SRU-K2-2022-4

  • Instantie Kantongerecht Tweede Kanton
  • Zaaknummer 53
  • Uitspraakdatum 31 januari 2022
  • Publicatiedatum 28 februari 2022
  • Rechtsgebied Strafrecht
  • Inhoudsindicatie

    Verdachte (publieke functionaris) heeft het in hem gestelde vertrouwen in ernstige mate geschaad door in strijd te handelen met wettelijke voorschriften met zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen en om door die strijdige handeling aan de Staat of Staatsinstelling enig nadeel toe te brengen.
    Er is sprake geweest van bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, waarbij er duurzaam en in structureel verband is samengewerkt en daarbij wettelijke bepalingen zoals vervat in het Wetboek van Strafrecht en de Bankwet doelbewust zijn vertrapt met het enig oogmerk om financiering ten behoeve van zichzelf en aan een of meer aan hun toebehorende rechtspersonen voordeel te hebben c.q. te bieden.

Uitspraak

KANTONGERECHT

Vonnisnummer:53

Datum uitspraak: 31 januari 2022

Tegenspraak

Raadslieden: mr. J. Kraag en I.D. Kanhai Bsc.

 

VONNIS

van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo, in de strafzaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte:

Naam: VAN TRIKT, ROBERT – GRAY

Geboren op [datum 1] in [land 1]

Van beroep: accountant / docent

Wonende aan de [adres 1] te [district].

De verdachte is in persoon verschenen en wordt bijgestaan door zijn raadslieden als hierboven voornoemd, advocaten bij het Hof van Justitie.

 

HET ONDERZOEK VAN DE ZAAK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 juli 2020, 5 oktober 2020, 26 november 2020, 12 januari 2021, 9 februari 2021, 30 maart 2021, 29 april 2021, 6 juli 2021, 12 juli 2021, 29 juli 2021, 17 augustus 2021, 15 oktober 2021, 9 november 2021, 22 december 2021 en 31 januari 2022.

De Kantonrechter heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. C. Klein – Jules, van hetgeen verdachte en zijn raadslieden mr. mr. D. Kraag en I.D. Kanhai Bsc naar voren hebben gebracht en hetgeen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen is gebleken.

DE GELDIGHEID VAN DE DAGVAARDING

De dagvaarding voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 242 van het wetboek van Strafvordering en is derhalve geldig.

DE BEVOEGDHEID VAN DE KANTONRECHTER

Krachtens de wettelijke bepalingen is de kantonrechter bevoegd om van het ten laste gelegde kennis te nemen.

 

DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

De verdediging stelt zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat:

  • de vervolging van verdachte is ingesteld krachtens artikel 13 van de Anti – Corruptiewet en de Anti – Corruptie Commissie als bedoeld in artikel 2 van voormelde wet was nog niet ingesteld ten tijde dat verdachte in verzekering werd gesteld. De melders ex artikel 1 van de Anti – Corruptiewet kunnen meldingen van misstanden doen bij deze Commissie en de Commissie kan deze meldingen vervolgens doorgeleiden naar de Procureur – Generaal. De wetgever heeft hiermee beoogd dat geregistreerde gevallen worden onderzocht en dat daarbij rekening wordt gehouden met het opportuniteitsbeginsel. Ten tijde van de brief van 28 januari 2020 was er nog geen Commissie ingesteld en hebben de melders zich rechtstreeks gewend tot de Procureur – Generaal. Noch uit het politioneel onderzoek, noch uit het GVO is gebleken danwel is komen vast te staan, dat de in de Anti – Corruptie Wet genoemde Commissie, corruptie heeft vastgesteld en dat er naar aanleiding daarvan een strafrechtelijk onderzoek is verzocht. Het Openbaar Ministerie mocht derhalve niet overgaan tot vervolging van verdachte. In casu is derhalve in strijd gehandeld met de Anti – Corruptie Wet.
  • De Anti – Corruptiewet is een een bijzondere wet (lex specialis). De term ‘wettelijk voorschrift’ in artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht heeft noch dezelfde strekking noch dezelfde bedoeling als de term ‘wettelijk voorschrift’ in de Anti – Corruptiewet. In artikel 65 van het Wetboek van Strafrecht wordt juist het handelen gerechtvaardigd. De gedraging in de Anti – Corruptiewet is niet in strijd met voornoemd artikel in het Wetboek van Strafrecht en aldus is er geen sprake van een strafbaar feit. De term ‘wettelijk voorschrift’ in de Anti – Corruptiewet en ook het verdrag doelen op voorschriften die een verplichting opleggen. De wetgever heeft de term ‘wettelijk voorschrift’ in artikel 13 van de Anti – Corruptiewet niet gedefinieerd. Op grond hiervan dient voor de term ‘wettelijk voorschrift’ een omschrijving te worden gezocht in het bestuursrecht, hetgeen Suriname niet kent. Bij de bestudering van de rechtswetenschap ten aanzien van het onderwerp ‘wettelijk voorschrift’ komt vast te staan dat zowel in de strafrechtelijke benadering als in de bestuursrechtelijke benadering, het wettelijk voorschrift een specifiek voorschrift moet zijn. Met andere woorden; het moet bepalingen omvatten die een taak, verplichting of een bevoegdheid toekennen, waarbij voor de strafrechtelijke benadering de voorschriften, die een taak of een verplichting opwerpen, slechts als rechtvaardigingsgrond kunnen dienen en van belang zijn.
  • De wetgever heeft niet elk verbod, genoemd in de Bankwet, strafbaar gesteld en dientengevolge is de noodzaak ontstaan om het verbod in artikel 16 lid 3 en 18 lid 1 en lid 4 van de Bankwet aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Uit de systematiek van de Bankwet volgt dat de verbodsbepalingen in voornoemde artikelen geen strafrechtelijke consequenties hebben of tot gevolg hebben en kunnen de in deze artikelen genoemde verbodsbepalingen slechts worden aangemerkt als bepalingen ter begrenzing van de algemene bevoegdheid aan de CBVS c.q. de verdachte. De artikelen 16 en 18 van de Bankwet bieden geen strafrechtelijke verhaalsmogelijkheid, daar de norm ontbreekt, welke strafrechtelijk beschermd wordt danwel strafrechtelijke consequenties verbindt;

De officier van justitie stelt daartegenover het volgende:

  • Ten aanzien van de stelling van de verdediging, dat vanwege het ontbreken van de Anti – Corruptie Commissie, de vervolgingsambtenaar niet bevoegd is om een strafrechtelijke vervolging tegen verdachte in te stellen:

Onze strafrechtwetgeving geeft duidelijk aan op grond van welke bepalingen er een strafrechtelijk onderzoek danwel een vervolging kan worden ingesteld door het Openbaar Ministerie. Ook blijkt nergens uit de Anti – Corruptiewet dat het hebben van een Commissie een noodzakelijke voorwaarde is om een strafrechtelijke vervolging in te stellen, noch kan ergens uit worden afgeleid dat de wet niet uitvoerbaar is zonder instelling van de Anti-Corruptie Commissie. Ook is dat niet af te leiden uit de Memorie van Toelichting. De Commissie als bedoeld in de Anti – Corruptiewet heeft slechts taken m.b.t. regulering en monitoring van het preventiebeleid. Het verband dat de verdediging probeert te leggen tussen het installeren van de Anti – Corruptie Commissie en het instellen van een strafrechtelijk onderzoek op grond van artikel 13 van de Anti-Corruptiewet, snijdt dan ook geen hout. Vaststaat dat het strafrechtelijk onderzoek werd aangevangen, nadat er aangifte is gedaan door functionarissen van de CBvS, in opdracht van de gewezen minister van Financiën. Conform de regels van het Wetboek van Strafvordering – in casu art. 113 Sv – heeft de Procureur Generaal instructies gegeven tot het verrichten van een onderzoek. Artikel 18 van de Anti – Corruptiewet vermeldt dat bepalingen als bedoeld in het 1ste en 2de lid van artikel 17 van dezelfde wet worden gekwalificeerd als misdrijven en is het Openbaar Ministerie dan ook bevoegd tot het vervolgen van gepleegde strafbare feiten (zie art 3 Wet RIS). Bovendien staat in de M.v.T. van voormelde wet op pagina 28 het volgende: “De (repressieve) bestrijding van corruptie en de bepaling van de opportuniteit van de opsporing en vervolging in corruptiezaken valt onder de exclusieve bevoegdheden van het Openbaar Ministerie en de Procureur-Generaal.” Voorts verwijst de M.v.T. op pag. 31 naar strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht, die aanvankelijk zouden worden opgenomen in de Anti – Corruptiewet en vermeldt: ‘’Deze vernieuwing van de bestaande bepalingen met betrekking tot anti-corruptie in het herziene Wetboek van Strafrecht waren aanvankelijk onderdeel van deze wet. Aangezien het herziene Wetboek van Strafrecht reeds eerder de goedkeuring heeft verkregen van De Nationale Assemblée, zijn bedoelde verruimde anti-corruptie bepalingen uiteraard niet meer opgenomen in deze wet.’’ Op grond hiervan houdt de stelling van de verdediging geen stand en moet daaraan worden voorbijgegaan.

  • Ten aanzien van de term ‘wettelijk voorschrift’:

De term ‘wettelijk voorschrift’ is weliswaar niet nader omschreven in de Anti – Corruptiewet, echter staat vast dat het strafrechtelijk onderzoek duidelijk heeft aangetoond dat de verdachte in strijd heeft gehandeld met de Bankwet. Thans zal met jurisprudentie en literatuur, de term ‘wettelijk voorschrift’ in strafrechtelijke zin worden verduidelijkt:

Zoals bekend bepaalt artikel 65 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht (Rechtvaardigingsgronden) – dat overeenkomt met art. 42 van het Nederlands Wetboek van Strafrecht – in lid 1 onder punt c: ‘ niet strafbaar is een gedraging (c) gepleegd ter uitvoering van een wettelijk voorschrift.’ In de rechtspraak[1] en literatuur[2] is er t.a.v. de term ‘wettelijk voorschrift’ als bedoeld in artikel 65 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht (artikel 42 Wetboek van Strafrecht Nederland), nader uitleg gegeven dat als volgt luidt: Met ’wettelijk voorschrift’ in artikel 65 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht (art 42 van het Nederlands Wetboek van Strafrecht) wordt gedoeld op wetten gegeven door machten aan welke wetgevend vermogen is toegekend. Het kan dus ook gaan om wetten van lagere bestuursorganen en verdragen. Ook voorschriften van lagere wetgevers worden aangemerkt als ‘wettelijk voorschrift[3].’ Er wordt niet vereist dat het voorschrift een verplichtend karakter heeft; voldoende is dat het een meer vrijblijvende bevoegdheid geeft[4]. Vast staat dat de geldende tekst van de Bankwet 1956 SB 2010 no. 173 is aangenomen door de wetgevende instantie, bij resolutie door de President van Suriname is bekrachtigd en afgekondigd en is opgenomen in het Staatsblad van de Republiek Suriname, ten einde raadpleging daarvan te vergemakkelijken. In het requisitoir zijn de wettelijke voorschriften – waarmee de verdachte VAN TRIKT in strijd heeft gehandeld – ook duidelijk aangegeven. Gelet op het hierboven aangehaalde, is het voor de vervolgingsambtenaar dan ook onbegrijpelijk waarom volgens de verdediging de Bankwet (en of bepalingen daarin opgenomen waaronder artikel 18 Bankwet) niet aangemerkt moet worden als een ‘wettelijk voorschrift.’ Is dat alleen, omdat vermelde bepalingen geen strafdreiging bevatten? Deze vraag dient hoe dan ook ontkennend te worden beantwoord. Zo zijn er ook in de Grondwet van Suriname geen bepalingen opgenomen met een strafdreiging en zou dit – volgens de zienswijze van de verdediging – dan zeggen, dat ook de Grondwet nu niet aangemerkt kan worden als te zijn een wettelijk voorschrift? In essentie is een wettelijk voorschrift elke regelgeving, uitgevaardigd door een daartoe bevoegd instituut c.q. autoriteit. Als voorgaande definities worden toegepast op de bepalingen van artikel 18, kan niet worden miskend dat die bepalingen wettelijke voorschriften zijn. Het zijn namelijk regels gebaseerd op de Bankwet welke wet is uitgevaardigd door de regering van Suriname, inhoudende regels waaraan de Bank zich dient te houden en dus is het een voorschrift volgens de definitie in de rechtswetenschap. Hetgeen voornoemde wettelijke bepaling m.n. art. 18 van de Bankwet voorschrijft, betreft een verbodsbepaling, waaraan men zich strikt dient te houden c.q.na te leven. De wetgever heeft zulks noodzakelijk geacht en derhalve in de Bankwet geïncorporeerd. Elke verrichte handeling, die niet gestoeld is op de wet, levert evenzeer een strijdigheid op. In dit strafrechtelijk onderzoek wordt het gevolg van de strijdigheid gekenmerkt door een enorme financiële schade voor de CBvS, waarmee de Bank heden ten dage te kampen heeft. Ten overvloede wordt wat betreft het begrip verbod opgemerkt dat – als wordt gelet op de taalkundige definitie – er in principe geen verschil is tussen de begrippen verbod en gebod. De definitie van gebod is een bevel van een hoge autoriteit of een leefregel. Een verbod is een gebod om iets na te laten. Met andere woorden: als het gebod een bepaalde handeling verbiedt, dan wordt gesproken van een verbod. In politieke eenheden spreekt men niet van een gebod, maar van een wet.[5] Deze definitie is terug te leiden tot de bepaling van artikel 18 van de Bankwet. Artikel 18 van de Bankwet is een verbod en daarnevens een gebod tot het nalaten van de daarin vastgelegde handelingen uitgevaardigd door de regering als politiek instituut en dus een ‘wettelijk voorschrift.’

  • Ten aanzien van de bepaling in artikel 21 en artikel 18 van de Bankwet:

Naar oordeel van de vervolging is het evident dat in onderhavige zaak sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 21 lid 2 van de Bankwet en wordt dit gestaafd met het schrijven (ex artikel 21 lid 6 van de Bankwet) afkomstig van de huidige Governor van de CBvS[6]. Uit het voorgaande blijkt ook dat er wel degelijk sprake is van de overschrijding als bedoeld in artikel 21 lid 2 juncto artikel 18 lid 1 van de Bankwet. Kortom een grove onregelmatigheid. Verder geeft de Bankwet in lid 5 van artikel 21 juncto artikel 35 a leden 1 en 2 aan, wie in persoon aansprakelijk kan worden gesteld voor overtredingen als bedoeld in de leden 2 en 4 van artikel 21 van de Bankwet. Reden genoeg waarom de vervolging in het requisitoir en de politie in het vooronderzoek melding hebben gemaakt van artikel 21 leden 2 en 4 Bankwet. Het is een ontegenzeggelijk feit, dat voormelde bepaling is overtreden in genoemde periode zoals ten laste is gelegd en heeft de vervolging zulks ook gestaafd middels het schrijven afkomstig van de huidige Governor van de Bank (bijlage). Kortom uit het onderzoek en de bewijsmiddelen is zeer duidelijk komen vast te staan dat het verbod opgelegd in artikel 18 eerste lid juncto artikel 21 van de Bankwet, door verdachte VAN TRIKT en zijn medeverdachten op grove wijze is genegeerd. De vervolging geeft hierbij een korte uiteenzetting, waarbij er in strijd met art. 18 van de Bankwet is gehandeld en een wettelijk voorschrift is overtreden. Hierbij wordt verwezen naar het schrijven afkomstig van de medeverdachte HOEFDRAAD en de reactie op voormeld schrijven afkomstig van verdachte VAN TRIKT. Blijkens het eerste schrijven, gedateerd 07 november 2019 afkomstig van VAN TRIKT naar HOEFDRAAD.(1ste tranche panden) wordt door VAN TRIKT het volgende als reactie gegeven:

Met deze transactie is een koopsom van Euro 45 miljoen gemoeid, welke bereids ter beschikking van de Staat c.q. het Ministerie van Financiën is gesteld.

en

Blijkens het tweede schrijven gedateerd 03 december 2019 afkomstig van VAN TRIKT naar HOEFDRAAD (2de tranche panden) wordt door VAN TRIKT het volgende als reactie gegeven: “ Met deze transactie is een koopsom van Euro 60 miljoen gemoeid, welke bereids ter beschikking van de Staat c.q. het Ministerie van Financiën is gesteld.

Uit het voorgaande kan niets anders geconcludeerd worden, dan dat er hier sprake was van een koop – verkoop transactie, aangezien de ene partij (Min. van Financiën) bereid is over te dragen als schuldverrekening en de andere partij (president van de CBvS) bereid is te voldoen aan de koopsom c.q. de gelden daarvoor ter beschikking te stellen.

Artikel 18 lid 4 van de Bankwet stelt immers het volgende: “Behoudens het bepaalde in het tweede lid koopt of bezit de Bank geen onroerende goederen, dan die welke voor de uitoefening van haar bedrijf benodigd zijn”.

Met andere woorden niet slechts op het (onnodig) kopen van onroerende goederen wordt een verbod opgelegd, doch ziet deze bepaling ook toe, tot het weerhouden van het onnodig bezitten van onroerende goederen. Kortom een wettelijk verbod zowel op het kopen alsook het onnodig bezitten van onroerende goederen. Concluderend: Van belang en relevant is hier dat het opgelegd verbod nageleefd dient te worden en niet de wijze waarop voormelde onroerende goederen in beheer van de Bank zouden komen.

Het oordeel van de Kantonrechter

De officier van justitie heeft de door de verdediging opgeworpen formele verweren gemotiveerd weersproken zoals hierboven is vermeld. De kantonrechter komt tot het oordeel dat de verweren van de raadslieden geen stand houden en is de conclusie dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vordering.

 

DE SCHORSING VAN DE VERVOLGING

Er zijn geen redenen gebleken om de vervolging te schorsen.

 

DE TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Het ten laste gelegde komt erop neer dat de verdachte zich – kort en zakelijk weergegeven – schuldig heeft gemaakt aan:

  • onder feit I, medeplegen aan het eerste lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 1 Anti – Corruptiewet juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit II, medeplegen aan het tweede lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 2 Anti – Corruptiewet juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit III A (primair): medeplegen aan opzettelijk Money Laundering, welk feit strafbaar is gesteld in art. 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • subsidiair onder III B: medeplegen aan schuld Money Laundering welk feit strafbaar is gesteld in 3b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit IV A (primair): medeplegen aan verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • subsidiair onder feit IV B: medeplegen aan gekwalificeerde verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 382 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit V A (primair): medeplegen aan verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • subsidiar onder feit V B: medeplegen aan gekwalificeerde verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 382 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit VI: doen plegen van valsheid in geschrifte, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 278 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit VII A (primair): vervalsing van bescheiden door een ambtenaar of een ander met enige openbare dienst of tijdelijk belast persoon, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 424 van het Wetboek van Strafrecht.
  • subsidiair onder feit VII B: gekwalificeerde valsheid, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht.

DE VORDERING VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten onder I, II, III A, IV A, V A, VI en VII A van de dagvaarding. Zij verwijst naar de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaringen van de verdachte, getuigen en deskundigen afgelegd bij de politie en tijdens het Gerechtelijk Vooronderzoek en op de terechtzitting. Daarbij wordt gevorderd:

  • dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 (tien) jaren, onder aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een geldboete tot een totaal van SRD 500.000,– subsidiar 18 maanden hechtenis en zijn bevel tot gevangenhouding;
  • de verbeurdverklaring van het onroerend goed te weten ORION CAPITAL INVESTMENTS N.V. gevestigd aan de [adres 1]te [district], op grond van artikel 50 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 50 a van het Wetboek van Strafrecht lid 1 onder a;
  • de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te weten Euro 625.000,– op grond van artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht op te leggen aan de verdachten Van Trikt, Robert Gray en Angnoe, Ashween Ryan c.q. hen te verplichten tot betaling van voormeld geldsbedrag;
  • Verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig van het merk Range Rover welke bij verdachte Angnoe, Ashween Ryan in beslag is genomen.

 

HET STANDPUNT VAN DE VERDEDIGING

De verdediging is – kort en zakelijk weergegeven – van mening dat de tenlaste gelegde feiten niet zijn bewezen. Uit de processtukken blijkt niet dat verdachte heeft samengewerkt met genoemde medeverdachten en is het bewijs van medeplegen en medeplichtigheid van de in de dagvaarding genoemde feiten ook niet geleverd. De verdediging verzoekt ook om niet mee te gaan met het verzoek tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. Voor wat betreft de vordering ter ontneming van het vermeend wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht, wordt verzocht om dit verzoek ook af te wijzen. Immers is in artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht bepaald dat op vordering van het Openbaar – Ministerie, bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die veroordeeld is de verplichting wordt opgelegd. In casu is er geen sprake van een veroordeelde en is er geen sprake van een afzonderlijke procedure, waardoor er geen afzonderlijke rechterlijke beslissing kan worden gegeven. Blijkens Tekst en Commentaar van het Wetboek van Strafrecht is voor de ontnemingsmaatregel een afzonderlijke van de hoofdzaak afgesplitste procedure gecreëerd. In casu is dat niet het geval en is het gevorderde niet toewijsbaar.

Verder blijkt uit geen van de in de dagvaarding genoemde feiten, dat aan verdachte het verwijt wordt gemaakt, dat hij door het aannemen van een gift, dienst of belofte misbruik heeft gemaakt van zijn functie door iets te doen of na te laten, waarbij hij of een ander onrechtmatig voordeel heeft gekregen.

De Clairfield overeenkomsten vielen compleet binnen de werksfeer van de CBvS. Deze overeenkomsten waren noodzakelijk en vielen binnen de grenzen van een redelijke vergoeding. In het rapport van Kroll op pagina 39 is vermeld dat voorschotten minder relevant zijn als de overeengekomen bedragen marktconform zijn. Verder is de overeengekomen non – refundable fee gebruikelijk in contracten. Op instructie van de gewezen minister van Financien, de heer Hoefdraad, zijn de opdrachten bij de CBvS stopgezet zonder overleg met de dienstverleners.

De gesloten overeenkomsten met Orion zijn ook marktconform en noodzakelijk. Dat de overmaking van Clairfield naar Orion van het bedrag van Euro 625.000,– een kickback is geweest, berust niet op waarheid. Het is een deelbetaling geweest van het project Prodigy.

De vervolgingsambtenaar kan niet aantonen dat de overeenkomsten niet noodzakelijk waren c.q. dat de activa van verdachte en zijn mededaders aanzienlijk zijn toegenomen. Er kan ook niet worden aangetoond, dat verdachte giften heeft aangenomen, noch dat er sprake is van nadelige contractsvoorwaarden.

De verdediging concludeert tot niet ontvankelijk verklaring van het Openbaar – Ministerie voor de feiten onder I en II van de dagvaarding en subsidiair integrale vrijspraak voor de verdachte van de gehele dagvaarding.

HET OORDEEL VAN DE KANTONRECHTER

De Kantonrechter acht op grond van de inhoud van de hieronder genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder I, II, III A, IV A, V A, VI en VII A van de ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat hij:

  1. op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode maart 2019 tot en met oktober 2019, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

hij, verdachte tezamen en in vereniging met ANGNOE, ASHWEEN RYAN en BUYSSE, HANS en HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE als minister van Financiën, als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173, zijnde een publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti – Corruptiewet SB. 2017 no 85, verboden handelingen heeft verricht en besluiten heeft genomen waarbij aan een staatsinstelling te weten de Centrale Bank van Suriname, opzettelijk financieel nadeel is toegebracht of financieel nadelige voorwaarden zijn bedongen, waarbij door hem in strijd is gehandeld met de ter zake geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures teneinde voor zichzelf en ten behoeve van anderen te weten ANGNOE, ASHWEEN RYAN en BUYSSE, HANS en HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE als Minister van Financiën en ten behoeve van de rechtspersonen CLAIRFIELD BENELUX NV en ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ten behoeve van het Ministerie van Financiën enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen,

hebbende immers hij verdachte tezamen en in vereniging als voormeld, althans alleen, de volgende handelingen verricht en de besluiten genomen om ten behoeve, althans ten laste van een staatsinstelling te weten de Centrale Bank van Suriname, één of meer overeenkomsten aan te gaan te weten:

met CLAIRFIELD BENELUX NV en voornoemde BUYSSE, HANS:

