meer (andere) geldbedragen in elk geval enig(e) voorwerp(en) te weten die RANGE ROVER, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, zulks terwijl hij, verdachte en zijn voornoemde mededaders wisten dat vermelde voorwerpen- middellijk of onmiddellijk- afkomstig was waren uit enig misdrijf;
(art. 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht medeplegen)

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten onder I, II A, III A, IV A van de ten laste legging.
1. Het proces – verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting de dato 5 oktober 2020, waarbij de kantonrechter de verdachte confronteert met de verklaringen die getuigen op 15 april 2020 bij de Rechter – Commissaris in het kader van het G.V.O. hebben afgelegd en de verdachte de gelegenheid krijgt om ten overstaan van de kantonrechter te reageren.

Rechter – Commissaris: Is uw betrokkenheid bij de Clairfield overeenkomsten als local team vastgelegd in een overeenkomst? Zo nee waarom niet? De verdachte antwoordt: Neen, wij hebben onze betrokkenheid bij deze projecten niet geformaliseerd. We gingen ervan uit dat er voldoende tijd was. Het werk was voor ons belangrijker.

De kantonrechter houdt de verdachte voor dat zij daaruit begrijpt dat de taken en de opdrachten niet in een overeenkomst met de Staat Suriname zelf zijn vastgesteld. Dat, dit het moeilijk maakt om ook het uurloon, de tarieven en de begroting van het aantal uren waaraan verdachte heeft gewerkt vast te stellen. Dat deze stukken ook niet zijn overlegd.

De verdachte antwoordt: “Ik heb aan de politie documenten gegeven van takenverdeling van de belangrijkste projecten, waaruit duidelijk blijkt de werkverdeling tussen Orion en Clairfield is aangegeven en dat was de leidraad voor ons om de werkzaamheden uit te voeren”.

De kantonrechter merkt op dat er een leidraad was, maar die was niet verder gefinaliseerd.

De verdachte antwoordt: “De finalisering is niet in een contract opgenomen, maar wel de taakverdeling. Er werd aan ons gevraagd hoe wij invulling konden geven, want het zou moeilijk zijn om vanuit België te werken“.

De kantonrechter vraagt de verdachte: “Zou uw voornoemde betrokkenheid bij de Clairfield overeenkomsten niet moeten worden vastgelegd in een overeenkomst? Dit niet alleen voor de transparantie maar ook voor u zodat u weet wat van u wordt verwacht in het kader hiervan en ook wat uw verdiensten zullen zijn“?

De verdachte antwoordt: “Naast het voorgaande waren ook niet alle contouren m.b.t. de werkzaamheden in het kader van de projecten met de CBvS duidelijk. Het was dus niet duidelijk wat er precies gedaan zou moeten worden en wie wat zou moeten doen. Ik heb mij verder niet gefocust op een overeenkomst omdat ik dat zag als een formaliteit. Ik keek naar het groter plaatje dat voor mij een grote uitdaging was. Wij zijn geen contract aangegaan met de CBvS, maar wij hebben als onderaannemer voor Clairfield gewerkt. Daartoe bestond er geen noodzaak om zaken vast te leggen. Wij hadden werkafspraken met Clairfield en de gemaakte uren zou aan Clairfield gefactureerd worden. Het werk is niet afgerond“.

Op een vraag van de Rechter – Ccommissaris aan de verdachte: “Hoe heeft u uit elkaar kunnen houden welke werkzaamheden van u betrekking hadden op uw taak als adviseur van de ex-Governor, uw taak op grond van een van de andere overeenkomsten met Orion dan wel uw taak op grond van de werkzaamheden van Clairfield antwoordt de verdachte:
“ Bij de dagelijkse werkzaamheden als adviseur diende ik als klankbord voor de Governor en de directeuren. Hier heb ik het over niet al te ingewikkelde vraagstukken, waarbij ik geen groot team nodig had. Zodra het werk ingewikkelder werd en ik een groter team nodig had, dan kwam er een project uitrollen. Bij deze projecten met Orion werd mijn team ingezet. De projecten met Clairfield waren voor mij interessante en uitdagende projecten waar ik zelf aan wilde werken. De werkzaamheden van al de projecten waren in hoofdlijnen niet moeilijk om uit elkaar te houden, maar het was wel uitdagend. Dit omdat ik ook het bedrijf had dat gerund moest worden, waarbij het niveau van de werknemers alsook van de klanten moest worden opgekrikt. Wij verwachten namelijk veel van onze klanten en vaak was het zo dat zij over gebrekkige administratie beschikten, waardoor wij ons werk niet goed konden doen“.

De kantonrechter merkt op dat met deze vraag de belangenverstrengeling tussen de verschillende functies van verdachte wordt bedoeld.

De verdachte antwoordt: “Als accountant moet jij je ook houden aan beroepsregels. Je moet alle schijn van belangenverstrengeling gescheiden houden. Je moet in zo’n geval waarborgen inbouwen. Met al mijn taakstellingen zag ik geen conflict of interest, want ik had genoeg waarborgen ingebouwd“.

De kantonrechter vraagt aan de verdachte: “Heeft u van elk van deze werkzaamheden een timesheet bijgehouden? “

De verdachte antwoordt: “Als adviseur van de Governor is er niet een concrete timesheet bijgehouden, maar ik reconstrueerde de uren door email berichten, telefoon gesprekken, WhatsApp communicatie enz. Voor wat betreft de andere werkzaamheden bij de overige projecten van Orion en Clairfield heb ik geen concrete timesheet voor mezelf bijgehouden. De policy is er wel dat de medewerkers van Orion een timesheet voor de gewerkte uren bijhouden, maar ik weet wel dat dit erg gebrekkig is. Als bedrijf waren wij ook bezig met projecten om dit proces te verstevigen en te automatiseren. Ik durf niet uit mijn hoofd te zeggen of medewerkers van Orion in de verschillende projecten met de CBvS en Clairfield een timesheet hebben bijgehouden. Ondertussen zijn de timesheets bij de politie en die horen in het strafdossier te zijn. Ik durf niet echt aan te geven of de werkelijk gemaakt uren zijn onderzocht. Ik weet wel dat wij slordig waren. Wij declareren op basis van contracten die wij hebben afgesloten.

De kantonrechter merkt op dat de verdachte bij de RC verklaard heeft dat de administratie
nog niet was opgemaakt.

De verdachte antwoordt: “In de statuten zijn er regels opgenomen, die betrekking hebben op de wetgeving van België. Daarnaast zijn er bankovermakingen gedaan. Ik heb een timesheet bijgehouden, die ondertussen aan de politie is afgegeven. Er is t.a.v. een ontvangen voorschot in Prodigy I een Excel sheet opgemaakt en in een mailwisseling is deze sheet als attachment verstuurd, waaruit af te leiden is wie wat zou doen. Ik heb geen ingebrekestelling naar Clairfield gestuurd. Ik heb vanaf het begin aan de RC gezegd dat er geen contract was opgesteld, maar dat er presentaties waren gehouden. Op grond van de wetgeving is er wel een overeenkomst geweest tussen ons, al is er geen contract getekend. De server van ons is door de politie in beslag genomen. Ik weet niet of alle overeenkomsten daarop te vinden is. Ik ben daarmee niet geconfronteerd. Met de Centrale Bank heeft Orion geen financiële overeenkomsten getekend“.

2. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de RC in het kader van GVO (dd. 11 maart 2020 & 17 maart 2020 m.b.t. de Clairfield ovk.:
1. Project LAGARDE 1 “Valuation and Fairness opinion RGM Royalty Structure”.
De getuige verklaart: naar mijn mening was dit project niet noodzakelijk voor de CBvS. Voor Suriname kan dat wel z’n nut hebben gehad. Ik ben niet op de hoogte van de reden waarom de Governor het nodig vond om deze overeenkomst te sluiten.
2. Project Prodigy “Valuation of the Assets of the Government of Suriname”.
De getuige verklaart: in beginsel was dit project van belang voor Suriname als land. Puur voor de bank was deze overeenkomst niet noodzakelijk. Mijn inziens was er geen prioriteit voor dit project op dat moment. Misschien was het nodig om eens te komen maar niet op dit moment. De druk op de Bank werd groter met dit project omdat er andere prioriteiten waren met betrekking tot de interne organisatie van de bank.
3. Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”. De getuige verklaart: ik zou niet weten of dit project op het moment waarop de overeenkomst is gesloten zo noodzakelijk was. Dit project was belangrijk voor de verdiencapaciteit van de Staat. De vraag die beantwoordt moest worden is of dit prioriteit genoot voor de CBvS op dat moment. Voor de Staat was het wel belangrijk en genoot het prioriteit, maar naar mijn mening was het voor de CBvS niet noodzakelijk op dat moment. De vraag of het logisch is dat deze twee overeenkomsten op korte termijn na elkaar zijn gesloten moet ik u zeggen dat ik daarop geen antwoord op kan geven. De noodzaak ervan op dat moment zou de Governor moeten aangeven.
4. Project Prodigy 3 “Implementation of reforms and optimizations at the Central Bank of Suriname”. De getuige verklaart: dit project was wel noodzakelijk voor de CBvS. U houdt mij voor dat deze overeenkomst getekend is op 25 juli 2019. Het resultaat van dit project zou dwars door de gehele organisatie ten goede komen. Er was aangegeven dat ervaren Centrale Bank bankiers betrokken zouden worden bij de uitvoering van dit project. Deze overeenkomst heb ik niet medeondertekend maar wel geparafeerd. Op verzoek van de Governor moesten wij onze paraaf plaatsen op de overeenkomst ter ondersteuning van het project. Ook als wij onze paraaf niet hadden geplaatst op de overeenkomst zou dit niet veel uitmaken voor de voortgang van het project. De bedragen in de overeenkomst heb ik gezien en die vond ik opvallend hoog.
5. Project Prodigy 5 “Valuation of Suriname Embassies and Sale and lease back Structure”. De getuige verklaart: naar mijn mening was dit project in eerste instantie noodzakelijk voor de Overheid maar niet voor de CBvS. Indien de bezittingen van de Staat verkocht zouden worden zou de Overheid daar wel voordeel aan hebben. Het voordeel van de CBvS zou zijn het moment waarop de Overheid in vreemde valuta aan de CBvS zou verkopen of hun eigen uitgaven zou financieren.

Met betrekking tot de overeenkomsten met Orion verklaart de getuige als volgt:
´´Ik wist niet dat Van Trikt aandeelhouder was van Orion. Later begreep ik dit wel. Ik ben dus van mening dat er wel sprake is van tegenstrijdige belangen.
1. Voor wat betreft de overeenkomst met betrekking tot het optreden van Orion als adviseur en sparringpartner van de CBvS heeft de Governor aangegeven dat het zijn persoonlijke keus is. Voorgaande presidenten hebben ook adviseurs gehad, die hun persoonlijke keus waren. Het is eerder niet voorgekomen dat presidenten, een mede aandeelhouder van een bedrijf als adviseur aantrokken. Aangezien Van Trikt en Angnoe zakenpartners van elkaar zijn keur ik het niet goed dat hij Orion als adviseur heeft aangetrokken. Ik ben het met u eens dat het eigenlijk geen probleem zou hoeven te zijn, indien dit vooraf besproken was met de directeuren en de RvC. Ik als directeur ben pas achteraf, nadat hij het besluit had genomen, ermee geconfronteerd dat Orion als adviseur was aangetrokken. Het besluit was dus al genomen. Alle andere directeuren zijn van dit besluit achteraf op de hoogte gesteld.
2. Voor wat betreft het project met betrekking het inrichten en opzetten van de Internal Audit kan ik u het volgende zeggen: Er zou een aanbesteding gehouden kunnen worden ten aanzien van dit project of andere bedrijven zouden ook benaderd kunnen worden. Ik denk wel dat er andere bedrijven in Suriname te vinden zijn, die dit project zouden kunnen uitvoeren. Ik denk aan andere accountant kantoren en adviesbureaus.
3. Ten aanzien van het project met betrekking tot assistentie bij het inrichten en opzetten van de afdeling Financial Intelligence bij de CBvS verklaar ik het volgende. Ik zou hierover geen uitspraak kunnen doen of er andere bedrijven in Suriname zijn die dit project zouden kunnen uitvoeren. Wat ik weet is dat [getuige 18] ten behoeve van de Internal Audit Department was aangetrokken maar dat hij daar niet het gewenste resultaat heeft geleverd. Ons advies aan Van Trikt ten aanzien van [getuige 18] was om na verloop van het contract de overeenkomst met hem te beëindigen. Ons advies is helaas niet opgevolgd door Van Trikt. Integendeel heeft hij hem op het project met betrekking tot de afdeling Financial Intelligence gezet.
4. Voor wat betreft de overeenkomst met betrekking tot het faciliteren en begeleiden van de stagiaire deel ik u mede dat er geen enkele accountantskantoor kon worden gevonden om haar te begeleiden. Ik ging ervan uit dat de facilitering van de medewerkster om stage te lopen kosteloos zou zijn. Achteraf bleek het tegendeel nl. dat het niet kosteloos was. Ik weet niet of een ander bedrijf haar zou willen faciliteren als zij betaald zouden worden. Dat zou ik moeten verifiëren. Het is echter niet ondenkbaar dat andere bedrijven tegen betaling wel zouden faciliteren.
5. Voor wat betreft de overeenkomst betrekking hebbende op het wapenarsenaal deel ik u mede op uw concrete vraag dat ook de politie of defensie dit onderzoek zouden kunnen doen. In eerste instantie was ik van mening dat de politie dit onderzoek zou moeten doen, omdat dit project is gekomen naar aanleiding van de informatie van een medewerker van de afdeling beveiliging. Deze informatie hield in dat er onregelmatigheden waren met betrekking tot het Wapenarsenaal, waarbij er wapenonderdelen en munitie ontbraken. Om die reden was ik van mening dat de politie het onderzoek zou moeten doen. Van Trikt was echter van mening dat het een zooitje was bij het wapenarsenaal en dat hij de boel wilde reorganiseren´´.

Met betrekking tot de royalty overeenkomst verklaart de getuige:
´´Op basis van de Royalty overeenkomst d.d. 01 november 2019, die getekend is, heeft de minister van financien al miljarden (2.2.miljard) getrokken. Deze transactie is geboekt op de Tussenrekening. Er was een discussie over de vraag onder welke noemer de transactie moest worden geplaatst. Dat is de reden waarom het op de Tussenrekening is geboekt. Wij zouden hierover aan de accountant van de bank advies vragen onder welke post de boeking moest plaatsvinden. Het gevolg hiervan is dat deze post nog niet zichtbaar is. Pas als duidelijk is onder welke noemer het geplaatst moet worden zal het zichtbaar zijn. Deze werkwijze is niet ongebruikelijk. Dit zal ook meegenomen moeten worden in de weekstaat van de CBvS. In februari 2020 heeft de laatste trekking van het bedrag plaatsgevonden. Nu moet er een besluit worden genomen onder welke noemer het geplaatst moet worden. Deze lening c.q. overeenkomst is niet geregistreerd bij het Bureau voor de Staatsschuld. De Staat heeft een langlopende lening van 2.3 miljard Surinaamse Dollar van 2015. Er is geen dekking´, omdat het een langlopende lening is.

U vraagt mij of de lening van 2.2 miljard Surinaamse Dollar welke als dekking heeft de royalty’s van RGM geen langlopende lening is. Voor de duidelijkheid wil ik aangeven dat ik nog niet weet of er sprake is van een lening in dit geval. Het moet nog worden vastgesteld. Op uw vraag waarom er voor deze overeenkomst wel een dekking is verklaar ik dat ik geen antwoord heb op die vraag. De schuld van 2015 is nog steeds 2.3. miljard Surinaamse Dollar. Voor zover ik weet wordt er niets afgelost van deze schuld. Op deze schuld is er geen rente bijgeboekt´´.

Met betrekking tot de overeenkomsten regarderende de 1ste en 2de tranche onroerende goederen verklaart de getuige:
´´Ik ben bekend met twee brieven van de minister van financien aan de Governor van de CBvS. Één is van 20 september 2019 en daar zijn er 9 onroerende goederen met een waarde van 60 miljoen Euro overgenomen. De andere brief is gedateerd 26 juni 2019 en daar zijn er 8 onroerende goederen overgenomen met een waarde van 45 miljoen Euro. Juridisch zijn geen van deze onroerende goederen nog overgedragen aan de CbvS. Ik ben er niet van op hoogte of is onderzocht dat deze onroerende goederen allemaal aan de Staat toebehoren´´.

3. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 2] opgemaakt door avp SOEKHOE KR dd. 08 maart 2020 en bij de RC in het kader van het GVO dd. 23 maart 2020 en dd. 02 april 2020:
Met betrekking tot de Clairfield overeenkomsten verklaart de getuige:
´´Dat de normale aankoopprocedures van de Bank niet zijn gevolgd, werd het vermoeden versterkt dat er mogelijk sprake is van financiële ongeregeldheden. Tegen die tijd kwam ook informatie naar boven, met betrekking tot zakelijke verwevenheden tussen Clairfield en ORION. Hierdoor begon ik twijfels te krijgen over de argumenten van de ex-Governor, om projecten zonder openbare aanbesteding te gunnen aan Clairfield. Het argument dat de ex-governor consequent gebruikte was, dat de projecten beschouwd moeten worden in het kader van de sociaal economische ontwikkelingsfunctie van de CBvS en tegen de achtergrond van de verbreiding van de ontwikkelingsrelatie met België, alwaar Clairfield is gevestigd, als tegenhanger van Nederland, die in politiek opzicht moeilijk deed tegen Suriname. De minister heeft op enig moment in augustus en september 2019 een meeting gehad met de ex-Governor op het ministerie van Financiën. Bij deze meeting waren ook aanwezig, mij persoon en Hausil. Ik kan mij niet meer herinneren of er andere bij waren. Op deze meeting heeft de minister aan de ex-Governor voorgehouden dat hij van de President heeft vernomen over transacties met Clairfield. Daarbij is aangegeven dat de ex-Governor op zijn zaken moest letten. De ondertoon van het gesprek was dat er hoge bedragen werden betaald voor projecten´´.

Met betrekking tot de overeenkomsten met Orion verklaart de getuige:
´´Volgens de ex-Governor had hij geen andere banden met Orion behalve dat het gebouw waarin Orion gevestigd was aan hem toebehoorde en dat hij en zijn gezin leefden van de huuropbrengsten van dat gebouw. Het zou niet passen als mocht blijken dat, anders dan hij mij heeft voorgehouden, hij wel banden heeft met Orion. De ex-Governor heeft mij ten onrechte geïnformeerd dat hij geen banden heeft met Orion. Indien ik had geweten dat hij aandeelhouder was bij Orion dan zou ik de overeenkomst m.b.t. FID niet hebben mede geparafeerd. Ik zie dit namelijk als conflict of interest´´.

Met betrekking tot Royalty overeenkomsten verklaart de getuige:
´´Ik verwijs u daarbij naar de overeenkomst d.d. 1 november 2019 tussen de Republiek Suriname en de CBvS. In deze overeenkomst is op genomen dat de inkomsten vanuit de royalty’s van RGM zouden worden gebruikt om de langlopende schulden van de Staat bij de CBvS in te lopen. Echter is gebleken dat het resultaat van dit project juist is gebruikt om een nieuwe schuld van 2.2 miljard SRD aan te gaan. Dit is dus geheel in strijd met de overeenkomst.
Binnen de CBvS is er een discussie gaande onder welke noemer deze schuld moet worden geboekt. Dit omdat ingevolge de bankwet de CBvS geen langlopende leningen mag verstrekken. Vooralsnog is deze schuld geboekt op een tussenrekening´´.

Met betrekking tot de manipulatie cijfers van de valuta-interventies verklaart de getuige:
´´De ex-Governor had zijn preferentie aangegeven hoe het totaal bedrag aan interventie uitgesmeerd moest worden over de verschillende maanden, aangevende dat hij dit zou doorgeven aan de minister van financiën. De ex-Governor heeft toen mij persoon, Hausil en [getuige 1] gevraagd om de data op een bepaalde manier te presenteren. Verder ook nog om andere informatie te verstrekken aan de minister die direct danwel indirect relevant was om de interventie data in perspectief te plaatsen. Na over en weer met de ex-Governor te hebben gecorrespondeerd over de presentatie van de interventie data, hebben wij uiteindelijk een document gepresenteerd dat acceptabel was voor de ex-Governor. Zowel mij persoon, Hausil als [getuige 1] waren van mening dat de juiste data aan de minister moest worden gepresenteerd, echter heeft de ex-Governor aangegeven dat op zijn verantwoordelijkheid de gecorrigeerde versie moest worden afgegeven aan de minister. Volgens de informatie van de ex-Governor moesten wij ervoor zorgen dat in de data er geen pieken voorkwamen maar dat de data min of meer gelijkelijk verdeeld moesten worden. Volgens de correcte cijfers was er in de maand juli 2019 geïntervenieerd voor een cash bedrag van €18.067, 300, -. Dit ziet u ook in het tabel ( 9de vervolg dossier, pag.34). Dit bedrag vond de ex-Governor veel te hoog en hij was van mening dat het niet zo gepresenteerd kon worden omdat er anders vragen zouden kunnen komen vanuit DNA. Ter uwer informatie deel ik u mede dat in die periode enkele personen waren aangehouden met een grote hoeveelheid Euro’s op de vlucht naar Miami. Het was bekend dat mensen in Miami Euro’s wisselden voor US Dollars. Door deze situatie was de ex-Governor bang dat men het idee zou hebben dat hij de oorzaak was van de grote hoeveelheden Euro’s die waren aangetroffen omdat de CBvS voor zo’n groot bedrag had geïntervenieerd. Naar mijn mening is deze presentatie niet juist omdat het geen betrouwbaar beeld geeft. Ik ben van mening dat de juiste cijfers moeten worden gepresenteerd. Ik kan gerust zeggen dat de correcties onder een bepaald druk van de ex-Governor zijn gepleegd omdat hij onder geen beding wilde dat het anders moest. Hij zei dat hij alle verantwoordelijkheid daarvoor droeg en dat hij de minister zou zeggen dat hij de interventie data gelijkelijk heeft verdeeld. Om deze reden zijn wij gezwicht voor hetgeen de ex-Governor heeft gevraagd. Voornoemde getuige heeft een toelichting gegeven met betrekking tot het laatst aangehaalde bij pv dd. 01 mei 2020 opgemaakt door avp PIERKHAN, Zamier met als onderwerp: Analyse en toelichting van de documenten, die zijn overlegd door [getuige 2] tijdens de open confrontatie met VAN TRIKT, Robert Gray waarin hij de cijfers van de valuta-interventies verduidelijkt´´.

4. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 3] opgemaakt door avp Best M dd. 06 april 2020 en bij de rc in het kader van het GVO dd 25 maart 2020:
´´ Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat hij als gewezen regeringscommissaris toezicht zou moeten houden op de handelingen van de CBvS. De juiste wijze zou zijn, dat wij tenminste één keer per twee weken zouden vergaderen met de Governor en/of de minister van Financiën. Dat is wel zo begonnen tijdens mijn aantreden als regeringscommissaris, maar het is niet gecontinueerd. Ik heb er wel steeds naar gevraagd bij de ex-Governor, echter had ik het gevoel dat hij de besprekingen ontweek en dat hij niet erg happig was om de besprekingen te voeren. Hij heeft mij zelf tot twee keren toe laten wachten nadat wij een afspraak hadden om te vergaderen. De laatste keer ben ik zelf weggegaan omdat ik dat niet accepteerde. De eerste keer zal rond augustus 2019 zijn geweest en de tweede keer was rond eind oktober begin november 2019. De overeenkomsten tussen de CBvS en Clairfield heb ik pas omstreeks 10 januari 2020 gezien en de overeenkomsten met Orion zijn omstreeks een week later aan mij gepresenteerd door de directie. Gelet op de financiële verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten in relatie tot de dienstverlening ben ik van mening dat de bedragen in de overeenkomsten absurd zijn. Daarnaast ben ik van mening dat de ex-Governor buiten zijn bevoegdheid heeft gehandeld, op één van de overeenkomsten na. Naar aanleiding van het onderzoek zijn er transacties naar boven gekomen waar ik mijn vraagtekens bij plaats. Ik verwijs hierbij naar een bedrag van €1.250.000, – dat is overgemaakt naar Clairfield. Ik ben er niet van op de hoogte dat in het rapport m.b.t. het Project LAGARDE 1 een waarde van USD$ 300 miljoen (tegenwaarde 2.2. miljard SRD) is gekoppeld aan de royalty’s voor 15 jaar. Ik heb wel een vijf tellend pagina’s rapport gezien waarvan vier pagina’s grafieken hadden en slechts van één pagina een berekening had. De berekening van de NPV (Net Present Value of Netto Contante Waarde) is geen ingewikkelde zaak. Ik denk wel dat de economen op de banken deze berekening zelf konden maken. Een fee is afhankelijk van de prestatie. Naar mijn mening is de prestatie die geleverd is voor dit project (5 pagina’s tellend rapport) niet in verhouding tot het bedrag dat daarvoor betaald is. In casu gaat het om een bedrag van €.620.000, = dat betaald zou moeten worden voor dit project waarvan een voorschot van €.300.000, = is betaald. Ik hoor de advocaat zeggen dat de afgesproken fee bedraagt ongeveer 2% van de waarde van de royalty’s. Hierop zeg ik dat gezien de ingewikkeldheid van de opdracht een bedrag van €5000, = naar mijn oordeel redelijk zou zijn´´.

M.b.t. de overeenkomsten gesloten tussen de CBvS met Orion: ´´Vanwege de relatie tussen van Trikt en Orion zou het raadzaam zijn geweest als de RvC daar strenger mee was geweest. De contracten met Orion zouden dus moeten worden voorgelegd voor toetsing aan de RvC. Ik verwijs hierbij naar de bepalingen van het handboek deugdelijk bestuur van de CBvS´´.

M.b.t. de panden: Ik ben van mening dat het kopen van panden en onroerend goed uitsluitend voor eigen gebruik van de CBVS mogelijk zijn. Anders kan het niet. In deze voldoet deze transactie niet aan de regels van de Bankwet. Voor zover ik weet heft de overdracht niet plaatsgevonden, volgens informatie verkregen van de heer ROEMER. In feite zou de RvC gekend moeten worden conform de regels van het Wetboek van Koophandel. Voor zover het Wetboek van Koophandel niet van toepassing is, zou de zorgvuldigheid wel eisen dat een dergelijke transactie met de RvC zou moeten worden besproken.

M.b.t. de royalty overeenkomst: Het was een feit dat de CBvS aan de hand van de overeenkomst van 01 november 2019, de SRD 2,2 miljard niet mocht verstrekken aan de Staat. Ik ben als gewezen regeringscommissaris niet op de hoogte of betrokken geweest van deze overeenkomst. Ik weet ook ik niet waarom deze transactie toch heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de thans beschikbare informatie lijkt het erop dat er een additionale of Monetaire financiering heeft plaatsgevonden, meer dan de Bankwet toestaat. De Bankwet staat toe 10% van de gewone dienst te financieren conform het gestelde in artikel 21 lid 2 van de Bankwet.

M.b.t. de cijfers van valuta interventies: Het is niet correct om cijfers op zo’n manier te corrigeren, ook niet in opdracht van de Governor. Je kunt niet willens en wetens verkeerde informatie presenteren aan DNA.

5. Het proces – verbaal [getuige 4] opgemaakt door avp PIERKHAN, Z. dd. 09 februari 2020 en bij de RC in het kader van het GVO dd. 12 maart 2020:
(m.b.t. Project Strenght) Wij, van de Hakrinbank hebben aan de politie een overzicht van de betalingen aan Clairfield mbt project Strenghth overgelegd. Dit document is gedateerd 10 februari 2020. Op 4 september 2019 heeft de Hakrinbank € 60.000, = overgemaakt op de rekening van Clairfield bij de BNP Fortisbank. Tot heden is er niets meer bij betaald aan Clairfield. Uit het overzicht blijkt verder dat voor wat betreft het vast gedeelte een bedrag van €50.000, = nog betaald moet worden. Ten aanzien van dit saldo bedrag hebben wij geen invoice van Clairfield ontvangen waardoor dit saldo nog openstaat. Voor wat betreft het variabel gedeelte (“succes fee”) op basis van 1,25% moet de Hakrinbank nog ongeveer een bedrag van US$250.000, = tot 275.000, = betalen aan Clairfield.

Ik weet niet welke afspraken tussen Clairfield en Orion zijn gemaakt. Naar mijn inschatting heeft Clairfield meer werk verricht dan Orion in het kader van dit project. Wij hebben de bedrijfsinformatie van de Hakrinbank aangeleverd in een shared file waar Hakrinbank, Clairfield en Orion toegang hadden. Clairfield heeft de rapporten opgesteld. Hakrinbank heeft deze rapporten becommentarieerd en Clairfield heeft verder gefinaliseerd. Uit de rapporten heeft Orion presentaties gemaakt en deze zijn gehouden op kantoor bij Orion voor potentiele beleggers. Bij de uitvoering hebben zij ook ondersteuning verleend. De inschrijvers konden verder ook op het kantoor van Orion inschrijven naast de Hakrinbank kantoren. Hieruit concludeer ik dat Clairfield meer werkzaamheden heeft verricht dan Orion.

M.b.t. formulier incoming payments: Hierop deel ik u mede dat dit document betreft een verklaring waarbij door de ontvanger van een betaling, dient te worden aangegeven wat de reden is van de ontvangen gelden. Uit deze verklaring blijkt dat dhr. Ashween Angnoe, die de procuratiehouder is van de rekening van Orion Capital Investment bij de Hakrinbank, verklaart dat de reden van de overmaking van het bedrag van €625.000, = betreft “voorschot verleende diensten”. Dit formulier is bestemd voor het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT). Indien achteraf blijkt dat de reden waarvoor de overmaking heeft plaatsgevonden niet juist is betekent dit dat aan de Hakrinbank en MOT verkeerde informatie is doorgespeeld.

M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: Ik ben niet bekend met de inhoud van de overeenkomsten tussen Clairfield en de CBvS. Ik kan u wel zeggen dat bij consultancy overeenkomsten waarin de Hakrinbank partij is wij nimmer non-refundable fees overeenkomen. Wij kunnen hooguit een succesfee overeenkomen in voorkomende gevallen en dit bedrag is variabel. Voor wat betreft het uitbrengen van adviezen wordt meestal een uurloon overeengekomen of eventueel een vast bedrag op basis van de werkzaamheden die verricht zullen worden. Doorgaans worden betalingen gedaan nadat een fase is opgeleverd. Ter verduidelijking geef ik aan dat het een risico is voor de opdrachtgever als er non-refundable voorschotten worden overeengekomen. Immers het kan zijn dat het werk om de één of andere reden niet of niet conform afspraak kan worden opgeleverd door de opdrachtnemer. In dit geval loopt de opdrachtgever het risico dan dat hij het door hem betaalde bedrag niet terug krijgt omdat het non-refundable is. De betaling is dan wel gedaan maar het nut is niet ontvangen.

6. Het proces – verbaal van het 3de nader verhoor van [getuige 5] opgemaakt door avp Pierkhan dd. 2 maart 2020:
M.b.t. de reis naar België: Zij, als medeweker van Orion niet weet in welke hoedanigheid zij was afgereisd naar België. Zij had wel een agenda ontvangen van CLAIRFIELD over hetgeen in België zou plaatsvinden. Daarin stond haar naam vermeld en kon zij ook lezen, dat het ging om de projecten tussen CBVS en CLAIRFIELD. Echter, heeft de verdachte ASHWEEN Agnoe haar nimmer persoonlijk voorgehouden waarvoor of waarom ze moest afreizen, maar het doel van haar reis was bij haar uiteindelijk wel bekend.

m.b.t. het factuur met de benaming ‘STRENGHT’: In het document is dat niet te zien of af te lezen, maar ik vermoed, dat er een afspraak moet zijn gemaakt tussen CLAIRFIELD BENELUX en ORION CAPITAL INVESTMENTS ten aanzien van een verdeelsleutel omdat zij, ORION in de overeenkomst zijn opgenomen als hoofd en subcontractor. Ik kan u wel zeggen, dat de INVOICE van ORION CAPITAL INVESTMENTS met als datum 12 mei 2019 heel vaag en onduidelijk voor mij is. Aan de hand van de omschrijving kan ik niet zeggen op basis waarvan de facturatie heeft plaatsgevonden. Ook, al zet ik deze INVOICE naast de overeenkomst van project STRENGHT, dan nog kan ik niet uitmaken waarvoor de Euro. 625.000, – is gefactureerd. Ik had geen idee dat het project USD. 500.000, – zou opbrengen. In dat geval lijkt het bedrag van Euro.625.000, – dat ORION in rekening heeft gebracht aan CLAIRFIELD hoog. Ik zeg dat ook naar aanleiding van de werkzaamheden die door mijn team zijn verricht in project “STRENGTH”.

