SRU-K3-2016-1

  • Instantie Kantongerecht Derde Kanton
  • Zaaknummer AR-163004
  • Uitspraakdatum 30 juni 2016
  • Publicatiedatum 25 maart 2019
  • Rechtsgebied Civiel recht
  • Inhoudsindicatie

    Betekening van de beschikking vervallenverklaring in algemeen belang is – anders dan het geval is bij vervallenverklaring wegens het niet nakomen van verplichtingen – geen wettelijk vereiste; nalaten betekening staat het inroepen van de inwerkingtreding van de vervallenverklaring niet in de weg;
    Gebruik zonder recht of titel:
    bij beoordeling of hiervan sprake is wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van oudere rechten van derden;
    levert een onrechtmatige daad op;
    SJB

Uitspraak

KANTONGERECHT IN HET DERDE KANTON

A.R. no. 16-3004

30 juni 2016

Vonnis in kort geding inzake:

 

[naam 1],
wonende in het [district] ,
eiser in conventie, tevens gedaagde in reconventie in het kort geding,
hierna te noemen [naam 1],
gemachtigde: mr. E. Naarendorp, advocaat,

tegen

De Staat Suriname, met name
a) het Ministerie van Defensie en
b) het Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer,
domicilie kiezend ten parkette van de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie, kantoorhoudend aan de Limesgracht no. 92 te Paramaribo,
gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie in het kort geding,
hierna te noemen De Staat,
gemachtigde voor gedaagde sub a: majoor mr. Th. Roos, jurist en gemachtigde voor gedaagde sub b: mr. N.U. van Dijk, advocaat.

 

  1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van het geding blijkt uit:
– het verzoekschrift met producties ingediend bij de griffie der kantongerechten op 16 juni 2016 en de daarbij behorende conclusie van eis;
– een schriftelijke conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met producties zijdens gedaagde sub a en een schriftelijke conclusie van antwoord zijdens gedaagde sub b met uitlating producties;
– een schriftelijke conclusie van repliek zijdens eiser in conventie en gedaagde in reconventie met uitlating producties;
– een schriftelijke conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie zijdens gedaagde sub a en een schriftelijke conclusie van dupliek zijdens gedaagde sub b;
– en schriftelijke conclusie van dupliek in reconventie zijdens eiser.

1.2 De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.

  1. De feiten in conventie en in reconventie

2.1 [naam 1] heeft bij beschikking van 7 oktober 2015 onder [nummer 1] het recht van grondhuur verkregen op het perceelland groot 695,70 vierkante meter gelegen in het [district ] , op de hoek van [straat 1] en [straat 2] en deel uitmakende van [gebied], nader aangeduid op de uitmetingskaart van de landmeter in Suriname, R.I. Amelo van 22 juni 2015 met de letters ABCD, thans bekend als [gebied] [ nummer 2].

2.2 De Minister van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer heeft bij beschikking van 16 maart 2016 onder [nummer 3] bovengenoemde beschikking ingetrokken. [naam 1] is bij schrijven van 3 juni 2016 van de Minister van Defensie, geïnformeerd over de vervallenverklaring van het recht van grondhuur en is hij gesommeerd om uiterlijk 1 juli 2016 het perceel te ontruimen en te verlaten.

2.3 De beschikking van 16 maart 2016 onder [nummer 3] is niet conform het besluit onder III van de beschikking – aantekenen aan de belanghebbende – danwel per deurwaardersexploit aan [naam 1] bekend gemaakt.

2.4 De woning op het perceelland is een dienstwoning van het Ministerie van Defensie. In maart 2004 is de dienstwoning ter beschikking gesteld aan [naam 2], zijnde de inmiddels overleden echtgenote van [naam 1]. Zij was te rekenen vanaf 16 september 1994 naar [district] gemuteerd. Daar de woning werd gerenoveerd heeft [naam 2] met [naam 1] verblijf gehouden in een woning van het Ministerie van Financiën en wel vanaf het jaar 2004 tot en met het jaar 2008. [naam 1] heeft pas in het jaar 2008 de dienstwoning aan de [straat 1] [nummer 4] betrokken met zijn echtgenote.

2.5 Eiser is op 1 mei 2009 op eigen verzoek ontslagen als ambtenaar bij het ministerie van Defensie en is daarna nog in de dienstwoning gebleven.

2.6 Bij beschikking van 12 mei 2010 onder LaD [nummer 5] is het perceelland waarop de dienstwoning aan de [straat 1] [nummer 4] staat, ter beschikking gesteld van het Ministerie van Defensie, ten behoeve van het Nationaal Leger.