  • de overeenkomst Project Lagarde 1 “Valuation and Fairness opinion RGM royalty Structure getekend op 13 september 2019, voor een non-refundable vergoeding van € 620.000, – (zeshonderd en twintigduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening € 300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en
  • de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname” getekend op 16 mei 2019, voor een non- refundable vergoeding van € 2.500.000, – (twee miljoen en vijfhonderdduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening een bedrag van € 1.250.000, – (een miljoen en tweehonderd en vijftigduizend Euro’s) als voorschot is betaald en
  • de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”, getekend op 6 augustus 2019 voor een totaal bedrag van € 850.000, – (achthonderd en vijftigduizend Euro’s) als indicatief budget waarvan bij ondertekening € 425.000 (vierhonderd vijfentwintig duizend Euro’s) als voorschot is betaald en
  • de overeenkomst Project Prodigy 3 “Implementation of reforms and optimizations at the Central Bank of Suriname” getekend op 5 augustus 2019 voor een indicatief budget van €.360.000, – (driehonderd en zestigduizend Euro’s), waarvan op 2 oktober 2019 €.300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en
  • de overeenkomst Project Prodigy 5 “Valuation of Suriname Embassies and sale and lease back structuring, getekend op 19 december 2019, voor een nog te bepalen totaal eindbedrag in Euro’s, waarvan bij ondertekening € 196.000 als voorschot is betaald zulks,

terwijl er geen noodzaak aanwezig was voor het sluiten van de overeenkomsten betreffende project Lagarde 1 en project Prodigy en project Prodigy 2 en project Prodigy 5 met CLAIRFIELD BENELUX NV en geen noodzakelijke en gegronde reden aanwezig was om de Centrale Bank van Suriname te verbinden aan vermelde overeenkomsten, daar de inhoud en de strekking van die overeenkomsten niet conform de taakstelling en werkkring van de Centrale Bank van Suriname is zoals bedoeld in Hoofdstuk III van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no 173 en,

hebbende hij, verdachte vóór het aangaan van voormelde overeenkomsten geen (openbare) aanbesteding gehouden en daarbij nimmer advies ingewonnen en enige vergelijking gemaakt met soortgelijke (eerder gesloten) contracten van de Centrale Bank van Suriname en nagelaten die overeenkomsten ter inzage en voor juridisch advies door te geleiden naar de juridische afdeling van de Centrale Bank van Suriname en een (externe) juridische deskundige, althans de beginselen van goed bestuur niet in acht genomen en

hebbende hij, verdachte opzettelijk voormelde overeenkomsten gesloten zonder het vooraf in kennis stellen van de Raad van Ccommissarissen van de Centrale Bank van Suriname en zonder enige toestemming of goedkeuring van voormelde Raad van Commissarissen en daarbij oneigenlijke/onredelijk grote bedragen bedongen en zeer ongebruikelijk en afwijkend in één of meer van vermelde overeenkomsten non-refundable cash fees (contante betalingen waarbij geen terugbetaling/terugvordering mogelijk is) en voorafbetalingen van 50% of meer overeengekomen ten behoeve van, voornoemde rechtspersoon CLAIRFIELD BENELUX NV en HANS, BUYSSE zonder redelijke tegenprestatie, althans nadelige clausules en contractvoorwaarden bedongen en

hebbende hij verdachte tezamen en in vereniging met ANGNOE, ASHWEEN RYAN, n of meer besluiten genomen en (vervolgens) ten aanzien van twee van de overeenkomsten (te weten project Prodigy en/of project Prodigy 2 ) met CLAIRFIELD BENELUX NV onnodig één of meer onverplichte betalingen verricht, zoals het betalen van reiskosten naar België en verblijfkosten aldaar tot een totaalbedrag van SRD 147.461,03,- (honderd zevenenveertigduizend en vierhonderdeenenzestig Surinaamse Dollars en 3 centen) en kosten voor verrichtte arbeid (advies op basis van uurtarieven) tot een totaal van SRD 153.000,- (honderd drieënvijftig duizend Surinaamse Dollars), ten behoeve van een of meer medewerkers en personen verbonden aan ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV, terwijl hij, verdachte en die ANGNOE, ASHWEEN RYAN wisten dat voor die overeenkomsten die betalingen niet waren vereist en

hebbende hij, verdachte aldus in strijd gehandeld met het verbod vastgelegd in het derde lid van artikel 16 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173, door als president van de Centrale Bank van Suriname ten behoeve van die Centrale Bank de overeenkomsten project Lagarde 1 en project Prodigy en project Prodigy 2 en project Prodigy 5 aan te gaan met die CLAIRFIELD BENELUX NV welke overeenkomsten voornamelijk in het belang van de Staat Suriname waren, te financieren met gelden althans middelen van de Centrale Bank van Suriname, in ieder geval daarvoor gelden beschikbaar heeft gesteld en

hebbende hij, verdachte tezamen en in vereniging, althans in nauw en gemeen overleg met HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE, als minister van Financiën besluiten genomen tot het verschaffen/verstrekken van gelden toebehorende aan de Centrale Bank van Suriname, als voorschot in ieder geval als blanco krediet ten behoeve van het ministerie van Financiën, door tussenkomst van voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE, als Minister van voormeld ministerie en

hebbende hij, verdachte daartoe tezamen en vereniging als voormeld althans alleen, als Ppresident van de Centrale Bank van Suriname van voornoemde minister van Financiën HOEFDRAAD GILLMORE 17, (zeventien), althans één of meer onroerende goederen aangekocht, terwijl die onroerende goederen niet noodzakelijk waren voor de bedrijfsvoering van de Centrale Bank en waarvan 2 (twee) onroerende goederen, vooraf bezwaard waren middels hypotheken en daarvoor een blanco krediet of een voorschot ter waarde van totaal SRD 869.055.000, – (achthonderd en negenzestig miljoen en vijfenvijftigduizend Surinaamse Dollars) aan de Minister van Financiën verstrekt, zonder dat voormelde 17 (zeventien) panden zijn overgedragen aan de Centrale Bank van Suriname en zonder dat de Centrale Bank van Suriname daarbij een redelijk belang had en

hebbende hij, verdachte tezamen en vereniging als voormeld, na het sluiten van de overeenkomst gedateerd 01 november 2019 tussen hem verdachte, als President van de Centrale Bank van Suriname en voornoemde Minister van Financiën HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE – welke overeenkomst als gevolg van verkregen informatie uit het “project Lagarde I”, is aangegaan in ieder geval in welke overeenkomst verkregen informatie uit de overeenkomst “ project Lagarde I” is gebruikt – één of meer geldbedrag(en) tot een totaal groot SRD 2.073.205.996, 67, – (twee miljard en drieënzeventig miljoen en tweehonderdenvijfduizend en negenhonderd en zesennegentig Surinaamse Dollars en zevenenzestig centen), althans enig geld als voorschot, in ieder geval als blanco krediet verstrekt aan voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE, als Minister van Financiën, en

hebbende hij, verdachte aldus tezamen en vereniging als voormeld, bij de door hem genomen besluit(en) met name het aangaan en ondertekenen van voormelde overeenkomsten ten behoeve van de Centrale Bank van Suriname, in strijd gehandeld met de bepaling in het eerste en het vierde lid van artikel 18 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173, in ieder geval in strijd gehandeld met de ter zake geldende voorwaarden of wettelijke voorschriften of procedures teneinde voor zichzelf en ten behoeve van een ander te weten de voornoemde rechtspersonen CLAIRFIELD BENELUX NV en ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en die ANGNOE, ASHWEEN RYAN en die HANS, BUYSSE en die HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE, ten behoeve van het ministerie van Financiën enig onrechtmatig voordeel te verkrijgen te weten ten voordele van CLAIRFIELD BENELUX NV en BUYSSE, HANS een totaal bedrag € 2.471.000, – (tweemiljoen en vierhonderd en eenenzeventigduizend Euro’s), althans een ander totaalbedrag in Euro’s en ten voordele van ORION ASSURANCE AND ADVISORY en ANGNOE, ASHWEEN een totaal bedrag SRD 300.461,03,- (driehonderdduizend en vierhonderd eenenzestig Surinaamse Dollars en drie centen), en ten voordele althans ten behoeve van het ministerie van Financiën en voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE ANDRE als Minister van Financiën een totaal bedrag SRD 2.942.260.996, 75, – (tweemiljard en negenhonderdtweeënveertig miljoen en tweehonderdzestigduizend en negenhonderdzesennegentig Surinaamse dollars en vijfenzeventig centen) althans een ander totaal bedrag in Surinaamse Dollars, waardoor de Centrale Bank van Suriname ernstig financieel nadeel heeft ondervonden en zijnde de Centrale Bank van Suriname aldus door het verrichten van vermelde handelingen en door het nemen van voormelde besluiten door hem, verdachte en zijn mededaders opzettelijk financieel benadeeld.

(artikel 13 lid 1 onder a van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no 85 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht)

 

II. op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode maart 2019 tot en met mei 2020, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

hij, verdachte tezamen en in vereniging met ANGNOE, ASHWEEN RYAN, één of meer overeenkomsten hebben gesloten ten behoeve van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ORION CAPITAL INVESTMENT NV en

waarbij voornoemde ANGNOE, ASHWEEN RYAN en hij, verdachte, als de President van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de geldende tekst van de Bankwet S.B. 2010 no 173, zijnde een publieke functionaris in de uitoefening van zijn publieke functie als bedoeld in artikel 1 van de Anti-corruptiewet SB. 2017 no. 85, bij het aangaan die overeenkomsten niet de vereiste maatregelen hebben genomen om belangenconflicten/belangenverstrengeling te voorkomen en een transparante procedure en gelijke behandeling van partijen te waarborgen,

hebbende hij, verdachte toen aldaar als de President van de Centrale Bank van Suriname en mede aandeelhouder van voornoemde rechtspersonen met die rechtspersonen ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ORION CAPITAL INVESTMENT NV en ANGNOE, ASHWEEN RYAN ten behoeve van de Centrale Bank van Suriname een of meer overeenkomsten gesloten te weten:

  • een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreffende het optreden van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV in de persoon van ANGNOE, ASHWEEN als adviseur en sparringpartner van de Centrale Bank van Suriname, getekend op 18 april 2019 voor een bedrag USD.150,- per uur, waarvan reeds een tegenwaarde in Srd. 188.904, – (honderd achtentachtig duizend en negenhonderd en vier Surinaamse dollars) is betaald en
  • een overeenkomst betreffende assistentie bij het inrichten en opzetten van de Internal Audit bij de Centrale Bank van Suriname dd. 7 juli 2019, voor een totaal bedrag van US $ 65.000, – (vijfenzestig duizend Amerikaanse dollars), waarvan op 18 oktober 2019 reeds drie vierde deel van het totaal bedrag te weten een tegenwaarde in Srd. 409.301, 75, – (vierhonderd en negenduizend en driehonderd en een Surinaamse dollars en vijf en zeventig centen) is betaald en
  • een overeenkomst betreffende assistentie bij het inrichten en opzetten van de Afdeling Financial Intelligence bij de Centrale Bank van Suriname, getekend op 13 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 72.000, – (tweeënzeventig duizend Amerikaanse Dollars), waarvan op 25 september 2019 de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 327.754, – (driehonderd en zeven en twintigduizend en zevenhonderd vierenvijftig Surinaamse dollars) als voorschot is betaald en
  • een overeenkomst betreffende het Faciliteren en Begeleiden van een stagiair accountant administratieconsulent getekend op 30 september 2019 voor USD. 2.500 (twee duizend vijfhonderd Amerikaanse dollars) per maand, waarvan op 11 november 2019 voor de maanden oktober en november 2019 een tegenwaarde in SRD. 45.475, – (vijfenveertig duizend en vierhonderd en vijfenzeventig Surinaamse Dollars) is betaald en
  • een overeenkomst betreffende het instellen van een Bijzonder Onderzoek naar de Inventaris van het Wapenarsenaal van de Centrale Bank van Suriname over de periode begin 2010 tot en met augustus 2019, getekend op 30 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 40.000, – (tweeënzeventig duizend Amerikaanse dollars), waarvan de helft te weten een tegenwaarde in SRD. 171.200, – (honderd en eenenzeventigduizend en tweehonderd Surinaamse dollars) als voorschot is betaald,

en aldus door de Centrale Bank van Suriname (reeds totaal in voorschot) een bedrag groot SRD.1.142.634,75,- (één miljoen honderdtweeënveertigduizend en zeshonderd vierendertig Surinaamse dollars en vijfenzeventig centen), en

hebbende hij, verdachte vóór het aangaan van de overeenkomsten met voormelde rechtspersonen en ANGNOE ASHWEEN – in welke rechtspersonen hij, verdachte tezamen met die ANGNOE, ASHWEEN RYAN als mede aandeelhouders zijn verbonden en direct of indirect financiële, economische en persoonlijke belangen hadden bij de procedure of uitkomst van voormelde overeenkomsten – geen (openbare) aanbesteding gehouden en daarbij nimmer advies ingewonnen en enige vergelijking gemaakt met soortgelijke (eerder gesloten) contracten en nagelaten die overeenkomsten ter inzage en voor juridisch advies door te geleiden naar de juridische afdeling van de Centrale Bank van Suriname en een (externe) juridische deskundige, althans de beginselen van goed bestuur niet in acht genomen bij het aangaan van voormelde overeenkomsten en

hebbende hij, verdachte aldus niet de vereiste maatregelen genomen teneinde belangenconflicten/belangenverstrengeling tijdens de procedure te voorkomen en een transparante procedure en een gelijke behandeling van partijen gewaarborgd en bij de procedure of de uitkomst van die overeenkomsten, in strijd gehandeld met zijn geboden onpartijdigheid of onafhankelijkheid als president van de Centrale Bank van Suriname.

(artikel 13 lid 2 van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no. 85 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht)

III. op een of meer tijdstippen gelegen in de periode vanaf mei 2019 tot en met december 2019, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. tezamen en in vereniging met ANGNOE, ASHWEEN RYAN (zijnde de managing partner van de rechtspersonen te weten ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en ORION CAPITAL INVESTMENT NV) en HANS, BUYSSE (zijnde de managing partner van CLAIRFIELD BENELUX NV), en met de rechtspersoon LIMEBRIDGE VZW waarin hij verdachte samen met voornoemde ANGNOE, ASHWEEN RYAN en HANS, BUYSSE als aandeelhouders en partners zijn verbonden- althans alleen, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen in Euro’s en Amerikaanse dollars te weten:

  • op 28 mei 2019 een bedrag groot EURO 625.000, – (zeshonderd en vijfentwintigduizend Euro’s) en
  • op 05 juli 2019 een bedrag groot USD 30.059, – (dertigduizend en negenenvijftig Amerikaanse Dollard) en
  • op 15 oktober 2019 een bedrag groot EURO 48.000, – (achtenveertigduizend Euro’s) en
  • op verschillende data in de maand december 2019, althans op 10 december 2019 enkele geldbedragen groot € 90.900,- (negentigduizend en negenhonderd EURO’S) en € 9.100,- (negenduizend en honderd EURO’S) (als aanbetaling/voorschot voor een voertuig te weten een RANGE ROVER betaald) en welk voertuig in de maand december 2019 is ontvangen,

althans één of meer (andere) geldbedragen in elk geval enig(e) voorwerp(en) te weten voormelde RANGE ROVER, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, zulks terwijl hij, verdachte en zijn voornoemde mededaders wisten dat vermelde voorwerpen- middellijk of onmiddellijk- afkomstig was waren uit enig misdrijf;

(art. 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht)

IV. op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de maanden juni 2019 tot en met september 2019, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no 173, in ieder geval een persoon die voortdurend of tijdelijk belast is met een openbare dienst, (telkens) tezamen en in vereniging met HOEFDRAAD, GILLMORE, zijnde alstoen de minister van Financiën althans een politieke ambtsdrager en een of meer tot nog toe onbekend gebleven personen, althans alleen (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) tot een totaal groot € 105.000.000,- (honderd en vijfmiljoen Euro’s), althans een ander in Surinaams dollars equivalent bedrag te weten een totaal van SRD. 869.055.000, – (achthonderd negenenzestigmiljoen en vijfenvijftigduizend Surinaamse dollars), althans enig geld of geldswaardig papier, dat hij verdachte in zijn bediening als de president van de Centrale Bank van Suriname onder zich had, heeft verduisterd en heeft toegelaten dat het door een ander(en) te weten voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE en die tot nog toe onbekend gebleven personen weggenomen of werd verduisterd,

immers heeft hij verdachte en zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en) tot een totaal groot € 105.000.000, – (honderd en vijfmiljoen Euro’s), althans een ander in Surinaams dollars equivalent bedrag te weten een totaal van SRD. 869.055.000, – (achthonderd negenenzestigmiljoen en vijfenvijftigduizend Surinaamse dollars), althans een ander totaal, in ieder geval enig goed toebehorende aan de Centrale Bank van Suriname, welke bestemd was/waren ter uitoefening van de wettelijke taken van de Centrale Bank van Suriname conform de geldende tekst van de Bankwet 1956 SB 2010 no 173, aan zijn bestemming onttrokken en

hebbende hij, verdachte als president van de Centrale Bank van Suriname, na gemeen overleg en afstemming, althans in nauwe samenwerking met voornoemde HOEFDRAAD GILLMORE als minister van financiën, zeventien panden, althans een of meer onroerende goederen aangekocht, welke onroerende goederen niet noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de bedrijfsvoering van de Centrale Bank van Suriname als bedoeld in artikel 18 lid 4 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173 en

hebbende hij, verdachte (vervolgens) de autorisatie verleend, althans de opdracht gegeven om voormeld geldbedrag te (doen) verstrekken aan het ministerie van Financiën als betaling voor de aankoop van die onroerende goederen en aldus voormeld geldbedrag wederrechtelijk en oneigenlijk heƅƅen aangewend althans heƅƅen onttrokken aan hun bestemming;

(artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafreccht)

V. op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode vanaf 07 november 2019 tot en met 09 januari 2020, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173, in ieder geval een persoon die voortdurend of tijdelijk belast is met een openbare dienst (telkens)tezamen en in vereniging met HOEFDRAAD, GILLMORE, zijnde alstoen de minister van Financiën, althans een politieke ambtsdrager (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en) tot een totaal groot SRD 2.073.205.996,67 (twee miljard en drieënzeventig miljoen en tweehonderdenvijfduizend en negenhonderd en zesennegentig Surinaamse Dollars en zevenenzestig centen), althans enig geld of geldswaardig papier, dat hij verdachte in zijn bediening als de president van de Centrale Bank van Suriname onder zich had, heeft verduisterd en heeft toegelaten dat het door een ander(en) te weten voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE, als minister van Financiën weggenomen of verduisterd werd,

immers heeft hij verdachte en zijn mededaders (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen tot een totaal groot Srd 2.073.205.996, 67, – (twee miljard en drieënzeventig miljoen en tweehonderdenvijfduizend en negenhonderd en zesennegentig Surinaamse Dollars en zevenenzestig centen), toebehorende aan de Centrale Bank van Suriname, welke bestemd waren ter uitoefening van de wettelijke taken van de Centrale Bank van Suriname conform de geldende tekst van de Bankwet 1956 SB 2010 no. 173, aan zijn bestemming onttrokken, door (telkens) oneigenlijk en in strijd met artikel 18 lid 1 van de geldende tekst de Bankwet 1956 SB 2010 no. 173, op grond van de overeenkomst gedateerd 01 november 2019, betreffende de aflossing van de lopende lening (de Staatsschuld) van het ministerie van financiën, althans de Staat Suriname bij de Centrale Bank van Suriname, een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van voormelde Srd 2.073.205.996,67 (twee miljard en drieënzeventig miljoen en tweehonderdenvijfduizend en negenhonderd en zesennegentig Surinaamse Dollars en zevenenzestig centen), in de vorm van (blanco) voorschotten te verstrekken aan voornoemde HOEFDRAAD, GILLMORE, als minister van Financiën zonder enig deugdelijk grondslag en aldus voormeld geldsƅedrag wederrechtelijk en oneigenlijk heƅƅen aangewend althans heƅƅen onttrokken aan hun bestemming;

(artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht)

VI. op een niet nader aan te duiden tijdstip gelegen in de periode vanaf juli 2019 tot en met september 2019, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

een document -inhoudende statistieken of tabellen met totaal bedragen betreffende valuta-interventies van enkele maanden te weten vanaf maart 2019 tot en met juli 2019- zijnde een geschrift, waaruit enig recht, enige verbintenis of enige bevrijding van schuld kan ontstaan of dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft doen opmaken en heeft doen vervalsen,

immers heeft hij verdachte toen aldaar aan [getuige 2]en [getuige 1] en [getuige 6] , althans aan een of meer directieleden en medewerkers van de Centrale Bank van Suriname de opdracht gegeven en hun opzettelijk geïnstrueerd valselijk althans in strijd met de werkelijkheid, in vermeld document inhoudende die statistieken of tabellen van totaal bedragen aan valuta-interventies over de maanden maart tot en met juli van het jaar 2019, andere totaal bedragen van die valuta interventies te doen noteren in ieder geval doen opnemen te weten:

  • voor de maand maart 2019, € 5.355.000, – in stede van het werkelijk bedrag van € 2.355.000, – en/of
  • voor de maand april 2019 € 4.735.000, – in stede van het werkelijk bedrag van € 3.735.000, – en/of
  • voor de maand mei 2019 € 5.250.000, – in stede van het werkelijk bedrag van € 1.250.000, – en/of
  • voor de maand juni 2019 € 4.617.000, – in stede van het werkelijk bedrag van € 3.000.000, – en/of
  • voor de maand juli 2019 € 6.300.300, – in stede van het werkelijk bedrag van € 15.917.300, –

zulks met het oogmerk om dat document inhoudende statistieken over cijfers met betrekking tot valuta interventies door de minister van Financiën in De Nationale Assemblée te doen gebruiken, althans te doen presenteren als zijnde de juiste weergave van de werkelijke valuta interventie bedragen;

(artikel 278 juncto artikel 72van het Wetboek van Strafrecht (doen plegen)

VII. op een niet nader aan te duiden tijdstip gelegen in de maand januari 2020 en op of omstreeks 13 januari 2020, te Paramaribo, in ieder geval in Suriname;

A. hij, verdachte als de president van de Centrale Bank van Suriname in de zin van artikel 1 van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no. 173, in ieder geval een persoon die voortdurend of tijdelijk belast is met een openbare dienst opzettelijk een leenovereenkomst en boeken en registers van de afdeling Huisvestingfonds bij de Centrale Bank van Suriname, uitsluitend bestemd tot controle van de administratie binnen het Huisvestingfonds van de Centrale Bank van Suriname, valselijk heeft doen opmaken en heeft doen vervalsen immers heeft hij, verdachte aan de persoon van [getuige 17], althans een medewerker van de Centrale Bank van Suriname de opdracht gegeven en geïnstrueerd om opzettelijk valselijk:

  • in een leenovereenkomst, voor de aankoop van een voertuig van het merk RANGE ROVER, welke als controlestuk ten behoeve van een register en boek van de afdeling Huisvestingfonds bij de Centrale Bank zou dienen, een valse datum te weten, 19 augustus 2019 instede van 13 januari 2020 te vermelden, in ieder geval doen opnemen en het alzo doen voorkomen dat vermelde leenovereenkomst tijdig althans vooraf aan de levering van voormeld voertuig was opgemaakt,

zulks met het oogmerk om die leenovereenkomst, althans die boeken of registers die bestemd zijn tot controle van de administratie als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

(Art. 424 van het Wetboek van Strafrecht).

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

DE BEWIJSMIDDELEN TEN AANZIEN VAN DE BEWEZENVERKLAARDE FEITEN ONDER I, II, III A, IV A, V A, VI en VII A van de ten laste gelegde feiten.

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo op 05 oktober 2020, kort en zakelijk weergegeven:

De kantonrechter houdt de verdachte delen van zijn verklaring voor, afgelegd bij de RC in het kader van het GVO d.d.17 februari 2020: “ Bij mijn aantreden als governor zijn er geen specifieke afspraken gemaakt met de President dan wel Minister Hoefdraad over de wijze waarop ik invulling moest geven aan mijn werk.”

De verdachte reageert als volgt:

Ik heb geen taakstelling gehad om de bank te leiden. De minister had gezegd, dat hij mij zou bijstaan. De monetaire persoon bij de bank was [getuige 2] en ik had een secretaresse, die mij moest behoeden en adviseren. Op een gegeven moment werd IMF betrokken en daarbij gevraagd om expertise, die mij in staat kon stellen het werk te doen. Op enig moment in november 2019 kwamen er problemen over de kasreserve. Ik was van mening dat de kasreserve niet aan de Staat toebehoorde maar aan de Banken terwijl de minister van mening was dat ook de kasreserve aan de Staat toebehoorde. Volgens hem moest ik dit maar navragen bij [naam 1] en [getuige 2]. We hebben hierover een grote meeting gehouden op de CBvS met de staf en directie. Dit was begin december 2019. Van deze vergaderingen zijn er geen notulen opgemaakt. Het was geen gebruik bij de CBvS dat bij vergaderingen notulen werden opgemaakt met uitzondering van de vergaderingen bij de Raad van commissarissen. De kasreserves zijn niet verdwenen. Die drie miljoen wordt verrekend. De monetaire reserve was gewoon een pot. De overheid zegt ik heb buitenlandse betalingsverplichtingen, ik heb SRD op mijn rekening. In mijn opinie was artikel 22 Bankwet duidelijk. De kasreserves behoren toe aan de banken. Deze zienswijze wordt niet door de internationale banken ondersteund.

De kantonrechter houdt de verdachte delen van zijn verklaring voor, afgelegd bij de RC in het kader van het GVO d.d.17 februari 2020:

“ Van Limebridge Holding N.V. bezit ik 100% van de aandelen. Limebridge Holding N.V. en Ashween Agnoe bezitten elk 45% van de aandelen in Orion Assurance and Advisory. De persoon van [naam 2] bezit 10% van de aandelen. Limebridge Holding N.V. bezit 50% van de aandelen van Orion Capital Investments. De overige 50% aandelen behoren toe aan mijn partner Ashween Angnoe. Orion Assurance and Advisory N.V. is betrokken bij drie van de contracten die ik gesloten heb met Clairfield. Echter niet in die zin dat Clairfield ze als subcontractor heeft aangenomen. De bemoeienis van Orion Assurance and Advisory N.V. is vanwege de CBvS., in die zin dat zij mij hebben bijgestaan. (…). Naast de overeenkomsten met Clairfield heeft de CBvS ook overeenkomsten gesloten met Orion Assurance and Advisory N.V. Het gaat in casu om 5 overeenkomsten. Het eerste contract met Orion Assurance and Advisory N.V. heb ik gesloten omdat ik een vertrouwenspersoon nodig had. Bij de overeenkomsten met Orion heb ik gezorgd voor voldoende waarborgen. De Directie was ervan op de hoogte en ze waren ook de contactpersonen voor deze opdrachten. Ze hebben ook meegetekend. Ik wist niet dat ik voor dit soort opdrachten een aanbesteding zou moeten houden. Er waren ook andere consultants binnen de Bank waarbij ik geen aanbesteding heb gezien. Geen van de directieleden hebben mij hierop geattendeerd. Ook niet de Minister. Met de RvC heb ik ook geen overleg hierover gehad. Dit was geen gebruik en daarnaast waren er andere urgentere zaken die besproken moesten worden.

De kantonrechter merkt op dat dit allemaal gaat om transparancy, om gelijkheidsbeginsel toe te passen. Dat de verdachte weet wat de procedures zijn bij de overheid met het houden van aanbestedingen bij het uitvoeren van opdrachten. Ondanks dat dit gebruik is geweest bij de Bank, zullen er toch richtlijnen gevolgd moeten worden. Hoe kijkt de verdachte daar tegen aan. Ook de betrokkenheid van de verdachte als Governor. Het feit dat de verdachte betrokken is bij Limebridge, Orion NV, er zijn contracten gesloten met Clairfield. Ziet verdachte in dit alles niet een belangenverstrengeling, als conflict of interest?

De verdachte reageert als volgt: Ik zie dit niet als belangenverstrengeling, want vanaf mijn aantreden had ik mijn email gekoppeld met Hausil. Zij had inzage in alle mails. Bovendien was zij er om mij te behoeden.

De kantonrechter vraagt aan de verdachte of het de taak van de RvC is om bekend te maken met welke partners de CBvS in zee gaat en waarom er voor die partner wordt gekozen.

De verdachte reageert als volgt: De RvC heeft twee keren per jaar vergaderd over een CAO. Er is een app met de Regerings Commissaris daarin, de Minister van Financiën en mij persoon. Ik heb de laatste overeenkomst, dat van het dubbel patchen, van december niet onder de aandacht van de RvC gebracht. Op 11 januari 2019 werd mij gevraagd om verlof op te nemen.

De kantonrechter houdt de verdachte de volgende verklaring voor:

  1. De overeenkomst: Project Prodigy “ Valuation of the Assets of the Government of Suriname”.

Deze overeenkomst dateert van 10 mei 2019 en is door mij ondertekend op dezelfde datum. Deze overeenkomst is alleen door mij ondertekend. Het onderwerp van deze overeenkomst is het waarderen van activa van de Republiek Suriname. De kosten voor dit project zijn door Clairfield beraamd op Euro 2.5 miljoen. Hiervan is totaal betaald aan Clairfield door de CBvS de volgende bedragen: Euro1.250.000, – en Euro182.885, -. Uit het overzicht van de CBvS (dat is productie 2) dat het bedrag van Euro 1.250.000, – is betaald op 16 mei 2019.

Dit project is uitgebreid besproken met de minister van Financiën nog voordat het contract tot stand is gekomen.

(…)

De minister heeft zelfs ook instructies gegeven inzake de aanpassing van brieven naar de verschillende ministeries en parastatale bedrijven toe.

Het bedrag is niet besproken met de minister. Dit project komt van de CBvS en het is niet gebruikelijk om de renumeratie (kosten) van projecten binnen de CBvS, met hem te bespreken.

(…)

De overeenkomst is niet gescreend door de juridische afdeling van de CBvS voor de totstandkoming daarvan, ook niet door andere afdelingen binnen de CBvS.

(…)

In deze gaat het om een contract waarbij de CBvS is gebonden aan bijvoorbeeld Non Refundable Fee en de juridische afdeling zou mij op de consequenties hiervan moeten wijzen.

Ik heb voor geen van de projecten waarbij Clairfield betrokken is een aanbesteding gehouden vanwege de gevoeligheid van deze projecten.

De verdachte reageert als volgt: het houden van aanbestedingen is maar een maatregel. BDO was al bij een project betrokken en Ernst en Young en Lakhisaran en Lutchman waren betrokken bij de SPSB bank. Vandaar dat ik niet voor deze bedrijven heb gekozen. Het is nergens opgenomen dat de RvC bepaalt wie wij als consult of bedrijf binnenhalen. Dat is geen gebruik bij de RvC. De agenda wordt bepaald door de Regeringscommissie. Pas als het gaat om bepaalde bedragen zou je de RvC bij moeten betrekken. De RvC houdt zich meer bezig met strategisch plannen. Ik zag geen redenen om aanbestedingen te houden. Daarvoor had ik waarborgen opgebouwd. Ik ben altijd transparant geweest. Ik ben vanuit de bank bekend met de non – refundable fee, die niet schadelijk was voor de bank. Bij het niet opleveren van projecten, worden de reeds betaalde gelden niet terugbetaald. Er wordt aan het eind van elke fase betaald. Ten aanzien van de aanbesteding van de panden had de Minister van Financiën data nodig. Hij is naar de Verenigde Arabische Eilanden geweest. Bij de comptabiliteitswetgeving moesten ook andere systemen gecreëerd worden. Toen kwam Buysse naar Suriname.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

Iedereen was op de hoogte van de contracten. Er waren mensen vanuit de Regering en de Bank meegereisd naar Belgie. Ik heb alles binnen de bank besproken. Ik heb de politie foto´s gewezen om aan te tonen wie er allemaal bij betrokken waren. Op grond van de Bankwet ben ik van oordeel dat alle taakstellingen die u noemt, vallen onder de Bank o.g.v artikel 9F van de Bankwet. Dat is mijn visie. Het was gebruik binnen de bank dat er geen aanbestedingen werden gehouden. Er was ook geen expertise. Ik heb wel een vergelijking van prijzen gemaakt met Lloyd en BVO. Wanneer je een klant binnenkrijgt en er worden inspanningen verricht, dan zal je de klant daarvoor een bedrag moeten betalen. Zo was dat ook met de vliegticket en treinkosten.