M.b.t. 50% overmaking vanuit Clairfield t.b.v. Orion voor een bedrag van Euro 625.000, -:
Getuige geeft aan het te willen hebben over een contact moment met BUYSSE. Laatstgenoemde haalde hierbij tussen neus en lippen door aan dat er een contract is met ORION van 50% op alle projecten die ORION lokaal uitvoert. Na inzage in het document dat aan haar werd getoond en als het bedrag berekend wordt, is het bedrag dat betaald werd aan CLAIRFIELD door de Hakrinbank namelijk EURO 1.250.000, – voor project STRENGHT, precies 50% gestort op rekening van ORION N.V. Getuige vermoedt dat er tussen BUYSSE en ASHWEEN afspraken waren gemaakt, dat hij 50% zou ontvangen van alle projecten die ORION lokaal zou uitvoeren. Naar aanleiding van de INVOICE van Euro.625.000,- vermoed ik dat CLAIRFIELD Euro 1.250.000, – moet hebben ontvangen van Hakrinbank om 50% daarvan, namelijk Euro.625.000, – aan ORION te kunnen betalen.

7. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 6] afgelegd bij de RC in het kader van het GVO dd. 31 maart 2020:
Met betrekking tot het project Lagerde I: Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat bij de overeenkomst Project Lagarde 1, een vergoeding is overeengekomen van € 620.000, =. Er waren afspraken gemaakt over de betalingen en wel als volgt: De betalingen zouden plaatsvinden bij elke deeloplevering van een sub-opdracht. Per sub-opdracht zijn non-refundable cash fees van € 250.000, -, € 110.000, -, € 140.000, – en € 120.000, – afgesproken. Gebleken is dat reeds bij de eerste overmaking een bedrag van €300.000, = i.p.v. €250.000, = is overgemaakt. Waarom is er meer overgemaakt weet ik niet. Bij de invoice zijn er geen onderliggende stukken waaruit zou kunnen worden opgemaakt welk bedrag contractueel is overeengekomen. Bij de overmaking zijn er dus geen checks and balances om na te gaan of een bepaalde overmaking wel of niet terecht is geschied. Ik ga steeds uit van de autorisatie van de Governor. De eerste persoon die zou moeten hebben gezien dat het bedrag op de invoice niet overeenkomt met het bedrag dat in beginsel zou moeten worden overgemaakt o.g.v. de overeenkomst, is de President van de bank. Kortom: De facturen kreeg ik van de ex-Governor om de gelden over te maken naar Clairfield.

M.b.t. valsheid van cijfers in de valuta interventie: Op enig moment was door DNA aan de minister van Financiën gevraagd naar de informatie over vreemde valuta interventie. De afdeling Buitenland heeft op grond hiervan een lijst geproduceerd hoeveel valuta er beschikbaar is gesteld. De instructie van de ex-Governor was om niet de juiste cijfers aan vreemde valuta interventie af te staan aan de minister van Financiën, omdat uit de cijfers bleek dat in de maand juli 2019 een extreem hoog bedrag aan vreemde valuta interventie is geweest. Dit blijkt ook uit het tabel welke u mij ter inzage heeft gegeven over de vreemde valuta interventie. Er is toen een andere lijst geproduceerd, waarvan ik mij de inhoud niet kan herinneren. Deze lijst zal ik opvragen en aan u doen toekomen. Zo een correctie waarbij er een andere lijst aan vreemde valuta interventie dan de originele lijst is geproduceerd, is nooit eerder voorgevallen. Wij waren het er allemaal over eens dat de gecorrigeerde cijfers niet de correcte weergave was van de realiteit. Ik voelde mij onder druk gezet door de ex-Governor om de correcties te plegen. Ter uwer informatie deel ik u mede dat ik vaker door hem ben gezegd dat ik zijn beleid niet moet frustreren. Ik heb eraan meegewerkt om de cijfers te corrigeren vanwege de constante druk die er was van de zijde van de ex-Governor.

8. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 7] opgemaakt door a.v.p. PIERKHAN Z dd. 22 februari 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat ten aanzien van de overeenkomsten tussen CLAIRFIELD BENELUX en VAN TRIKT, die helemaal quasi fiscaal zijn. Ik zie zulke overeenkomsten voor het eerst. De CBVS doet in deze, uitgaven die eigenlijk voor rekening van de overheid zouden moeten zijn. Het begrip “quasi fiscaal” houdt kortgezegd in dat de CBVS uitgaven doet ten behoeve van de overheid (de Staat Suriname) die eigenlijk door de Staat Suriname zelf betaald moeten worden. Dit blijkt bij de bankwet verboden te zijn.

9. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 8] opgemaakt door avp ARICHERO, Jean dd. 03 maart 2020:
Dat zij de overeenkomsten die zijn aangegaan van [getuige 1] heeft gehad, die hij op zijn beurt van het secretariaat van de president van de bank heeft gehad. Bij controle van het financieel gedeelte kwam ik tot de ontdekking, althans de afdeling waaraan ik leiding geef kwam ik tot de ontdekking dat er informatie ontbrak omtrent de declaratie aan de bedrijven Clairfield en Orion. Daarom heb ik de overeenkomsten/contracten opgevraagd om na te gaan of declaraties/betalingen conform de contracten zijn gedaan. De non refundable cash fee: zoals het is uitgelegd is betekent dat de CBvS gehouden is te betalen, ook bij beëindiging van het contract, dat wat in het contract is overeengekomen. Intern konden wij de declaraties met betrekking tot de reiskosten naar België niet goed plaatsen. Wij hadden geen document, waaruit mocht blijken, dat twee functionarissen van Orion mee moesten gaan op de missie, oftewel de dienstreis naar België en nog steeds hebben wij dat document niet. Althans in het contract van prodigy 2 is niet duidelijk aangegeven waarom CBvS aan Orion moest betalen.

10. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 9] opgemaakt door avp SOEKHOE KR dd. 11 maart 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat mevrouw [naam 1] en mijn persoon door ex-Governor Van Trikt niet zijn ingezet om besprekingen te voeren met Clairfield toen we naar België waren afgereisd. Wij waren toehoorders bij de presentaties. Er zijn separate besprekingen gevoerd met Clairfield, waarbij [naam 1] en ik in een aparte ruimte moesten wachten. De ex-Governor, [getuige 10], mevrouw Hausil en meneer ANGNOE, Ashween, hebben besprekingen gevoerd met Clairfield. Ik heb hierover s ’avonds vanuit mijn hotelkamer, telefonisch, [getuige 17], die mijn afdelingshoofd is en ook in de betreffende werkgroep zit, mijn misnoegen kenbaar gemaakt. Ik heb hem duidelijk gevraagd wat het nut is dat ik ben meegekomen. Hij heeft mij toen gevraagd om kalm te blijven. Ook [naam 1] was ontstemd over het uitsluiten van ons tweeen. Tijdens een presentatie van Clairfield is tot onze verbazing gebleken dat behalve SPIM er meerdere projecten van Clairfield lopen. De ex-governor was mijns inziens niet bevoegd om zonder machtiging van de Staat, contracten aan te gaan als gevolg waarvan er voor de Staat verplichtingen ontstaan. Het lijkt mij ook dat er sprake is van een quasi fiscale activiteit. Ik moet aan u verklaren dat ik niet bekend ben met betalingen die hebben plaatsgevonden. De overeenkomst is niet gestuurd naar onze afdeling.

M.b.t. Orion overeenkomsten: bij deze sprake overeenkomsten tussen CBVS en Orion was er sprake van belangenverstrengeling, omdat dhr. Van Trikt aandeelhouder is van ORION en tevens Governor van de CBvS is er sprake van belangenverstrengeling. Dit is onverenigbaar/conflict of interest.

11. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 10] opgemaakt door avp DJEMADI, Immanuel dd. 16 februari 2020:
bij een werkbezoek aan het bedrijf van Clairfield kwamen mw. Hausil en ik de personen dhr. Agnoe en [getuige 5] tegen. Daar aangekomen bleek dat er een bespreking gaande was met betrekking tot de Royalties van de goud bedrijven van Suriname door de heer Angnoe, Hans Buyse en de ex governor. Ten tijde van die bespreking werden er berekeningen gemaakt met betrekking tot Royalties, omdat het een economische exercitie was. Wij zaten niet in de bespreking. Wij werden erbij geroepen indien er iets juridisch bekeken moest worden. Dat de ex Governor de Bank heeft gebonden in het kader van enkele overeenkomsten met Orion is achteraf bekeken sprake van belangenverstrengeling. Het was mij niet bekend dat er overeenkomsten waren gesloten. En als ik nu met de inhoud ervan geconfronteerd wordt schrik ik ervan. Er zijn vastgestelde procedures om overeenkomsten aan te gaan met bedrijven of personen. Over het algemeen worden overeenkomsten eerst door de afdeling Legal Department grondig doorgenomen, waarna zij een juridisch advies uitbrengen. Hierna word de overeenkomst weer opgestuurd naar desbetreffende afdeling voor verdere afhandeling. Ook moet worden aangeven dat niet alle overeenkomsten bij de afdeling Legal Department gaan. Er worden ook advies genomen bij juristen buiten de bank.

12. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 11] opgemaakt door avp WALKER M dd. 19 februari 2020:
is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat er achteraf bekeken er wel sprake geweest van antidatering in de leenovereenkomst van het voertuig van de voormalige Governor. Naar ik kort vóór de ondertekening had vernomen was het verzoek de lening te doen ingaan rond het tijdstip van aanschaft van een voertuig. Dat er geantidateerd is blijkt zulks uit de datum en was dat in opdracht van de gewezen Governor Van Trikt.

13. Het proces – verbaal van het 2de nader verhoor van [getuige 12] opgemaakt door avp SOEKHOE, Kishnu R dd. 17 februari 2020 en bij de rc in het kader van het GVO dd 3 maart 2020:
is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat met uitzondering van de twee voertuigen die hij heeft laten importeren voor de governor ROBERT-GRAY VAN TRIKT als dienstvoertuigen t.b.v. de CBvS, hij, getuige ook een privé voertuig voor hem, ROBERT-GRAY VAN TRIKT heeft geregeld. Het betreft 1 door M&N Car Center een grijs/groen gelakte SVR RANGE ROVER welke al was geïmporteerd naar Suriname. Hij, getuige ging op bezoek bij M&N Car Center, en zag het voertuig. Ik wist dat Robert van RANGE ROVERS houd, waardoor hij contact maakte met hem of hij een koper had voor bedoeld voertuig. Op vrijdag 29 november 2019, had ik telefonisch contact gemaakt met ROBERT-GRAY VAN TRIKT. Ik vroeg hem als hij iemand kende die een RANGE ROVER wilde kopen. Ik stuurde foto’s van bedoeld voertuig via Whatsapp voor hem. Daarna zei Robert aan mij dat hij het voertuig wilde bezichtigen, daar zijn zaken partner ANGNOE, Ashween, binnenkort jarig zou zijn en hij had hard gewerkt, dus hij verdiende ook zo een mooie auto. De volgende zaterdag 30 november 2019 moest ik het voertuig voor hem brengen. Ik bracht de auto op die bewuste dag naar het kantoor van ORION aan de [adres 3] in [district]. Robert Van Trikt, was ter plaatse met zijn lijfwachten, personeelsleden van dat bedrijf alsook ANGNOE, Ashween. ANGNOE vond het voertuig mooi en wilde hem hebben. Toen heeft Robert mij gevraagd als hij het geld in twee termijnen kon betalen. Ik heb toen contact gemaakt met [getuige 14] voor overleg. Echter zei [getuige 14] dat de auto casco verzekerd moest worden, waarna alle papieren in orde zijn gemaakt. Voorts dat het voertuig op naam van M & N Car Center zou blijven staan tot alles afbetaald was. Het voertuig was op dat moment niet voorzien van kentekenplaten. Dat heeft M & N Car Center in orde gemaakt en werd de auto op 4 december 2019, door mijn medewerker geleverd voor ANGNOE, Ashween, bij het bedrijf ORION aan de [adres 3] in [district]. De eerste deel betaling was Euro 100.000, -, hiervan is op 10 december 2019, betaald Euro 90.900, – op rekening van M &N Car Center in Nederland en Euro 9.100, – is betaald op mijn bankrekening van mijn broer in Nederland ten behoeve van mij. Het verzoek om de betaling in Nederland te doen geschieden is geweest op verzoek van Van Trikt. Het bedrag moest worden overgemaakt naar twee rekeningen omdat een deel mijn gedeeltelijke winst betrof terwijl het ander deel ten behoeve was van de importeur. Van Trikt heeft mij niet gevraagd waarom de overmaking naar twee rekeningen moest geschieden. De afspraak is dat de tweede termijn (Euro 100.000, -) in augustus 2020, moet worden betaald. Vandaar dat de auto nog niet is overgeschreven op naam van de koper.

14. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 13] opgemaakt door a.v.p. Pierkhan Z dd. 20 februari 2020:
is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat hij als gewezen Goveror van de CbVS de volgende procedure hanteerde voor het ondertekenen van een overeenkomst nl: Als ik een overeenkomsten onder ogen kreeg stuurde ik die gelijk naar de juridische afdeling voor advies. Ik wilde mij altijd goed laten adviseren alvorens ik een overeenkomst ondertekende. Ik koppelde ook altijd de vak afdeling met de juridische afdeling zodat zij samen konden werken aan de overeenkomst, voordat die door mij werd ondertekend. In periode van mijn governorschap heb ik voorbereidingen gepleegd om rechtstreekse rapportagelijnen naar de RVC tot stand te brengen. In dat kader had ik voordat ik bij de Centrale Bank vertrok middels een instructie gedaan gekregen, dat het Hoofd van de afdeling Internal Audit rechtstreeks kon rapporten aan de RVC. Ook, het Hoofd van de Juridische Zaken zou dat moeten kunnen doen bij de RVC. Ten aanzien van de afdeling Juridische Zaken wil ik aangeven, dat ik de instructies reeds lang had gegeven, doch is de uitvoering door de drukke werkzaamheden blijven liggen. ANGNOE is van het accountantskantoor van VAN TRIKT. Ik als governor zou hem niet aantrekken voor het project IAD, omdat de IAD daardoor niet onafhankelijk zou kunnen functioneren. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven de IAD moet onafhankelijk kunnen functioneren om rechtstreeks met de RVC te kunnen communiceren.

M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: Ik zou de overeenkomst met CLAIRFIELD BENELUX met als onderwerp “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME”. niet ondertekenen. Er is te weinig informatie daarin om het bedrag dat is opgenomen te rechtvaardigen. Ik zou zo een overeenkomst eerst opsturen naar de juridische afdeling met de aantekeningen om het een en ander in de overeenkomst voor mij uit te werken. In de overeenkomst zou duidelijk of specifiek moeten staan welke werkzaamheden op welk moment of in welke periode zouden worden verricht. Zo alleen kan het verloop van de werkzaamheden worden beoordeeld en kunnen de betalingen worden verantwoord. Kortom, er is veel te weinig informatie in de overeenkomst. De non refundable fee in dit geval vindt ik heel erg vreemd. Non refundable fee ben ik eerder wel tegengekomen, maar niet in zulke overeenkomsten. Ik denk, dat non refundable fee meer wordt gebruikt in overeenkomsten met ICT-bedrijven. Ik zie ook, dat er bij de ondertekening de helft van het totaalbedrag is betaald. Het is niet nieuw dat er bij het ondertekenen van een overeenkomst al een bedrag wordt betaald zodat het bedrijf enkele uitgaven kan doen om een aanvang te kunnen maken met de werkzaamheden, maar de helft van het totaalbedrag is wel aan de hoge kant. De uitvoer van “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME” valt niet binnen de bankwet. In dit project gaat het duidelijk om iets van de staat Suriname. Het is voor mij ook een raadsel waarom de CBVS dit project moet doen terwijl de staat de informatie nodig heeft. Ik zie niet welk belang / voordeel CBVS daarbij zou hebben. Het komt quasi fiscaal over en dat wordt door de bankwet verboden.

Artikel 9 f van de Bankwet, waarop de verdachte Van Trikt zich beroept, geeft slechts de betrokkenheid aan bij het monetair beleid van de regering. Met andere woorden is de CBVS ondersteunend en niet anders om. Artikel 9 f verwijst naar de voorgaande leden van artikel 9, het is meer een verduidelijking. Artikel 9 gaat over macro-economisch bestuur zoals werkgelegenheid; evenwichtige prijspeil (dit is een kerntaak van de CBVS); evenwichtige inkomensverdeling, zorg voor het milieu en bevorderen van de economisch groei. Het komt mij in het geval van “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME” voor dat het om een aangelegenheid van de Staat Suriname gaat welke buiten het werkterrein van de CBVS valt.

Net als bij het eerste project gaat het PROJECT LAGARDE 1 VALUATION AND FAIRNESS OPINION OF RGM ROYALTY STRUCTURE” ook om een project van de Staat Suriname. Het komt bij mij ook quasi fiscaal over omdat de CBVS er geen belang bij heeft, althans het behoort in mijn visie niet tot het werkterrein van de CBVS

15. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 14] opgemaakt door avp Pierkhan Z dd. 17 februari 2020.:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat t.a.v. de inbeslaggenomen LANDROVER (bouwjaar 2019), [getuige 12] mij had voorgehouden, dat die auto bestemd was voor ene ASHWEEN van het bedrijf ORION. Echter, was deze ASHWEEN er niet bij toen er over de prijs werd onderhandeld. Omgerekend kostte de auto Euro 180.000 en met [getuige 12] ben ik overeengekomen, dat er bij de aankoop de helft worden betaald en het resterend deel in maximaal 8 maanden. Dat zijn wij overeengekomen. [getuige 12] heeft die auto meegenomen en zou hij de auto tonen aan ASHWEEN en als die het goed zou vinden zou de deal uiteindelijk worden beklonken. De maandag daarop gaf hij door dat de auto goed was bevonden en dat de Euro 90.000 voor mij zou worden overgemaakt of althans voor M&N-carcenter. Er werd aan mij voorgehouden, dat het geld op een Nederlandse rekening zat en dat zij het voor mij zouden overmaken in Suriname. Voor de gemakkelijkheid heb ik een bankrekeningnummer in Nederland van mijn zakenpartner [getuige 15] doorgespeeld. De overmaking heeft toen plaatsgevonden en wel door het bedrijf LIMEBRIDGE VZW. Er is in totaal Euro 90900 overgemaakt.

16. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 15] opgemaakt door avp SOEKHOE, Kishnu R dd. 27 februari 2020
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat het geld ten behoeve van de Range Rover, op 10 december 2019 ten behoeve van [getuige 14] op zijn, getuige ’s rekening is gestort. Hij, getuige had van [getuige 12] en [getuige 14] begrepen, dat iemand geld wilde overmaken vanuit Nederland, voor een auto die zij hadden verkocht. Het geld moest van Nederland naar Suriname overgemaakt worden, doch zou dat te lang duren. [getuige 12], [getuige 14] en ik waren samen toen hierover werd gesproken. Ik heb toen aan hen gezegd, dat zij mijn rekeningnummer konden gebruiken voor die overmaking. Als het geld overgemaakt zou worden, zou ik dat makkelijk kunnen controleren. Het bedrag, dat is overgemaakt op zijn rekeningnummer ten behoeve van [getuige 14], bedroeg Euro 90.900, – en is voormeld bedrag via LIMEBRIDGE VZW overgemaakt. Het rekeningnummer is [nummer 1]. Ik vermoed dat het een Belgisch rekeningnummer is. Als omschrijving is aangegeven (Company Car Ashween Angnoe). Ik weet niet wie het geld heeft overgemaakt.

17. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 16] opgemaakt door avp THAKOER, R R dd. 11 maart 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat het niet noodzakelijk was dat ORION N.V binnen gehaald moest worden bij het project (opzet van de Internal Audit Afdeling). Want achteraf bekeken was het niet noodzakelijk. ORION N.V heeft aan de hand van het dossier van [getuige 18], alle opgeleverde documenten opgemaakt. Er was daar duidelijk sprake van plagiaat. Met betrekking tot voornoemde overeenkomst tussen de CbvS en Orion kan er gesproken worden over een belangen verstrengeling tussen Orion N.V en VAN TRIKT, dit omdat Van Trikt ook mede eigenaar is van ORION. Er moet duidelijk sprake zijn van functie scheiding.

18. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 17] opgemaakt door avp THAKOER, RR dd. 19 februari 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat er op hem op gegeven moment druk werd gezet om de leenovereenkomst te ondertekenen. Terwijl ik het nog was bezig te bespreken met mijn collega [getuige 11] als ik het document moest tekenen of niet, werd ik tot drie maal toe gebeld door VAN TRIKT. Bij de derde keer zette ik deze op luidspeaker en liet mijn overige twee collega’s horen doe hij druk op mij uitoefende om deze overeenkomst te ondertekenen. M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: Ik ben niet bekend met deze gesloten overeenkomsten met de genoemd bedrijf. Ik ben ook niet betrokken geweest bij de tot standkoming van deze bewuste overeenkomsten. Ik heb deze overkomsten niet gescreend. Ik heb hiervan kennis genomen op een veel later stadium

19. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 18] opgemaakt door avp SOEKHOE, Kishnu, R. R. dd. 20 februari 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat hoewel naar verluid de ex-Governor Van Trikt geen directe betrokkenheid meer had bij ORION het in het algemeen bijzonder onverstandig is om zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling te laten ontstaan. Zeker niet in zo een high profile functie. Ik heb daarover niets gezegd, maar vond het onverstandig. Maar nogmaals ik ben het komen aantreffen. Het is was niet mijn taak om mij formeel daarover uit te laten. Als ik nog in de rol van Interim Hoofd Internal Audit zat had ik daar vanuit mijn functie zeker iets over moeten hebben gerapporteerd aan de Audit Committee van de RvC. De hele bancaire sector was denk ik voorzichtig met het inhuren van Orion gezien de voormalige betrokkenheid van Robert VAN TRIKT bij Orion. Ook bij Hakrinbank, waar ik voorzitter van de Audit Committee ben, is de Directie van de Hakrinbank geadviseerd behoedzaam met de inzet van Orion als consultant om te gaan. Ik ben niet op de hoogte dat het project IAD aangegaan is en zie dit document nu voor de eerste keer. Naar de aard van het project vind ik het bijzonder onverstandig en uit hoofde van integriteit en good governace op de rand van de toelaatbare zo niet onacceptabel om als gewezen partner in een consultatiebedrijf, maar ten tijde van de ondertekening in de hoedanigheid van governor van de CBVS, zo een kritische opdracht te gunnen aan je eigen voormalig kantoor. Overigens vindt ik de overwegingen genoemd voor het aangaan van dit project of fout, of suggestief, bezijden de waarheid, twijfelachtig of doel redenerend. Met de kennis van nu achteruit kijkend, bekruipt mij nu wel het nare gevoel dat Governor van Trikt mij doelbewust omstreeks april 2019 van de afdeling Interne Controle heeft gedirigeerd naar de andere eerder genoemde afdelingen, in eerste instantie naar DTK, om ruimte te creëren voor een opdracht aan Orion, zonder dat dit tot een tegengeluid van mijn zijde zou kunnen leiden. Afdeling internal audit moet zowel effectief als in haar uitstraling naar de organisatie een hoge mate van onafhankelijkheid kunnen hebben. Binnen haar mandaat moet ook vallen het integer en compliant handelen van de Governor zelve. Door ORION aan te trekken creëer je minimaal de schijn tegen je, dat je die belangrijke onafhankelijke positie van de afdeling Interne Controle niet daadwerkelijk wenste door te voeren.

20. Het proces – verbaal van het nader verhoor van [getuige 19] opgemaakt door avp PIERKHAN, Zamier, dd. 12 maart 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat de invoice op naam van CAPITAL INVESTMENTS N.V. met daarop het bedrag Euro 625.000 door haar is opgemaakt in opdracht van ANGNOE, Ashween. Ze heeft voor het opmaken van deze factuur nimmer een overeenkomst onder ogen gehad. Alle info voor die factuur heeft ze van ANGNOE per mail ontvangen.

21. Het proces – verbaal van het nader verhoor van [getuige 20] opgemaakt door avp ARICHERO J dd. 11 maart 2020:
Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat getuige het geval met betrekking tot het manipuleren met de cijfers voor de interventies van de CBvS gedurende een bepaalde maand wel kent. Dat overzicht van de valuta-interventie van de afdeling Kassierderij en Buitenland was er al en daarom had [getuige 1] aan [getuige 2] gevraagd om dan een analyse en of een presentatie te maken van dat overzicht. Mijn afdeling FCM, waarvan ik hoofd ben, heeft daaraan meegewerkt en werd het eindresultaat opgestuurd naar de Bankpresident. Kennelijk had de Bankpresident geen voldoening daarmee en wilde meer informatie in de analyse. Ter uwer informatie moet ik aan u verklaren dat ik niet bekend ben met het voorgesprek tussen de minister en de ex-governor VAN TRIKT Robert-Gray over het verzoek van de valuta-interventie data. Tijdens de meeting over de valuta-interventie analyse werd er gebeld met de ex-governor, VAN TRIKT Robert-Gray, die op dat moment in het buitenland vertoefde en gaf hij via conference call de instructies hoe de gemiddelde valuta-interventies in de tabel verwerkt moesten worden. Verder wilde hij ook in de analyse zien de aanleiding tot beschikbaarstelling van vreemde valuta, de strategie die de Bank heeft gevolgd en hoe de CBvS de internationale reserves heeft opgebouwd en ook nog hoe de CBvS de SRD liquiditeiten heeft afgeroomd. Hij wilde de valuta – interventies plaatsen in een bepaalde context. Naar aanleiding hiervan werden de instructies gegeven, hoe wij het gemiddelde met betrekking tot valuta-interventies over de maanden maart 2019 tot en met juli 2019 in een tabel moesten verwerken. Vervolgens is volgens mij dat overzicht ge-appt en gemaild naar de Bankpresident, toen de heer VAN TRIKT, Robert-Gray. Kortom heeft de heer Van Trikt gevraagd om de valuta-interventie data te verdelen als een soort gemiddelde over de maanden maart 2019 tot en met juli 2019. Ik heb mezelf die vraag ook gesteld, want ik zag het nut niet in om een gemiddelde maandelijkse valuta-interventies te verwerken. Dat overzicht was er al van de afdeling Kassierderij en afdeling buitenland met het eindresultaat. Ik weet ook niet of die informatie aan de minister van Financiën is doorgegeven.

Het schriftelijk bewijs.
1. Verklaring Incoming Payments met als reden van overmaking Voorschot verleende diensten. Voor een bedrag groot Euro 625.000, -(overmaking Clairfield Benelux voor Orion Capital Investments).

2. Verklaring Incomming Payments met als reden van overmaking Factuur OCI-2019-003 “Project strenghth”. Voor een bedrag groot Euro 625.000, – (overmaking Clairfield Benelux voor Orion Capital Investments).

3. Dossier I productie 26: overmaking ad Euro 625.000, – dd. 28 mei 2019 (internationaal betalings overzicht Centrale Bank van Suriname).

4. Handgeschreven brief afkomstig van verdachte Angnoe voor de Rechter Commissaris: waaruit blijkt dat het bedrag Euro 650.000, – afkomstig en gestort is door Clairfield t.b.v. Orion in het kader van Project “Strenght” m.b.t. werkzaamheden verricht voor de Hakrinbank.

5. Document Hakrinbank dd 2 sept 2019: Swift Internationale Transfer Form voor een bedrag Euro 60.000,- welke is overgemaakt ten behoeve van Clairfield Benelux NV . oinvoice # 2019-0118 door voornoemde bank, waarbij er nog een restant saldo van euro 50.000, – staat.

6. Document Rechtbank van Koophandel. Naam: Limebridge VZW. Rechtsvorm Vereniging zonder Winstoogmerk gevestigd in [adres 4] [land 1]. Leden: Van Trikt R; Angnoe A en Buysse H.

7. Snap shot Whatsapp afkomstig van [getuige 15], waarbij er Euro 90.900 is overgemaakt door Limebridgde VZW ten behoeve van [getuige 15] voor de Rangerover (Company Car Ashween Angnoe).

8. Document SPSB mbt betaling overzicht: waaruit blijkt dat op 4 juni 2019 voor USD 235165, 48 betaald een lening van Orion Capital Investment en voor usd 9812,93 is betaald een lenig van Limebridge Financial adv.
En op 20 juni is afbetaald de lening tnv [naam 2] ( = de echtgenote van medeverdachte Van Trikt) bij het Pensioenfonds Kersten en co voor een totaal bedrag van usd. 36.079, 07, –

9. Snapshot Whatsapp communicatie (Tijdlijn aan de hand van Whatsapp bericht) tussen Van Trikt en [naam 3] (directeur Pensioenfonds Kersten & co.). waaruit blijkt dat Van Trikt de lening van zijn echtgenote [naam 2] wilt afwikkelen. En gaat daartoe ook over meteen na ontvangst van euro 625.000, – vanuit Clairfield.

10. Brief wisseling tussen Min. Fin. Hoefdraad en Van Trikt R m.b.t. eerste en tweede tranche panden.
• Het eerste schrijven (1ste tranche) afkomstig van Min Fin dateert van 26 juni 2019 waarbij hij 8 panden ter beschikking stelt voor een bedrag tot Euro 45.000.000, -. Van Trikt reageert op dit schrijven dd. 7 nov 2019 waarbij hij aangeeft dat een koopsom tot euro 45 miljoen ter beschikking te stellen van het Min Fin.
• Het eerste schrijven (2de tranche) afkomstig van Min Fin dateert van 20 sept 2019 waarbij hij 9 panden ter beschikking stelt voor een bedrag tot Euro 60.000.000, -. Van Trikt reageert op dit schrijven dd. 3 dec 2019 waarbij hij aangeeft dat een koopsom tot euro 60 miljoen ter beschikking te stellen van het Min Fin.

11. Een veiliggesteld emailbericht afkomstig van KROMOSOETO verstuurd naar HOEFDRAAD en VAN TRIKT, waarbij laatstgenoemde op 10 juni 2019 het bericht heeft ge-forward naar Hausil. In voormeld email bericht doet KROMOSOETO voorstellen m.b.t. verkoop van panden, overdracht Royaltys en een of meer natuurreservaten in Suriname

12. een veiliggesteld emailbericht afkomstig van Hausil, gedateerd 22 juni 2019 en gericht aan HOEFDRAAD en VAN TRIKT, waaruit blijkt dat zij aan de 2 voornoemde verdachten een conceptbrief heeft doen toekomen in het kader van eigendomsoverdracht van onroerende goederen aan de CBvS, ter verrekening van de langlopende schuld. In dit mailtje geeft zij aan dat SPSB heeft voorgesteld dat zij de restauratie ter hand willen nemen, echter stelt zij voor dat de Centrale Bank van Suriname hierin het voortouw neemt.

13. Uitwerking email – wisseling tussen VAN TRIKT; HOEFDRAAD en KROMOSOETO dd. 25 april 2019; 26 april 2019 & 16 december 2020 (15de aanvullend dossier dd. 08 januari 2021) nl: emailbericht van KROMOSOETO aan VAN TRIKT. waarbij HOEFDRAAD in de C.C. wordt meegenomen. De datum van dit bericht is 25 april 2019. Gaat om dezelfde mail die HAUSIL heeft ontvangen op 10 juni 2019.
Op 26 april 2019 reageert VAN TRIKT met “Thanks all dit betekend ruimte in de maand mei. Bij overdracht je zou kunnen repareren maar zou dat niet doen. CBvS kan dat dragen. Just look at the valuation”. Op 26 april 2019 reageert HOEFDRAAD op hetzelfde bericht met “DO (Roepnaam van KROMOSOETO) Je hebt alle gebouwen in kaart. Laten we doortrekken dat alles overheat. Will help the budget”. Boven aangehaalde mail berichten geven aan dat voornoemde verdachten duidelijk de intentie hadden om de staat monetair te financieren.