Op vragen van de raadsman, I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

Deze projecten waren in het kader van een uitvoering van een strategisch plan. De Minister van Financiën was altijd op de hoogte dat de bank met Clairfield en Orion in zee zou gaan. De minister heeft in een voice app gezegd ga door met het goede werk. Samen met Clairfield en Orion. De hele RvC lag overhoop omdat er sprake was van conflict of interest.

De kantonrechter houdt de verdachte zijn verhoor bij de RC voor in het kader van het GVO d.d. 20 februari 2020. In dit onderzoek is gebleken dat u als Governor van de CBvS 5 (vijf) overeenkomsten tot het verrichten van diensten heeft gesloten met Clairfield Benelux n.v. (hierna Clairfield) en 5 (vijf) met Orion Assurance & Advisory Services N.V. (hierna Orion). De kantonrechter vraagt aan de verdachte of dit niet als conflict of interest gezien moet worden.

De verdachte reageert als volgt: ik zie dit niet als conflict of interest. Het is als Governor volgens de Bankwet niet verboden aandeelhouder te zijn. De opdrachten zijn door directieleden getekend. Hierdoor heb ik waarborgen ingebouwd.

De kantonrechter houdt de verdachte zijn verhoor bij de RC voor in het kader van het GVO d.d. 26 februari 2020. De kantonrechter hoort de verdachte t.a.v. het aanschaffen van twee voertuigen en vraagt aan hem of de Centrale Bank geen inkoopafdeling heeft.

De verdachte reageert als volgt: de CBvS heeft een eigen inkoopafdeling, maar ik heb een persoonlijke keus gemaakt om die afdeling niet in te zetten. Ik ben het volledig met u eens dat checks and balances niet gevolgd zijn. elke governor heeft een eigen voertuig ingevoerd. Het is geen gebruik om eerst een aanbesteding te houden. De procedures binnen de bank voor het aanschaffen van voertuigen worden in de regel niet gevolgd. Wij hebben enorm veel verworvenheden, maar wij hebben ook heel veel gewerkt. Zelfs het IMF heeft dat erkend. De voertuigen zijn een persoonlijke keus van mij geweest. Het eerste voertuig, de Lexus, is doorgestuurd naar DNV.

De kantonrechter houdt de verdachte zijn verhoor bij de RC voor in het kader van het GVO d.d. 14 april 2020: “ Op grond van een overeenkomst tussen de Republiek Suriname en de CBvS d.d. 1 november 2019, dienden de royalty’s als zekerheid voor alle schulden die de Staat heeft bij de CBvS, alsmede de overschrijding op lopende rekeningen. Mocht Financiën het bedrag van ongeveer SRD2.2 miljard trekken op grond van deze overeenkomst? Bent u het eens met mij als ik zeg dat de Staat voor het bedrag van SRD 2.2 miljard geen zekerheid heeft geboden, nu dit bedrag niet mocht worden getrokken op grond van de royalty’s gezien de overeenkomst van 1 november 2019? Dienen de royalty’s ook als zekerheid voor de US$ 550 miljoen obligatielening die in oktober 2016 is uitgezet op de internationale kapitaalmarkt?”

De verdachte reageert als volgt: er is zekerheid aan de Bank gegeven door de resolutie van de President van Suriname, waarbij de bank voor 15 jaren alle gelden van de royalty’s zal ontvangen. Pas in december 2019 heb ik vernomen dat de royalty’s als zekerheid aan het IMF zijn verpand d.w.z. dat je de zekerheid, die je aan mij hebt gegeven hebt aan een ander geeft. Ik had toen mijn misnoegen hierover wel geuit. Ik had in goed vertrouwen geld vooruit gestort voor de minister van Financiën.

De kantonrechter houdt de verdachte zijn verhoor bij de RC voor in het kader van het GVO d.d. 14 april 2020: “ Uit het onderzoek is inmiddels gebleken dat de Minister van Financiën op grond van twee brieven respectievelijk gedateerd 26 juni 2019 en 20 september 2019 heeft aangeboden in totaal 17 onroerende goederen over te dragen aan de CBvS tegen de geschatte marktwaarde van in totaal €105 miljoen (omgerekend in SRD). Heeft deze overdracht van de onroerende goederen te maken met een van de projecten van Clairfield?”

De verdachte reageert als volgt: ten aanzien van de eerste trance betalingen van de panden had ik het volste vertrouwen dat de panden overgedragen zouden worden aan de Bank. De bedoeling was om de langlopende schuld van de Staat Suriname door de panden af te lossen. Ik had ge’appt naar de juristen van de afdeling en naar de Directeur van SPSB dat ik geen zwevende posten wilde hebben. Toen kwam [getuige 1] melden dat de panden niet overgedragen konden worden. Toen waren wij al in december 2019. Ik stond sowieso onder druk. Toen waren de gelden voor die panden reeds gestort. Op 29 december 2019 heb ik de opdracht gegeven om die betalingen te corrigeren, maar ik weet niet of die opdracht is uitgevoerd. Ik had de medewerkers aangegeven om met het gemiddelde cijfer te werken, maar zij hebben mij aangegeven dat het niet de juiste werkwijze was. Het gemiddelde cijfer geeft geen juiste weergave.

De vervolgingsambtenaar houdt de verdachte voor dat hij aangaf dat het doel in het jaar 2015 was de schuld in te lopen en de royalty zou worden gestort voor 01 maand. De vervolgingsambtenaar wenst te weten of de schuld dan zou zijn ingelopen.

De verdachte reageert als volgt: wanneer de dollars binnen zouden komen zou ik een vorderingsrecht hebben. Ik heb dat recht gekocht voor 2.3 miljoen SRD voor een goudprijs van 12. Nu is de prijs 20. Ik maak elk jaar winst plus krijg ik valuta binnen. Ik ben niet bekend met een missive van 11 april 2020. Als er nu t.a.v. de panden een missive is geslagen, dan is dat niet meer relevant voor deze zaak.

De raadsman geeft aan dat hij de missive van april 2020 zal overleggen.

  1. Het proces – verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo op 05 oktober 2020, kort en zakelijk weergegeven:

De kantonrechter houdt de verdachte de verklaringen van [getuige 17] voor, (GVO d.d.16 april 2020).

De verdachte reageert als volgt: voor mij was het gebruik dat contracten niet per se naar de juridische afdeling hoefden voor verificatie. Mensen die heel lang bij de bank werken, ondertekenden documenten zonder dat die door de juridische afdeling werden geverifieerd. De juridische afdeling is wel betrokken geweest bij de projecten. U houdt mij voor dat medeverdachte Hausil heeft verklaard dat er wel een e-mail door mij naar haar is gestuurd, maar dat zij geen specifieke opdracht van mij heeft gehad. Hausil geeft wel advies aan de Minister van Financiën, maar niet aan mij? Conform mijn contract had ik recht op een voertuig. Toen de commotie op 09 januari 2020 begon zei [getuige 7] om een lening te nemen met inhouding op salaris, waardoor dat voertuig van mij wordt en dan had de bank daarmee niets te maken. Ik heb voorgesteld dat de datum van 19 augustus 2019 als ingangsdatum van de lening zou worden gebruikt omdat de Bank op die datum de betaling van het voertuig heeft gedaan. Het was de bedoeling dat de bank geen verliezen zou lijden, vandaar dat voorstel. Er was geen enkele intentie dat de Bank benadeeld zou worden. Ik was niet op de hoogte van de documenten van 26 juni 2019 en 20 september 2019. Het voorstel om de 17 panden over te nemen, was afkomstig van Kromosoeto. Het was de Minister van Financiën, die zei om de panden over te nemen en wij hebben besloten om dat te doen. Wij hebben niet laten onderzoeken of de Minister bevoegd was om de panden van de Staat Suriname te verkopen. Er was een team samengesteld om de overdracht van de panden te realiseren. Op gegeven moment zeiden [naam 3]en [getuige 1] dat de panden niet aan de Staat Suriname toebehoorden. Ik geef opdracht om deze posten uit de boeken te halen en afgesproken werd om de reeds gestorte bedragen te verrekenen met project Lagarde. Ik heb afspraken gemaakt nadat het kwaad reeds was geschied. De Minister geeft onze assets die wij uit de royalty´s van Grassalco kregen als onderpand aan IMF. Ik had dus een vorderingsrecht. Ik weet niet of er ooit in het verleden een pand voor eigen gebruik is gekocht door de Centrale Bank van Suriname. Ik had Sociale Zaken wel nodig voor eigen gebuik, maar dat gebouw stond op de lijst Heritage. Ik vind wel dat ik te kort ben geschoten, want ik heb te veel vertrouwen gehad in de verkeerde personen.

Mijn voertuig is op voorstel van [getuige 7] betaald door de Bank en achteraf is het gefinancierd na commotie daarover in de samenleving. Zij heeft het voorstel gedaan om mijn vervoerstoelage te gebruiken. Ik moest een lening nemen en ik moest ook rente betalen. Ik heb aan [getuige 7] gezegd dat we de datum moesten veranderen. De werkwijze op de bank was dat ik de opdrachten naar de directeur stuurde en het was zijn taak om opmerkingen te plaatsen. Ik weet niet of het zijn taak was om daarna de documenten door te sturen naar de juridische afdeling. Wij hadden openheid van transparantie.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – kort en zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik heb de contracten niet laten tekenen door de juridische afdeling, omdat ik vond dat een ieder binnen de bank een eigen verantwoordelijkheid had. Ik heb me niet vergewist dat die contracten gescreend moesten worden, omdat dat niet een geschreven regel was. Ik ben in ieder geval blij dat de Directeur heeft mede ondertekend. De vervolgingsambtenaar merkt op dat de Directeuren slechts een paraaf hebben geplaatst. Neen, ze hebben ondertekend. De contracten zijn er. Ik ben de hoofdverantwoordelijke bij de Bank, maar ik was niet op de hoogte van de richtlijnen binnen de bank.

Op vragen van de raadsman I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik heb het vorderingsrecht aan Royalty gekocht voor 15 jaren voor een bedrag van SRD 310.000.000, waardoor er nu Amerikaanse dollars en goud binnenkomen. Toen was de koers 7.39. Toen was de goudprijs 133 per troy ounce. Dit jaar is het 2000 geworden. Na de unficatiekoers van 14,29 srd is de winst ongeveer 150 miljoen geworden. Daarnaast wordt er 15 jaren lang huur van 80 miljoen per jaar ontvangen. De projecten zijn goed. Het brengt Amerikaanse Dollars naar binnen. Als u de voiceberichten van Hoefdraad beluisterd, dan zal het u opvallen dat hij wel op de hoogte was van de projecten en van de bedragen.

De kantonrechter houdt de verdachte de verklaringen van Hoefdraad tijdens het GVO voor.

De verdachte reageert als volgt: Prodigy gaat om de waardering van al onze rijkdommen. Hoefdraad heeft in de app berichten aangeven om de prodigy´s uit te werken. Hij heeft in de maand augustus met Clairfield om tafel gezeten, waarna hij een brief heeft gestuurd naar alle ministeries, waarin hij aangeeft dat aan Clairfield en Orion toegang wordt verleend om alle data te verzamelen. Ik heb van alle opdrachten alle scoops gemaakt en die met hem besproken. Hij heeft in de voice-app gereageerd toch, wat [naam 4] moest doen, wat Hans Buysse moest doen. Hij heeft gezegd dat de opdracht binnen de taak van de Centrale Bank valt, vandaar dat hij de contracten niet hoefde te ondertekenen, terwijl ik geen toestemming nodig had van de Minister van Financiën. De verklaring van Hoefdraad staat in schril contrast met die van de app. Nu zegt hij dat hij niets afweet van de projecten. Zelfs in e-mails bevestigd hij om door te gaan met het goede werk. Daarna gaat hij naar DNA om te zeggen dat hij van niets weet. Ik had geen toestemming van de minister van Financiën nodig om te werken met Clairfield en Orion. Hoefdraad had Clairfield zelf benaderd voor de ALCOA deal. De Centrale Bank heeft daar niet mee bemoeid. DSB bank had aandelen emissie uitgebracht, maar alles is verdampt. DSB leed al 03 jaren lang verlies. Als deze bank zou vallen, zou die ook alle andere instellingen meenemen. Het zou een domino-effect sorteren. Ik kreeg de signalen dat de DSB in financiële problemen zat en ik meende de financiële sector te stabiliseren.

[naam 5] heeft een rapport uitgebracht waarin hij zijn opinie heeft weergeven. Dat mag, maar er zijn andere rapporten. Ik weet niet hoe hij tot die conclusie komt zonder de informatie vanuit de bank te hebben. Ik heb middels internationale, onafhankelijke deskundigen rapporten laten opmaken, waaruit blijkt dat het om projecten ging, die goed waren voor het land. Ik vond de verantwoordelijkheid te groot om aan de economisten van de bank te vragen om een rapport op te maken, want het ging om grote geldbedragen. Ik heb inderdaad de opdracht gegeven om die post van de tweede tranche panden te corrigeren. Hoefdraad kreeg elke dag van de Bank een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de staat. Wat hij daarover zegt, is onjuist. Ten aanzien van de vreemde valuta interventie, had de Minister van Financiën alle informatie daarover ontvangen. Ik heb inderdaad de opdracht gegeven om het gemiddelde op te maken. Het ging om de bedragen die in Miami en Nederland waren aangehouden. Ik heb geen idee waarom hij een punt heeft gemaakt van tabel 2.

Ten aanzien van de onroerende goederen was ik er niet van op de hoogte dat de gebouwen via de SPSB aan allerlei stichtingen toebehoorden. Ik deel de mening met u dat de Staat Suriname benadeeld is. Ten aanzien van het IMF zei ik tegen de Minister dat hij rood stond. Hij vond dat hij altijd kon wisselen vanuit het monetair fonds. Sedert de maand september werden er betalingen verricht met valuta en sindsdien daalde de kasreserve. Hij wist dat hij valuta gebruikte uit de kasreserve. In de maand oktober worden wij onder druk gezet om met Surinaamse Dollars te financieren. Ten aanzien van De Surinaamse Bank had de Regeringscommissaris zijn bedenkingen daarover. Er was een presentatie voor de RvC gehouden over DSB. Dat was vóór de koop. Daarna heeft [getuige 3] aangegeven dat hij advies van een externe deskundige wenste. Verder heb ik mij niet mee bemoeid.

Hoefdraad heeft de contracten wel gezien. alles was tot in details met hem besproken. Hij is de initiator geweest van enkele projecten. Hij wist wel niet welke bedragen als fee waren opgenomen, want die bedragen stonden niet in de contracten. Ik had hem alle getekende contracten in een enveloppe gegeven. Het waren getekende contracten met de bedragen van de fee.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt: (De vervolgingsambtenaar houdt de verdachte voor dat de assets de Staat Suriname toebehoren en dat artikel 9F en 16 van de Bankwet duidelijk is).

De verdachte reageert als volgt: als de juridische afdeling de handeling ondersteunt, dan vond ik dat goed. Omdat de output bij project Lagarde groot was, besloot ik om de juristen van de Bank niet erbij te betrekken. De President – Commissaris hoeft niet eerst voor fiat te ondertekenen als de bank een bedrag van SRD 2.000.000 gaat uitgeven. Binnen de bank gaat de afdeling binnen – of buitenland na of er voldoende saldo is en als het wel eens voorkomt dat er niet genoeg saldo is dan wordt er geappt naar de Minister van Financiën die bijv. dan aangeeft dat er een bedrag gestort moet worden. Dat wordt dan gefiatteerd. Ik wilde weten wat er gebeurd als ik het gemiddelde zou spreiden over de piek en dal momenten, vandaar dat ik de opdracht had gegeven om in de tabellen het gemiddelde op te nemen. Wij stuurden namelijk Euro´s naar China en kregen dollars daarvoor terug. Wij moesten de behoefte aangeven hoeveel wij nodig hadden om de dollarkoers te stabiliseren. Ik heb geen idee of het gebruik was binnen de Bank om te werken met het gemiddelde van de tabellen. Het aangaan van de contracten is het beleid van de Centrale Bank geweest. De juristen van de bank waren wel betrokken. Ik heb de contracten aan de Directie afgegeven. De juristen van de bank waren er niet bij toen de contracten werden ondertekend.

Op vragen van de raadsman, I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

[getuige 3] was bezig met investeringen en als de bank zou omvallen, dan kon hij die met zijn vermogen overnemen. Dat heeft hij onder andere bij de Hakrinbank gedaan o.b.v. private activity wetgeving. Het uitgeven van biljetten aan de Staat Suriname kwam niet uit de rekening van de CBvS. Pas als ik dat geld over mijn eigen toonbank zou uitgeven, zou dat ten koste van de rekening van de Bank gaan. Ik ben niet gehoord in het kader van de Anti – Corruptiewet voordat het inging.

Op vragen van de raadsman, J. Kraag, verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

De bedoelingen van de speeches, gedaan bij IMF, was policy resources. Niemand had aangegeven dat het aangaan van overeenkomsten niet onder de taakstelling van de Bank viel.

  1. Het proces – verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo op 12 januari 2021, kort en zakelijk weergegeven. De kantonrechter houdt de verdachte de verklaring van [getuige 6] voor, GVO d.d.31 maart 2020:

Pagina 3: Als 2de heeft de ex-Governor gewerkt aan het wisselkoers beleid. In het begin was er vanwege de aangehouden geldzending door Nederland een enorme druk op de wisselkoers. Om dit te verdedigen is er toen op twee fronten geprobeerd om de wisselkoers aan te pakken. Als eerst heeft hij geprobeerd om dit aan te pakken door het verkopen van cash euro’s aan de cambio’s, die toen erin heeft geresulteerd dat er rust werd gebracht in de contante cash USD sfeer. Deze cash Euro’s werden toen door de cambio’s gesmokkeld naar Miami en werden ingeruild tegen cash US Dollars. Deze cash US Dollars werden daarna naar Suriname teruggebracht. Deze operatie heeft voor een zekere rust gezorgd op de cash US Dollar markt en is toen gedoogd geworden door alle partijen. Met alle partijen bedoel ik, de CBvS, de Douane en Militaire Politie (omdat de euro’s vanuit Zanderij naar Miami werden gesmokkeld) en de Deviezencommissie. Ik ga ervan uit dat al deze instanties hiervan kennis dragen omdat dit niet een keer is gebeurd maar vaker. Het kan niet zo zijn dat men dit niet heeft gezien. Deze operatie van verkoop van euro’s aan wisselkantoren heeft o.a. geleid dat cash euro’s van kasreserve middelen van de handelsbanken gebruikt zijn geworden.

De verdachte reageert als volgt: dat was een verantwoordelijke beslissing, die onderbouwd was met het wettelijk systeem. De wisselwerking was: Euro’s worden voor Amerikaanse Dollars ingewisseld ten behoeve van stabiliteit.

De kantonrechter leest verder uit de verklaring van [getuige 6]: “ Op enig moment begreep ik in een meeting met de ex-Governor dat alle waarden van de Staat Suriname zouden worden gekwantificeerd. Dit zou worden gedaan door Clairfield. Hierna zou worden getracht om de d.m.v. de waarden van de Staat Suriname, vreemde valutamiddelen te genereren voor de CBvS en de Minister van Financiën, waardoor artikel 21 van de bankwet overbodig zou worden en dan worden geschrapt. Dit was muziek in mijn oren. Het project Prodigy had naar ik begreep hierop betrekking vandaar dat ik blij was met dit project.” Ik kan u niet zeggen of de Staat Suriname goedkeuring heeft gegeven voor dit project.

De verdachte reageert als volgt: ik heb aangetoond dat een ieder op de hoogte was van de projecten en dat die projecten thans geld in het land brengen. Deze projecten sloten aan bij de taken van de Bank. De huidige regering is nu bezig om projecten met Noorwegen uit te zetten, die al in Prodigy 2 zijn uitgezet.

De kantonrechter leest verder voor uit de verklaring van [ getuige 6]: “ Bij de overeenkomst Project Lagarde 1, is een vergoeding overeengekomen van €620.000, –. Er waren afspraken gemaakt over de betalingen en wel als volgt: De betalingen zouden plaatsvinden bij elke deeloplevering van een sub-opdracht. Per sub-opdracht zijn non-refundable cash fees van € 250.000, -, € 110.000, -, € 140.000, – en € 120.000, – afgesproken. Gebleken is dat reeds bij de eerste overmaking een bedrag van €300.000, = i.p.v. €250.000, = is overgemaakt. Waarom is er meer overgemaakt en in wiens opdracht? [getuige 6] verklaart als volgt: Voor zover ik de overmaking heb gedaan, heb ik een invoice ontvangen om het bedrag van €300.000, = over te maken naar Clairfield, hetgeen ik ook heb gedaan. Bij de invoice zijn er geen onderliggende stukken waaruit zou kunnen worden opgemaakt welk bedrag contractueel is overeengekomen. Bij de overmaking zijn er dus geen checks and balances om na te gaan of een bepaalde overmaking wel of niet terecht is geschied. Ik ga steeds uit van de autorisatie van de Governor.”

De verdachte reageert als volgt: ik ontvang een betalingsopdracht nadat er een paraaf op is geplaatst. Ik kan geen antwoord geven op de opmerking dat het afwijkt van een proposal. Ik vertrouwde op de organisatie, dus ik tekende als er een paraaf op stond. Ik vertrouwde op de mensen die al langer dan 20 jaren bij de Bank werkten en de kwaliteit daarvoor hadden. Om checks and balances in te bouwen zou je heel veel moeten veranderen. Dat doe je niet binnen 10 maanden.

De kantonrechter leest verder uit de verklaring van [getuige 6] :” De eerste persoon die zou moeten hebben gezien dat het bedrag op de invoice niet overeenkomt met het bedrag dat in beginsel zou moeten worden overgemaakt o.g.v. de overeenkomst, is de President van de Bank.”

De verdachte reageert als volgt: ik heb geen antwoord op wat [getuige 6] heeft verklaard. U zult aan hem moeten vragen wat hij bedoelt.

De kantonrechter leest verder uit de verklaring van [getuige 6]: “ Wat was de instructie van de ex-Governor? Waarop de getuige antwoordt: “ De instructie van de ex-Governor was om niet de juiste cijfers aan vreemde valuta interventie af te staan aan de Minister van Financiën omdat uit de cijfers bleek dat in de maand juli 2019 een extreem hoog bedrag aan vreemde valuta interventie is geweest. Dit blijkt ook uit het tabel welke u aan mij ter inzage heeft gegeven over de vreemde valuta interventie. Er is toen een andere lijst geproduceerd, waarvan ik mij de inhoud niet kan herinneren. Deze lijst zal ik opvragen en aan u doen toekomen. Zo een correctie waarbij er een andere lijst aan vreemde valuta interventie dan de originele lijst is geproduceerd, is nooit eerder voorgevallen.”

De verdachte reageert als volgt: De Minister van Financiën heeft alle tabellen ontvangen. Naar aanleiding van de U$ cash heb ik gezegd om het gemiddelde ten behoeve van de U$ verzending op te maken. Dat zie ik niet als het kwalificeren van onjuiste cijfers. Ik had geen instructie gegeven om af te wijken van de juiste gegevens.

De kantonrechter leest verder uit de verklaring van [getuige 6]: “ Ging u akkoord met de voorgestelde wijzigingen? Waarom wel/niet? De getuige antwoordt: “ Wij waren het er allemaal over eens dat de gecorrigeerde cijfers niet de correcte weergave was van de realiteit. Ik kan mij niet herinneren dat een van ons uit de groep aan de ex-Governor te kennen heeft gegeven dat hetgeen hij vroeg niet correct was.” Voelde u zich onder druk gezet om de correcties aan te brengen, en zo ja waarom? “ Ik voelde mij onder druk gezet door de ex-Governor om de correcties te plegen. Ter uwer informatie deel ik u mede dat ik vaker door hem ben gezegd dat ik zijn beleid niet moet frustreren. Ik heb eraan meegewerkt om de cijfers te corrigeren vanwege de constante druk die er was van de zijde van de ex-Governor. De kantonrechter merkt op dat zij hierin valsheid in geschrifte leest.”

De verdachte reageert als volgt: wij moesten een verhaal erom heen maken t.b.v. de U$ verzending. Ik weet niet waarom [getuige 6] zegt dat hij onder druk werd gezet om de juiste cijfers te produceren.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

De verdachte reageert als volgt: ik zou niet weten of de juridische afdeling betrokken was om de contracten te screenen. Ik zal niet ontkennen dat ik binnen de organisatie een bepaalde taak en verantwoordelijkheid had. Het kan dat Clairfield meer werk heeft verricht en dat er daarom meer is uitgegeven.

Op vragen van de raadsman I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

De raadsman merkt op dat [getuige 2] tijdens zijn verhoor bij de RC in het kader van GVO heeft verklaard dat de totalen van de tabellen niet gewijzigd was.

De verdachte reageert als volgt: op de vraag van u of Lagarde nodig was om de dam over te nemen verklaar ik dat het erom ging dat er gelden nodig waren om die dam over te nemen.

De kantonrechter houdt de verdachte de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 27 maart 2020 voor : “ P.4: door de RvC zijn er geen afspraken gemaakt met de ex-Governor over de limieten in een overeenkomst. Goed bestuur en Compliance regels vereisen wel dat eerst afstemming wordt gepleegd met de RvC over materiele bedragen en contracten. Uit het onderzoek dat wij hebben gedaan blijkt niet dat er aan crypto currency is geïnvesteerd door de ex-Governor. Er is wel een publicatie geweest dat suggereerde dat het wel het geval was. Met mijn toestemming mag u daar enkele foto’s van maken. Ik weet niet door wie van de CBvS de Minister werd geïnformeerd over deze kwestie.”

De verdachte reageert als volgt: de taken en bevoegdheden van de RvC zijn in het jaar 2019 vastgesteld. Voorheen was er niets geregeld. De Raad van Commissarissen bemoeit zich niet met de operationalisering. De Raad was wel op de hoogte van de projecten, maar ze hebben niet mede ondertekend, omdat dat geen gebruik was.

De vervolgingsambtenaar houdt de verdachte voor dat [getuige 3] bij de RC heeft verklaard dat hij steeds heeft gevraagd om in contact te treden met de Directie van de bank, maar op den duur kreeg hij het gevoel dat verdachte, [getuige 3] ontweek.

De verdachte reageert als volgt: het is niet voorgekomen dat hij een raadsvergadering bijeen had geroepen en dat ik daarvoor had geweigerd. Hij had mij uitgenodigd om bij [getuige 3] te gaan voor een vergadering, maar vanwege strategische doeleinden had ik dat geweigerd. Het staat nergens geschreven dat een contract eerst door de Raad van Commissarissen moet worden goedgekeurd.

Op vragen van de raadsman, I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

De heer [getuige 3] heeft mijn goedkeuring niet nodig om raadsvergaderingen bij elkaar te roepen.

De kantonrechter houdt de verdachte de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020 voor: “ P.4-5 In uw verhoor bij de politie d.d. 4 februari 2020 heeft u aangegeven: “…Er was eerder al een issue tussen mij, de RvC en de Governor, waar er een perceelland groot 550 hectare was aangeschaft, ondanks de RvC en ik tegen de koop van het perceelland waren. Dit was in strijd met artikel 18 van de Bankwet. Aan de Governor is steeds gevraagd voor een onafhankelijke legal opinion, welke nooit is aangetoond….”. Wanneer is dit geweest en over welk perceel ging het? De getuige antwoordt: “ Deze gesprekken met de ex-Governor moeten zijn begonnen omstreeks juni 2019 en het ging over een oude plantage. Dit weet ik omdat het jaarverslag van DSB uiterlijk eind juni 2019 moest worden goedgekeurd door de AvA. Ik heb de informatie van iemand van DSB gehad omdat die er kennelijk van uitging dat ik als Regeringscommissaris wel op de hoogte was hiervan, hetgeen niet zo was. Ik heb hierna terstond de ex-Governor gebeld en ik heb een lang gesprek met hem gehad hierover. Ik heb hem daarbij gezegd dat mijn inziens deze transactie in strijd was met de Bankwet. Volgens de ex-Governor had hij dit besproken met de President van het land en ik zei hem dat ik het zelf zou bespreken met de President. Nadat ik dat had besproken met de President begreep ik van deze dat hij hem juist had geadviseerd om de transactie niet te doen. Ik heb de informatie van de President niet met Van Trikt besproken omdat hij zijn ontslag al had ingediend. In de brief van de ex-Governor m.b.t zijn ontslagaanvraag heeft hij als reden aangegeven “verschil van inzicht” tussen de regering en zijn persoon op basis waarvan hij niet langer kan functioneren als gewenst. Ik verwijs hierbij naar de brief van 18 januari 2020. Ik weet niet wat Van Trikt bedoelde met het “verschil van inzicht”. De President van het land heeft een gesprek met de ex-Governor en de minister van Financien gehad waarbij ik ook aanwezig was. Tijdens dat gesprek is niet gesproken over verschil van inzichten, doch wel over o.a. de overeenkomsten met Clairfield. Tijdens dat gesprek heeft de ex-Governor aangegeven dat het aantrekken van Clairfield met de Minister van Financien was besproken. De Minister van Financiën gaf daarbij aan dat hij niet op de hoogte was van de overeenkomsten en ook Btoestemming had gegeven voor de bedragen genoemd in die overeenkomsten. Volgens de minister was hij wel op de hoogte van Clairfield maar volgens hem zou het no cure no pay moeten zijn m.a.w. als er niet gepresteerd wordt, wordt er niet betaald. De kwestie van zijn bevoegdheid om die overeenkomsten aan te gaan is ook aan de orde geweest en volgens hem was hij bevoegd o.g.v. de Bankwet.” De Rc vraagt aan de getuige: Bedoelt u dat het in strijd is met artikel 18 lid 4, waarin is bepaald dat de de Bank geen onroerende goederen koopt of bezit, dan die welke voor de uitoefening van haar bedrijf benodigd zijn? De getuige antwoordt: Dat klopt. De Rc vraagt aan de getuige: Wat heeft de ex-Governor gedaan met uw verzoek voor een onafhankelijke legal opinion? De getuige antwoordt: Dat heeft hij niet gedaan.

De verdachte reageert als volgt: bij de kwestie van DSB was de Raad van Commidsarissen wel betrokken. De Minister van Financien was gekend en de gehele team van de Directie binnen de bank was op de hoogte. De legal opinion zat in de file van mr. Vos. Ik heb [getuige 3] inderdaad niet geïnformeerd t.a.v. de aanschaf van panden. Hij is ook achteraf over de lening van Oppenheimer te weten gekomen.

De kantonrechter leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020 : “ Bij de politie heeft u verklaard dat u denkt dat de ex-Governor de overeenkomsten is aangegaan voor “persoonlijk gewin”. Waarom zegt u dat en wat is het persoonlijk gewin? De getuige antwoordt: Gelet op de financiele verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten in relatie tot de dienstverlening ben ik van mening dat de bedragen in de overeenkomsten absurd zijn. Daarnaast ben ik van mening dat de ex-Governor buiten zijn bevoegdheid heeft gehandeld, op een van de overeenkomsten na. Naar aanleiding van het onderzoek zijn er transacties naar boven gekomen waar ik mijn vraagtekens bij plaats. Ik verwijs hierbij naar een bedrag van € 1.250.000, – dat is overgemaakt naar Clairfield en ook de bedragen m.b.t. de voertuigen die zijn gekocht t.b.v. de ex-Governor.”

De verdachte reageert als volgt: er wordt steeds verwezen naar absurd hoge bedragen, maar men heeft ze niet vergeleken met andere absurd hoge bedragen van vorige projecten. Ik had vergelijkingsmateriaal en [getuige 3] had die niet. Gezien die vergelijkingsmateriaal waren de prijzen niet hoog.

De kantonrechter leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020: “ Bent u op de hoogte dat in juli 2019 de cijfers van de maandelijkse valutainterventie van de periode maart 2019 tot en met juli 2019 door de directeuren ([getuige 1] en [getuige 2]), [getuige 20] en [getuige 6] zijn veranderd in opdracht en instructie van de ex-Governor? Daarbij was ook aanwezig mevrouw Alibaks, Hausil. De bedoeling was dat deze cijfers naar de Minister werden doorgestuurd op zijn verzoek, omdat hij DNA informatie moest verschaffen daarover. Neen, ik ben daarvan niet op de hoogte. Ik hoor dat nu.”

De verdachte reageert als volgt: er was geen vuiltje aan de lucht, want de cijfers waren niet veranderd.

De kantonrechter leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020: “ Is dat toegestaan dat op zo een manier correcties worden aangbracht aan de juiste cijfers? Het is niet correct om cijfers op zo’n manier te corrigeren, ook niet in opdracht van de Governor. Je kunt niet willens en wetens verkeerde informatie presenteren aan DNA.”

De verdachte reageert als volgt: de Minister had alle rapporten ontvangen, maar hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Hij had slechts een kattenbelletje bij zich.

De kantonrechter leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020: “ Was u of de RvC op de hoogte van de aankoop van twee voertuigen ten behoeve van de Governor (een LEXUS en een RANGE ROVER)? Zo ja, vanaf wanneer? Toen ik gehoord had over de prijs van de RANGE ROVER van ongeveer € 300.000,-, begreep ik dat er ook een LEXUS eerder was gekocht. Op 5 januari 2020 wist ik dat er een RANGE ROVER was gekocht t.b.v. de ex-Governor. Ik kan mij niet herinneren vanwaar ik deze informatie heb gehad. Deze voertuigen hebben gekost US$280.000,= respectievelijk US$285.000,=. Zijn deze bedragen normaal voor een voertuig van de Governor? Deze bedragen zijn niet normaal voor een voertuig van de Governor. Een redelijke prijs zou zijn rond de US$100.000, -. Bent u ervan op de hoogte dat de ex Governor nog geen maand in de LEXUS heeft gereden en dat het voertuig daarna aan DNV is afgestaan zonder dat de tegenwaarde daarvan is vergoed aan de CBvS? Deze informatie heb ik rond 18 tot 21 januari 2020 gehad en ik had gevraagd of DNV had betaald voor het voertuig. Ik heb wel informatie gehad maar ik weet niet precies of de betaling heeft plaatsgevonden. Bij de politie heeft u verklaard dat u op 10 januari 2020 een bericht op de groepsapp (Governor, uw persoon en Minister van Financien) heeft gehad, waarin de ex-governor verklaarde dat de auto een prive auto is. Wat was de aanleiding dat de ex-Governor, dit heeft verklaard? Ik had een foto in de groepsapp gestuurd en dat is de aanleiding van deze reactie van de ex-Governor. Waarom heeft u een foto van het voertuig (Range Rover) in de groepsapp gepost? Mijn bedoeling was om hem te vragen of het voertuig inderdaad € 300.000, – heeft gekost. Voordat ik de vraag kon stellen had hij al gereageerd op de foto.”

De verdachte reageert als volgt: gepantserde voertuigen zijn gewoon duurder. Het tweede voertuig was gewoon een eigen keuze geweest. Ik weet niet waaraan [getuige 3] kan vergelijken door te stellen dat het voertuig gewoon te duur is geweest.

De kantonrechter leest verder uit de verklaringen van [getuige 3] tijdens het GVO van 25 maart 2020:” Ik weet niet of de ex-Governor nog belangen had bij Orion bij zijn benoeming tot Governor. Hieruit hebben wij geleerd en is bij de benoeming van de nieuwe Governor zoveel mogelijk nagegaan of hij conflicterende belangen heeft. Op uw vraag of voorkomen had kunnen worden dat de CBvS thans zoveel schade lijdt vanwege de benoeming van Van Trikt tot Governor vanwege zijn relaties met Orion, moet ik zeggen dat wij een betere job hadden kunnen doen achteraf gezien. Echter, wij wisten niets van de relatie met Clairfield. Vanwege de relatie tussen van Trikt en Orion zou het raadzaam zijn geweest als de RvC daar strenger mee was geweest. De contracten met Orion zouden dus moeten worden voorgelegd voor toetsing aan de RvC. Ik verwijs hierbij naar de bepalingen van het handboek deugdelijk bestuur van de CBvS.

De verdachte reageert als volgt: er is bij Orion transparant gewerkt. Ten tijde van het ondertekenen van de overeenkomsten zou de Directie moeten weten dat ik ook belangen had bij Orion. Ik kan me dat nu niet meer heugen. Ik ben er niet van op de hoogte of zij op de hoogte waren dat ik belangen had bij Orion, maar daarover had ik geen geheim van gemaakt.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt: Ik had aan de bankmedewerkers wel aangegeven dat ik participeert bij Orion. Aan wie? Tenminste een van de directieleden was ervan op de hoogte.

De vervolgingsambtenaar merkt op dat de verdachte geen specifieke naam van dat lid kan noemen. De vervolgingsambtenaar houdt de verdachte voor dat er getuigen zijn die steeds hebben aangegeven dat de bedragen die zijn betaald aan Clairfield absurd hoog was en dat de verdachte de enige persoon is, die de bedragen normaal vindt.

De verdachte reageert als volgt: Clairfield vroeg 2 ‰ van de begroting, terwijl 2% marktconform was en dan vindt u dat absurd hoog?

De vervolgingsambtenaar merkt op dat er tenminste een directielid is dat heeft verklaard dat het om een prestatie ging die moest worden geleverd voor die bedragen.

De verdachte reageert als volgt: Er zijn alleen maar voorschotten betaald. De werkzaamheden die zijn verricht waren in overeenstemming met de bedragen die zijn betaald. Ik weet niet waarmee [getuige 3] het bedrag van het voertuig heeft vergeleken. Het is mij niet bekend of de ex governor ook een gepantserd voertuig reed.

De kantonrechter houdt de verdachte de verklaringen van [getuige 2] tijdens het GVO van 23 maart 2020 voor.

De verdachte reageert als volgt: de cijfers zoals gepresenteerd hadden een andere bedoeling. Die cijfers zijn niet arbitrair gedistribueerd. Ik denk niet dat ik aan [getuige 2] specifiek had voorgehouden dat ik ook aandeelhouder was van Orion. Er was een rapport van de PG waarin stond dat ik aandeelhouder was en ik ga ervan uit dat een ieder dat gelezen zal hebben.

Op vragen van de vervolgingsambtenaar verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

De cijfers waren rondom het gemiddelde en die zijn gepresenteerd.

Op vragen van de raadsman, I.D. Kanhai, Bsc. verklaart de verdachte – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik had met [getuige 2] op kantoor van Orion vergaderd en hij had mij gevraagd wat ik te maken had met Orion en ik had hem daarop antwoord gegeven. Er is geen verbod in de Bankwet dat een Governor geen aandeelhouder mag zijn.

De vervolgingsambtenaar merkt op dat verdachte geen bezwaar had om te vergaderen bij Orion, maar hij had wel moeite om bij [getuige 3] te gaan vergaderen ten aanzien van de Centrale bank.

De verdachte reageert als volgt: Het was weekend en bij Orion zitten wij alleen.

De Kantonrechter merkt het volgende op: Hausil heeft verklaard dat e – mails door de secretaris van de verdachte werden geprint en dat die door verdachte werden voorzien van instructies waarna die naar desbetreffende afdelingen werden gestuurd. Dat Hausil heeft verklaard dat zij niet wist wat zij moest doen als er geen specifieke opdracht werd gegeven.

De verdachte reageert als volgt: Hausil hoefde niet op mij te wachten om aan de slag te gaan. Ik stuurde de e-mails naar de desbetreffende afdelingen en ik stuurde via app berichten wat ik van ze verwachtte. Daarnaast zaten wij elke dag om de tafel. Als Hausil haar taak had volbracht zou zij mij hebben behoed om hier te staan.

  1. Het proces – verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo op 9 februari 2021, kort en zakelijk weergegeven. De kantonrechter houdt de verdachte de verklaring van [getuige 2] tijdens het GVO van 23 maart 2020 voor.

De verdachte reageert als volgt: ik weet niet waarom [getuige 2] verklaart dat hij nooit een draft rapport heeft gezien. Als er gekeken wordt naar alle projecten kan gesteld worden dat er meer productie komt in het land. [getuige 2] was erbij toen IMF zei dat de projecten heel goed waren. IMF wist niet dat de CBVS de projecten zou financieren. De langlopende lening zou worden afgelost. De brief voor de verzekering van de langlopende schuld is nooit gekomen, maar het geld is besteed aan salarissen betalingen, AOV en pensioen subsidie en moest 100 miljoen per maand naar SZF gaan. De overeenkomst was bedoeld voor andere doelstellingen maar ze hebben zich daaraan niet gehouden. Er was ook een brief gekomen voor schuldaflossing bij de Hakrinbank en DSB bank. De cijfers zoals gepresenteerd hadden een andere bedoeling. De cijfers zijn niet arbitrair gedistribueerd. Ik denk niet dat ik [getuige 2] specifiek had voorgehouden dat ik ook aandeelhouder was van Orion. De contracten waren mede door [getuige 2] en Hausil opgesteld. Ik vond dat de afdeling interne controle niet hoefde te ondertekenen. Interne sessies werden niet mede geparafeerd, terwijl de externe wel. De CBVS is het enige instituut die geld kan afdrukken. Dat bedoelt [getuige 2] met het creëren van giraal met papiergeld.

Hausil had toegang tot alle contracten van mij en had inzage in alle contracten die ik had afgesloten. Alle contracten komen toch terecht bij Hausil? Ze kan zich er niet op beroepen dat ze de contracten niet heeft gezien. Ik forwarde ze meteen voor haar en ze hoefde niet speciaal op mij te wachten om advies uit te brengen. Ze kan achteraf niet komen zeggen dat ze aan damage control moest doen. Ik wist niet dat Hausil niet conform de procedures van de Bankwet is benoemd. Ik had een brief van de Minister van Financien ontvangen dat Hausil wordt aangenomen, maar volgens de Bankwet kon ik een voordracht doen. Hausil heeft een brief opgesteld en een contract. Alles was met de Minister besproken. Toen ik als Governor werd aangetrokken, wist de Minister dat ik aandeelhouder was van Orion.

Het is niet waar wat [getuige 2] bij de R.C. heeft gezegd over de cijfers. Die waren niet bestemd voor D.N.A.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 1] bij de RC in het kader van GVO (dd. 11 maart 2020 & 17 maart 2020 m.b.t. de Clairfield ovk.:
  1. Project LAGARDE 1 “Valuation and Fairness opinion RGM Royalty Structure”.

De getuige verklaart: naar mijn mening was dit project niet noodzakelijk voor de CBvS. Voor Suriname kan dat wel z’n nut hebben gehad. Ik ben niet op de hoogte van de reden waarom de Governor het nodig vond om deze overeenkomst te sluiten.

  1. Project Prodigy “Valuation of the Assets of the Government of Suriname”.

De getuige verklaart: in beginsel was dit project van belang voor Suriname als land. Puur voor de bank was deze overeenkomst niet noodzakelijk. Mijns inziens was er geen prioriteit voor dit project op dat moment. Misschien was het nodig om eens te komen maar niet op dit moment. De druk op de Bank werd groter met dit project omdat er andere prioriteiten waren met betrekking tot de interne organisatie van de bank.

  1. Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”. De getuige verklaart: ik zou niet weten of dit project op het moment waarop de overeenkomst is gesloten zo noodzakelijk was. Dit project was belangrijk voor de verdiencapaciteit van de Staat. De vraag die beantwoord moest worden is of dit prioriteit genoot voor de CBvS op dat moment. Voor de Staat Suriname was het wel belangrijk en genoot het prioriteit, maar naar mijn mening was het voor de CBvS op dat moment niet noodzakelijk. De vraag of het logisch is dat deze twee overeenkomsten op korte termijn na elkaar zijn gesloten moet ik u zeggen dat ik daarop geen antwoord op kan geven. De noodzaak ervan zou de Governor op dat moment moeten aangeven.
  2. Project Prodigy 3 “Implementation of reforms and optimizations at the Central Bank of Suriname”. De getuige verklaart: dit project was wel noodzakelijk voor de CBvS. U houdt mij voor dat deze overeenkomst is getekend op 25 juli 2019. Het resultaat van dit project zou dwars door de gehele organisatie ten goede komen. Er was aangegeven dat ervaren Centrale Bank bankiers betrokken zouden worden bij de uitvoering van dit project. Deze overeenkomst heb ik niet mede ondertekend maar wel geparafeerd. Op verzoek van de Governor moesten wij onze paraaf plaatsen op de overeenkomst ter ondersteuning van het project. Ook als wij onze paraaf niet hadden geplaatst op de overeenkomst zou dit niet veel uitmaken voor de voortgang van het project. De bedragen in de overeenkomst heb ik gezien en die vond ik opvallend hoog.
  3. Project Prodigy 5 “Valuation of Suriname Embassies and Sale and lease back Structure”. De getuige verklaart: naar mijn mening was dit project in eerste instantie noodzakelijk voor de Overheid maar niet voor de CBvS. Indien de bezittingen van de Staat Suriname verkocht zouden worden zou de Overheid daar wel voordeel aan hebben. Het voordeel van de CBvS zou zijn het moment waarop de Overheid in vreemde valuta aan de CBvS zou verkopen of hun eigen uitgaven zou financieren.

Met betrekking tot de overeenkomsten met Orion verklaart de getuige als volgt:

Ik wist niet dat van Trikt aandeelhouder was van Orion. Later begreep ik dit wel. Ik ben dus van mening dat er wel sprake is van tegenstrijdige belangen.

  1. Voor wat betreft de overeenkomst met betrekking tot het optreden van Orion als adviseur en sparringpartner van de CBvS heeft de Governor aangegeven dat het zijn persoonlijke keus is. Voorgaande Presidenten hebben ook adviseurs gehad die hun persoonlijke keus was. Het is eerder niet voorgekomen dat Presidenten, een mede aandeelhouder van een bedrijf als adviseur aantrokken. Aangezien van Trikt en Angnoe zakenpartners van elkaar zijn keur ik het niet goed dat hij Orion als adviseur heeft aangetrokken. Ik ben het met u eens dat het eigenlijk geen probleem zou hoeven te zijn indien dit vooraf besproken was met de directeuren en de RvC. Ik als directeur ben pas achteraf nadat hij het besluit had genomen ermee geconfronteerd dat Orion als adviseur was aangetrokken. Het besluit was dus al genomen. Alle andere directeuren zijn achteraf op de hoogte gesteld van dit besluit.
  2. Voor wat betreft het project met betrekking het inrichten en opzetten van de Internal Audit kan ik u het volgende zeggen: er zou een aanbesteding gehouden kunnen worden ten aanzien van dit project of andere bedrijven zouden ook benaderd kunnen worden. Ik denk wel dat er andere bedrijven in Suriname te vinden zijn die dit project zouden kunnen uitvoeren. Ik denk aan andere accountant kantoren en adviesbureaus.
  3. Ten aanzien van het project met betrekking tot assistentie bij het inrichten en opzetten van de afdeling Financial Intelligence bij de CBvS verklaar ik het volgende. Ik zou hierover geen uitspraak kunnen doen of er andere bedrijven in Suriname zijn die dit project zouden kunnen uitvoeren. Wat ik weet is dat [getuige 18] ten behoeve van de Internal Audit Department was aangetrokken maar dat hij daar niet het gewenste resultaat heeft geleverd. Ons advies aan van Trikt ten aanzien van [getuige 18] was om de overeenkomst met hem te beëindigen na verloop van het contract. Ons advies is helaas niet opgevolgd door van Trikt. Integendeel heeft hij hem op het project met betrekking tot de afdeling Financial Intelligence gezet.
  4. Voor wat betreft de overeenkomst met betrekking tot het faciliteren en begeleiden van de stagiaire deel ik u mede dat er geen enkele accountantskantoor kon worden gevonden om haar te begeleiden. Ik ging ervan uit dat de facilitering van de medewerkster om stage te lopen kosteloos zou zijn. Achteraf bleek het tegendeel nl. dat het niet kosteloos was. Ik weet niet of een ander bedrijf zou willen faciliteren als zij betaald zouden worden. Dat zou ik moeten verifiëren. Het is echter niet ondenkbaar dat andere bedrijven wel zouden faciliteren tegen betaling.
  5. Voor wat betreft de overeenkomst betrekking hebbende op het wapenarsenaal Deel ik u mede op uw concrete vraag dat ook de politie of de defensie dit onderzoek zouden kunnen doen. In eerste instantie was ik van mening dat de politie dit onderzoek zou moeten doen omdat dit project is gekomen naar aanleiding van de informatie van een medewerker van de afdeling beveiliging. Deze informatie hield in dat er onregelmatigheden waren met betrekking tot het Wapenarsenaal, waarbij er wapenonderdelen en munitie ontbraken. Om die reden was ik van mening dat de politie het onderzoek zou moeten doen. Van Trikt was echter van mening dat het een zooitje was bij het wapenarsenaal en dat hij de boel wilde reorganiseren.

Met betrekking tot de royalty overeenkomst verklaart de getuige als volgt:

Op basis van de Royalty overeenkomst die op 1 november 2019 getekend is, heeft de minister al miljarden (2.2.miljard) getrokken. Deze transactie is geboekt op de tussenrekening. Er was een discussie over de vraag onder welke noemer de transactie moest worden geplaatst. Dat is de reden waarom het op de tussenrekening is geboekt. Wij zouden hierover aan de accountant van de bank advies vragen onder welke post de boeking moest plaatsvinden. Het gevolg hiervan is dat deze post nog niet zichtbaar is. Pas als duidelijk is onder welke noemer het geplaatst moet worden zal het zichtbaar zijn. Deze werkwijze is niet ongebruikelijk. Dit zal ook meegenomen moeten worden in de weekstaat van de CBvS. In februari 2020 heeft de laatste trekking van het bedrag plaatsgevonden. Nu moet er een besluit worden genomen onder welke noemer het geplaatst moet worden. Deze lening c.q. overeenkomst is niet geregistreerd bij het Bureau voor de Staatsschuld. De Staat Suriname heeft een langlopende lening van 2.3 miljard van 2015. Er is geen dekking omdat het een langlopende lening is.

U vraagt mij of de lening van 2.2 miljard Surinaamse Dollar welke als dekking heeft de royalty’s van Rosebel Gold Mines geen langlopende lening is. Voor de duidelijkheid wil ik aangeven dat ik nog niet weet of er sprake is van een lening in dit geval. Het moet nog worden vastgesteld. Op uw vraag waarom er voor deze overeenkomst wel een dekking is, verklaar ik dat ik geen antwoord heb op die vraag. De schuld van 2015 is nog steeds 2.3. miljard Surinaamse Dollar. Voor zover ik weet wordt er niets afgelost van deze schuld. Op deze schuld is er geen rente bijgeboekt.

Met betrekking tot de overeenkomsten regarderende de 1ste en 2de tranche onroerende goederen verklaart de getuige als volgt:

Ik ben bekend met de twee brieven van de MinFin aan de Governor van de CBvS. Één is van 20 september 2019 en daar zijn er 9 onroerende goederen met een waarde van 60 miljoen Euro overgenomen. De andere brief is gedateerd 26 juni 2019 en daar zijn er 8 onroerende goederen overgenomen met een waarde van 45 miljoen Euro. Juridisch zijn geen van deze onroerende goederen nog overgedragen aan de CbvS. Ik ben er niet van op hoogte of er is onderzocht dat deze onroerende goederen allemaal aan de Staat Suriname toebehoren.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 2] opgemaakt door [verbalisant 1] dd. 08 maart 2020 en bij de RC in het kader van het GVO dd. 23 maart 2020 en dd. 02 april 2020:

Met betrekking tot de Clairfield overeenkomsten verklaart de getuige:

Doordat de normale aankoopprocedures van de Bank niet zijn gevolgd, werd het vermoeden versterkt dat er mogelijk sprake was van financiële ongeregeldheden. Tegen die tijd kwam er ook informatie naar boven, met betrekking tot de zakelijke verwevenheden tussen Clairfield en ORION. Hierdoor begon ik twijfels te krijgen over de argumenten van de ex-Governor, om projecten zonder openbare aanbesteding te gunnen aan Clairfield. Het argument dat de ex-governor consequent gebruikte was, dat de projecten beschouwd moesten worden in het kader van de sociaal economische ontwikkelingsfunctie van de CBvS en tegen de achtergrond van de verbreiding van de ontwikkelingsrelatie met België, alwaar Clairfield is gevestigd, als tegenhanger van Nederland, die in politiek opzicht moeilijk deed tegen Suriname. De minister heeft op enig moment in augustus en september 2019 een meeting gehad met de ex-Governor op het ministerie van Financiën. Bij deze meeting waren ook aanwezig, mij persoon en Hausil. Ik kan mij niet meer herinneren of er anderen bij waren. Op deze meeting heeft de minister aan de ex-Governor voorgehouden dat hij van de President heeft gehoord over transacties met Clairfield. Daarbij is aangegeven dat de ex-Governor op zijn zaken moest letten. De ondertoon van het gesprek was dat er hoge bedragen werden betaald voor projecten.

Met betrekking tot de overeenkomsten met Orion verklaart de getuige als volgt:

Volgens de ex-Governor had hij geen andere banden met Orion behalve dat het gebouw waarin Orion gevestigd was aan hem toebehoorde en dat hij en zijn gezin leefden van de huuropbrengsten van dat gebouw. Het zou niet passen als mocht blijken dat, anders dan hij mij heeft voorgehouden, hij wel banden heeft met Orion. De ex-Governor heeft mij ten onrechte geïnformeerd dat hij geen banden heeft met Orion. Indien ik had geweten dat hij aandeelhouder was bij Orion dan zou ik de overeenkomst m.b.t. FID niet hebben mede geparafeerd. Ik zie dit namelijk als conflict of interest.

Met betrekking tot Royalty overeenkomsten verklaart de getuige als volgt:

Ik verwijs u daarbij naar de overeenkomst d.d. 1 november 2019 tussen de Republiek Suriname en de CBvS. In deze overeenkomst is opgenomen dat de inkomsten vanuit de royalty’s van RGM zouden worden gebruikt om de langlopende schulden van de Staat bij de CBvS in te lopen. Echter is gebleken dat het resultaat van dit project juist is gebruikt om een nieuwe schuld van 2.2 miljard SRD aan te gaan. Dit is dus geheel in strijd met de overeenkomst. Binnen de CBvS is er een discussie gaande onder welke noemer deze schuld moet worden geboekt. Dit omdat ingevolge de bankwet de CBvS geen langlopende leningen mag verstrekken. Vooralsnog is deze schuld geboekt op een tussenrekening.

Met betrekking tot de manipulatie cijfers van de valuta-interventies verklaart de getuige als volgt:

De ex-Governor had zijn preferentie aangegeven hoe het totaal bedrag aan interventie uitgesmeerd moest worden over de verschillende maanden, aangevende dat hij dit zou doorgeven aan de Minister van Financiën. De ex-Governor heeft toen mij persoon, Hausil en [getuige 1]gevraagd om de data op een bepaalde manier te presenteren. Verder ook nog andere informatie te verstrekken aan de minister, die direct danwel indirect relevant was om de interventies data in perspectief te plaatsen. Na over en weer met de ex-Governor te hebben gecorrespondeerd over de presentatie van de interventie data, hebben wij uiteindelijk een document gepresenteerd dat acceptabel was voor de ex-Governor. Zowel mij persoon, Hausil als [getuige 1] waren van mening dat de juiste data aan de minister moest worden gepresenteerd, echter heeft de ex-Governor aangegeven dat op zijn verantwoordelijkheid de gecorrigeerde versie moest worden afgegeven aan de minister. Volgens de informatie van de ex-Governor moesten wij ervoor zorgen dat er in de data geen pieken voorkwamen, maar dat de data min of meer gelijkelijk verdeeld moesten worden. Volgens de correcte cijfers was er in de maand juli 2019 geïntervenieerd voor een cash bedrag van €18.067, 300, -. Dit ziet u ook in het tabel ( 9de vervolg dossier, pag.34).