14. Missive RVM regarderende de 1ste tranche panden dd 15 november 2019 no. [nummer 2]. Blijkt dat deze missive is uitgekomen op 15 november 2019 en dat HOEFDRAAD handelingen m.b.t. voormelde transactie 1ste tranche panden had verricht op 26 juni 2019. Kortom HOEFDRAAD had geen toestemming van de VP, ook niet van president BOUTERSE of van de RVM om over te gaan tot de verkoop van onroerend goederen (1ste tranche panden) van de staat. Voorts is ook gebleken dat de tegenwaarde van de 1ste tranche onroerende goederen in SRD van de Euro 45 miljoen, namelijk SRD 377.955.000,00 op 28 juni 2019 is overgeschreven op rekening van het Ministerie van Financiën. Geconcludeerd mag worden dat deze overmaking voor 15 november 2019 heeft plaatsgevonden, namelijk de datum waarop de missive t.a.v. de 1ste trance is uitgekomen. Ook is komen vast te staan dat HOEFDRAAD in strijd heeft gehandeld met de inhoud van de missive, doordat de er niet is voldaan aan schuldsanering doch integendeel aan monetaire financieren.

15. Betalingsoverzicht voor de panden op 28 juni 2019; 20 september 2019 en 24 september 2019. Totaal SRD.869, 055, 000.00, -. Voornoemd bedrag is overgeschreven door de CBvS op de rekening van het Ministerie van Financiën in het kader van overdacht 17 onroerende goederen.

16. Royalty Overeenkomst dd. 1 november 2019. De overeenkomst van 01 november 2019 is in opdracht van VAN TRIKT en in afstemming met de Minister van Financiën, HOEFDRAAD, G opgemaakt door één der directeuren van de CBVS, genaamd mevrouw HAUSIL, Faranaaz (directeur Legal Compliance and Internal Affaires). Genoemde personen hebben haar bepaalde instructies gegeven hoe de overeenkomst er inhoudelijk moest uitzien. VAN TRIKT heeft bij de politie aangegeven, dat HOEFDRAAD de informatie voor deze overeenkomst heeft gehaald uit het resultaat van project Lagarde I). Uit het onderzoek is gebleken, dat enkele delen uit genoemde overeenkomst daadwerkelijk terug te vinden zijn in de overeenkomst van 01 november 2019. Voorts gaat het in deze overeenkomst om het afdragen van de royalty’s voor 15 jaren aan de CBvS waarmee de staatsschuld tegelijk wordt afgelost, echter heeft hier (net als bij de transacties m.b.t. de onroerende goederen) ook geen schuldverrekening plaatsgevonden, doch is de Staat (wederom) voor SRD SRD 2.2 miljard (SRD 2.216.729.120, 00, -) monetair gefinancierd door de CBvS.

17. Een overzicht met betrekking tot trekking uit de Royalty ’s overeenkomst van 01 november 2019 en afwikkeling lening (tabel 2). Een betalingsoverzicht SRD. 2.2 miljard (SRD 2.216.729.120, 00, -) afkomstig van de CBvS. Voormeld bedrag is overgemaakt op een rekening van Min Fin bij de CbvS.

18. Rapport Kroll. A division Duff & Phelps / Project Paramaribo Hierna enkele uitgelichte passages vanuit het rapport Project Paramaribo:

I. Hoofdstuk II.
• Onder paragraaf 2.3 pg. 11: “Gezien het bovenstaande en op basis van onze professionele ervaring, overwegen we vooruitbetalingen in een bereik van 50% van de totale projectkosten als hoog en niet gebruikelijk voor Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waar vergoedingen over het algemeen gebaseerd waren op uur-maal-tarieven, zelfs als CBvS als opdrachtgever als zeer riskant werd beschouwd door Clairfield. Met betrekking tot Lagarde 1 zijn wij van mening dat een upfront deel van 50% dat niet ongebruikelijk is voor billijkheidsadviezen, met name wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat een billijkheid mening kan leiden tot een oneerlijke conclusie. De nogal gematigde vooruitbetaling van ongeveer 17% voor Prodigy 5 lijkt ons redelijker, maar het moment van betaling in oktober 2019 kan in zijn twijfel getrokken, gezien de vertraging van het project vanwege het urgente karakter van Lagarde 1”
• Onder paragraaf 2.4.1 pg.13 m.b.t. prodigy (1) “Op basis van onze kennis van het hoeveelheid verricht werk door Clairfield en Orion aan Prodigy 1, welke voornamelijk gedaan is op basis van hun geregistreerde en geschatte uren van respectievelijk 2.184 uur en 1.000 uur, dat deze hoeveelheid aan bestede tijd niet in verhouding staat tot de geleverde prestaties regarderende Prodigy 1.
• Onder paragraaf 2.4.2 pg 13 m.b.t. prodigy 2 Evenzo komen de 1.081 uren die Clairfield aan Prodigy 2 besteedt overeen met vergoedingen van ongeveer EUR 280.000, of ongeveer. 70% van de totale vergoedingen die oorspronkelijk zijn overeengekomen voor Service Pack 1, en ca. 66% van de vooruitbetaling van EUR 425.000 die Clairfield voor Prodigy 2 heeft ontvangen. Naar onze mening lijken de 1.081 uren overdreven en buitensporig voor de twee rapporten die Clairfield voor Prodigy 2 heeft afgeleverd.
• Onder paragraaf 2.4.3 pg 14 m.b.t. prodigy 3 : We hebben onvoldoende informatie om in precieze bewoordingen te bepalen hoeveel werk Clairfield aan Prodigy 3 heeft verricht. Maar op basis van de informatie waarover wij beschikken, de werklast en vergoedingen die worden geïmpliceerd door de 936 bestede uren van Clairfield lijken niet in verhouding te staan tot de vorderingen/verrichtingen van Clairfield op Prodigy 3.
• Onder paragraaf 2.4.4 pg 14 m.b.t. Lagarde I : Hoewel een totale vergoeding van EUR 620.000, – binnen een redelijk bereik kan liggen voor een ‘fairness opinion’ van Lagarde 1 project, zijn wij van mening dat de kwaliteit en het niveau van verfijning van de uitgevoerde waarderingsanalyses door Clairfield niet voldoet, aan een “fairness opinion”, noch in verhouding staat aan een vergoeding tot een totaal van EUR 620.000, -.
Pg 15: We merken op dat een fairness opinion die bijna 5 maanden na de transactiedatum is afgegeven, welke getypeerd kan worden als hoogst ongebruikelijk en heeft dit weinig voordeel opgeleverd voor de CBvS. We hebben van Clairfield begrepen dat Orion een belangrijke rol speelde in Lagarde 1. Clairfield stelt dat er geen ‘engagement letter’ Opdrachtbrief werd ondertekend tussen hen en onder aannemer Orion voor het uitbestede werk.
• Onder paragraaf 2.4.5 pg m.b.t. Prodigy 5: Wat betreft de overeengekomen omvang en vergoedingen, zijn wij van mening dat de totale vergoeding van EUR 1,16 miljoen voor de waardering van 20 Surinaamse ambassades niet in verhouding staat tot de geplande werkzaamheden van Clairfield voor dit deel van het project, aangezien deze vergoeding geen kosten voor externe taxateurs en taxateurs van onroerend goed behelsde. Met betrekking tot Clairfield’s werk voor sale en leaseback-transacties en voor onderhoud en rapportage, zijn wij van mening dat de overeengekomen maandelijkse retainer fee van EUR 60.000 (ongeveer gelijk aan de fulltime inzet van 1,5 medewerkers), de succesfee van 2,5% voor gesloten transacties en het uurloon tarieven van € 200 – € 300 voor doorlopend onderhoud en rapportage allemaal redelijk zijn voor een project van vergelijkbare omvang en reikwijdte. Deze beoordeling is echter sterk afhankelijk van de exacte diensten en het detailniveau dat is gepland en daadwerkelijk wordt uitgevoerd door Clairfield. In termen van daadwerkelijk geleverd werk begrijpen we dat Prodigy 5 vanwege de urgentie is uitgesteld vanwege prioriteitstelling van Lagarde 1. We merken op dat ondanks dit, de Prodigy 5 engagement letter/opdracht brief (EL) gedateerd is na de Lagarde 1 EL, en de vooruitbetalingen voor beide projecten werden gedaan op 3 oktober 2019.

II. Hoofdstuk IV Conclusie. Onder Paragraaf 4.4 pg 34.
Met betrekking tot de specifieke vereisten van de “Clairfield Engagements (de opdrachten aan Clairfield gegeven door CbvS)” merken we het volgende op:
• Voor Prodigy 3 was Clairfield nodig om de implementatie van hervormingen en optimalisaties te ondersteunen bij CBvS. Naar onze mening zou het verlenen van dergelijke diensten aan een Centrale Bank specifieke kennis en expertise van de openbare banksector, die niet blijkt uit de informatie die ons, door Clairfield is verstrekt.
• Lagarde 1 had taxatiediensten nodig, specifiek in de context van de goudmijnbouw. Er wordt geen eerdere ervaring met de goudmijnindustrie aangetoond in de verstrekte informatie door Clairfield aan ons.
• Uit geen van de eerdere opdrachten uitgevoerd door Clairfield, lijkt van een vergelijkbare reikwijdte te zijn als de onderhavige zgn. Clairfield overeenkomsten.

III. Hoofdstuk V.
onder paragraaf 5.3 pg. 40.: “Gezien het bovenstaande en op basis van onze professionele ervaring, overwegen we dat de vooruitbetalingen in een bereik van 50% van de totale projectkosten als hoog en niet gebruikelijk voor de volgende projecten: Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waar vergoedingen over het algemeen gebaseerd waren op uurtarieven, ook al werd CBvS, als opdrachtgever als zeer riskant en risicovol beschouwd door Clairfield. Met betrekking tot Lagarde 1 zijn wij van mening dat een “upfront” deel van 50% dat niet is ongebruikelijk voor billijkheidsadviezen, vooral wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat een billijkheid mening kan leiden tot een oneerlijke conclusie. De nogal gematigde vooruitbetaling van ongeveer 17% voor Prodigy 5 lijkt ons redelijker, maar het moment van betaling in oktober 2019 werpt twijfels op, gezien de vertraging van het project vanwege het urgente karakter van Lagarde 1 “.

IV. Hoofdstuk VI.
• Onder Paragraaf 6.1 pg 48 m.b.t. Prodigy 1: Gebaseerd op onze kennis van de hoeveelheid werk van Clairfield en Orion aan Prodigy 1, dat voornamelijk is op basis van hun geregistreerde en geschatte uren van respectievelijk 2.184 uur en 1.000 uur, deze hoeveelheid aan tijd lijkt niet in verhouding te staan tot de geleverde prestaties regarderende Prodigy 1.
• Onder Paragraaf 6.2.3 pg 52 m.b.t. prodigy 2: “Evenzo komen de 1.081 uur die Clairfield aan Prodigy 2 besteedt aangeboden met vergoedingen van ongeveer EUR 280.000, of ongeveer. 70% van de totale vergoedingen die oorspronkelijk zijn overeengekomen voor Service Pack 1, en ca. 66% van de vooruitbetaling van EUR 425.000 die Clairfield voor Prodigy 2 heeft ontvangen. Naar onze mening 1.081 uur lijkt overdreven te zijn voor de twee rapporten die Clairfield voor Prodigy 2 heeft afgeleverd.”
• Onder paragraaf 6.3.3. pg. 55-56 m.b.t. prodigy 3:
“Wat betreft de afgesproken omvang en vergoedingen zijn wij van mening dat de afgesproken vergoedingen EUR 80.000, – per maand bedragen binnen een redelijk bereik van vergoedingen vallen voor een project van vergelijkbare omvang en betrokkenheid van hooggekwalificeerde specialisten; deze beoordeling is echter sterk afhankelijk van de exacte services en het niveau van detail gepland en daadwerkelijk uitgevoerd door Clairfield. In termen van het feitelijke geleverde werk, gebaseerd op ons begrip van de tijdlijn en evaluatie van het project van de Prodigy 3 diapresentaties die voor ons beschikbaar zijn, hebben we geen enkele indicatie dat een van de doelstellingen betrekking heeft op optimalisaties zoals uiteengezet in de opdrachtbevestiging zijn uitgevoerd door Clairfield. Een belangrijk onderdeel van Clairfield’s werk aan Prodigy 3 lijkt de identificatie en betrokkenheid van gekwalificeerd personeel te zijn geweest sleutelexperts op het gebied van centrale bankzaken en de planning van workshops en trainingssessies door deze experts; Prodigy 3 had echter blijkbaar een vertraging van enkele maanden. We hebben onvoldoende informatie om in precieze bewoordingen de hoeveelheid werk te bepalen die door Clairfield aan Prodigy 3 is uitgevoerd, maar op basis van de informatie waarover wij beschikken, de werklast en vergoedingen die worden geïmpliceerd door de 936 bestede uren van Clairfield lijken niet in verhouding te staan tot de vorderingen van Clairfield op Prodigy 3”.
• Onder Paragraaf 6.4.4 Algehele beoordeling van Lagarde 1 pg. 67: Hoewel een totale vergoeding van EUR 620.000, – binnen een redelijk bereik kan liggen voor de ‘fairness opinion’ van Lagarde 1 project, zijn wij van mening dat de kwaliteit en het niveau van verfijning van de uitgevoerde waarderingsanalyses door Clairfield niet voldoet, aan een “fairness opinion”, noch aan de vergoedingen van EUR 620.000, -.

Resumerend:
Uit voormeld rapport blijkt kort en samengevat, dat:
1. Oneigenlijk hoge bedragen zijn betaald voor de overeenkomsten prodigy , prodigy 2, prodigy 3 en Lagarde 1 (hetgeen ook is ten laste gelegd) kortom dat hetgeen betaald is niet in verhouding staat met hetgeen door Clairfield is/was geleverd;
2. Clairfield niet de nodige kwaliteiten beschikte om werkzaamheden te verrichten in het kader van een of meer van voormelde overeenkomsten,
3. De vooruitbetalingen t.a.v. de projecten Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waren hoog en niet gebruikelijk.
4. Hoewel het normaal is dat non-refundable fees afgesproken worden tussen partijen, de tegensprestaties in onderhavig geval niet evenredig waren met de geleverde diensten door Clairfield

Overwegingen per ten laste gelegd feit.
• Met betrekking tot het ten laste gelegde onder I en II t.a.v. verdachte Angnoe ( overtreding van 13 leden 1 onder a en lid 2 van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no 8 en de juridische kader).
Gesteld is door de verdediging dat er in casu geen sprake is van een oogmerk gericht op corruptie; dat het Openbaar Ministerie niet heeft aangetoond dat er giften en beloften zijn geweest zoals de Anticorruptie wet eist en er ook geen sprake is van een wettelijk voorschrift. Geconcludeerd is dat het bewijs van corruptie niet geleverd is.

Dat het oogmerk van de verdachte VAN TRIKT en zijn mededaders waaronder verdachte Angnoe gericht was op corruptie spreekt – zoals uit de bewijsmiddelen blijkt – boekdelen. Zo blijkt uit de verklaring van de getuigen en documenten waaronder het rapport Kroll, dat VAN TRIKT bewust overeenkomsten voor grote sommen geld met nadelige voorwaarden voor de CBvS, is aangegaan met CLAIRFIELD/BUYSSE en ORION/ANGNOE terwijl hij – VAN TRIKT – samen met zijn medeverdachte ANGNOE aandelen heeft in ORION en hij samen met BUYSSE en ANGNOE partner is en zij samen belangen hebben in LIMEBRIDGE VZW. Tevens is gebleken dat via voormelde rechtspersoon betalingen worden verricht voor luxe goederen (z.a. de Range Rover) t.b.v ORION en ANGNOE. Onomstotelijk is ook komen vast te staan dat een deel van betalingen – die vanuit de CBvS overgemaakt zijn naar CLAIRFIELD – door Buysse c.q. CLAIRFIELD is teruggevloeid naar ORION waarvan ANGNOE en VAN TRIKT aandeelhouder zijn. Hieruit blijkt het puur opportunisme waaruit gehandeld is en ook het beoogde oogmerk aantoont.

Wat betreft het moeten aantonen van giften en beloften merkt de kantonrechter op dat deze stelling niet afdoend is. Het al dan niet aantonen van verkregen giften of beloften doet namelijk niets af aan het bewijs omdat dit geen wettelijke vereiste is voor het bewijs van dit strafbaar feit. Het beschermd belang die de wetgever bij artikel 13 van de Anti corruptiewet stelt is bescherming van een staatsinstelling of staatsbedrijf tegen benadeling. Dit blijkt ook duidelijk in de MvT waar staat vermeld:
“Strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht of besluiten zijn genomen met het aangetoonde, zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. Het gaat hierbij om de publieke functionaris aan wie ter zake beslissings- of handelingsbevoegdheid is toegekend en om besluiten die eveneens een grondslag hebben in een wettelijk voorschrift “(pag 46).