Dit bedrag vond de ex-Governor veel te hoog en hij was van mening dat het niet zo gepresenteerd kon worden omdat er anders vragen zouden kunnen komen vanuit DNA. Ter uwer informatie deel ik u mee dat in die periode enkele personen waren aangehouden met een grote hoeveelheid Euro’s op de vlucht naar Miami. Het was bekend dat mensen in Miami Euro’s wisselden voor US Dollars. Door deze situatie was de ex-Governor bang dat men het idee zou hebben dat hij de oorzaak was van de grote hoeveelheden Euro’s die waren aangetroffen omdat de CBvS voor zo’n groot bedrag had geïntervenieerd. Naar mijn mening is deze presentatie niet juist omdat het geen betrouwbaar beeld geeft. Ik ben van mening dat de juiste cijfers moeten worden gepresenteerd. Ik kan gerust zeggen dat de correcties onder een bepaald druk van de ex-Governor zijn gepleegd omdat hij onder geen beding wilde dat het anders moest. Hij zei dat hij alle verantwoordelijkheid daarvoor droeg en dat hij de minister zou zeggen dat hij de interventie data gelijkelijk heeft verdeeld. Om deze reden zijn wij gezwicht voor hetgeen de ex-Governor heeft gevraagd. Voornoemde getuige heeft een toelichting gegeven met betrekking tot het laatst aangehaalde bij pv dd. 01 mei 2020 opgemaakt door [verbalisant 2] met als onderwerp: Analyse en toelichting van de documenten, die zijn overlegd door [getuige 2] tijdens de open confrontatie met VAN TRIKT, Robert Gray waarin hij de cijfers van de valuta-interventies verduidelijkt

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 3] opgemaakt door [verbalisant 3] dd. 06 april 2020 en bij de rc in het kader van het GVO dd 25 maart 2020:

De getuige verklaart: dat hij als gewezen regeringscommissaris toezicht zou moeten houden op de handelingen van de CBvS. De juiste wijze zou zijn, dat wij tenminste één keer per twee weken zouden vergaderen met de Governor en/of de minister van Financiën. Dat is wel zo begonnen tijdens mijn aantreden als regeringscommissaris maar het is niet gecontinueerd. Ik heb er wel steeds naar gevraagd bij de ex-Governor, echter had ik het gevoel dat hij de besprekingen ontweek en dat hij niet erg happig was om de besprekingen te voeren. Hij heeft mij zelf tot twee keren toe laten wachten nadat wij een afspraak hadden om te vergaderen. De laatste keer ben ik zelf weggegaan omdat ik dat niet accepteerde. De eerste keer zal rond augustus 2019 zijn geweest en de tweede keer was rond eind oktober begin november 2019. De overeenkomsten tussen de CBvS en Clairfield heb ik pas omstreeks 10 januari 2020 gezien en de overeenkomsten met Orion zijn omstreeks een week later aan mij gepresenteerd door de directie. Gelet op de financiële verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomsten in relatie tot de dienstverlening ben ik van mening dat de bedragen in de overeenkomsten absurd zijn. Daarnaast ben ik van mening dat de ex-Governor buiten zijn bevoegdheid heeft gehandeld, op één van de overeenkomsten na. Naar aanleiding van het onderzoek zijn er transacties naar boven gekomen waar ik mijn vraagtekens bij plaats. Ik verwijs hierbij naar een bedrag van € 1.250.000, – dat is overgemaakt naar Clairfield. Ik ben er niet van op de hoogte dat in het rapport m.b.t. het Project LAGARDE 1 een waarde van US$ 300 miljoen (tegenwaarde 2.2. miljard SRD) is gekoppeld aan de royalty’s voor 15 jaar. Ik heb wel een vijf tellend pagina’s rapport gezien waarvan vier pagina’s grafieken hadden en slechts één pagina een berekening had. De berekening van de NPV (Net Present Value of Netto Contante Waarde) is geen ingewikkelde zaak. Ik denk wel dat de economen op de banken deze berekening zelf konden maken. Een fee is afhankelijk van de prestatie. Naar mijn mening is de prestatie die geleverd is voor dit project (5 pagina’s tellend rapport) niet in verhouding tot het bedrag dat daarvoor betaald is. In casu gaat het om een bedrag van € 620.000, = dat betaald zou moeten worden voor dit project waarvan een voorschot van € 300.000, = is betaald. Ik hoor de advocaat zeggen dat de afgesproken fee bedraagt ongeveer 2% van de waarde van de royalty’s. Hierop zeg ik dat gezien de ingewikkeldheid van de opdracht een bedrag van € 5000, = naar mijn redelijk zou zijn.

M.b.t. de overeenkomsten gesloten tussen de CBvS met Orion: Vanwege de relatie tussen van Trikt en Orion zou het raadzaam zijn geweest als de RvC daar strenger mee was geweest. De contracten met Orion zouden dus moeten worden voorgelegd voor toetsing aan de RvC. Ik verwijs hierbij naar de bepalingen van het handboek deugdelijk bestuur van de CBvS.

M.b.t. de panden: Ik ben van mening dat het kopen van panden en onroerend goed uitsluitend voor eigen gebruik van de CBVS mogelijk zijn. Anders kan het niet. In deze voldoet deze transactie niet aan de regels van de Bankwet. Voor zover ik weet heft de overdracht niet plaatsgevonden, volgens informatie verkregen van de heer ROEMER. In feite zou de RvC gekend moeten worden conform de regels van het Wetboek van Koophandel. Voor zover het Wetboek van Koophandel niet van toepassing is, zou de zorgvuldigheid wel eisen dat een dergelijke transactie met de RvC zou moeten worden besproken.

M.b.t. de royalty overeenkomst: Het was een feit dat de CBvS aan de hand van de overeenkomst van 01 november 2019 de SRD 2,2 miljard niet mocht verstrekken aan de Staat. Ik ben als gewezen regeringscommissaris niet op de hoogte of betrokken geweest van deze overeenkomst. Ik weet ook ik niet waarom deze transactie toch heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de thans beschikbare informatie lijkt het erop dat er een additionale of Monetaire financiering heeft plaatsgevonden, méér dan de Bankwet toestaat. De Bankwet staat toe 10% van de gewone dienst te financieren conform het gestelde in artikel 21 lid 2 van de Bankwet.

M.b.t. de cijfers van valuta interventies: Het is niet correct om cijfers op zo’n manier te corrigeren, ook niet in opdracht van de Governor. Je kunt niet willens en wetens verkeerde informatie presenteren aan DNA.

  1. Het proces – verbaal [getuige 4] opgemaakt door [verbalisant 2] dd. 09 februari 2020 en bij de RC in het kader van het GVO dd. 12 maart 2020:

De getuige verklaart (m.b.t. Project Strenght): Wij van de Hakrinbank hebben aan de politie een overzicht van de betalingen aan Clairfield mbt project Strenght overgelegd. Dit document is gedateerd 10 februari 2020. Op 4 september 2019 heeft de Hakrinbank € 60.000, = overgemaakt op de rekening van Clairfield bij de BNP Fortisbank. Tot heden is er niets meer bij betaald aan Clairfield. Uit het overzicht blijkt verder dat voor wat betreft het vast gedeelte een bedrag van €50.000, = nog betaald moet worden. Ten aanzien van dit saldo bedrag hebben wij geen invoice van Clairfield ontvangen waardoor dit saldo nog openstaat. Voor wat betreft het variabel gedeelte (“succes fee”) op basis van 1,25% moet de Hakrinbank nog ongeveer een bedrag van US$250.000, = tot 275.000, = betalen aan Clairfield.

Ik weet niet welke afspraken tussen Clairfield en Orion zijn gemaakt. Naar mijn inschatting heeft Clairfield meer werk verricht dan Orion in het kader van dit project. Wij hebben de bedrijfsinformatie van de Hakrinbank aangeleverd in een shared file waar Hakrinbank, Clairfield en Orion toegang hadden. Clairfield heeft de rapporten opgesteld. Hakrinbank heeft deze rapporten becommentarieerd en Clairfield heeft verder gefinaliseerd. Uit de rapporten heeft Orion presentaties gemaakt en deze zijn gehouden op kantoor bij Orion voor potentiele beleggers. Bij de uitvoering hebben zij ook ondersteuning verleend. De inschrijvers konden verder ook op het kantoor van Orion inschrijven naast de Hakrinbank kantoren. Hieruit concludeer ik dat Clairfield meer werkzaamheden heeft verricht dan Orion.

M.b.t. formulier incoming payments: Hierop deel ik u mede dat dit document betreft een verklaring waarbij door de ontvanger van een betaling, dient te worden aangegeven wat de reden is van de ontvangen gelden. Uit deze verklaring blijkt dat dhr. Ashween Angnoe, die de procuratiehouder is van de rekening van Orion Capital Investment bij de Hakrinbank, verklaart dat de reden van de overmaking van het bedrag van € 625.000, = betreft “voorschot verleende diensten”. Dit formulier is bestemd voor het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT). Indien achteraf blijkt dat de reden waarvoor de overmaking heeft plaatsgevonden niet juist is, betekent dit dat aan de Hakrinbank en MOT verkeerde informatie is doorgespeeld.

M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: Ik ben niet bekend met de inhoud van de overeenkomsten tussen Clairfield en de CBvS. Ik kan u wel zeggen dat bij consultancy overeenkomsten waarin de Hakrinbank partij is wij nimmer non-refundable fees overeenkomen. Wij kunnen hooguit een succesfee overeenkomen in voorkomende gevallen en dit bedrag is variabel. Voor wat betreft het uitbrengen van adviezen wordt meestal een uurloon overeengekomen of eventueel een vast bedrag op basis van de werkzaamheden die verricht zullen worden. Doorgaans worden betalingen gedaan nadat een fase is opgeleverd. Ter verduidelijking geef ik aan dat het een risico is voor de opdrachtgever als er non-refundable voorschotten worden overeengekomen. Immers het kan zijn dat het werk om de een of andere reden niet of niet conform afspraak kan worden opgeleverd door de opdrachtnemer. In dit geval loopt de opdrachtgever het risico dan dat hij het door hem betaalde bedrag niet terug krijgt omdat het non-refundable is. De betaling is dan wel gedaan maar het nut is niet ontvangen.

  1. Het proces – verbaal van het 3de nader verhoor van [getuige 5] opgemaakt door [verbalisant 2] dd. 2 maart 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat m.b.t. de reis naar België: zij, als medeweker van Orion niet weet in welke hoedanigheid zij was afgereisd naar België. Zij had wel een agenda ontvangen van CLAIRFIELD over hetgeen in België zou plaatsvinden. Daarin stond haar naam vermeld en kon zij ook lezen, dat het ging om de projecten tussen CBVS en CLAIRFIELD. Echter, heeft de verdachte ASHWEEN Agnoe haar nimmer persoonlijk voorgehouden waarvoor of waarom ze moest afreizen, maar het doel van haar reis was bij haar uiteindelijk wel bekend.

m.b.t. het factuur met de benaming ‘STRENGHT’: In het document is dat niet te zien of af te lezen, maar ik vermoed, dat er een afspraak moet zijn gemaakt tussen CLAIRFIELD BENELUX en ORION CAPITAL INVESTMENTS ten aanzien van een verdeelsleutel omdat zij, ORION in de overeenkomst zijn opgenomen als hoofd en subcontractor. Ik kan u wel zeggen, dat de INVOICE van ORION CAPITAL INVESTMENTS met als datum 12 mei 2019 heel vaag en onduidelijk voor mij is. Aan de hand van de omschrijving kan ik niet zeggen op basis waarvan de facturatie heeft plaatsgevonden. Ook, al zet ik deze INVOICE naast de overeenkomst van project STRENGHT, dan nog kan ik niet uitmaken waarvoor de Euro. 625.000, – is gefactureerd. Ik had geen idee dat het project USD. 500.000, – zou opbrengen. In dat geval lijkt het bedrag van Euro.625.000, – dat ORION in rekening heeft gebracht aan CLAIRFIELD hoog. Ik zeg dat ook naar aanleiding van de werkzaamheden die door mijn team zijn verricht in project “STRENGTH”.

M.b.t. 50% overmaking vanuit Clairfield t.b.v. Orion voor een bedrag van Euro 625.000, -:

De getuige geeft aan het te willen hebben over een contact moment met BUYSSE. Laatstgenoemde haalde hierbij tussen neus en lippen door aan dat er een contract is met ORION van 50% op alle projecten die ORION lokaal uitvoert. Na inzage in het document dat aan haar werd getoond en als het bedrag berekend wordt, is het bedrag dat betaald werd aan CLAIRFIELD door de Hakrinbank namelijk EURO 1.250.000, – voor project STRENGHT, precies 50% gestort op rekening van ORION N.V. Getuige vermoedt dat er tussen BUYSSE en ASHWEEN afspraken waren gemaakt, dat hij 50% zou ontvangen van alle projecten die ORION lokaal zou uitvoeren. Naar aanleiding van de INVOICE van Euro.625.000,- vermoed ik dat CLAIRFIELD Euro 1.250.000, – moet hebben ontvangen van Hakrinbank om 50% daarvan, namelijk Euro.625.000, – aan ORION te kunnen betalen.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 6] afgelegd bij de RC in het kader van het GVO dd. 31 maart 2020:

Met betrekking tot het project Lagerde I: is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat bij de overeenkomst Project Lagarde1, er een vergoeding is overeengekomen van € 620.000, =. Er waren afspraken gemaakt over de betalingen en wel als volgt: De betalingen zouden plaatsvinden bij elke deeloplevering van een sub-opdracht. Per sub-opdracht zijn non-refundable cash fees van € 250.000, -, € 110.000, -, € 140.000, – en € 120.000, – afgesproken. Gebleken is dat reeds bij de eerste overmaking een bedrag van €300.000, = i.p.v. €250.000, = is overgemaakt. Waarom er meer is overgemaakt weet ik niet. Bij de invoice zijn er geen onderliggende stukken waaruit zou kunnen worden opgemaakt welk bedrag contractueel is overeengekomen. Bij de overmaking zijn er dus geen checks en balances om na te gaan of een bepaalde overmaking wel of niet terecht is geschied. Ik ga steeds uit van de autorisatie van de Governor. De eerste persoon die zou moeten hebben gezien dat het bedrag op de invoice niet overeenkomt met het bedrag dat in beginsel zou moeten worden overgemaakt o.g.v. de overeenkomst, is de President van de bank. Kort om: De facturen kreeg ik van de ex-Governor om de gelden over te maken naar Clairfield.

M.b.t. valsheid cijfers valuta interventie: Op enig moment was door DNA aan de Minister van Financiën gevraagd naar de informatie over vreemde valuta interventie. De afdeling Buitenland heeft op grond hiervan een lijst geproduceerd hoeveel valuta er beschikbaar is gesteld. De instructie van de ex-Governor was om niet de juiste cijfers aan vreemde valuta interventie af te staan aan de minister van Financiën omdat uit de cijfers bleek dat in de maand juli 2019 een extreem hoog bedrag aan vreemde valuta interventie is geweest. Dit blijkt ook uit het tabel welke u mij ter inzage heeft gegeven over de vreemde valuta interventie. Er is toen een andere lijst geproduceerd, waarvan ik mij de inhoud niet kan herinneren. Deze lijst zal ik opvragen en aan u doen toekomen. Zo een correctie waarbij er een andere lijst aan vreemde valuta interventie dan de originele lijst is geproduceerd, is nooit eerder voorgevallen. Wij waren het er allemaal over eens dat de gecorrigeerde cijfers niet de correcte weergave was van de realiteit. Ik voelde mij onder druk gezet door de ex-Governor om de correcties te plegen. Ter uwer informatie deel ik u mede dat ik vaker door hem ben gezegd dat ik zijn beleid niet moet frustreren. Ik heb eraan meegewerkt om de cijfers te corrigeren vanwege de constante druk die er was van de zijde van de ex-Governor.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 7] opgemaakt door [verbalisant 2] dd. 22 februari 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat ten aanzien van de overeenkomsten tussen CLAIRFIELD BENELUX en VAN TRIKT, die helemaal quasi fiscaal zijn. Ik zie zulke overeenkomsten voor het eerst. De CBVS doet in deze uitgaven die eigenlijk voor rekening van de overheid zouden moeten zijn. Het begrip “quasi fiscaal” houdt kort gezegd in dat de CBVS uitgaven doet ten behoeve van de overheid (de staat) die eigenlijk door de staat zelf betaald moeten worden. Dit blijkt bij de bankwet verboden te zijn.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 8] opgemaakt door [verbalisant 4] dd. 03 maart 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat zij de overeenkomsten aangegaan met [getuige 1] te hebben gehad, die hij op zijn beurt van het secretariaat van de president van de bank heeft gehad. Bij controle van het financieel gedeelte kwam ik tot de ontdekking, althans de afdeling waaraan ik leiding geef kwam ik tot de ontdekking dat er informatie ontbrak omtrent de declaratie aan de bedrijven Clairfield en Orion. Daarom heb ik de overeenkomsten/contracten opgevraagd om na te gaan of declaraties/betalingen conform de contracten zijn gedaan. De non refundable cash fee: zoals het is uitgelegd is betekent dit dat de CBvS gehouden is te betalen, ook bij beëindiging van het contract, dat wat in het contract is overeengekomen. Intern konden wij de declaraties met betrekking tot de reiskosten naar België niet goed plaatsen. Wij hadden geen document, waaruit mocht blijken, dat twee functionarissen van Orion mee moesten gaan op de missie, oftewel de dienstreis naar België en nog steeds hebben wij dat document niet. Althans in het contract van prodigy 2 is niet duidelijk aangegeven waarom CBvS aan Orion moest betalen.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 9] opgemaakt door [verbalisant 1] dd. 11 maart 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat [naam 6] en mij persoon door ex-Governor Van Trikt niet zijn ingezet om besprekingen te voeren met Clairfield toen we naar België waren afgereisd. Wij waren toehoorders bij de presentaties. Er zijn separate besprekingen gevoerd met Clairfield, waarbij [naam 6] en ik in een aparte ruimte moesten wachten. De ex-Governor, [getuige 10], mevrouw Hausil en meneer ANGNOE, Ashween, hebben besprekingen gevoerd met Clairfield. Ik heb hierover s ’avonds vanuit mijn hotelkamer, telefonisch, de heer [getuige 17] , die mijn afdelingshoofd is en ook in de betreffende werkgroep zit, mijn misnoegen kenbaar gemaakt. Ik heb hem duidelijk gevraagd wat het nut is dat ik ben meegekomen. Hij heeft mij toen gevraagd om kalm te blijven. Ook [naam 6] was ontstemd over het uitsluiten van ons twee. Tijdens een presentatie van Clairfield is tot onze verbazing gebleken dat behalve SPIM er meerdere projecten van Clairfield lopen.

De ex-governor was mijns inziens niet bevoegd om zonder machtiging van de Staat Suriname, contracten aan te gaan als gevolg waarvan er voor de Staat Suriname verplichtingen ontstaan. Het lijkt mij ook dat er sprake is van een quasi fiscale activiteit. Ik moet aan u verklaren dat ik niet bekend ben met betalingen die hebben plaatsgevonden. De overeenkomst is niet gestuurd naar onze afdeling.

M.b.t. Orion overeenkomsten: bij deze overeenkomsten tussen CBVS en Orion was er sprake van belangenverstrengeling, omdat dhr. Van Trikt aandeelhouder is van ORION en tevens Governor van de CBvS. Daarom is er sprake van belangenverstrengeling. Dit is onverenigbaar cq een conflict of interest.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 10] opgemaakt door [verbalisant 5] dd. 16 februari 2020:

bij een werkbezoek aan het bedrijf van Clairfield kwamen mw. Hausil en ik de personen dhr. Agnoe en [getuige 5] tegen. Daar aangekomen bleek dat er een bespreking gaande was met betrekking tot de Royalties van de goud bedrijven van Suriname door de heer Angnoe, Hans Buysse en de ex – Governor. Ten tijde van die bespreking werden er berekeningen gemaakt met betrekking tot Royalties, omdat het een economische exercitie was. Wij zaten niet in de bespreking. Wij werden erbij geroepen indien er iets juridisch bekeken moest worden. Dat de ex Governor de Bank heeft gebonden in het kader van enkele overeenkomsten Orion is achteraf bekeken sprake van belangenverstrengeling. Het was mij niet bekend dat er overeenkomsten waren gesloten. En als ik nu met de inhoud ervan geconfronteerd wordt schrik ik ervan. Er zijn vastgestelde procedures om overeenkomsten aan te gaan met bedrijven of personen. Over het algemeen worden overeenkomsten eerst door de afdeling Legal Department grondig doorgenomen, waarna zij een juridisch advies uitbrengen. Hierna word de overeenkomst weer opgestuurd naar desbetreffende afdeling voor verdere afhandeling. Ook moet worden aangeven dat niet alle overeenkomsten bij de afdeling Legal Department gaan. Er worden ook advies genomen bij juristen buiten de bank.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 11] opgemaakt door [verbalisant 6] dd. 19 februari 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat er achteraf bekeken, er wel sprake geweest van antidatering in de leenovereenkomst van het voertuig van de voormalige Governor. Naar ik kort vóór de ondertekening had vernomen was het verzoek om de lening te doen ingaan rond het tijdstip van aanschaf van een voertuig. Dat er geantidateerd is blijkt zulks uit de datum en was dat in opdracht van de gewezen Governor Van Trikt.

  1. Het proces – verbaal van het 2de nader verhoor van [getuige 12] opgemaakt door [verbalisant 1] dd. 17 februari 2020 en bij de rc in het kader van het GVO dd 3 maart 2020:

Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat met uitzondering van de twee voertuigen, die hij heeft laten importeren voor de governor ROBERT-GRAY VAN TRIKT als dienstvoertuigen t.b.v. de CBvS, hij, getuige ook een privé voertuig voor hem, ROBERT-GRAY VAN TRIKT heeft geregeld. Het betreft éen door M&N Car Center een grijs/groen gelakte SVR RANGE ROVER, dat al was geïmporteerd naar Suriname. Hij, getuige ging op bezoek bij M&N Car Center en zag het voertuig. Ik wist dat Robert van RANGE ROVERS houdt, waardoor hij contact maakte met hem of hij een koper had voor bedoeld voertuig. Op vrijdag 29 november 2019, had ik telefonisch contact gemaakt met ROBERT-GRAY VAN TRIKT. Ik vroeg hem als hij iemand kende die een RANGE ROVER wilde kopen. Ik stuurde foto’s van bedoeld voertuig via Whatsapp voor hem. Daarna zei Robert aan mij dat hij het voertuig wilde bezichtigen, daar zijn zakenpartner ANGNOE, Ashween, binnenkort jarig zou zijn en hij had hard gewerkt, dus hij verdiende ook zo een mooie auto. De volgende zaterdag 30 november 2019 moest ik het voertuig voor hem brengen. Ik bracht de auto op die bewuste dag naar het kantoor van ORION aan de [adres 2] in [district]. Robert Van Trikt was ter plaatse met zijn lijfwachten, personeelsleden van dat bedrijf alsook ANGNOE, Ashween. ANGNOE vond het voertuig mooi en wilde het hebben. Toen heeft Robert mij gevraagd als hij het geld in twee termijnen kon betalen. Ik heb toen contact gemaakt met [getuige 14] voor overleg. Echter zei [getuige 14] dat de auto casco verzekerd moest worden, waarna alle papieren in orde zijn gemaakt. Voorts dat het voertuig op naam van M & N Car Center zou blijven staan tot alles afbetaald was. Het voertuig was op dat moment niet voorzien van kentekenplaten. Dat heeft M & N Car Center in orde gemaakt en werd de auto op 4 december 2019 door mijn medewerker geleverd voor ANGNOE, Ashween, bij het bedrijf ORION aan de [adres 2] in [district]. De eerste deelbetaling was Euro 100.000, — en hiervan is op 10 december 2019, betaald Euro 90.900,– op rekening van M &N Car Center in Nederland en Euro 9.100, – is betaald op de bankrekening van mijn broer in Nederland ten behoeve van mij. Het verzoek om de betaling in Nederland te doen geschieden is geweest op verzoek van Van Trikt. Het bedrag moest worden overgemaakt naar twee rekeningen, omdat een deel mijn gedeeltelijke winst betrof terwijl het ander deel ten behoeve was van de importeur. Van Trikt heeft mij niet gevraagd waarom de overmaking naar twee rekeningen moest geschieden. De afspraak is dat de tweede termijn (Euro 100.000, -) in augustus 2020 moet worden betaald. Vandaar dat de auto nog niet is overgeschreven op naam van de koper.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 13] opgemaakt door [verbalisant 2] 20 februari 2020:

Uit de verklaring van voornoemde getuige is komen vast te staan dat hij als gewezen Governor van de CBvS de volgende procedure hanteerde voor het ondertekenen van een overeenkomst namelijk: “Als ik een overeenkomsten onder ogen kreeg stuurde ik die gelijk naar de juridische afdeling voor advies. Ik wilde mij altijd goed laten adviseren alvorens ik een overeenkomst ondertekende. Ik koppelde ook altijd met de vak afdeling en de juridische afdeling zodat zij samen konden werken aan de overeenkomst, vóórdat die door mij werd ondertekend. In periode van mijn governorschap heb ik voorbereidingen gepleegd om rechtstreekse rapportagelijnen naar de RVC tot stand te brengen. In dat kader had ik, vóórdat ik bij de Centrale Bank vertrok, middels een instructie gedaan gekregen dat het Hoofd van de afdeling Internal Audit rechtstreeks kon rapporteren aan de RVC. Ook het Hoofd van de Juridische Zaken zou dat moeten kunnen doen bij de RVC. Ten aanzien van de afdeling Juridische Zaken wil ik aangeven, dat ik de instructies reeds lang had gegeven, doch is de uitvoering door de drukke werkzaamheden blijven liggen. ANGNOE is van het accountantskantoor van VAN TRIKT. Ik als governor zou hem niet aantrekken voor het project IAD, omdat de IAD daardoor niet onafhankelijk zou kunnen functioneren. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven, de IAD moet onafhankelijk kunnen functioneren om rechtstreeks met de RVC te kunnen communiceren.

M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: ik zou de overeenkomst met CLAIRFIELD BENELUX met als onderwerp “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME” niet ondertekenen. Er is te weinig informatie daarin om het bedrag dat is opgenomen, te rechtvaardigen. Ik zou zo een overeenkomst eerst opsturen naar de juridische afdeling met de aantekeningen om het een en ander in de overeenkomst voor mij uit te werken. In de overeenkomst zou duidelijk of specifiek moeten staan welke werkzaamheden op welk moment of periode zouden worden verricht. Zo alleen kan het verloop van de werkzaamheden worden beoordeeld en kunnen de betalingen worden verantwoord. Kortom, er is veel te weinig informatie in de overeenkomst. De non – refundable fee in dit geval vind ik heel erg vreemd. De non – refundable fee ben ik eerder wel tegengekomen, maar niet in zulke overeenkomsten. Ik denk, dat een non – refundable fee meer wordt gebruikt in overeenkomsten met ICT-bedrijven. Ik zie ook, dat er bij de ondertekening de helft van het totaalbedrag is betaald. Het is niet nieuw dat er bij het ondertekenen van een overeenkomst al een bedrag wordt betaald zodat het bedrijf enkele uitgaven kan doen om een aanvang te kunnen maken met de werkzaamheden, maar de helft van het totaal bedrag is wel aan de hoge kant. De uitvoer van “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME” valt niet binnen de Bankwet. In dit project gaat het duidelijk om iets van de Staat Suriname. Het is voor mij ook een raadsel waarom de CBVS dit project moet doen terwijl de Staat Suriname de informatie nodig heeft. Ik zie niet welk belang / voordeel CBVS daarbij zou hebben. Het komt quasi fiscaal over en dat wordt door de Bankwet verboden.

Artikel 9 onder f van de Bankwet, waarop de verdachte Van Trikt zich beroept, geeft slechts de betrokkenheid aan bij het monetair beleid van de regering. Met andere woorden is de CBVS ondersteunend en niet andersom. Artikel 9 f verwijst naar de voorgaande leden van artikel 9, het is meer een verduidelijking. Artikel 9 gaat over het macro-economisch bestuur zoals werkgelegenheid; evenwichtige prijspeil (dit is een kerntaak van de CBVS); evenwichtige inkomensverdeling, zorg voor het milieu en bevorderen van de economisch groei. Het komt mij in het geval van “PROJECT PRODIGY- VALUATION OF THE ASSETS OF THE GOVERNMENT OF SURINAME” voor dat het om een aangelegenheid van de Staat gaat welke buiten het werkterrein van de CBVS valt.

Net als bij het eerste project gaat het PROJECT LAGARDE 1 VALUATION AND FAIRNESS OPINION OF RGM ROYALTY STRUCTURE” ook om een project van de Staat Suriname. Het komt bij mij ook quasi fiscaal over omdat de CBVS er geen belang bij heeft, althans het behoort in mijn visie niet tot het werkterrein van de CBVS

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 14] opgemaakt door [verbalisant 2] 17 februari 2020.:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat t.a.v. de inbeslaggenomen LANDROVER (bouwjaar 2019), [getuige 12] mij had voorgehouden, dat die auto bestemd was voor ene ASHWEEN van het bedrijf ORION. Echter, was deze ASHWEEN er niet bij toen er over de prijs werd onderhandeld. Omgerekend kostte de auto Euro 180.000 en met [getuige 12] ben ik overeengekomen, dat er bij de aankoop de helft worden betaald en het resterend deel in maximaal 8 maanden. Dat zijn wij overeengekomen. [getuige 12] heeft die auto meegenomen en zou hij de auto tonen aan ASHWEEN en als die het goed zou vinden zou de deal uiteindelijk worden beklonken. De maandag daarop gaf hij door dat de auto goed was bevonden en dat de Euro 90.000 voor mij zou worden overgemaakt of althans voor M&N-carcenter. Er werd aan mij voorgehouden, dat het geld op een Nederlandse rekening zat en dat zij het voor mij zouden overmaken in Suriname. Voor de gemakkelijkheid heb ik een bankrekeningnummer in Nederland van mijn zakenpartner [getuige 15] doorgespeeld. De overmaking heeft toen plaatsgevonden en wel door het bedrijf LIMEBRIDGE VZW. Er is in totaal Euro 90.900,– overgemaakt.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 15] opgemaakt door [verbalisant 1] dd. 27 februari 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat het geld ten behoeve van de Range Rover, op 10 december 2019 ten behoeve van [getuige 14] op zijn – getuige ’s rekening – is gestort. Hij, getuige had van [getuige 12] en [getuige 14] begrepen, dat iemand geld wilde overmaken vanuit Nederland, voor een auto die zij hadden verkocht. Het geld moest van Nederland naar Suriname overgemaakt worden, doch zou dat te lang duren. [getuige 12] , [getuige 14] en ik waren samen toen hierover werd gesproken. Ik heb toen aan hen gezegd, dat zij mijn rekeningnummer konden gebruiken voor die overmaking. Als het geld overgemaakt zou worden, zou ik dat gemakkelijk kunnen controleren. Het bedrag, dat is overgemaakt op zijn rekeningnummer ten behoeve van [getuige 14] bedroeg Euro 90.900, – en is voormeld bedrag via LIMEBRIDGE VZW overgemaakt. Het rekeningnummer is [nummer 1] Ik vermoed dat het een Belgisch rekeningnummer is. Als omschrijving is aangegeven: Company Car Ashween Angnoe. Ik weet niet wie het geld heeft overgemaakt.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 16] opgemaakt door [verbalisant 7] 11 maart 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat het niet noodzakelijk was dat ORION N.V. binnen gehaald moest worden bij het project (Opzet van de Internal Audit Afdeling). Want achteraf bekeken was het niet noodzakelijk. ORION N.V heeft aan de hand van het dossier van [getuige 18] alle opgeleverde documenten opgemaakt. Er was daar duidelijk sprake van plagiaat. Met betrekking tot voornoemde overeenkomst tussen de CbvS en Orion kan er gesproken worden over een belangen verstrengeling tussen Orion N.V en VAN TRIKT, dit omdat Van Trikt ook mede eigenaar is van ORION. Er moet duidelijk sprake zijn van een functie scheiding.

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 17] opgemaakt door [verbalisant 7] dd. 19 februari 2020:

is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat er op hem op gegeven moment druk werd gezet om de leenovereenkomst te ondertekenen. Terwijl ik het nog was bezig te bespreken met mijn collega [getuige 11] als ik het document moest tekenen of niet, werd ik tot drie maal toe gebeld door VAN TRIKT. Bij de derde keer zette ik deze op luidspeaker en liet mijn overige twee collega’s horen doe hij druk op mij uitoefende om deze overeenkomst te ondertekenen. M.b.t. de Clairfield overeenkomsten: ik ben niet bekend met deze gesloten overeenkomsten met het genoemd bedrijf. Ik ben ook niet betrokken geweest bij de tot standkoming van deze bewuste overeenkomsten. Ik heb deze overkomsten niet gescreend. Ik heb hiervan kennis genomen op een veel later stadium

  1. Het proces – verbaal van verhoor van [getuige 18] opgemaakt door [verbalisant 1] 20 februari 2020:

Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat hoewel naar verluidt de ex-Governor Van Trikt geen directe betrokkenheid meer had bij ORION, het in het algemeen bijzonder onverstandig is om zelfs maar de schijn van belangenverstrengeling te laten ontstaan. Zeker niet in zo een high profile functie. Ik heb daarover niets gezegd, maarik vond het onverstandig. Maar nogmaals ik ben het komen aantreffen. Het is was niet mijn taak om mij formeel daarover uit te laten. Als ik nog in de rol van Interim Hoofd Internal Audit zat had ik daar vanuit mijn functie zeker iets over moeten hebben gerapporteerd aan de Audit Committee van de RvC. De hele bancaire sector was denk ik voorzichtig met het inhuren van Orion gezien de voormalige betrokkenheid van Robert VAN TRIKT bij Orion. Ook bij de Hakrinbank, waar ik voorzitter van de Audit Committee ben, is de Directie van de Hakrinbank geadviseerd om behoedzaam met de inzet van Orion als consultant om te gaan. Ik ben niet op de hoogte dat het project IAD aangegaan is en zie dit document nu voor de eerste keer. Naar de aard van het project vind ik het bijzonder onverstandig uit hoofde van integriteit en good governace. Het is op de rand van het toelaatbare zo niet onacceptabel om een gewezen partner in een consultatiebedrijf zo een kritische opdracht te gunnen aan je eigen voormalig kantoor. Overigens vind ik de overwegingen genoemd voor het aangaan van dit project of fout, of suggestief, bezijdens de waarheid, twijfelachtig. Met de kennis van nu achteruit kijkend, bekruipt mij nu wel het nare gevoel dat Governor Van Trikt mij doelbewust omstreeks april 2019 van de afdeling Interne Controle heeft gedirigeerd naar de andere eerder genoemde afdelingen, in eerste instantie naar DTK, om ruimte te creëren voor een opdracht aan Orion, zonder dat dit tot een tegengeluid van mijn zijde zou kunnen leiden. Afdeling Iinternal Audit moet zowel effectief als in haar uitstraling naar de organisatie een hoge mate van onafhankelijkheid kunnen hebben. Binnen haar mandaat moet ook vallen het integer en compliant handelen van de Governor zelf. Door ORION aan te trekken creëer je minimaal de schijn tegen je, dat je die belangrijke onafhankelijke positie van de afdeling Interne Controle niet daadwerkelijk wenste door te voeren.

  1. Het proces – verbaal van het nader verhoor van [getuige 19] opgemaakt door [verbalisant 2], dd. 12 maart 2020:

Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat de invoice op naam van CAPITAL INVESTMENTS N.V. met daarop het bedrag Euro 625.000,– door haar is opgemaakt in opdracht van ANGNOE, Ashween. Ze heeft voor het opmaken van deze factuur nimmer een overeenkomst onder ogen gehad. Alle informatie voor die factuur heeft ze van ANGNOE per mail ontvangen.

  1. Het proces – verbaal van het nader verhoor van [getuige 20] opgemaakt door [verbalisant 4] dd. 11 maart 2020:

 

Is uit de verklaring van voornoemde getuige komen vast te staan dat de getuige het geval met betrekking tot het manipuleren met de cijfers voor de interventies van de CBvS gedurende een bepaalde maand wel kent. Dat overzicht van de valuta-interventie van de afdeling Kassierderij en Buitenland was er al en daarom had de heer [getuige 1] aan de heer [getuige 2] gevraagd om dan een analyse en of een presentatie te maken van dat overzicht. Mijn afdeling FCM, waarvan ik hoofd ben, heeft daaraan meegewerkt en werd het eindresultaat opgestuurd naar de Bankpresident. Kennelijk had de Bankpresident geen voldoening daarmee en wilde meer informatie in de analyse. Ter uwer informatie moet ik aan u verklaren dat ik niet bekend ben met het voorgesprek tussen de minister en de ex-governor VAN TRIKT, Robert-Gray over het verzoek van de valuta-interventie data. Tijdens de meeting over de valuta-interventie analyse werd er gebeld met de ex-governor, VAN TRIKT Robert-Gray, die op dat moment in het buitenland vertoefde en gaf hij via conference call de instructies hoe de gemiddelde valuta-interventies in de tabel verwerkt moesten worden. Verder wilde hij ook in de analyse zien de aanleiding tot beschikbaarstelling van vreemde valuta, de strategie die de Bank heeft gevolgd en hoe de CBvS de internationale reserves heeft opgebouwd en ook nog hoe de CBvS de SRD liquiditeiten heeft afgeroomd. Hij wilde de valuta-interventies plaatsen in een bepaalde context. Naar aanleiding hiervan werden de instructies gegeven, hoe wij het gemiddelde met betrekking tot valuta-interventies over de maanden maart 2019 tot en met juli 2019 in een tabel moesten verwerken. Kortom heeft de heer Van Trikt heeft gevraagd om de valuta-interventie data te verdelen als een soort gemiddelde over de maanden maart 2019 tot en met juli 2019. Ik heb mezelf die vraag ook gesteld, want ik zag het nut niet in om een gemiddelde maandelijkse valuta-interventies te verwerken. Dat overzicht was er al van de afdeling Kassierderij en afdeling buitenland met het eindresultaat. Ik weet ook niet of die informatie aan de minister van Financiën is doorgegeven.

Het schriftelijk bewijs.

  1. Verklaring Incomming Payments met als reden van overmaking Voorschot verleende diensten. Voor een bedrag groot Euro 625.000, — (overmaking Clairfield Benelux voor Orion Capital Investments).
  1. Verklaring Incomming Payments met als reden van overmaking Factuur OCI-2019-003 “Project strenghth”. Voor een bedrag groot Euro 625.000, – (overmaking Clairfield Benelux voor Orion Capital Investments).
  1. Dossier I productie 26: overmaking ad Euro 625.000, – dd. 28 mei 2019 (internationaal betalings overzicht Centrale Bank van Suriname).
  1. Handgeschreven brief afkomstig van verdachte Angnoe voor de Rechter Commissaris: waaruit blijkt dat het bedrag Euro 650.000, – afkomstig en gestort is door Clairfield t.b.v. Orion in het kader van Project “Strenght” m.b.t. werkzaamheden verricht voor de Hakrinbank.
  1. Document Hakrinbank dd2 sept 2019: Swift Internationale Transfer Form voor ene bedrag Euro 60.000,- welke is overgemaakt ten behoeve van Clairfield Benelux NV . oinvoice # 2019-0118 door voornoemde bank, waarbij er nog een restant saldo van euro 50.000, – staat.
  1. Document Rechtbank van Koophandel. Naam: Limebridge VZW. Rechtsvorm Vereniging zonder Winstoogmerk gevestigd in [adres 3],[land 2]. Leden: Van Trikt R; Angnoe A en Buysse H.
  1. Snap shot Whatsapp afkomstig van [getuige 15], waarbij er Euro 90.900,– is overgemaakt door Limebridgde VZW ten behoeve van [getuige 15] voor de Rangerover (Company Car Ashween Angnoe).
  1. Document SPSB mbt betaling overzicht: waaruit blijkt dat op 4 juni 2019 voor USD 235165, 48 betaald een lening van Orion Capital Investment en voor usd 9812,93 is betaald een lenig van Limebridge Financial adv. En op 20 juni is afbetaald de lening tnv [naam 7] bij Pensioenfonds Kersten en co voor een totaal bedrag van USD 36.079, 07, –.
  1. Snapshot Whatsapp communicatie (Tijdlijn aan de hand van Whatsapp bericht) tussen Van Trikt en [naam 8] (directeur Pensioenfonds Kersten & co.). waaruit blijkt dat Van Trikt de lening van zijn echtgenote [naam 7] wil afwikkelen. En gaat daartoe ook over meteen na ontvangst van euro 625.000, – vanuit Clairfield.
  1. Brief wisseling tussen Min. Fin. Hoefdraad en Van Trikt R m.b.t. eerste en tweede tranche panden.
  • Het eerste schrijven (1ste tranche) afkomstig van Min Fin dateert van 26 juni 2019 waarbij hij 8 panden ter beschikking stelt voor een bedrag tot Euro 45.000.000, -. Van Trikt reageert op dit schrijven dd. 7 nov 2019 waarbij hij aangeeft om een koopsom tot euro 45 miljoen ter beschikking te stellen van het Ministerie van Financien.
  • Het eerste schrijven (2de tranche) afkomstig van Ministerie van Financien dateert van 20 sept 2019 waarbij hij 9 panden ter beschikking stelt voor een bedrag tot Euro 60.000.000, -. Van Trikt reageert op dit schrijven dd. 3 dec 2019 waarbij hij aangeeft om een koopsom tot euro 60 miljoen ter beschikking te stellen van het Ministerie van Financien.
  1. Een veiliggesteld emailbericht afkomstig van KROMOSOETO verstuurd naar HOEFDRAAD en VAN TRIKT, waarbij laatstgenoemde op 10 juni 2019 het bericht heeft ge-forward naar Hausil. In voormeld email bericht doet KROMOSOETO voorstellen m.b.t. verkoop van panden, overdracht Royaltys en één of meer natuurreservaten in Suriname
  1. een veiliggesteld emailbericht afkomstig van Hausil, gedateerd 22 juni 2019 en gericht aan HOEFDRAAD en VAN TRIKT, waaruit blijkt dat zij aan de 2 voornoemde verdachten een conceptbrief heeft doen toekomen in het kader van eigendomsoverdracht van onroerende goederen aan de CBvS, ter verrekening van de langlopende schuld. In dit mailtje geeft zij aan dat SPSB heeft voorgesteld dat zij de restauratie ter hand willen nemen, echter stelt zij voor dat de Bank hierin het voortouw neemt.
  1. Uitwerking email – wisseling tussen VAN TRIKT; HOEFDRAAD en KROMOSOETO dd. 25 april 2019; 26 april 2019 & 16 december 2020 (15de aanvullend dossier dd. 08 januari 2021) nl: emailbericht van KROMOSOETO aan VAN TRIKT. waarbij HOEFDRAAD in de C.C. wordt meegenomen. De datum van dit bericht is 25 april 2019. Gaat om dezelfde mail die HAUSIL heeft ontvangen op 10 juni 2019. Op 26 april 2019 reageert VAN TRIKT met “Thanks all, dit betekend ruimte in de maand mei. Bij overdracht je zou kunnen repareren maar zou dat niet doen. CBvS kan dat dragen. Just look at the valuation”. Op 26 april 2019 reageert HOEFDRAAD op hetzelfde bericht met “DO (Roepnaam van KROMOSOETO) Je hebt alle gebouwen in kaart. Laten we doortrekken dat alles overheat. Will help the budget”.

Boven aangehaalde mail berichten geeft aan dat voornoemde verdachten duidelijk de intentie hadden om de Staat Suriname monetair te financieren

  1. Missive van de RVM regarderende de 1ste tranche panden dd 15 november 2019 [nummer 2]/RVM. Blijkt dat deze missive is uitgekomen op 15 november 2019 en dat HOEFDRAAD handelingen m.b.t. voormelde transactie 1ste tranche panden had verricht op 26 juni 2019. Kortom HOEFDRAAD had geen toestemming van de VP, ook niet van president BOUTERSE of van de RVM om over te gaan tot de verkoop van onroerend goederen (1ste tranche panden) van de Staat Suriname. Voorts is ook gebleken dat de tegenwaarde van de 1ste tranche onroerende goederen in SRD van de Euro 45 miljoen, namelijk SRD 377.955.000,00 op 28 juni 2019 is overgeschreven op rekening van het Ministerie van Financiën. Geconcludeerd mag worden dat deze overmaking vóór 15 november 2019 heeft plaatsgevonden, namelijk de datum waarop de missive t.a.v. de 1ste trance is uitgekomen. Ook is komen vast te staan dat HOEFDRAAD in strijd heeft gehandeld met de inhoud van de missive, doordat er niet is voldaan aan schuldsanering doch integendeel aan monetaire financiering.
  1. Betalingsoverzicht voor de panden op 28 juni 2019; 20 september 2019 en 24 september 2019. Totaal SRD.869, 055, 000.00, –. Voornoemd bedrag is overgeschreven door de CBvS op de rekening van het Ministerie van Financiën in het kader van overdacht van de 17 onroerende goederen.
  1. Royalty Overeenkomst 1 november 2019. De overeenkomst van 01 november 2019 is in opdracht van VAN TRIKT en in afstemming met de Minister van Financiën, HOEFDRAAD, G opgemaakt door één der directeuren van de CBVS, genaamd mevrouw HAUSIL, Faranaaz (directeur Legal Compliance and Internal Affaires). Genoemde personen hebben haar bepaalde instructies gegeven hoe de overeenkomst er inhoudelijk moest uitzien. VAN TRIKT heeft bij de politie aangegeven, dat HOEFDRAAD de informatie voor deze overeenkomst heeft gehaald uit het resultaat van project Lagarde I. Uit het onderzoek is gebleken, dat enkele delen uit genoemde overeenkomst daadwerkelijk terug te vinden zijn in de overeenkomst van 01 november 2019. Voorts gaat het in deze overeenkomst om het afdragen van de royalty’s voor 15 jaren aan de CBvS waarmee de staatsschuld tegelijk wordt afgelost, echter heeft hier (net als bij de transacties m.b.t. de onroerende goederen) ook geen schuldverrekening plaatsgevonden, doch is de Staat (wederom) voor SRD 2.2 miljard (SRD 2.216.729.120, 00, -) monetair gefinancierd door de CBvS.
  1. Een overzicht met betrekking tot trekking uit de Royalty ’s overeenkomst van 01 november 2019 en afwikkeling lening (tabel 2). Een betalingsoverzicht SRD. 2.2 miljard (SRD 216.729.120, 00, -) afkomstig van de CBvS. Voormeld bedrag is overgemaakt op een rekening van het Ministerie van Financien bij de CbvS.
  1. Rapport Kroll. A divission Duff & Phelps / Project Paramaribo. Hierna enkele uitgelichte passages vanuit het rapport Project Paramaribo:
  1. Hoofdstuk II.
  • Onder paragraaf 2.3 pg. 11: “Gezien het bovenstaande en op basis van onze professionele ervaring, overwegen we vooruitbetalingen in een bereik van 50% van de totale projectkosten als hoog en niet gebruikelijk voor Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waar vergoedingen over het algemeen gebaseerd waren op uur-maal-tarieven, zelfs als CBvS als opdrachtgever als zeer riskant werd beschouwd door Clairfield. Met betrekking tot Lagarde 1 zijn wij van mening dat een upfront deel van 50% dat niet ongebruikelijk is voor billijkheidsadviezen, met name wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat een billijkheids mening kan leiden tot een oneerlijke conclusie. De nogal gematigde vooruitbetaling van ongeveer 17% voor Prodigy 5 lijkt ons redelijker, maar het moment van betaling in oktober 2019 kan in twijfel zijn getrokken, gezien de vertraging van het project vanwege het urgente karakter van Lagarde 1”
  • Onder paragraaf 2.4.1 pg.13 m.b.t. prodigy (1) “Op basis van onze kennis van het hoeveelheid verricht werk door Clairfield en Orion aan Prodigy 1, welke voornamelijk gedaan is op basis van hun geregistreerde en geschatte uren van respectievelijk 2.184 uur en 1.000 uur, dat deze hoeveelheid aan bestede tijd niet in verhouding staat ​​tot de geleverde prestaties regarderende Prodigy 1.
  • Onder paragraaf 2.4.2 pg 13 m.b.t. prodigy 2: Evenzo komen de 1.081 uren die Clairfield aan Prodigy 2 besteedt overeen met vergoedingen van ongeveer EUR 280.000, of ongeveer. 70% van de totale vergoedingen die oorspronkelijk zijn overeengekomen voor Service Pack 1, en ca. 66% van de vooruitbetaling van EUR 425.000 die Clairfield voor Prodigy 2 heeft ontvangen. Naar onze mening lijken de 1.081 uren overdreven en buitensporig voor de twee rapporten die Clairfield voor Prodigy 2 heeft afgeleverd.
  • Onder paragraaf 2.4.3 pg 14 m.b.t. prodigy 3 : We hebben onvoldoende informatie om in precieze bewoordingen te bepalen hoeveel werk Clairfield aan Prodigy 3 heeft verricht, maar op basis van de informatie waarover wij beschikken, de werklast en vergoedingen die worden geïmpliceerd door de 936 bestede uren van Clairfield lijken niet in verhouding te staan ​​tot de vorderingen/verrichtingen van Clairfield op Prodigy 3.
  • Onder paragraaf 2.4.4 pg 14 m.b.t. Lagarde I : Hoewel een totale vergoeding van EUR 620.000, – binnen een redelijk bereik kan liggen voor een ‘fairness opinion’ van Lagarde 1 project, zijn wij van mening dat de kwaliteit en het niveau van verfijning van de uitgevoerde waarderingsanalyses door Clairfield niet voldoet, aan een “fairness opinion”, noch in verhouding staat aan een vergoeding tot een totaal van EUR 620.000, -.

Pg 15: We merken op dat een fairness opinion die bijna 5 maanden na de transactiedatum is afgegeven, welke getypeerd kan worden als hoogst ongebruikelijk en heeft dit weinig voordeel opgeleverd voor de CBvS. We hebben van Clairfield begrepen dat Orion een belangrijke rol speelde in Lagarde 1. Clairfield stelt dat er geen ‘engagement letter’ Opdrachtbrief werd ondertekend tussen hen en onder aannemer Orion voor het uitbestede werk.

  • Onder paragraaf 2.4.5 pg m.b.t. Prodigy 5: Wat betreft de overeengekomen omvang en vergoedingen, zijn wij van mening dat de totale vergoeding van EUR 1,16 miljoen voor de waardering van 20 Surinaamse ambassades niet in verhouding staat tot de geplande werkzaamheden van Clairfield voor dit deel van het project, aangezien deze vergoeding geen kosten voor externe taxateurs en taxateurs van onroerend goed behelsde. Met betrekking tot Clairfield’s werk voor sale en leaseback-transacties en voor onderhoud en rapportage, zijn wij van mening dat de overeengekomen maandelijkse retainer fee van EUR 60.000 (ongeveer gelijk aan de fulltime inzet van 1,5 medewerkers), de succesfee van 2,5% voor gesloten transacties en het uurloon tarieven van € 200 – € 300 voor doorlopend onderhoud en rapportage allemaal redelijk zijn voor een project van vergelijkbare omvang en reikwijdte. Deze beoordeling is echter sterk afhankelijk van de exacte diensten en het detailniveau dat is gepland en daadwerkelijk wordt uitgevoerd door Clairfield. In termen van daadwerkelijk geleverd werk begrijpen we dat Prodigy 5 vanwege de urgentie is uitgesteld vanwege prioriteitstelling van Lagarde 1. We merken op dat ondanks dit, de Prodigy 5 engagement letter/opdracht brief (EL) gedateerd is na de Lagarde 1 EL, en de vooruitbetalingen voor beide projecten werden gedaan op 3 oktober 2019.

II. Hoofdstuk IV Onder Paragraaf 4.4 pg 34.

Met betrekking tot de specifieke vereisten van de “Clairfield Engagements (de opdrachten aan Clairfield gegeven door CbvS)” merken we het volgende op

  • Voor Prodigy 3 was Clairfield nodig om de implementatie van hervormingen en optimalisaties te ondersteunen bij CBvS. Naar onze mening zou het verlenen van dergelijke diensten aan een Centrale Bank specifieke kennis en expertise van de openbare banksector, die niet blijkt uit de informatie die ons, door Clairfield is verstrekt.
  • Lagarde 1 had taxatiediensten nodig, specifiek in de context van de goudmijnbouw. Er wordt geen eerdere ervaring met de goudmijnindustrie aangetoond in de verstrekte informatie door Clairfield aan ons.
  • Uit geen van de eerdere opdrachten uitgevoerd door Clairfield, lijkt van een vergelijkbare reikwijdte te zijn als de onderhavige zgn. Clairfield overeenkomsten.

Hoofdstuk V.

onder paragraaf 5.3 pg. 40.: “Gezien het bovenstaande en op basis van onze professionele ervaring, overwegen we dat de vooruitbetalingen in een bereik van 50% van de totale projectkosten als hoog en niet gebruikelijk voor de volgende projecten: Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waar vergoedingen over het algemeen gebaseerd waren op uurtarieven, ook al werd CBvS, als opdrachtgever als zeer riskant en risicovol beschouwd door Clairfield.

Met betrekking tot Lagarde 1 zijn wij van mening dat een “upfront” deel van 50% dat niet is ongebruikelijk voor billijkheidsadviezen, vooral wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat een billijkheid mening kan leiden tot een oneerlijke conclusie. De nogal gematigde vooruitbetaling van ongeveer 17% voor Prodigy 5 lijkt ons redelijker, maar het moment van betaling in oktober 2019 werpt twijfels op, gezien de vertraging van het project vanwege het urgente karakter van Lagarde 1 “.

Hoofdstuk VI.

  • Onder Paragraaf 6.1 pg 48 m.b.t. Prodigy 1: Gebaseerd op onze kennis van de hoeveelheid werk van Clairfield en Orion aan Prodigy 1, dat voornamelijk is op basis van hun geregistreerde en geschatte uren van respectievelijk 2.184 uur en 1.000 uur, deze hoeveelheid aan tijd lijkt niet in verhouding te staan ​​tot de geleverde prestaties regarderende Prodigy 1.
  • Onder Paragraaf 6.2.3 pg 52 m.b.t. prodigy 2: “Evenzo komen de 1.081 uur die Clairfield aan Prodigy 2 besteedt aangeboden met vergoedingen van ongeveer EUR 280.000, of ongeveer. 70% van de totale vergoedingen die oorspronkelijk zijn overeengekomen voor Service Pack 1, en ca. 66% van de vooruitbetaling van EUR 425.000 die Clairfield voor Prodigy 2 heeft ontvangen. Naar onze mening lijkt 1.081 uur overdreven te zijn voor de twee rapporten die Clairfield voor Prodigy 2 heeft afgeleverd.”
  • Onder paragraaf 6.3.3. pg. 55-56 m.b.t. prodigy 3:

“Wat betreft de afgesproken omvang en vergoedingen zijn wij van mening dat de afgesproken vergoedingen EUR 80.000, – per maand bedragen binnen een redelijk bereik van vergoedingen vallen voor een project van vergelijkbare omvang en betrokkenheid van hooggekwalificeerde specialisten; deze beoordeling is echter sterk afhankelijk van de exacte services en het niveau van detail gepland en daadwerkelijk uitgevoerd door Clairfield. In termen van het feitelijke geleverde werk, gebaseerd op ons begrip van de tijdlijn en evaluatie van het project van de Prodigy 3 diapresentaties die voor ons beschikbaar zijn, hebben we geen enkele indicatie dat één van de doelstellingen betrekking heeft op optimalisaties zoals uiteengezet in de opdrachtbevestiging zijn uitgevoerd door Clairfield. Een belangrijk onderdeel van Clairfield’s werk aan Prodigy 3 lijkt de identificatie en betrokkenheid van gekwalificeerd personeel te zijn geweest sleutelexperts op het gebied van centrale bankzaken en de planning van workshops en trainingssessies door deze experts; Prodigy 3 had echter blijkbaar een vertraging van enkele maanden. We hebben onvoldoende informatie om in precieze bewoordingen de hoeveelheid werk te bepalen die door Clairfield aan Prodigy 3 is uitgevoerd, maar op basis van de informatie waarover wij beschikken, de werklast en vergoedingen die worden geïmpliceerd door de 936 bestede uren van Clairfield lijken niet in verhouding te staan ​​tot de vorderingen van Clairfield op Prodigy 3”.

  • Onder Paragraaf 6.4.4 Algehele beoordeling van Lagarde 1 67: Hoewel een totale vergoeding van EUR 620.000, – binnen een redelijk bereik kan liggen voor de ‘fairness opinion’ van Lagarde 1 project, zijn wij van mening dat de kwaliteit en het niveau van verfijning van de uitgevoerde waarderingsanalyses door Clairfield niet voldoet, aan een “fairness opinion”, noch aan de vergoedingen van EUR 620.000, -.

Resumerend:

Uit voormeld rapport blijkt kort en samengevat, dat:

  1. Oneigenlijk hoge bedragen zijn betaald voor de overeenkomsten prodigy, prodigy 2, prodigy 3 en Lagarde 1 (hetgeen ook is ten laste gelegd) kortom dat hetgeen betaald is niet in verhouding staat met hetgeen door Clairfield is/was geleverd.
  2. Clairfield niet de nodige kwaliteiten beschikte om werkzaamheden te verrichten in het kader van een of meer van voormelde overeenkomsten.
  3. De vooruitbetalingen t.a.v. de projecten Prodigy 1, Prodigy 2 en Prodigy 3, waren hoog en niet gebruikelijk.
  4. Hoewel het normaal is dat non-refundable fees afgesproken wordt tussen partijen de tegensprestaties in onderhavig geval niet evenredig waren met de geleverde diensten door Clairfield.

De overwegingen per ten laste gelegd feit.