Verdachte Van Trikt was governor bij de CBvS, derhalve een publieke functionaris en is de Anticorruptie wet op hem van toepassing. Strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht of besluiten zijn genomen met het aangetoonde, zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. Het gaat hierbij om de publieke functionaris aan wie ter zake beslissings- of handelingsbevoegdheid is toegekend en om besluiten die eveneens een grondslag hebben in een wettelijk voorschrift.

De verdachte Van Trikt heeft de hierna te noemen overeenkomsten met CLAIRFIELD BENELUX NV en/of voornoemde BUYSSE, HANS getekend te weten:
• de overeenkomst Project Lagarde 1 “Valuation and Fairness opinion RGM royalty Structure getekend op 13 september 2019, voor een non-refundable vergoeding van € 620.000, – (zeshonderd en twintigduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening € 300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
• de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname” getekend op 16 mei 2019, voor een non refundable vergoeding van € 2.500.000, – (twee miljoen en vijfhonderdduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening een bedrag van € 1.250.000, – (een miljoen en tweehonderd en vijftigduizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
• de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”, getekend op 6 augustus 2019 voor een totaal bedrag van € 850.000, – (achthonderd en vijftigduizend Euro’s) als indicatief budget waarvan bij ondertekening € 425.000 (vierhonderd vijfentwintig duizend Euro’s) als voorschot is betaald en
• de overeenkomst Project Prodigy 3 “Implementation of reforms and optimizations at the Central Bank of Suriname” getekend op 5 augustus 2019 voor een indicatief budget van €.360.000, – (driehonderd en zestigduizend Euro’s), waarvan op 2 oktober 2019 €.300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en
• de overeenkomst Project Prodigy 5 “Valuation of Suriname Embassies and sale and lease back structuring, getekend op 19 december 2019, voor een nog te bepalen totaal eindbedrag in Euro’s, waarvan bij ondertekening € 196.000 als voorschot is betaald.

Zulks terwijl er geen noodzaak aanwezig was voor het sluiten van de overeenkomsten betreffende project Lagarde1 en project Prodigy en project Prodigy 2 en project Prodigy 5 met CLAIRFIELD BENELUX NV en geen noodzakelijke en/of gegronde reden aanwezig was de Centrale Bank van Suriname te verbinden aan vermelde overeenkomsten, daar de inhoud en de strekking van die overeenkomsten niet conform de taakstelling en werkkring van de Centrale Bank van Suriname is zoals bedoeld in Hoofdstuk III van de geldende tekst van de Bankwet. Ook is komen vast te staan dat er geen degelijk juridisch advies vooraf is ingewonnen bij de juristen, althans de juridische afdeling van de Bank. De Raad van Commissarissen van de Centrale Bank van Suriname is ook niet gekend, althans zonder enige toestemming of goedkeuring van voormelde raad van commissarissen zijn er daarbij oneigenlijke/onredelijk grote bedragen bedongen.

Zo is er ten behoeve van voormelde overeenkomsten aan voorschotten in totaal ten voordele van CLAIRFIELD BENELUX NV en die BUYSSE HANS een totaal bedrag € 2.471.000, – (tweemiljoen en vierhonderd en eenenzeventigduizend Euro’s) is betaald en ten voordele van ORION ASSURANCE AND ADVISORY en ANGNOE, ASHWEEN een totaal bedrag SRD 300.461,03,- (driehonderdduizend en vierhonderd eenenzestig Surinaamse Dollars en drie centen). Hierbij zijn er voor reis en verblijfkosten ten behoeve van werknemers van Orion met middelen van de Centrale Bank van Suriname betaald.

Ook zijn verschillende interne regels c.q. waarborgen overboord gegooid. Er zijn zaken gedaan met verschillende partners (verdachten Angnoe en Buysse) terwijl dit voor een ernstige interne conflictsituatie heeft zorggedragen (belangenverstrengeling). Angnoe is zakenpartner en medeaandeelhouder van Orion samen met verdachte Van Trikt. Buysse H, Van Trikt en Angnoe zijn als partners (leden) gezamenlijk verbonden aan Limebridge VZW.
Met Angnoe heeft Van Trikt als governor en als medeaandeelhouder ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV van de hierna te nomen overeenkomsten gesloten te weten:
• een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreffende het optreden van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV in de persoon van ANGNOE, ASHWEEN als adviseur en sparringpartner van de Centrale Bank van Suriname getekend op 18 april 2019 voor een nog een bedrag USD.150,– per uur, waarvan reeds een tegenwaarde in Srd. 188.904, – is betaald en
• een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Internal Audit bij de Centrale Bank van Suriname dd. 7 juli 2019, voor een totaal bedrag van US $ 65.000, -, waarvan op 18 oktober 2019 reeds drie vierde deel van het totaal bedrag te weten een tegenwaarde in Srd. 409.301, 75, – is betaald en
• een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Afdeling Financial Intelligence bij de Centrale Bank van Suriname, getekend op 13 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 72.000, -, waarvan op 25 september 2019 de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 327.754, – als voorschot is betaald en
• een overeenkomst betreffende het Faciliteren en Begeleiden van een stagiair accountant administratieconsulent getekend op 30 september 2019 voor USD. 2.500 per maand, waarvan op 11 november 2019 voor de maanden oktober en november 2019 een tegenwaarde in Srd. 45.475, – is betaald en
• een overeenkomst betreffende het Instellen van een Bijzonder Onderzoek naar de Inventaris van het Wapenarsenaal van de Centrale Bank van Suriname over de periode begin 2010 tot en met augustus 2019, getekend op 30 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 40.000, – waarvan de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 171.200, – als voorschot is betaald,

Kortom waarbij er door de Centrale Bank van Suriname (reeds totaal in voorschot) een bedrag groot Srd 1.142. 634, 75, – aan die ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en de verdachte ANGNOE, ASHWEEN betaald. Ook heeft Van Trikt de verdachte ANGNOE aangetrokken als zijn adviseur bij de Bank en hem doen participeren aan de totstandkoming van 1 of meerdere overeenkomsten gesloten met Clairfield te weten de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname en de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”. (in het kader van participatie aan deze twee voornoemde overeenkomsten zijn de eerder vermeldde bedragen aan reis en verblijfkosten, onnodig betaald met gelden van de Bank)

Ook het rapport Kroll geeft aan dat de gelden die betaald zijn, de hoogte daarvan en de tijdstippen waarop, veelal marktcomform zijn maar vermelden zij ook de te hoge en ongebruikelijke voorschotten en de non refundable fees waarvan de kantonrechter van oordeel is dat die niet in het voordeel zijn van de Centrale Bank van Suriname zijn. Daarbij wordt ook verwezen naar de verklaring van [getuige 4] (zie bewijsmiddel no. 5 op pagina 23) m.b.t. de Clairfield overeenkomsten.

Voorts zijn er gelden toebehorende aan de CbvS onterecht dan wel onnodig aangewend, danwel buiten het doel en taakstelling van de Bank gebruikt. Uit het onderzoek is komen vast te staan dat 3 van de 5 gesloten overeenkomsten met Clairfield niets te maken hadden met het werkdomein van de Bank als bedoeld in Hoofdstuk III van de Bankwet, doch hadden die meer te maken dan wel hadden die betrekking op de Staat Suriname. Kortom waren die handelingen regarderende die 3 overeenkomsten te kwalificeren als quasi fiscaal. Ter adstructie hiervan het volgende:
1. Project LAGARDE 1 is uiteindelijk uitgemond in de overeenkomst tussen de Staat Suriname en de CBvS, waarbij de Royalty’s van ROSEBEL GOLDMINES N.V. voor de komende 15 jaren (vanaf 01 november 2019) als zekerheid zijn gegeven aan de CBvS, waarbij deze zekerheid zal worden gebruikt om de langlopende schuld van de Surinaamse overheid af te lossen.
2. Project Prodigy.
3. Bij project Prodigy 2
Uit ad 2 en 3 zijn uitgerold de transacties zgn. de 17 onroerende goederen

Toelichting ad1: Project Lagarde 1 “Valuation and Fairness opinion RGM Royalty Structure.
Deze overeenkomst is van 9 september 2019. Daarin is aangegeven, dat de CBVS momenteel een mogelijkheid bekijkt om een waarderings- en billijkheidsadvies te verkrijgen van de royalty rechten uit Rosebel Goldmines N.V. en ondersteuning heeft gevraagd van CLAIRFIELD BENELUX N.V. Verder, dat CBVS zulks in samenwerking met de Surinaamse Overheid wil uitvoeren om te komen tot een schuldsanering. Daarbij worden de volgende punten aangehaald, namelijk:
• De Surinaamse Overheid en de CBVS hebben hun interesse getoond met betrekking tot het in zekerheid plaatsen van royalty rechten vanuit Rosebel Goldmines N.V. die in bezit zijn van de Surinaamse Overheid en momenteel gealloceerd aan Grassalco.
• Voorgesteld wordt om dit royalty recht van 6,5% voor 10 jaren in zekerheid te plaatsen bij de CBVS
• De Surinaamse overheid zal in ruil de geldswaarde van deze rechten ontvangen
• De waardering zal worden gebaseerd op de verdisconteerde kasstroommethode en gecontroleerd met verscheidene andere methoden.
• De opbrengst van de zekerheid zal worden gebruikt om de schuld van de Surinaamse Overheid af te lossen.

Deze overeenkomst (LAGARDE I) is op 18 september 2019 ondertekend door verdachte VAN TRIKT, Robert (toen als Governor van de CBVS). De medeverdachte HOEFDRAAD is als getuige gehoord in onderhavige strafzaak, doch op enig moment de status van verdachte gekregen in onderhavige strafzaak. Verdachte VAN TRIKT heeft bij de politie verklaard, dat hij deze overeenkomst in afstemming met de gewezen Minister van Financiën, medeverdachte HOEFDRAAD, G (verdachte) heeft ondertekend. De Minister van Financiën geeft echter aan dat het idee achter dit project hem bekend is maar dat hij niet op de hoogte was dat er reeds verregaande afspraken waren gemaakt tussen de CBVS en CLAIRFIELD BENELUX, die zijn uitgemond in een overeenkomst. Deze overeenkomst en de daaruit verkregen informatie regarderen de Staat Suriname en had de CBVS niet al zodanig moeten contracten en betalen en heeft de CBVS hier in strijd gehandeld met het derde artikel 16 van de Bankwet (quasi fiscale activiteit). Hierbij verklaard verdachte VAN TRIKT te hebben gehandeld in nauw overleg met de gewezen Minister van Financiën medeverdachte HOEFDRAAD. Uit een voice-bericht (communicatie tussen verdachten VAN TRIKT en HOEFDRAAD) blijkt ook dat er instructies worden gegeven aan verdachte VAN TRIKT door medeverdachte HOEFDRAAD m.b.t. de gesloten overeenkomsten met CLAIRFIELD.

Hoewel de gewezen minister van Financiën medeverdachte HOEFDRAAD, G als getuige eerder aangaf, dat het hem niet bekend was dat er reeds een overeenkomst/overeenkomsten waren ondertekend tussen de CBVS (VAN TRIKT) en CLAIRFIELD BENELUX (BUYSSE, Hans), komt er op 11 oktober 2019 een missive uit ondertekend door de voorzitter van de raad van ministers, de Vicepresident, Dr. ADHIN, A.

Op 01 november 2019 wordt er tussen de Minister van Financiën HOEFDRAAD, G en VAN TRIKT een overeenkomst ondertekend waarin het volgende wordt vastgelegd, namelijk dat de Staat ingaande 01 november 2019 voor de duur van 15 jaar en wel tot 01 november 2034 zijn royalty’s die Grassalco N.V. verkrijgt van I AM GOLD voortvloeiend uit de Delfstoffenovereenkomst d.d. 7 april 1994 afdraagt aan de CBVS. In de overeenkomst staat duidelijk vermeld, dat uit de aan de CBVS afgedragen inkomsten alle schulden die de Staat Suriname heeft bij de CBVS worden afgelost, alsmede de overschrijding op lopende rekeningen. ( Met andere woorden betreft dit geen leenovereenkomst, maar een overeenkomst waarin de Staatschuld (SRD 2,3 miljard) wordt afgelost middels de Royalty’s). In deze overeenkomst staat er ook een heel belangrijke clausule, namelijk dat de overeenkomst in werking treedt op het moment van ondertekening door beide partijen hetgeen ook is geschied en kan deze overeenkomst schriftelijk na wederzijds instemming worden gewijzigd.

Voormelde overeenkomst d.d 01 november 2019 (tussen de Minister van Financiën en de CBVS) is in opdracht van VAN TRIKT en in afstemming met de Minister van Financiën, HOEFDRAAD, G opgemaakt door een der directeuren van de CBVS, genaamd mevrouw HAUSIL, Faranaaz (directeur Legal Compliance and Internal Affaires) tevens medeverdachte. Eerder genoemde personen hebben haar, HAUSIL bepaalde instructies gegeven hoe de overeenkomst er inhoudelijk moest uitzien. VAN TRIKT heeft bij de politie aangegeven, dat HOEFDRAAD de informatie voor deze overeenkomst heeft gehaald uit het resultaat van project Lagarde. Uit het onderzoek is gebleken, dat enkele delen uit genoemde overeenkomst daadwerkelijk terug in de overeenkomst van 01 november 2019.

Naar aanleiding van de overeenkomst van 01 november 2019 en tegelijkertijd ook in strijd met hetgeen in deze overeenkomst is opgenomen, blijkt HOEFDRAAD in samenspraak met VAN TRIKT op vijf (5) verschillende dagen in totaal SRD 2.216.729.120, 00,- (2.2 miljard) te hebben getrokken van de CBVS, te weten:
• SRD 500. 000.000, 00, – op 07 november 2019;
• SRD 500. 000.000, 00, – op 12 november 2019;
• SRD 400. 000. 000, 00, – op 19 december 2019;
• SRD 673. 205. 996, 67, – op 9 januari 2020 en
• SRD 143. 523.123, 33, – op 26 februari 2020. (na vertrek van VAN TRIKT bij de CBvS)

Deze trekkingen door medeverdachte HOEFDRAAD en gefiatteerd door verdachte VAN TRIKT zijn in strijd met de artikelen 18 lid 1 en 21 van de Bankwet. (BLANCO KREDIET/VOORSCHOT)

Voorts blijkt uit het onderzoek, dat de CBVS geen besluit heeft genomen onder welke noemer deze cashflow naar de overheid (Ministerie van Financiën) moet worden geboekt. Er is geen sprake van een lening omdat de overeenkomst van 01 november 2019 waarop deze cashflow is gestoeld uitdrukkelijk aangeeft, dat de schuld van de overheid bij de CBVS wordt afgelost. Naar aanleiding daarvan is de SRD 2.216.729.120, 00 (SRD 2.2 miljard) op de verkorte balans van de CBVS ondergebracht onder de post “Diverse Rekeningen”.

Toelichting ad 2 en ad 3. m.b.t. de panden (1ste en 2de tranche)
De overeenkomst “Project prodigy Valuation of the Assets of the Government of Suriname” (ad2) is van 10 mei 2019 en is op dezelfde dag ondertekend door VAN TRIKT (CBVS) en BUYSSE, Hans (CLAIRFIELD BENELUX). In deze overeenkomst is er aangegeven, dat de CBVS momenteel de mogelijkheden exploreert om een waardering te verkrijgen van alle belangrijke activa en participaties vallende onder het aandeelhoudersbeleid van de Staat en daarbij CLAIRFIELD BENELUX om ondersteuning heeft gevraagd. Verder, dat aan CLAIRFIELD BENELUX wordt gevraagd om als financiële adviseurs op te treden met betrekking tot de analyse van de participaties en belangrijke activa welke de CBVS voornemens is uit te voeren in samenwerking met haar toezichthoudende minister (zijnde de Minister van Financiën) binnen het kader van de Surinaamse overheid inzake het aandeelhoudersbeleid van de Staat. Van deze overeenkomsten geeft de Minister van Financiën aan dat het idee achter deze projecten hem wel bekend is maar uit het onderzoek is gebleken, dat hij VAN TRIKT nimmer heeft voorgehouden, dat hij uiteindelijk een raamwerk met een kostenplaatje van hem verwachtte om zulks voor te leggen aan de regering om uiteindelijk te komen tot de ondertekening van de overeenkomsten. Net als bij (ad1) laat de Minister van Financiën de indruk ontstaan, dat hij niets afweet van de ondertekende overeenkomsten. Daartegenover blijkt uit het onderzoek dat HOEFDRAAD steevast gebruik maakt van de informatie die uit de overeenkomsten (ad2 en ad3) tussen CBVS en CLAIRFIELD BENELUX komen rollen.

Uit (whatsapp) voice berichten tussen VAN TRIKT en HOEFDRAAD blijkt duidelijk, over de werkafspraken tussen CBVS en CLAIRFIELD BENELUX waarbij door HOEFDRAAD zelf aanwijzingen heeft gegeven om te komen tot een betere informatie stroom naar CLAIRFIELD BENELUX in het kader van de samenwerking met CBVS zonder dat er daarbij ruis ontstaat zoals HOEFDRAAD die zelf typeert. Het kom erop neer, dat hij een brief door [naam 4] (adviseur van HOEFDRAAD) heeft laten opstellen, waarin hij de parastatale bedrijven naar informatie vraagt. Welke informatie nodig was voor de overeenkomst Prodigy 1. (ad2)

Uit een emailwisseling tussen BUYSSE, Hans en [naam 4], die uiteindelijk ook is doorgestuurd naar HOEFDRAAD blijkt duidelijk, dat er onder andere wordt gesproken over Prodigy 1. Een van de punten in Prodigy 1 is de brief die HOEFDRAAD naar de verschillende parastatale bedrijven heeft gestuurd. Met het laten opmaken en verzenden van deze brief naar de verschillende parastatale bedrijven heeft HOEFDRAAD invulling gegeven aan hetgeen dat tussen CLAIRFIELD BENELUX en CBVS is overeengekomen in Prodigy 1.

Een van de onderdelen van (ad 2 en ad 3) heeft betrekking op de overheidsgebouwen. Zoals eerder aangegeven heeft de Minister van Financiën gebruik gemaakt van een constructie om zeventien (17) overheidspanden “te verkopen” aan de CBVS. Er zijn twee brieven van de Minister van Financiën gericht aan VAN TRIKT (toen als governor) waarin hij aangeeft de desbetreffende overheidspanden “over te dragen” aan de CBVS voor een gedeeltelijke financiering of schuldverrekening. Deze tekst is in strijd met de werkelijkheid omdat VAN TRIKT (als governor) in twee brieven aan de Minister van Financiën praat over het “aankopen van de overheidspanden”. Ten tweede heeft er nimmer een gedeeltelijke financiering of schuldverrekening plaatsgevonden, integendeel heeft VAN TRIKT aan Financiën uitbetaald met middelen van de CBVS, namelijk een totaal bedrag van Euro 105 miljoen. De Minister van Financiën heeft in samenwerking met VAN TRIKT de volledige geschatte marktwaarden van de overheidspanden ontvangen en daardoor VAN TRIKT in strijd heeft laten handelen met artikel 18 van de Bankwet.

Korte uiteenzetting van de aangeschafte panden door de CbvS
De eerste tranche panden (de volgende panden behoren aan de Staat toe):
Schrijven van de Minister van Financiën aan de CBVS d.d. 26 juni 2019 :
1. Ministerie van Financiën (Tamarindelaan br. No. 3)
2. Ministerie van Financiën (Oud gebouw afdeling Thesaurie Inspectie – Mr. Dr. J. C. De Mirandastraat br. No 17)
3. Ministerie van Financiën (Oud gebouw afdeling Economische aangelegenheden – Onafhankelijkheidplein)
4. Ministerie van Justitie en Politie (Oud KKF gebouw – Mr. Dr. J. C. De Mirandastraaat br. No. 6)
5. Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (Waterkant br. No. 30 – 32)
6. Ministerie van Regionale Ontwikkeling (Roseveltkade br. No. 2)
7. Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond – en Bosbeheer (Cornelis Jongbawstraat 10-12)
8. Het gebouw van de Nationale Loterij aan de Keizerstraat.

In het schrijven waarin deze panden worden opgesomd wordt er aangegeven door HOEFDRAAD, dat deze panden een geschatte marktwaarde hebben van Euro 45, 000,000 (vijf en veertig miljoen Euro). In een missive van de Raad van Ministers d.d. 15 november 2019 ondertekend door de voorzitter van de Raad van Ministers, de Vice President, Dr. Ir. ADHIN, A. echter, ontbreekt er een resolutie van de President.

De 2de tranche (8 van de 9 panden behoren aan PUTTER toe): Schrijven van de Minister van Financiën aan de CBVS d.d. 20 september 2019 (2de schrijven).
1. Hoofdkantoor Ministerie van Financiën – S.M. Jamaludinstraat 26 (toebehorende aan Putter)
2. Directoraat Financiën – J.D. Gomperstraat 03 (toebehorende aan Putter)
3. Trainingscentrum Financiën – Gongrijpstraat 51 (toebehorende aan Putter)
4. Parking Trainingscentrum Financiën – Gongrijpstraat 36(toebehorende aan Putter)
5. Directoraat Ontwikkeling financiering – Henk A.E. Arronstraat 36 (toebehorende aan Putter)
6. Gebouw t.o. Belastingkantoor (Adviseur Min) – Van Sommelsdijkstraat 34 (toebehorende aan Putter)
7. Belastingkantoor – Van Sommelsdijk 27 (van de Staat)
8. Directoraat Belastingen (Oud -BDO gebouw) Kerkplein 12 (toebehorende aan Putter)
9. Het Nationaal Informatie Instituut (ABC gebouw) – Mahonylaan 55. (toebehorende aan Putter)

In het schrijven waarin deze panden worden opgesomd wordt er aangegeven door HOEFDRAAD, dat deze panden een geschatte marktwaarde hebben van Euro 60, 000,000 (zestig miljoen Euro). Uit het onderzoek is gebleken, dat deze panden nimmer zijn getaxeerd. Ook ontbreekt er een missive van de Raad van Ministers, alsook een resolutie van de President.
De betalingen voor de panden hebben op de navolgende dagen plaatsgevonden, namelijk:
• 28 juni 2019 ———————- SRD 377. 955.000,00
• 20 september 2019 ————– SRD 220.000.000,00
• 24 september 2019 ————– SRD 271.100.000,00
———————————————————————–
Totaal —————————— SRD 869. 055. 000, 00, –

Het totaalbedrag komt voor op de verkorte balans van de CBVS onder de post “Gebouwen en Inventaris” en VAN TRIKT heeft hiervoor autorisatie verleend middels twee afzonderlijke schrijven.

Kortom met betrekking tot de tranche panden:
• Met betrekking tot de panden, die zijn genoemd in het eerste schrijven (d.d. 26 juni 2019) van de Minister van Financiën. Van Trikt heeft ten behoeve van HOEFDRAAD instede van schuldverrekening, zoals vervat is in het schrijven dd. 26 juni 2019 en de missive van 15 november 2019, het bedrag overgeschreven zonder dat voormelde panden zijn overgeschreven t.n.v. / overgedragen aan de Bank.
• Met betrekking tot de panden, die zijn genoemd in het tweede schrijven (d.d. 20 september 2019)/ 2de tranche: Uit het onderzoek is gebleken, dat deze panden genoemd in de tweede brief niet in eigendom aan de Staat toebehoren, maar staan op naam van de navolgende stichtingen en naamloze vennootschappen, namelijk SATURNUS; Stg. KWATAKAMA; Stg. REDI OEDOE; Stg. WAWONA; Stg. HERITAGE SURINAME 2011; LESCOMP N.V. en FORCE ONE SECURITY N.V.

Stg. SATURNUS heeft als bestuurder [naam 5] geboren op [datum 2]. Stg. KWATAKAMA; Stg. REDI OEDOE; Stg. WAWONA; Stg. HERITAGE SURINAME 2011 en LESCOMP N.V. hebben als bestuurder INVESTMENT PARTNERS N.V. Van INVESTMENT PARTNERS N.V. en FORCE ONE SECURITY N.V. is PUTTER, PAUL geboren op [datum 3] in [stad], [land 2] het enig bestuurslid.

Genoemde panden zijn tot heden niet overgedragen ten behoeve van de CBVS, terwijl de betalingen reeds hebben plaatsgevonden door tussen komst van HOEFDRAAD ten behoeve van het Ministerie van Financiën ad Euro.105 miljoen ten laste van de CBVS.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen en is deze te herleiden op grond van de bewijsmiddelen opgesomd onder de nummers 1 t/m 20. Ook vindt zulks de weergave uit het verkregen schriftelijk bewijs opgesomd onder 1 t/m 18.

• Met betrekking tot het ten laste gelegde onder Feit IV t.a.v. verdachte Angnoe (Opzet – en Schuld Money Laundering en het juridische kader).
Zoals de woorden al zeggen gaat het bij money laundering van opbrengsten van misdrijven om het verbergen of het verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen. Doel hiervan is om die opbrengsten aan het zicht van Justitie en Politie te onttrekken, zodat confiscatie wordt voorkomen.
Bij de in artikel 1 onder a strafbaar gestelde gedraging gaat het om al die handelingen, die tot doel hebben en geschikt zijn om de werkelijke aard, herkomst, vindplaats enz. van een voorwerp te verbergen ofte verhullen. De strafbaarstelling geeft niet nader aan om welke handelingen het allemaal kan gaan; bepalend voor dc strafbaarheid is het effect van het handelen. De termen ”verbergen” en ”verhullen” impliceren dus een zekere doelgerichtheid: het handelen is erop gericht het zicht op de aard, herkomst, vindplaats enz. van voorwerpen te bemoeilijken en is ook geschikt om dat doel te bereiken. Veelal zal bij een enkele handeling ten aanzien van een voorwerp nog niet van dergelijke doelgerichtheid kunnen worden gesproken. Vaak zal het gaan om een reeks van handelingen die tezamen een geval van money laundering opleveren. De beoordeling van het bewijs van money laundering vraagt bijzondere aandacht en expertise. Daarbij is van belang, dal de vervolging bij de presentatie van het bewijsmateriaal de rechter op de rechtszitting goed voorlicht over de achtergronden van door de verdachten toegepaste constructies en de werking van bepaalde delen van de financieel economische sector.

Voor het bewijs van money laundering gebruik kan gebruik worden gemaakt van, zoals ze in internationaal verband wel worden genoemd, ”typologieën” van money laundering. Hierbij gaat het om min of meer objectieve kenmerken die naar de ervaring elders leert, duiden op money laundering van opbrengsten van misdrijven.

Zo is uit het onderzoek komen vast te staan dat Van Trikt samen met Angnoe en Buysse een deel (Euro 625.000, -) van het overgemaakt geld (Euro 1.250.000, -) ten behoeve van Clairfield (in het kader van overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname”) terug is gevloeid naar Suriname en wel ten behoeve van het bedrijf Orion (ORION CAPITAL INVESTMENT NV) waarvan Van Trikt enige aandeelhouder is. Het geld is overgemaakt vanuit Clairfield Benelux via de Hakrinbank ten behoeve van verdachten. En om deze overmaking te kunnen bewerkstelligen is een vals document (incoming Payments ten behoeve van de MOT) door Agnoe geproduceerd alsof de betaling van Euro 625.000, – betrekking zou hebben op project ‘strenght’, zijnde een project uitgevoerd ten behoeve van de Hakrinbank NV door Clairfield en Orion/Angnoe. Met dit geld zijn er heel wat aflossingen gepleegd namelijk dat de leningen van Orion zijn afgelost bij de bank alsook persoonlijke leningen aangegaan door de echtgenote van Van Trikt bij Kersten en Co. zijn daarmede afgelost.

T.a.v dit vals stuk zijn getuigen gehoord, waaronder de directeur van de Hakrinbank die heeft aangegeven dat ten behoeve van project strength die overmaking dubieus blijkt te zijn, althans twijfels doet opwerpen daar project strenght nooit zoveel aan zou hebben opgeleverd ten behoeve van Clairfield en Orion/Angnoe. Nadat verdachte met dit omstandigheid geconfronteerd werd, alsook met voormeld vals stuk bleef hij steevast persisteren dat het een betaling betrof t.a.v. project ‘strenght’. Hij heeft ter ondersteuning daarvan een met de hand geschreven brief overhandig aan de rechter commissaris, alsook meerdere verklaringen met dezelfde strekking afgelegd.

Toen Angnoe geconfronteerd werd met de getuigen verklaring kwam hij terug op zijn eerder afgelegde verklaring en gaf aan dat voornoemde overmaking van Euro 625.000, – betrekking had op project Prodigy en geen project strength.

Het document welke valselijk werd opgemaakt te weten incoming Payments betreft een document welke bedoeld is voor de afdeling MOT (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties), die eventuele ongebruikelijke transacties verifieert. Het was juist voor verdachte Angnoe juist daarom van belang om deze transactie te omzeilen en toe doen blijken dat het doel van deze transactie een andere was dan de werkelijkheid.

Ook is er Euro 100.000,- via de in België gevestigde vereniging Limebridge VZW (in welke vereniging zitting hebben Van Trikt, Angnoe en Buyse ) overgemaakt in Nederland op een rekening van [getuige 15] ten behoeve van MN Carcenter als aanbetaling voor de aanschaf van een Range Rover (waarde van Euro 200.000, -). Over de vraag t.a.v. de verkrijging, herkomst c.q. beheer van financiën van voornoemde kunnen /konden geen der voornoemde verdachten een deugdelijke verklaring afleggen.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen en is deze te herleiden op grond van de bewijsmiddelen opgesomd onder de nummers 4, 5, 12, 14,15 en 19. Ook vindt zulks de weergave uit het verkregen schriftelijk bewijs opgesomd onder 1, 2, 3, 4, 5, 8 en 9.

• Met betrekking tot het ten laste gelegde onder feit III t.a.v. verdachte Angnoe (Vervalsing van bescheiden, gekwalificeerde valsheid in geschrifte en valsheid in geschriften en het juridische kader).
Met betrekking tot de artikelen 278 & 279 Sr. Het gaat (het zgn. beschermd belang) bij deze artikelen ten eerste omtrent het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen en ten tweede het mogelijke nadeel dat door de valsheid wordt geleden. Ook is niet vereist bij voornoemde artikelen dat er daadwerkelijk nadeel was geleden, doch nadeel moest wel kunnen ontstaan. (mvt Wetboek van Strafrecht SB 2015 no 44 pg 211 e.v. ).

Uit het onderzoek is komen vast te staan dat verdachte Van Trikt een document – inhoudende statistieken of tabellen met totaal bedragen betreffende valuta-interventies van enkele maanden te weten vanaf maart 2019 tot en met juli 2019- zijnde een geschrift, valselijk heeft doen opmaken en heeft doen vervalsen waarbij hij daartoe aan [getuige 2] en/of [getuige 1] en [getuige 6] althans aan medewerkers van de Bank de opdracht heeft gegeven of hun heeft geïnstrueerd valselijk althans in strijd met de werkelijkheid, in vermeld document inhoudende die statistieken of tabellen van totaal bedragen aan valuta-interventies over de maanden maart tot en met juli van het jaar 2019 te doen noteren in ieder geval doen opnemen in ieder geval anders dan de werkelijkheid te doen verwerken en die te verstrekken aan de Minister van Financiën met de bedoeling om het in DNA te presenteren.

De verdachte Angnoe heeft het document “incoming Payments” valselijk opgemaakt. Vermeld document – dat bestemd is voor de controle door de afdeling Melding Ongebruikelijke Transacties (MOT) en welk document dient als verklaring van de reden of een doel van te ontvangen gelden bij de Hakrinkbank NV. Verdachte Angnoe heeft daarin als reden vermeld doen: “Project Strenght”, althans een fictief of een valse omschrijving als doel/reden van die geldovermaking (Euro 625.000,-) vanuit het buitenland ten behoeve van hem, verdachte of de rechtspersoon ORION CAPITAL INVESTMENT NV, zulks als ware voormelde gelden overgemaakt voor betaling van door hem, verdachte en ORION CAPITAL INVESTMENT NV verrichtte werkzaamheden ten behoeve van het “Project Strength” bij de Hakrinbank NV, hetgeen in strijd is met de waarheid.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen, en is dit boven aangehaalde te herleiden op grond van de bewijsmiddelen en het schriftelijk bewijs.