  • Met betrekking tot het ten laste gelegde onder I en II t.a.v. verdachte Van Trikt, Robert – Gray ( overtreding van 13 leden 1 onder a en lid 2 van de Anti-corruptiewet S.B. 2017 no 8 en het juridische kader).

De anti corruptiewet definieert corruptie onder artikel 1 k van genoemde wet als volgt: “ het door een publieke fucntionaris in de uitoefening van zijn functie misbruik maken van zijn functie of positie en/of de aan hem toegekende bevoegdheden en/of daaruit voortvloeiende mogelijkheden tot beinvloeding, waarbij hij/zij iets doet of nalaat vanwege een verkregen gift, dienst of belofte teneinde daaruit rechtstreeks onrechtmatig voordeel te krijgen voor zichzelf of een ander.” Verdachte Van Trikt was governor bij de CBvS, derhalve een publieke functionaris en is de Anticorruptie wet op hem van toepassing. Strafbaarheid van de publieke functionaris bestaat, indien door hem met een wettelijk voorschrift strijdige handelingen zijn verricht of besluiten zijn genomen met het aangetoonde, zodanige oogmerk om voor zichzelf of een ander enig voordeel te verkrijgen, of indien door die strijdige handeling aan de Staat of staatsinstelling enig nadeel wordt toegebracht. Het gaat hierbij om de publieke functionaris aan wie ter zake beslissings- of handelingsbevoegdheid is toegekend en om besluiten die eveneens een grondslag hebben in een wettelijk voorschrift.

De verdachte Van Trikt heeft de hierna te noemen overeenkomsten met CLAIRFIELD BENELUX NV en/of voornoemde BUYSSE, HANS getekend te weten:

  • de overeenkomst Project Lagarde 1 “Valuation and Fairness opinion RGM royalty Structure getekend op 13 september 2019, voor een non-refundable vergoeding van € 620.000, – (zeshonderd en twintigduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening € 300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
  • de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname” getekend op 16 mei 2019, voor een non refundable vergoeding van € 2.500.000, – (twee miljoen en vijfhonderdduizend Euro’s), waarvan bij ondertekening een bedrag van € 1.250.000, – (een miljoen en tweehonderd en vijftigduizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
  • de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”, getekend op 6 augustus 2019 voor een totaal bedrag van € 850.000, – (achthonderd en vijftigduizend Euro’s) als indicatief budget waarvan bij ondertekening € 425.000 (vierhonderd vijfentwintig duizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
  • de overeenkomst Project Prodigy 3 “Implementation of reforms and optimizations at the Central Bank of Suriname” getekend op 5 augustus 2019 voor een indicatief budget van €.360.000, – (driehonderd en zestigduizend Euro’s), waarvan op 2 oktober 2019 €.300.000, – (driehonderd duizend Euro’s) als voorschot is betaald en/of
  • de overeenkomst Project Prodigy 5 “Valuation of Suriname Embassies and sale and lease back structuring, getekend op 19 december 2019, voor een nog te bepalen totaal eindbedrag in Euro’s, waarvan bij ondertekening € 196.000 als voorschot is betaald.

Zulks terwijl er geen noodzaak aanwezig was voor het sluiten van de overeenkomsten betreffende project Lagarde1en/of project Prodigy en/ of project Prodigy 2 en/of project Prodigy 5 met CLAIRFIELD BENELUX NV en/of geen noodzakelijke en/of gegronde reden aanwezig was de Centrale Bank van Suriname te verbinden aan vermelde overeenkomsten, daar de inhoud en de strekking van die overeenkomsten niet conform de taakstelling en werkkring van de Centrale Bank van Suriname is zoals bedoeld in Hoofdstuk III van de geldende tekst van de Bankwet. Ook is komen vast te staan dat er geen degelijk juridisch advies vooraf is ingewonnen bij de juristen, althans de juridische afdeling van de Bank. De raad van commissarissen van de Centrale Bank van Suriname is ook niet gekend, althans zonder enige toestemming of goedkeuring van voormelde raad van commissarissen zijn er daarbij oneigenlijke/onredelijk grote bedragen bedongen.

Zo is er ten behoeve van voormelde overeenkomsten aan voorschotten in totaal ten voordele van CLAIRFIELD BENELUX NV en/of die BUYSSE HANS een totaal bedrag € 2.471.000, – (tweemiljoen en vierhonderd en eenenzeventigduizend Euro’s) is betaald en ten voordele van ORION ASSURANCE AND ADVISORY en/of ANGNOE, ASHWEEN een totaal bedrag SRD 300.461,03,- (driehonderdduizend en vierhonderd eenenzestig Surinaamse Dollars en drie centen). Hierbij zijn er voor reis en verblijfkosten ten behoeve van werknemers van Orion met middelen van de Bank betaald.

Ook zijn verschillende interne regels c.q. waarborgen overboord gegooid. Er zijn zaken gedaan met verschillende partners (verdachten Angnoe en Buysse) terwijl dit voor een ernstige interne conflictsituatie heeft zorggedragen(belangenverstrengeling). Angnoe is zakenpartner en medeaandeelhouder van Orion samen met verdachte Van Trikt.

Buysse H, Van Trikt en Angnoe zijn als partners (leden) gezamenlijk verbonden aan Limebridge VZW.

Met Angnoe heeft Van Trikt als Governor en als medeaandeelhouder van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV van de hierna te nomen overeenkomsten gesloten te weten:

  • een overeenkomst voor onbepaalde tijd betreffende het optreden van ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV in de persoon van ANGNOE, ASHWEEN als adviseur en sparringpartner van de Centrale Bank van Suriname getekend op 18 april 2019 voor een nog een bedrag USD.150,- per uur, waarvan reeds een tegenwaarde in Srd. 188.904, – is betaald en/of
  • een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Internal Audit bij de Centrale Bank van Suriname dd. 7 juli 2019, voor een totaal bedrag van US $ 65.000, -, waarvan op 18 oktober 2019 reeds drie vierde deel van het totaal bedrag te weten een tegenwaarde in Srd. 409.301, 75, – is betaald en/of
  • een overeenkomst betreffende Assistentie bij het inrichten en opzetten van de Afdeling Financial Intelligence bij de Centrale Bank van Suriname, getekend op 13 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 72.000, -, waarvan op 25 september 2019 de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 327.754, – als voorschot is betaald en/of
  • een overeenkomst betreffende het Faciliteren en Begeleiden van een stagiair accountant administratieconsulent getekend op 30 september 2019 voor USD. 2.500 per maand, waarvan op 11 november 2019 voor de maanden oktober en november 2019 een tegenwaarde in Srd. 45.475, – is betaald en/of
  • een overeenkomst betreffende het Instellen van een Bijzonder Onderzoek naar de Inventaris van het Wapenarsenaal van de Centrale Bank van Suriname over de periode begin 2010 tot en met augustus 2019, getekend op 30 september 2019 voor een totaal bedrag van US $ 40.000, – waarvan de helft te weten een tegenwaarde in Srd. 171.200, – als voorschot is betaald,

Kortom waarbij er door de Centrale Bank van Suriname (reeds totaal in voorschot) een bedrag groot Srd 1.142. 634, 75, – althans een ander totaal bedrag aan die ORION ASSURANCE AND ADVISORY NV en de verdachte ANGNOE, ASHWEEN betaald. Ook heeft Van Trikt de verdachte ANGNOE aangetrokken als zijn adviseur bij de Bank en hem doen participeren aan de totstandkoming van één of meerdere overeenkomsten gesloten met Clairfield te weten de overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname en de overeenkomst Project Prodigy 2 “Support to the Central Bank of Suriname for managing the national assets through creation and operation the Suriname Participating and Investment Company”. (in het kader van participatie aan deze twee voornoemde overeenkomsten zijn de eerder vermeldde bedragen aan reis en verblijfkosten, onnodig betaald met gelden van de Bank).

Ook het rapport Kroll geeft aan dat de gelden die betaald zijn, de hoogte daarvan en de tijdstippen waarop, discutabel zijn.

Voorts zijn er gelden toebehorende aan de CbvS onterecht dan wel onnodig aangewend, danwel buiten het doel en taakstelling van de Bank gebruikt. Uit het onderzoek is komen vast te staan dat 3 van de 5 gesloten overeenkomsten met Clairfield niets te maken hadden met het werkdomein van de Bank als bedoeld in Hoofdstuk III van de Bankwet, doch hadden die meer te maken dan wel hadden die betrekking op de Staat Suriname. Kortom waren die handelingen regarderende die 3 overeenkomsten te kwalificeren als quasi fiscaal. Ter adstructie hiervan het volgende;

  1. Project LAGARDE 1 is uiteindelijk uitgemond in de overeenkomst tussen de Staat Suriname en de CBvS, waarbij de Royalty’s van ROSEBEL GOLDMINES N.V. voor de komende 15 jaren (vanaf 01 november 2019) als zekerheid zijn gegeven aan de CBvS, waarbij deze zekerheid zal worden gebruikt om de langlopende schuld van de Surinaamse overheid af te lossen.
  2. Project Prodigy.
  3. Bij project Prodigy 2

Uit ad 2 en 3 zijn uitgerold de transacties zgn. de 17 onroerende goederen.

Toelichting ad1: Project Lagarde 1 “Valuation and Fairness opinion RGM Royalty Structure.

Deze overeenkomst is van 9 september 2019. Daarin is aangegeven, dat de CBVS momenteel een mogelijkheid bekijkt om een waarderings- en billijkheidsadvies te verkrijgen van de royalty rechten uit Rosebel Goldmines N.V. en ondersteuning heeft gevraagd van CLAIRFIELD BENELUX N.V. Verder, dat CBVS zulks in samenwerking met de Surinaamse Overheid wil uitvoeren om te komen tot een schuldsanering. Daarbij worden de volgende punten aangehaald, namelijk:

  • De Surinaamse Overheid en de CBVS hebben hun interesse getoond met betrekking tot het in zekerheid plaatsen van royalty rechten vanuit Rosebel Goldmines N.V. die in bezit zijn van de Surinaamse Overheid en momenteel gealloceerd aan Grassalco.
  • Voorgesteld wordt om dit royalty recht van 6,5% voor 10 jaren in zekerheid te plaatsen bij de CBVS
  • De Surinaamse overheid zal in ruil de geldswaarde van deze rechten ontvangen
  • De waardering zal worden gebaseerd op de verdisconteerde kasstroommethode en gecontroleerd met verscheidene andere methoden.
  • De opbrengst van de zekerheid zal worden gebruikt om de schuld van de Surinaamse Overheid af te lossen.

Deze overeenkomst (LAGARDE I) is op 18 september 2019 ondertekend door verdachte VAN TRIKT, Robert (toen als Governor van de CBVS). De medeverdachte HOEFDRAAD is als getuige gehoord in onderhavige strafzaak, doch op enig moment de status van verdachte gekregen in onderhavige strafzaak. Verdachte VAN TRIKT heeft bij de politie verklaard, dat hij deze overeenkomst in afstemming met de gewezen Minister van Financiën, medeverdachte HOEFDRAAD, G (verdachte) heeft ondertekend. De Minister van Financiën geeft echter aan dat het idee achter dit project hem bekend is maar dat hij niet op de hoogte was dat er reeds verregaande afspraken waren gemaakt tussen de CBVS en CLAIRFIELD BENELUX, die zijn uitgemond in een overeenkomst. Deze overeenkomst en de daaruit verkregen informatie regarderen de Staat Suriname en had de CBVS niet al zodanig moeten contracten en betalen en heeft de CBVS hier in strijd gehandeld met het derde artikel 16 van de Bankwet (quasi fiscale activiteit). Hierbij verklaard verdachte VAN TRIKT te hebben gehandeld in nauw overleg met de gewezen Minister van Financiën medeverdachte HOEFDRAAD. Uit een voice-bericht (communicatie tussen verdachten VAN TRIKT en HOEFDRAAD) blijkt ook dat er instructies worden gegeven aan verdachte VAN TRIKT door medeverdachte HOEFDRAAD m.b.t. de gesloten overeenkomsten met CLAIRFIELD.

Hoewel de gewezen Minister van Financiën medeverdachte HOEFDRAAD, G. als getuige eerder aangaf, dat het hem niet bekend was dat er reeds een overeenkomst cq overeenkomsten waren ondertekend tussen de CBVS (VAN TRIKT) en CLAIRFIELD BENELUX (BUYSSE, Hans), komt er op 11 oktober 2019 een missive uit ondertekend door de Voorzitter van de Raad van Ministers, de Vicepresident, Dr. ADHIN, A.

Op 01 november 2019 wordt er tussen de Minister van Financiën HOEFDRAAD, G en VAN TRIKT een overeenkomst ondertekend waarin het volgende wordt vastgelegd, namelijk dat de Staat Suriname ingaande 01 november 2019 voor de duur van 15 jaar en wel tot 01 november 2034 zijn royalty’s die Grassalco N.V. verkrijgt van I AM GOLD voortvloeiend uit de Delfstoffenovereenkomst d.d. 7 april 1994 afdraagt aan de CBVS. In de overeenkomst staat duidelijk vermeld, dat uit de aan de CBVS afgedragen inkomsten alle schulden die de Staat heeft bij de CBVS worden afgelost, alsmede de overschrijding op lopende rekeningen. (Met andere woorden betreft dit geen leenovereenkomst, maar een overeenkomst waarin de Staatschuld (SRD 2,3 miljard) wordt afgelost middels de Royalty’s). In deze overeenkomst staat er ook een (heel belangrijke) clausule, namelijk dat de overeenkomst in werking treedt op het moment van ondertekening door beide partijen hetgeen ook is geschied en kan deze overeenkomst schriftelijk ná wederzijdse instemming worden gewijzigd.

Voormelde overeenkomst d.d 01 november 2019 (tussen de Minister van Financiën en de CBVS) is in opdracht van VAN TRIKT en in afstemming met de Minister van Financiën, HOEFDRAAD, G opgemaakt door één der directeuren van de CBVS, genaamd mevrouw HAUSIL, Faranaaz (directeur Legal Compliance and Internal Affaires) tevens medeverdachte. Eerder genoemde personen hebben haar, HAUSIL bepaalde instructies gegeven hoe de overeenkomst er inhoudelijk moest uitzien. VAN TRIKT heeft bij de politie aangegeven, dat HOEFDRAAD de informatie voor deze overeenkomst heeft gehaald uit het resultaat van project Lagarde. Uit het onderzoek is gebleken, dat enkele delen uit genoemde overeenkomst daadwerkelijk terug in de overeenkomst van 01 november 2019. Naar aanleiding van de overeenkomst van 01 november 2019 en tegelijkertijd ook in strijd met hetgeen in deze overeenkomst is opgenomen, blijkt HOEFDRAAD in samenspraak met VAN TRIKT op vijf (5) verschillende dagen in totaal SRD 2.216.729.120, 00,- (2.2 miljard) te hebben getrokken van de CBVS, te weten:

  • SRD 500. 000.000, 00, – op 07 november 2019;
  • SRD 500. 000.000, 00, – op 12 november 2019;
  • SRD 400. 000. 000, 00, – op 19 december 2019;
  • SRD 205. 996, 67, – op 9 januari 2020 en
  • SRD 143. 523.123, 33, – op 26 februari 2020. (na vertrek van VAN TRIKT bij de CBvS)

Deze trekkingen door medeverdachte HOEFDRAAD en gefiatteerd door verdachte VAN TRIKT zijn in strijd met de artikelen 18 lid 1 en 21 van de Bankwet. (BLANCO KREDIET/VOORSCHOT). Voorts blijkt uit het onderzoek, dat de CBVS geen besluit heeft genomen onder welke noemer deze cashflow naar de overheid (Ministerie van Financiën) moet worden geboekt. Er is geen sprake van een lening omdat de overeenkomst van 01 november 2019 waarop deze cashflow is gestoeld uitdrukkelijk aangeeft, dat de schuld van de overheid bij de CBVS wordt afgelost. Naar aanleiding daarvan is de SRD 2.216.729.120, 00( SRD 2.2 miljard) op de verkorte balans van de CBVS ondergebracht onder de post “Diverse Rekeningen”.

Toelichting ad 2 en ad 3. m.b.t. de panden (1ste en 2de tranche)

De overeenkomst “Project prodigy Valuation of the Assets of the Government of Suriname” (ad2) is van 10 mei 2019 en is op dezelfde dag ondertekend door VAN TRIKT (CBVS) en BUYSSE, Hans (CLAIRFIELD BENELUX). In deze overeenkomst is er aangegeven, dat de CBVS momenteel de mogelijkheden exploreert om een waardering te verkrijgen van alle belangrijke activa en participaties vallende onder het aandeelhoudersbeleid van de Staat Suriname en daarbij CLAIRFIELD BENELUX om ondersteuning heeft gevraagd. Verder, dat aan CLAIRFIELD BENELUX wordt gevraagd om als financiële adviseur op te treden met betrekking tot de analyse van de participaties en belangrijke activa welke de CBVS voornemens is uit te voeren in samenwerking met haar toezichthoudende minister (zijnde de Minister van Financiën) binnen het kader van de Surinaamse overheid inzake het aandeelhoudersbeleid van de Staat Suriname. Van deze overeenkomsten geeft de Minister van Financiën aan dat het idee achter deze projecten hem wel bekend is maar uit het onderzoek is gebleken, dat hij VAN TRIKT nimmer heeft voorgehouden, dat hij uiteindelijk een raamwerk met een kostenplaatje van hem verwachtte om zulks voor te leggen aan de regering om uiteindelijk te komen tot de ondertekening van de overeenkomsten. Net als bij (ad1) laat de Minister van Financiën de indruk ontstaan, dat hij niets afweet van de ondertekende overeenkomsten. Daartegenover blijkt uit het onderzoek dat HOEFDRAAD steevast gebruik maakt van de informatie die uit de overeenkomsten (ad2 en ad3) tussen CBVS en CLAIRFIELD BENELUX is komen rollen.

Uit (whatsapp) voice berichten tussen VAN TRIKT en HOEFDRAAD blijkt duidelijk van de werkafspraken tussen CBVS en CLAIRFIELD BENELUX, waarbij door HOEFDRAAD zelf aanwijzingen zijn gegeven om te komen tot een betere informatie stroom naar CLAIRFIELD BENELUX in het kader van de samenwerking met CBVS, zonder dat er daarbij ruis ontstaat zoals HOEFDRAAD dit zelf typeert. Het kom erop neer, dat hij een brief door [naam 4] (adviseur van HOEFDRAAD) heeft laten opstellen, waarin hij de parastatale bedrijven naar informatie vraagt. Welke informatie nodig was voor de overeenkomst Prodigy 1 (ad2).

Uit een emailwisseling tussen BUYSSE, Hans en [naam 4], die uiteindelijk ook is doorgestuurd naar HOEFDRAAD blijkt duidelijk, dat er onder andere wordt gesproken over Prodigy 1. Één van de punten in Prodigy 1 is de brief die HOEFDRAAD naar de verschillende parastatale bedrijven heeft gestuurd. Met het laten opmaken en verzenden van deze brief naar de verschillende parastatale bedrijven heeft HOEFDRAAD invulling gegeven aan hetgeen tussen CLAIRFIELD BENELUX en CBVS is overeengekomen in Prodigy 1.

Één van de onderdelen van (ad2 en ad3) heeft betrekking op de overheidsgebouwen. Zoals eerder aangegeven heeft de Minister van Financiën gebruik gemaakt van een constructie om zeventien (17) overheidspanden “te verkopen” aan de CBVS. Er zijn twee brieven van de Minister van Financiën gericht aan VAN TRIKT (toen als governor) waarin hij aangeeft de desbetreffende overheidspanden “over te dragen” aan de CBVS voor een gedeeltelijke financiering of schuldverrekening. Deze tekst is in strijd met de werkelijkheid omdat VAN TRIKT (als governor) in twee brieven aan de Minister van Financiën praat over het “aankopen van de overheidspanden”. Ten tweede heeft er nimmer een gedeeltelijke financiering of schuldverrekening plaatsgevonden, integendeel heeft VAN TRIKT aan Financiën uitbetaald met middelen van de CBVS, namelijk een totaal bedrag van Euro 105 miljoen. De Minister van Financiën heeft in samenwerking met VAN TRIKT de volledige geschatte marktwaarden van de overheidspanden ontvangen en daardoor VAN TRIKT in strijd heeft laten handelen met artikel 18 van de Bankwet.

Korte uiteenzetting van de aangeschafte panden door de CbvS

De eerste tranche panden (de volgende panden behoren aan de Staat toe): Schrijven van de Minister van Financiën aan de CBVS d.d. 26 juni 2019 –

  1. Ministerie van Financiën (Tamarindelaan br. No. 3)
  2. Ministerie van Financiën (Oud gebouw afdeling Thesaurie Inspectie – Mr. Dr. J. C. De Mirandastraat br. No 17)
  3. Ministerie van Financiën (Oud gebouw afdeling Economische aangelegenheden – Onafhankelijkheidplein)
  4. Ministerie van Justitie en Politie (Oud KKF gebouw – Mr. Dr. J. C. De Mirandastraaat br. No. 6)
  5. Ministerie van Sociale Zaken en Volkshuisvesting (Waterkant br. No. 30 – 32)
  6. Ministerie van Regionale Ontwikkeling (Roseveltkade br. No. 2)
  7. Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond – en Bosbeheer (Cornelis Jongbawstraat 10-12)
  8. Het gebouw van de Nationale Loterij aan de Keizerstraat.

In het schrijven waarin deze panden worden opgesomd wordt er aangegeven door HOEFDRAAD, dat deze panden een geschatte marktwaarde hebben van Euro 45, 000.000,– (vijf en veertig miljoen Euro). een missive van de Raad van Ministers d.d. 15 november 2019 ondertekend door de voorzitter van de Raad van Ministers, de Vice President, Dr. Ir. ADHIN, A. Echter, er ontbreekt een resolutie van de President.

De 2de tranche (8 van de 9 panden behoren aan PUTTER toe): Schrijven van de Minister van Financiën aan de CBVS d.d. 20 september 2019 (2de schrijven).

  1. Hoofdkantoor Ministerie van Financiën – S.M. Jamaludinstraat 26 (toebehorende aan Putter)
  2. Directoraat Financiën – J.D. Gomperstraat 03 (toebehorende aan Putter)
  3. Trainingscentrum Financiën – Gongrijpstraat 51 (toebehorende aan Putter)
  4. Parking Trainingscentrum Financiën – Gongrijpstraat 36(toebehorende aan Putter)
  5. Directoraat Ontwikkeling financiering – Henk A.E. Arronstraat 36 (toebehorende aan Putter)
  6. Gebouw t.o. Belastingkantoor (Adviseur Min) – Van Sommelsdijkstraat 34 (toebehorende aan Putter)
  7. Belastingkantoor – Van Sommelsdijk 27 (van de Staat)
  8. Directoraat Belastingen (Oud -BDO gebouw) Kerkplein 12 (toebehorende aan Putter)
  9. Het Nationaal Informatie Instituut (ABC gebouw) – Mahonylaan 55. (toebehorende aan Putter)

In het schrijven waarin deze panden worden opgesomd wordt er aangegeven door HOEFDRAAD, dat deze panden een geschatte marktwaarde hebben van Euro 60, 000.000,– (zestig miljoen Euro). Uit het onderzoek is gebleken, dat deze panden nimmer zijn getaxeerd. Ook ontbreekt er een missive van de Raad van Ministers, alsook een resolutie van de President. De betalingen voor de panden hebben op de navolgende dagen plaatsgevonden, namelijk:

  • 28 juni 2019 ——————– SRD 377. 955.000,00
  • 20 september 2019 ————– SRD 220.000.000,00
  • 24 september 2019 ————– SRD 271.100.000,00

—————————————————————

Totaal ——————— SRD 869. 055. 000, 00, –

Het totaalbedrag komt voor op de verkorte balans van de CBVS onder de post “Gebouwen en Inventaris” en VAN TRIKT heeft hiervoor autorisatie verleend middels twee afzonderlijke schrijven.

Kortom met betrekking tot de tranche panden:

  • Met betrekking tot de panden, die zijn genoemd in het eerste schrijven (d.d. 26 juni 2019) van de Minister van Financiën. Van Trikt heeft ten behoeve van HOEFDRAAD instede van schuldverrekening, zoals vervat is in het schrijven dd. 26 juni 2019 en de missive van 15 november 2019, het bedrag overgeschreven zonder dat voormelde panden zijn overgeschreven t.n.v. / overgedragen aan de Bank.
  • Met betrekking tot de panden, die zijn genoemd in het tweede schrijven (d.d. 20 september 2019) / 2de tranche: Uit het onderzoek is gebleken, dat deze panden genoemd in de tweede brief niet in eigendom aan de Staat Suriname toebehoren, maar staan op naam van de navolgende stichtingen en naamloze vennootschappen, namelijk SATURNUS; Stg. KWATAKAMA; Stg. REDI OEDOE; Stg. WAWONA; Stg. HERITAGE SURINAME 2011; LESCOMP V. en FORCE ONE SECURITY N.V.

Stg. SATURNUS heeft als bestuurder [naam 9] geboren op [datum 2]. Stg. KWATAKAMA; Stg. REDI OEDOE; Stg. WAWONA; Stg. HERITAGE SURINAME 2011 en LESCOMP N.V. hebben als bestuurder INVESTMENT PARTNERS N.V. Van INVESTMENT PARTNERS N.V. en FORCE ONE SECURITY N.V. is PUTTER, PAUL geboren op [datum 3] in [stad], [land 1] het enig bestuurslid.

Genoemde panden zijn tot heden niet overgedragen ten behoeve van de CBVS, terwijl de betalingen reeds hebben plaatsgevonden door tussen komst van HOEFDRAAD ten behoeve van het Ministerie van Financiën ad Euro.105 miljoen ten laste van de CBVS.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen en is deze te herleiden op grond van de bewijsmiddelen opgesomd onder de nummers 1 t/m 20. Ook vindt zulks de weergave uit het verkregen schriftelijk bewijs zoals hierbiven is opgesomd .

  • Met betrekking tot het ten laste gelegde onder de Feit III A verdachte Van Trikt (Opzettelijk Money Laundering en het juridische kader).

Zoals de woorden al zeggen gaat het bij money laundering van opbrengsten van misdrijven om het verbergen of het verhullen van de illegale herkomst van gelden of voorwerpen. Doel hiervan is om die opbrengsten aan het zicht van Justitie en Politie te onttrekken, zodat confiscatie wordt voorkomen.

Bij de in artikel 1 onder a strafbaar gestelde gedraging gaat het om al die handelingen, die tot doel hebben en geschikt zijn om de werkelijke aard, herkomst, vindplaats enz. van een voorwerp te verbergen ofte verhullen. De strafbaarstelling geeft niet nader aan om welke handelingen het allemaal kan gaan; bepalend voor de strafbaarheid is het effect van het handelen. De termen ”verbergen” en ”verhullen” impliceren dus een zekere doelgerichtheid: het handelen is erop gericht het zicht op de aard, herkomst, vindplaats enz. van voorwerpen te bemoeilijken en is ook geschikt om dat doel te bereiken. Veelal zal bij een enkele handeling ten aanzien van een voorwerp nog niet van dergelijke doelgerichtheid kunnen worden gesproken. Vaak zal het gaan om een reeks van handelingen die tezamen een geval van money laundering opleveren

De beoordeling van het bewijs van money laundering vraagt bijzondere aandacht en expertise. De vervolging heeft bij de presentatie van het bewijsmateriaal, de rechter op de rechtszitting voorgehouden over de achtergronden van de door verdachten toegepaste constructies en de werking van bepaalde delen van de financieel economische sector. De rechter kan verder voor het bewijs van money laundering gebruik maken van, zoals ze in internationaal verband worden genoemd, ”typologieën” van money laundering. Hierbij gaat het om min of meer objectieve kenmerken die naar de ervaring elders leert, duiden op money laundering van opbrengsten van misdrijven.

Zo is uit het onderzoek komen vast te staan dat Van Trikt samen met Angnoe en Buysse een deel (Euro 625.000, -) van het overgemaakt geld (Euro 1.250.000, -) ten behoeve van Clairfield (in het kader van overeenkomst Project Prodigy “Valuation of the assets of the Government of Suriname”) terug is gevloeid naar Suriname en wel ten behoeve van het bedrijf Orion (ORION CAPITAL INVESTMENT NV)waarvan Van Trikt de enige aandeelhouder is. Het geld is overgemaakt vanuit Clairfield Benelux via de Hakrinbank ten behoeve van verdachten. En om deze overmaking te kunnen bewerkstelligen is een vals document (incoming Payments ten behoeve van de MOT) door Agnoe geproduceerd alsof de betaling van Euro 625.000, – betrekking zou hebben op project ‘Strenght’, zijnde een project uitgevoerd ten behoeve van de Hakrinbank NV door Clairfield en Orion/Angnoe. Met dit geld zijn er heel wat aflossingen gepleegd namelijk zijn er leningen van Orion afgelost bij de bank, alsook persoonlijke leningen aangegaan door de echtgenote van Van Trikt bij Kersten en Co. zijn daarmede afgelost.