Het oordeel van de kantonrechter
Gelet op al hetgeen hier voren is aangehaald en in samenhang met de opgesomde bewijsmiddelen kan – tegenover de ontkenningen van beide verdachten – vastgesteld worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachten en hun mededaders, waarbij er duurzaam en in structureel verband is samengewerkt en daarbij wettelijke bepalingen zoals vervat in het Wetboek van Strafrecht en de Bankwet doelbewust zijn vertrapt. Dit voorgaande met het enig oogmerk om financiering ten behoeve van hunzelf en/of aan een of meer aan hun toebehorende rechtspersonen en de financiering van de overheidsuitgaven ten behoeve van de verdachte Hoefdraad, waarbij als gevolg van ontstane tekorten ten nadele van de staatsinstelling in deze de moederbank (CbvS), aan die ernstig financieel nadeel is toegebracht. Verdachte Van Trikt heeft steevast te kennen gegeven dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en telkens het belang van de Bank heeft gediend, doch niets daarvan is gebleken. Hij heeft juist het tegendeel gedaan.

Verdachten Van Trikt en Angnoe hebben op flagrante wijze de financiële middelen toebehorende aan de Bank verkwist. Hierbij ontstaat de indruk dat verdachte Van Trikt mede voor dit doel in de functie van governor bij de Bank is geplaatst door medeverdachte Hoefdraad. Op zijn beurt betrekt Van Trikt zijn medeaandeelhouder / partner Angnoe als adviseur bij de Bank.

Als toenmalig governor moesten Van Trikt en zijn zakenpartner Angnoe als register accountant) hebben geweten dat dergelijke handelingen helemaal niet passen binnen de wet en regelgeving. Desondanks hebben zij meegewerkt aan voormelde constructies.

Door de verrichtingen van verdachten en hun mededaders werd aan de CBvS ernstige financiële klappen toegebracht en dat heeft geleid tot nadelige gevolgen voor de Surinaamse economie, gevolgen waarmee de Surinaamse samenleving thans mee geconfronteerd wordt. Verdachten hebben door hun genomen besluiten en handelingen duidelijk andere belangen gediend te weten hun eigen financiële belangen en die van medeverdachte HOEFDRAAD en daarmede de CBvS ernstig financieel benadeeld.

Verdachten hebben beiden als register accountants misbruik gemaakt van hun kennis en posities als governor bij de Bank en aldaar als adviseur. Zij hebben het vertrouwen dat in hun gesteld was in ernstige mate geschaad.

Ten aanzien van corruptie merkt de kantonrechter nog het volgende op. In de onderhavige zaak is er sprake van grootschalige corruptie: “consists of acts, committed at a high level of government that distort policies or the central functioning of the state, enabling leaders to benefit at the expense of the public good.” (zie Transparancy International, geraadpleegd op 1 juli 2015, van http:// www. Transparancy.org/glossary/term/corruption). Bij corruptie is de context van het corrupt handelen en de gelegenheid die door de organisatie wordt geboden van belang. Er zijn drie voorwaarden nodig voor het plegen van het delict namelijk: een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en weinig of geen toezicht. Bepaalde functies brengen een zekere mate van status en macht met zich mee. Het is die macht, en het vertrouwen in de bekleder van die macht, die misbruikt wordt ten eigen bate. Het beroep brengt als het ware een eigen gelegenheidsstructuur met zich mee. De handelingen die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd worden vergeleken met een slechte boomgaard, een institutionele context waar de organisatie, het soort werk en de werkcultuur een belangrijke rol hebben gespeeld. Bij corruptie falen zowel de individuen als de organisatie: de organisatie creëert de gelegenheid om corruptie te plegen. Personen die corruptie plegen en aldus de organisatie corrupt maken hebben veelal hun gedrag aangeleerd via (non) verbale communicatieprocessen in een omgeving waarin anti – sociaal gedrag ook veel voorkomt: het is ieder voor zichzelf en getuige dit ook op grond van de verklaringen bij de rechter – commissaris in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek afgelegd, het gebrek aan verantwoordelijkheid en accuraat handelen van verdachte en zijn mededaders. Mede daardoor heeft verdachte zich de behoeften en (morele) opvattingen en vaardigheden eigen gemaakt die het plegen van corruptie bevorderen. Ook persoonlijkheidskenmerken kunnen corrupt gedrag bevorderen bijvoorbeeld: materialisme, aan macht over de omgeving, de sterke behoefte om bij anderen gezien te worden en belangrijk geacht c.q. erkend te worden alsook een ongezonde loyaliteit aan opdrachtgevers of partners die (politieke) macht bekleden.

Uit de processen – verbaal van de politie, het gerechtelijk vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de variabelen van meso en micro niveau voor een groot deel aanwezig waren om te komen tot de vaststelling van corruptie die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd. Deze variabelen zijn ook belangrijke toetsstenen om na te gaan of er sprake is van good governance van instituten. De Centrale Bank van Suriname en Orion hebben ten tijde van de tewerkstelling van verdachte en zijn mededaders, gefunctioneerd als een corrupt orgaan vanwege de corruptieve handelingen die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd.

De variabelen op mesoniveau zijn:
1. Leiderschap waarbij de rol van de leidinggevende centraal staat. De leidinggevende:
a) geeft niet het goede voorbeeld en is niet bepaald een integere leider;
b) is onduidelijk over wat is toegestaan;
c) spreekt de medewerkers niet aan op regelovertredend gedrag;
d) geeft geen ondersteuning aan integer gedrag.

2. Procedures, deze variabele betreft het bestaan en de naleving van wet – en regelgeving en de uitwerking daarvan in procedures. De procedures:
a) Zijn niet schriftelijk vastgelegd;
b) Sluiten niet aan bij de praktijk;
c) Zijn niet gericht op het voorkomen van integriteitsrisico’s;
d) Zijn niet duidelijk;
e) Zijn niet bekend;
f) Worden niet nageleefd door de medewerkers.

3. Controle. Aan de hand van deze variabele wordt nagegaan in hoeverre er sprake is van interne of externe controle. Met de controles:
a) Wordt niet nagegaan of volgens de voorgeschreven procedures wordt gewerkt;
b) Worden medewerkers niet aangesproken op regelovertredend gedrag;
c) Wordt niet opgetreden en bestraft indien wordt afgeweken van de procedures.

4. Organisatiecultuur. Deze variabele gaat over het moraal binnen de organisatie en de groepscultuur. In een niet integere organisatiecultuur:
a) gaat men niet zorgvuldig om met elkaar, de middelen van de organisatie en (vertrouwelijke) informatie:
b) ontbreekt onderling vertrouwen en open communicatie;
c) voelen medewerkers zich niet veilig om vragen te stellen als zij strafbare feiten – zoals corruptie – vermoeden;
d) bestaat geen onderling corrigerend gedrag.

5. Integriteitsbeleid. Het gaat hier erom of er binnen de organisatie speciale aandacht is voor het woord integriteit:
a) er zijn geen integriteitsvoorschriften (wettelijke regelingen, gedragscode, vertrouwenspersoon, meldprocedure);
b) de integriteitsvoorschriften zijn niet bekend bij de medewerkers;
c) medewerkers worden niet gescreend;
d) risicofuncties worden niet benoemd;
e) medewerkers volgen geen integriteitstrainingen.

De variabelen op microniveau
1. Persoonlijkheidskenmerken. Er is sprake van een of meer persoonlijkheidskenmerken bijvoorbeeld:
a. Welbespraakt
b. Overtuigend
c. Megalomaan (op zichzelf gericht)
d. Principeloos
e. Onverantwoordelijk

2. Motieven
a) Geld
b) Macht

3. Rationaliteit van handelen, waarbij er sprake is van een rationele keuze aan de hand van een kosten- en batenanalyse. Corrupte bestuurders en ambtenaren zijn vaak rationele wezens die maximaal profijt nastreven met het eigen belang voorop: zij proberen de instituties in hun eigen voordeel te hervormen door meer macht naar zich toe te trekken. Potentiële daders van corruptie maken een bewuste keuze van de kosten en baten analyse. Zij zijn bereid om corruptie te plegen als zij verwachten dat de opbrengsten groter zijn dan de kosten. “Opbrengsten” staan niet uitsluitend voor financieel gewin, maar ook voor het bereiken van een bepaalde status, aanzien en macht. Het begrip “ kosten” betreft niet alleen de kosten van steekpenningen, maar ook het ingeschatte risico van een lage pakkans ( waar verdachte en haar mededaders bedrogen in zijn uitgekomen) en het risico op een eventueel baanverlies ( als ik niet doe wat mijn meerdere mij opdraag kan ik mijn baan verliezen) of een reputatieschade ( in ga mijn aanzien bij mijn meerderen verliezen als ik niet doe wat zij van mij vragen).

4. Neutralisatietechnieken. De gedragingen worden vooraf en/of achteraf verantwoord door toepassing van een of meer van de volgende neutralisatietechnieken:
a) Ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid
b) Ontkenning van schade of benadeling
c) Ontkenning van slachtoffer(s): niemand is benadeeld. Handelingen gepleegd in het belang van land en volk / ik heb het beste met het land voor/ vaderlandsliefde.
d) Veroordeling van de oordelaars cq degenen die de wantoestanden aan het licht hebben gebracht
e) Verwijzing naar hogere plichten of morele principes: een groot risico genomen, financiering gegeven zonder enige dekking daartegenover, wij zijn vooruitgelopen op zaken en we hadden er geloof in dat het wel goed zou komen, Ik ben loyaal aan mijn opdrachtgevers en had het beste voor met het land.

Bovenstaande variabelen op mesoniveau en microniveau zijn belangrijke toetsstenen voor instanties die bemenst worden door publieke functionarissen en hun medewerkers of zakenpartners als mogelijke deelnemers, teneinde na te gaan of er sprake is van good governance, sterke democratische instituten met transparante regels en werkwijzen en een veilige werkomgeving. Burgers dienen vertrouwen te hebben in publieke functionarissen en hun medewerkers of zakenpartners en de instituten waaraan zij leiding geven. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben – op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in samenhang met de geraadpleegde literatuur en de jurisprudentie – verdachte en zijn mededaders gefaald om aan de noodzakelijke voorwaarden te voldoen met als gevolg een geschokte rechtsorde en een zeer grote benadeling van de Centrale Bank van Suriname en in het verlengde daarvan ook De Staat Suriname vanwege de economische malaise waarin ons land is komen te verkeren als gevolg van de handelingen van verdachte en zijn mededaders.

De maatregel tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Voor wat betreft het verweer van verdachte inzake artikel 54 e Sr. (de maatregel tot ontneming) is de kantonrechter van oordeel dat de redenering van de verdediging dat deze maatregel niet kan worden uitgevoerd omdat er geen sprake is van een veroordeelde, onjuist is. In de M.v.T. op artikel 54e wordt namelijk aangegeven dat deze maatregel is ingevoerd ter bestrijding van de in aantal toegenomen georganiseerde en lucratieve vormen van voornamelijk internationale criminaliteit (zoals fraude, witwassen mensenhandel en handel in verdovende middelen. Voorts dat het accent van de maatregel van artikel 54e Sr. ligt op het afromen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, inclusief alle daarmee verworven zaken of vermogensrechten( huizen, aandelen) en de eventueel weer uit die zaken of vermogensrechten verkregen voordelen (huurpenningen, dividend, uitkeringen). De stelling van de verdediging dat blijkens Tekst en Commentaar voor de maatregel van artikel 54e een afzonderlijke procedure is gecreёrd is onvolkomen. In Tekst en Commentaar Strafrecht (Cleieren/Nijboer 7e druk) wordt in de toelichting op artikel 36e ned. Sr.(art.54e sur. Sr.) o.a. aangegeven dat deze vordering op één en dezelfde terechtzitting kan samengaan met de vordering in de strafzaak als het om eenvoudige zaken gaat. Bij ingewikkelde ontnemingszaken kan de ontnemingsprocedure plaatsvinden na de procedure in de strafzaak. De zaak in casu is qua inhoud erg omvangrijk, maar er is geen sprake van een ingewikkelde ontnemingsprocedure omdat uit het opsporings – en het uitvoerig gerechtelijk vooronderzoek van de Rechter Commissaris duidelijk is aangetoond wat het wederrechtelijk verkregen voordeel is.

De strafbaarheid van de feiten
De te bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. Verdachte is een first offender voor de wet en zal de kantonrechter daarmee rekening houden met de strafmaat.

De motivering van de straf.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden volstaan met een lichtere sanctie dan de hierna te melden straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijk duur met zich brengt. De ernst van de feiten ligt in de grote benadeling en verregaande nadelige gevolgen welke de gepleegde strafbare feiten tot gevolg hebben voor de economie van het land en de Surinaamse samenleving. Het kan en mag niet zo zijn dat burgers hard werken en offers brengen om op een eerlijke manier in hun levensonderhoud te voorzien terwijl personen die diensten verlenen aan mensen in leidinggevende posities van financiële instellingen van de Staat, uit puur opportunisme voor zichzelf en hun medeverdachten op onverantwoorde wijze en in strijd met wetten en procedureregels omgaan met staatsfinanciën en daarbij voorbijgaan aan het algemeen belang. Verdachte en zijn mededaders hebben heel belangrijke rollen gehad binnen het geheel.
De verdachte Van Trikt is werkzaam geweest als governor van de Centrale Bank van Suriname, een verantwoordelijke functie. De Centrale Bank van Suriname vervult immers een belangrijke wettelijke taak, waaronder het waarborgen van de waarde van de Surinaamse munt. Van de leidinggevende van zo een gezaghebbende staatsinstelling mag een voorbeeldfunctie verlangd worden en wordt integer, verantwoordelijk en zorgvuldig handelen verwacht. Deze persoon dient elke schijn van belangenverstrengeling en niet integer handelen te voorkomen.

Dit dient verdachte Angnoe, Ashween Ryan als register accountant ook te weten; hij heeft zich er niet om bekommerd welke schade door zijn handelen werd aangericht aan het imago en de betrouwbaarheid van de Centrale Bank van Suriname en het financieel welzijn van de samenleving.

Op grond van het hierboven aangehaalde en mede gelet op verdachte ANGNOE, ASHWEEN RYAN enerzijds een essentiële rol binnen het geheel heeft gehad en anderzijds een first offender is, zal de kantonrechter de na te melden straf als hieronder vermeld opleggen.

De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Verklaart het bewezenverklaarde onder I, II A; III A; IV A van de ten laste legging strafbaar en kwalificeert dit als volgt:
• onder feit I primair, medeplegen aan het eerste lid van artikel 13 van de Anti-Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 1 Anti-Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
• onder feit II A primair, medeplegen aan het tweede lid van artikel 13 van de Anti-Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 2 Anti-Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
• onder feit IIIA (primair) valsheid in geschrifte, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 278 lid 1 Sr;
• onder feit IVA (primair): medeplegen aan opzettelijk money laundering, welk feit strafbaar is gesteld in art. 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 Sr.

De toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing van de Kantonrechter berust mede op de artikelen 9, 11, 38, 43, 44, 54 van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSING VAN DE KANTONRECHTER
• Verklaart de onder I; IIA; III A, IVA ten laste gelegde feiten zoals hierboven is vermeld wettig en overtuigend bewezen;
• Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
• Veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier (4) jaren.
• Bepaalt dat de tijd door de verdachte vόόr de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
• Veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete tot een totaal bedrag van SRD 150.000, – (honderdvijftigduizend Surinaamse Dollar) subsidiair 12 maanden hechtenis.
• Handhaaft het bevel tot gevangenhouding van de verdachte.
• Verklaart verbeurd het onroerend goed te weten ORION CAPITAL INVESTMENTS N.V. gevestigd aan de [adres 2] te [district], op grond van artikel 50 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 50 a van het Wetboek van Strafrecht lid 1 onder a.
• Beveelt de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te weten Euro 625.000,– (zeshonderd vijfentwintig Euro) op grond van artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht op te leggen aan de verdachten Van Trikt, Robert Gray en Angnoe, Ashween Ryan c.q. verplicht hen tot betaling van voormeld geldsbedrag.
• Verklaart verbeurd het voertuig van het merk Range Rover die bij verdachte Angnoe, Ashween Ryan in beslag is genomen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Kuldip Singh, kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo, in tegenwoordigheid van A. A.Kalloe LL.B., griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van maandag 31 januari 2022.

De Griffier, De Kantonrechter,

Mw. A.A.KALLOE,fg. Mr. M.V. KULDIP SINGH