Ten aanzien van dit vals stuk zijn er getuigen gehoord, waaronder de directeur van de Hakrinbank die heeft aangegeven dat ten behoeve van project Strength die overmaking dubieus blijkt te zijn, althans twijfels doet opwerpen daar project Strenght nooit zoveel aan zou hebben opgeleverd ten behoeve van Clairfield en Orion/Angnoe. Nadat verdachte met dit omstandigheid geconfronteerd werd, alsook met voormeld vals stuk bleef hij steevast persisteren dat het een betaling betrof t.a.v. project ‘Strenght’. Hij heeft ter ondersteuning daarvan een met de hand geschreven brief overhandigd aan de rechter commissaris, alsook meerdere verklaringen met dezelfde strekking afgelegd.

Toen Angnoe geconfronteerd werd met de getuigen verklaring kwam hij terug op zijn eerder afgelegde verklaring en gaf aan dat voornoemde overmaking van Euro 625.000, – betrekking had op project Prodigy en geen project strength.

Het document welke valselijk werd opgemaakt te weten Incoming Payments betreft een document welke bedoeld is voor de afdeling MOT (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties), die eventuele ongebruikelijke transacties verifieert. Het was juist voor verdachte Angnoe juist daarom van belang om deze transactie te omzeilen en toe doen blijken dat het doel van deze transactie een andere was dan de werkelijkheid.

Ook is er Euro 100.000,- via de in België gevestigde vereniging Limebridge VZW (in welke vereniging zitting hebben Van Trikt, Angnoe en Buyse ) overgemaakt in Nederland op een rekening van [getuige 15] ten behoeve van MN Carcenter als aanbetaling voor de aanschaf van een Range Rover (waarde van Euro 200.000, -). Over de vraag t.a.v. de verkrijging, herkomst c.q. beheer van financiën van voornoemde kunnen /konden geen der voornoemde verdachten een deugdelijke verklaring afleggen.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen en is deze te herleiden op grond van de bewijsmiddelen. Ook vindt zulks de weergave uit het verkregen schriftelijk bewijs opgesomd.

  • Met betrekking tot het ten laste gelegde onder de Feiten IV A en V A van verdachte Van Trikt (verduistering van geld of geldwaardig papier en het juridische kader).

Er is sprake van overtreding van artikel 423 WvSr als een ambtenaar of een ander met enige openbare dienst voortdurend of tijdelijk belast persoon geld dat is gebudgetteerd voor een specifiek doel voor een ander publiek doel wordt gebruikt, zoals bedoeld in Hoofdstuk III van de geldende tekst van de Bankwet 1956 S.B. 2010 no 173 (de taakstelling en werkkring van de Centrale Bank van Suriname). De Hoge Raad oordeelde dat van verduistering in de zin van art. 359 Sr Nederland (423 Sr Suriname) sprake is bij onttrekking aan de bestemming van gelden en geldswaardig papier. Voorts beschermt art. 359 Sr NL volgens de Hoge Raad het belang van een juiste vervulling van het ambt, ter wille van de integriteit van de openbare dienst, ‘welk belang van een goede taakvervulling gelijkelijk heeft te gelden ten aanzien van de persoon die in persoonlijke dienstbetrekking staat tot zijn werkgever (HR 02-06-2015, ECLI: NL: HR:2015:1449.). Gelet op de eerder aangehaalde bewijsmiddelen komt de vervolging tot de conclusie dat verdachte VAN TRIKT als governor van de CBvS als heer en meester over de op de in beheer zijnde middelen van de CBvS gaan beschikken en deze heeft gebruikt voor doeleinden waarvoor zij niet aangewezen waren. Zo heeft Van Trikt als gewezen governor gelden tot een totaal van bijkans 2.8 miljard Surinaamse Dollars toebehorende aan de CBvS uitgegeven in de mom van blanco voorschotten, althans laten verduisteren door medeverdachte HOEFDRAAD toen als gewezen minister van Financiën. Deze handelingen zijn verricht door middel van verschillende valse constructies in het kader van de transacties regarderende de 1ste en 2de tranche panden alsook de overeenkomst dd. 1 november 2019 omtrent de Royalty’s onder de mom van zogenaamde schuldsanering.

Aldus heeft verdachte Van Trikt tezamen en in vereniging met HOEFDRAAD en overige medeverdachten, betreffende geldbedragen in zijn hoedanigheid van respectievelijk governor en minister van Financiën opzettelijk wederrechtelijk toegeëigend. Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen, en is dit boven aangehaalde te herleiden op grond van de bewijsmiddelen opgesomd onder de nummers 1, 2 en 3. Ook vindt zulks weergave in het verkregen schriftelijk bewijs opgesomd onder 10 t/m 17.

  • Met betrekking tot het ten laste gelegde onder het feit VI en VII A (vervalsing van bescheiden, gekwalificeerde valsheid in geschrifte en valsheid in geschriften en het juridische kader).

Met betrekking tot de artikelen 278 & 279 van het Surinaams Wetboek van Strafrecht. Het gaat om het zogenaamd beschermd belang. Bij deze artikelen gaat het ten eerste omtrent het vertrouwen dat burgers in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen en ten tweede het mogelijke nadeel dat door de valsheid wordt geleden. Ook is bij voornoemde artikelen niet vereist dat er daadwerkelijk nadeel was geldeden, doch dat nadeel moest wel kunnen ontstaan. (mvt Wetboek van Strafrecht SB 2015 no 44 pg 211 e.v. ).

Uit het onderzoek is komen vast te staan dat verdachte Van Trikt een document -inhoudende statistieken of tabellen met totaal bedragen betreffende valuta-interventies van enkele maanden te weten vanaf maart 2019 tot en met juli 2019 – zijnde een geschrift, valselijk heeft doen opmaken en heeft doen vervalsen waarbij hij daartoe aan [getuige 2] en/of [getuige 1] en/of [getuige 6] , althans aan medewerkers van de Bank de opdracht heeft gegeven of hun heeft geïnstrueerd valselijk althans in strijd met de werkelijkheid, in vermeld document inhoudende die statistieken of tabellen van totaal bedragen aan valuta-interventies over de maanden maart tot en met juli van het jaar 2019 te doen noteren, in ieder geval doen opnemen in ieder geval anders dan de werkelijkheid te doen verwerken en die te verstrekken aan de Minister van Financiën.

De verdachte Agnoe heeft het document “Incoming Payments” valselijk opgemaakt. Vermeld document – dat bestemd is voor de controle door de afdeling Melding Ongebruikelijke Transacties (MOT) en welk document dient als verklaring van de reden of een doel van te ontvangen gelden bij de Hakrinkbank NV. Verdachte Angnoe heeft daarin als reden opgenomen/vermeld cq doen opnemen/vermelden: “Project Strenght”, althans een fictief of een valse omschrijving als doel/reden van die geldovermaking (Euro 625.000,-) vanuit het buitenland ten behoeve van hem, verdachte of de rechtspersoon ORION CAPITAL INVESTMENT NV, zulks als ware voormelde gelden overgemaakt voor betaling van door hem, verdachte en/of ORION CAPITAL INVESTMENT NV verrichtte werkzaamheden ten behoeve van het “Project Strength” bij de Hakrinbank NV.

M.b.t. artikel 424 Sr. (t.a.v. verdachte Van Trikt). Het gaat bij dit feit omtrent het belang dat beschermd wordt m.n. van een doeltreffende controle op het functioneren van leden der staatsorganen. Verdachte van Trikt was als governor tijdelijk belast met enige openbare dienst bij de Bank. Voornoemd beschermd belang wordt benadeeld als valse stukken deel uitmaken van een te controleren administratie (HR 5 februari 1952, NJ 1952/239).

Zo blijkt uit het onderzoek dat Van Trikt toen als governor bij de Bank een leenovereenkomst, althans een document bestemd voor de administratie (boeken) van de afdeling Huisvestingfonds bij de Bank, welk boek uitsluitend bestemd is tot controle van de administratie binnen het Huisvestingfonds van de Bank, valselijk heeft doen opmaken of heeft doen vervalsen. Hij heeft toen als governor aan de persoon van [getuige 17], althans een medewerker van de Bank de opdracht gegeven cq hem geïnstrueerd valselijk in een leenovereenkomst, voor de aankoop van een voertuig van het merk RANGE ROVER, welke als controlestuk ten behoeve van een register en/of boek van de afdeling Huisvestingfonds bij de Centrale Bank zou dienen, een valse datum te weten, 19 augustus 2019 instede van 13 januari 2020 heeft doen opnemen en het alzo doen voorkomen dat vermelde leenovereenkomst tijdig althans vooraf aan de levering van voormeld voertuig was opgemaakt. Dit voorgaande met het oogmerk om die leenovereenkomst, althans dat/die boek(en) of register(s) die bestemd zijn tot controle van de administratie als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Kortom: komt het voorgaande duidelijk tot uiting volgens de verklaringen afgelegd door verschillende getuigen, en is dit boven aangehaalde te herleiden op grond van de bewijsmiddelen opgesomd onder de nummers4, 5, 6, 7, 9 11, 17 en 20. Ook vindt zulks weergave in het verkregen schriftelijk bewijs opgesomd onder 1, 2 en 5.

Het oordeel van de kantonrechter

Gelet op het al hetgeen hier voren is aangehaald en in samenhang met de opgesomde bewijsmiddelen kan – tegenover de ontkenningen van verdachte – vastgesteld worden dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders, waarbij er duurzaam en in structureel verband is samengewerkt en daarbij wettelijke bepalingen zoals vervat in het Wetboek van Strafrecht en de Bankwet doelbewust zijn vertrapt. Dit voorgaande met het enig oogmerk om financiering ten behoeve van zichzelf en aan één of meer aan hun toebehorende rechtspersonen voordeel te hebben cq te bieden en voor de financiering van de overheidsuitgaven ten behoeve van de verdachte Hoefdraad voor behoud van hun functie en hun machtspositie.

De verdachte Van Trikt heeft steevast te kennen gegeven dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en telkens het belang van de CBvS heeft gediend, doch is dat uit de bewijsmiddelen niet gebleken gelet op het ernstig financieel nadeel dat is toegebracht aan de CBvS als moederbank met als gevolg grote tekorten ten nadele van de CBvS en nadelige gevolgen voor de Surinaamse economie, gevolgen waarmee de Surinaamse samenleving thans mee geconfronteerd wordt. Verdachte Van Trikt heeft op grove wijze de financiële middelen toebehorende aan de CBvS verkwist. Hierbij ontstaat de indruk dat verdachte Van Trikt mede voor dit doel in de functie van governor bij de Bank is geplaatst door medeverdachte Hoefdraad. Op zijn beurt betrekt Van Trikt zijn partner Angnoe van Orion NV als adviseur bij de Centrale Bank van Suriname. Verdachte heeft vanwege de door hem genomen besluiten en handelingen duidelijk andere belangen gediend te weten zijn eigen financiële belangen en die van medeverdachte HOEFDRAAD en daarmede de CBvS ernstig financieel benadeeld. Verdachte heeft als register accountant misbruik gemaakt van zijn kennis en posities als Governor bij de Centrale Bank van Suriname en als aandeelhouder van Orion NV en Limebridge VZW. Hij heeft het vertrouwen dat in hun gesteld was in ernstige mate geschaad. Als toenmalig Governor moest Van Trikt als register accountant hebben geweten dat dergelijke handelingen helemaal niet passen binnen de wet en regelgeving, desondanks heeft hij meegewerkt aan voormelde constructies.

Ten aanzien van corruptie merkt de kantonrechter nog het volgende op. In onderhavige zaak is er onder meer sprake van grootschalige corruptie: “consists of acts, committed at a high level of government that distort policies or the central functioning of the state, enabling leaders to benefit at the expense of the public good.” (zie Transparancy International, geraadpleegd op 1 juli 2015, van http:// www. Transparancy.org/glossary/term/corruption). Bij corruptie is de context van het corrupt handelen en de gelegenheid die door de organisatie wordt geboden van belang. Er zijn drie voorwaarden nodig voor het plegen van het delict namelijk: een gemotiveerde dader, een aantrekkelijk doelwit en weinig of geen toezicht. Bepaalde functies brengen een zekere mate van status en macht met zich mee. Het is die macht, en het vertrouwen in de bekleder van die macht, die misbruikt wordt ten eigen bate. Het beroep brengt als het ware een eigen gelegenheidsstructuur met zich mee. De handelingen die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd worden vergeleken met een slechte boomgaard, een institutionele context waar de organisatie, het soort werk en de werkcultuur een belangrijke rol hebben gespeeld. Bij corruptie falen zowel de individuen als de organisatie: de organisatie creëert de gelegenheid om corruptie te plegen. Personen die corruptie plegen en aldus de organisatie corrupt maken hebben veelal hun gedrag aangeleerd via (non) verbale communicatieprocessen in een omgeving waarin anti – sociaal gedrag ook veel voorkomt: het is ieder voor zichzelf en getuige dit ook op grond van de verklaringen bij de rechter – commissaris in het kader van het gerechtelijk vooronderzoek afgelegd, het gebrek aan verantwoordelijkheid en accuraat handelen van verdachte en zijn mededaders. Mede daardoor heeft verdachte zich de behoeften en (morele) opvattingen en vaardigheden eigen gemaakt die het plegen van corruptie bevorderen. Ook persoonlijkheidskenmerken kunnen corrupt gedrag bevorderen: de behoefte aan geldingsdrang, aan macht over de omgeving, een bepaalde mate van hebzucht, het handelen onder druk van anderen en thrill seeking, de sterke behoefte om bij anderen gezien te worden en belangrijk geacht c.q. erkend te worden alsook een ongezonde loyaliteit aan opdrachtgevers die (politieke) macht bekleden.

Uit de processen – verbaal van de politie, het gerechtelijk vooronderzoek en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat de variabelen van meso en micro niveau voor een groot deel aanwezig waren om te komen tot de vaststelling van corruptie die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd. Deze variabelen zijn ook belangrijke toetsstenen om na te gaan of er sprake is van good governance van instituten. De Centrale Bank van Suriname en Orion hebben ten tijde van de tewerkstelling van verdachte en zijn mededaders, gefunctioneerd als een corrupt orgaan vanwege de corruptieve handelingen die door verdachte en zijn mededaders zijn gepleegd.

De variabelen op mesoniveau zijn:

  1. Leiderschap waarbij de rol van de leidinggevende centraal staat. Er is een gebrek aan integer leiderschap. De leidinggevende:
  1. geeft niet het goede voorbeeld en is niet bepaald een integere leider;
  2. is onduidelijk over wat is toegestaan;
  3. spreekt de medewerkers niet aan op regelovertredend gedrag;
  4. geeft geen ondersteuning aan integer gedrag.
  1. Procedures, deze variabele betreft het bestaan en de naleving van wet – en regelgeving en de uitwerking daarvan in procedures. Er is onbekendheid met wet – en regelgeving, een beperkte naleving van de procedures en een gebrek aan ownership. De procedures:
  1. Zijn niet schriftelijk vastgelegd;
  2. Sluiten niet aan bij de praktijk;
  3. Zijn niet gericht op het voorkomen van integriteitsrisico’s;
  4. Zijn niet duidelijk;
  5. Zijn niet bekend;
  6. Worden niet nageleefd door de medewerkers.
  1. Aan de hand van deze variabele wordt nagegaan in hoeverre er sprake is van interne of externe controle. Er zijn haperende controles, ondeugdelijke administraties en de sanctionering blijft uit. Met de controles:
  1. Wordt niet nagegaan of volgens de voorgeschreven procedures wordt gewerkt;
  2. Worden medewerkers niet aangesproken op regelovertredend gedrag;
  3. Wordt niet opgetreden en bestraft indien wordt afgeweken van de procedures.
  1. Deze variabele gaat over het moraal binnen de organisatie en de groepscultuur. In een niet integere organisatiecultuur:
  1. gaat men niet zorgvuldig om met elkaar, de middelen van de organisatie en (vertrouwelijke) informatie:
  2. ontbreekt onderling vertrouwen en open communicatie;
  3. voelen medewerkers zich niet veilig om vragen te stellen als zij strafbare feiten – zoals corruptie – vermoeden;
  4. bestaat geen onderling corrigerend gedrag;
  5. is er sprake van een onveilige organisatiecultuur; een cultuur van wantrouwen, collectieve onverschilligheid en passiviteit.
  1. Er is sprake van een onsamenhangend integriteiteitsbeleid en gebrek aan continuiteit door frequente bestuurswisselingen. Het gaat hier erom of er binnen de organisatie speciale aandacht is voor het woord integriteit:
  1. er zijn geen integriteitsvoorschriften (wettelijke regelingen, gedragscode, vertrouwenspersoon, meldprocedure);
  2. de integriteitsvoorschriften zijn niet bekend bij de medewerkers;
  3. medewerkers worden niet gescreend;
  4. risicofuncties worden niet benoemd;
  5. medewerkers volgen geen integriteitstrainingen.

De variabelen op microniveau

  1. Er is sprake van één of meer persoonlijkheidskenmerken:
  1. Dominant
  2. Machtswellustig
  3. Welbespraakt
  4. Overtuigend
  5. Megalomaan (op zichzelf gericht)
  6. Principeloos
  7. Onverantwoordelijk
  8. Laag moreel besef
  1. Motieven
  1. Geld
  2. Macht
  3. Behoud of versterking van de eigen positie
  1. Rationaliteit van handelen, waarbij er sprake is van een rationele keuze aan de hand van een kosten- en batenanalyse. Corrupte bestuurders en ambtenaren zijn vaak rationele wezens die maximaal profijt nastreven met het eigen belang voorop: zij proberen de instituties in hun eigen voordeel te hervormen door meer macht naar zich toe te trekken. Potentiële daders van corruptie maken een bewuste keuze van de kosten en baten analyse. Zij zijn bereid om corruptie te plegen als zij verwachten dat de opbrengsten groter zijn dan de kosten. “Opbrengsten” staan niet uitsluitend voor financieel gewin, maar ook voor het bereiken van een bepaalde status, aanzien en macht. Het begrip “ kosten” betreft niet alleen de kosten van steekpenningen, maar ook het ingeschatte risico van een lage pakkans ( waar verdachte en haar mededaders bedrogen in zijn uitgekomen) en het risico op een eventueel baanverlies ( als ik niet doe wat mijn meerdere mij opdraag kan ik mijn baan verliezen) of een reputatieschade ( in ga mijn aanzien bij mijn meerderen verliezen als ik niet doe wat zij van mij vragen).
  1. De gedragingen worden vooraf en/of achteraf verantwoord door toepassing van een of meer van de volgende neutralisatietechnieken:
  1. Ontkenning van de eigen verantwoordelijkheid
  2. Ontkenning van schade of benadeling
  3. Ontkenning van slachtoffer(s): niemand is benadeeld. Handelingen gepleegd in het belang van land en volk / ik heb het beste met het land voor/ vaderlandsliefde.
  4. Veroordeling van de oordelaars cq degenen die de wantoestanden aan het licht hebben gebracht.
  5. Verwijzing naar hogere plichten of morele principes: een groot risico genomen, financiering gegeven zonder enige dekking daartegenover, wij zijn vooruitgelopen op zaken en we hadden er geloof in dat het wel goed zou komen, Ik ben loyaal aan mijn opdrachtgevers en had het beste voor met het land.

Bovenstaande variabelen op mesoniveau en microniveau zijn belangrijke toetsstenen voor instanties die bemenst worden door publieke functionarissen en hun medewerkers, teneinde na te gaan of er sprake is van good governance en sterke democratische instituten met transparante regels en werkwijzen. Burgers dienen vertrouwen te hebben in publieke functionarissen en hun zakenpartners en de instituten waaraan zij leiding geven. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben – op grond van bovenstaande bewijsmiddelen in samenhang met de geraadpleegde literatuur en de jurisprudentie – verdachte en zijn mededaders gefaald om aan de noodzakelijke voorwaarden te voldoen met als gevolg een geschokte rechtsorde en een zeer grote benadeling van de Centrale Bank van Suriname en in het verlengde daarvan ook De Staat Suriname.

De maatregel tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel

Voor wat betreft het verweer van verdachte inzake artikel 54 e Sr. (de maatregel tot ontneming) is de kantonrechter van oordeel dat de redenering van de verdediging dat deze maatregel niet kan worden uitgevoerd omdat er geen sprake is van een veroordeelde, onjuist is. In de M.v.T. op artikel 54e wordt namelijk aangegeven dat deze maatregel is ingevoerd ter bestrijding van de in aantal toegenomen georganiseerde en lucratieve vormen van voornamelijk internationale criminaliteit (zoals fraude, witwassen mensenhandel en handel in verdovende middelen. Voorts dat het accent van de maatregel van artikel 54e Sr. ligt op het afromen van het wederrechtelijk verkregen voordeel, inclusief alle daarmee verworven zaken of vermogensrechten( huizen, aandelen) en de eventueel weer uit die zaken of vermogensrechten verkregen voordelen (huurpenningen, dividend, uitkeringen). De stelling van de verdediging dat blijkens Tekst en Commentaar voor de maatregel van artikel 54e een afzonderlijke procedure is gecreёrd is onvolkomen. In Tekst en Commentaar Strafrecht (Cleieren/Nijboer 7e druk) wordt in de toelichting op artikel 36e ned. Sr.(art.54e sur. Sr.) o.a. aangegeven dat deze vordering op één en dezelfde terechtzitting kan samengaan met de vordering in de strafzaak als het om eenvoudige zaken gaat. Bij ingewikkelde ontnemingszaken kan de ontnemingsprocedure plaatsvinden na de procedure in de strafzaak. De zaak in casu is qua inhoud erg omvangrijk, maar er is geen sprake van een ingewikkelde ontnemingsprocedure omdat uit het opsporings – en het uitvoerig gerechtelijk vooronderzoek van de Rechter Commissaris duidelijk is aangetoond wat het wederrechtelijk verkregen voordeel is.

De strafbaarheid van de feiten

De te bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. Verdachte is een first offender voor de wet.

De motivering van de straf.

Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden volstaan met een lichtere sanctie dan de hierna te melden op te leggen straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijk duur met zich brengt. De ernst van de feiten ligt in de grote benadeling en verregaande nadelige gevolgen welke de gepleegde strafbare feiten tot gevolg hebben voor de economie van het land en de Surinaamse samenleving. Het kan en mag niet zo zijn dat burgers hard werken en offers brengen om op een eerlijke manier in hun levensonderhoud te voorzien terwijl personen die diensten verlenen aan mensen in leidinggevende posities van financiële instellingen van de Staat, uit puur opportunisme voor zichzelf en hun medeverdachten op onverantwoorde wijze en in strijd met wetten en procedureregels omgaan met staatsfinanciën en daarbij voorbijgaan aan het algemeen belang. Verdachte en zijn mededaders hebben heel belangrijke rollen gehad binnen het geheel.

De verdachte Van Trikt is werkzaam geweest als Governor van de Centrale Bank van Suriname, een verantwoordelijke functie. De Centrale Bank van Suriname vervult immers een belangrijke wettelijke taak, waaronder het waarborgen van de waarde van de Surinaamse munt. Van de leidinggevende van zo een gezaghebbende staatsinstelling mag een voorbeeldfunctie verlangd worden en wordt integer, verantwoordelijk en zorgvuldig handelen verwacht. Deze persoon dient elke schijn van belangenverstrengeling en niet integer handelen te voorkomen. Het integriteitsbeleid van instituten brengt met zich mee dat publieke ambtsdragers zich dienen te gedragen als een goed ambtenaar, conflicterende nevenwerkzaamheden dienen te melden en zorgvuldig dienen om te gaan met (overheids) goederen cq goederen die aan de organisate toebehoren.

Dit dient verdachte Van Trikt, Robert – Gray, Ashween Ryan als register accountant ook te weten; hij heeft zich er niet om bekommerd welke schade door zijn handelen werd aangericht aan het imago en de betrouwbaarheid van de Centrale Bank van Suriname en het financieel welzijn van de samenleving. Het gedrag van verdachte typeert opportunisme. Exemplarish voor dit gedrag zijn de handelingen van verdachte en zijn mededader aangaande de Euro 625.000,–. De verdachte van Trikt heeft door zijn handelingen als governor bij de CBvS het imago van de CBvS als moederbank en het vertrouwen in publieke functionarissen van financiële instellingen ernstig geschaad. Daardoor zijn de CBvS en zijn medewerkers onnodig in een kwaad daglicht komen te staan..

Op grond van het hierboven aangehaalde en mede gelet op verdachte VAN TRIKT, ROBERT GRAY enerzijds een essentiële rol binnen het geheel heeft gehad en anderzijds een first offender is, zal de kantonrechter de na te melden straf als hieronder vermeld opleggen.

De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Verklaart het bewezenverklaarde onder I, II; III A; IV A, V A, VI EN VII A van de ten laste legging strafbaar en kwalificeert dit als volgt:

  • onder feit I, medeplegen aan het eerste lid van artikel 13 van de Anticorruptiewet., welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 1 Anti- Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
  • onder feit II, medeplegen aan het tweede lid van artikel 13 van de Anti – Corruptiewet, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 13 lid 2 Anti – Corruptiewet juncto artikel 72 Sr.
  • onder feit III A (primair): medeplegen aan opzettelijk money laundering, welk feit strafbaar is gesteld in 1b van de Wet Strafbaarstelling Money Laundering S.B. 2002 no. 64 juncto artikel 72 Sr.
  • onder feit IV A (primair): medeplegen aan verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit V A (primair): medeplegen aan verduistering van geld of geldwaardig papier, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 423 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit VI: doen plegen van valsheid in geschrifte, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 278 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.
  • onder feit VII A (primair): vervalsing van bescheiden door een ambtenaar of een ander met enige openbare dienst of tijdelijk belast persoon, welk feit strafbaar is gesteld in artikel 424 juncto artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht.

De toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing van de Kantonrechter berust mede op de artikelen 9, 11, 38, 43, 44, 54 van het Wetboek van Strafrecht.

DE BESLISSING VAN DE KANTONRECHTER

  • Verklaart de onder I; II; III A, IVA, VA, VI en VII A ten laste gelegde feiten zoals hierboven is vermeld wettig en overtuigend bewezen;
  • Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
  • Veroordeelt verdachte tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van acht (8) jaren.
  • Bepaalt dat de tijd door de verdachte vόόr de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
  • Veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete tot een totaal bedrag van SRD 500.000, – (vijfhonderdduizend Surinaamse Dollar) subsidiair 16 maanden hechtenis.
  • Handhaaft het bevel tot gevangenhouding van de verdachte.
  • Verklaart verbeurd het onroerend goed te weten ORION CAPITAL INVESTMENTS N.V. gevestigd aan de [adres 1] te [district] , op grond van artikel 50 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 50 a van het Wetboek van Strafrecht lid 1 onder a.
  • Beveelt de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te weten Euro 625.000,– (zeshonderd vijfentwintig Euro) op grond van artikel 54e van het Wetboek van Strafrecht op te leggen aan de verdachten Van Trikt, Robert Gray en Angnoe, Ashween Ryan c.q. verplicht hen tot betaling van voormeld geldsbedrag.
  • Verklaart verbeurd voertuig van het merk Range Rover die bij verdachte Angnoe, Ashween Ryan in beslag is genomen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Kuldip Singh, Kantonrechter in het Tweede Kanton, zitting houdende te Paramaribo, in tegenwoordigheid van A. A. Kalloe LL.B., griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van maandag 31 januari 2022.

 

[1] HR 26 juni 1899 W 7307 &

[2] Tekst en Commentaar Strafrecht 5de druk. Pg 301. Art 42 aant 4. Sr Ned.

[3] HR 30 november 1914, NJ 1915, 282.

[4] HR 30 januari 1928, NJ 1928. 215

[5] Encyclo.nl.

[6] Brief afkomstig van de dhr ML Roemer (governor CbvS) dd 3 april 2020. Welke schrijven gericht was aan de gewezen minister van Financiën, thans de verdachte Hoefdraad m.b.t. het onderwerpelijke.Productie I