2.7 Uit het hypothecair uittreksel van 27 oktober 2015 onder LaD [nummer 6] blijkt dat het perceelland in het jaar 2014 (LaD [nummer 6]) werd aangevraagd door [naam 1] en op 7 oktober 2015 aan hem in grondhuur werd toegewezen.

  1. De vordering, de grondslag daarvan en het verweer van gedaagde in conventie

3.1 Eiser vordert dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren:

a) De beschikking van 16 maart 2016 onder [nummer 3], ook nadat deze conform de wet aan eiser bekend is gemaakt, in haar werking wordt geschorst totdat er door de rechter in de bodemprocedure wordt beslist;
b) gedaagde wordt verboden om tot de ontruiming van het litigieus perceel over te gaan totdat er door de rechter in de bodemprocedure is beslist;
c) gedaagde wordt verboden om met betrekking tot het onderhavig perceel aan anderen dan [naam 1], rechten te verlenen totdat er door de rechter in de bodemprocedure is beslecht;
d) gedaagde bij overtreding van de hierboven vermelde verboden bij wijze van dwangsom een bedrag van SRD 150.000,= zal verbeuren;
e) gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

3.2 De grondslag van de vordering is een onrechtmatige daad omdat gedaagden in strijd hebben gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De beschikking van 16 maart 2016 treedt niet in werking jegens eiser omdat de wettelijke verplichting tot bekendmaking van de vervallenverklaring per aangetekend schrijven danwel per deurwaardersexploit aan eiser niet is geschied. Dit is dus in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechten van de eiser op het perceel zijn ouder dan die van gedaagde sub a. Eiser had vanaf 1989 tot en met 2004 en vervolgens vanaf 2008 het perceel in bruikleen van de staat. De beschikking van de dienstwoning is een gemengde overeenkomst namelijk een huurovereenkomst en dienstbetrekking nu er sprake is van een oneigenlijke dienstwoning. Derhalve is de huurbeschermingswet van toepassing en kan geen ontruiming worden gevraagd in een kort geding zaak, daar de ontruiming een definitieve voorziening is die zich niet leent voor een beslissing in kort geding. De beschikking van 16 maart 2016 kan derhalve niet aan eiser worden tegengeworpen. Eiser heeft een spoedeisend belang bij de vordering daar hij gesommeerd is om uiterlijk 1 juli 2016 te ontruimen.

3.3. Gedaagden voeren als verweer:

a) De vervallenverklaring van het recht van grondhuur van eiser bij bovenvermelde beschikking is terecht en in het algemeen belang ten behoeve van het Nationaal Leger. De vervallenverklaring gaat in met de dag van overschrijving in de registers van het hypotheekkantoor. Bij vervallenverklaring in het algemeen belang is het geen vereiste om de beschikking per deurwaardersexploit te doen betekenen.
b) Er is geen sprake van een gemengde overeenkomst tussen eiser en gedaagde sub a. Eiser heeft nimmer huur betaald voor de woning. De overeenkomst van bruikleen van de dienstwoning was gesloten tussen de thans wijlen echtgenote van eiser en gedaagde sub a en was het verblijf van eiser in de dienstwoning dus slechts vanwege zijn wijlen echtgenote. Nu die echtgenote is komen te overlijden verblijft eiser zonder recht of titel in de dienstwoning.
c) Eiser heeft bij zijn aanvraag van het recht op grondhuur van het litigieus perceel, niet aan gedaagde sub b medegedeeld dat gedaagde sub a het litigieus perceel reeds in gebruik had. Onbekend met de wetenschap heeft gedaagde sub b het litigieus perceel dus aan eiser toegewezen. Gedaagde sub a heeft de woning dringend nodig voor eigen gebruik, daar er andere ambtenaren van gedaagde sub a in de woning moeten worden geaccomodeerd.

De vordering, de grondslag daarvan en het verweer van gedaagde in reconventie

3.4 Eiser sub a vordert dat bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde wordt veroordeeld om binnen een maand na uitspraak, althans binnen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen termijn, het perceelland met daarop staande woning gelegen op de hoek van [straat 1] en [straat 2] [nummer 4], deel uitmakende van de van [gebied] in het [district] te ontruimen en te verlaten met medeneming van alle van zijnentwege aanwezige personen en goederen en door afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eiser te stellen, met bepaling dat indien gedaagde hiertoe in gebreke mocht blijven, eiser gerechtigd zal zijn de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm.

3.5 De grondslag van de vordering is een onrechtmatige daad. Gedaagde zijn echtgenote had van eiser sub a het recht van gebruik van de dienstwoning en na haar overlijden is gedaagde in de dienstwoning gebleven. Het karakter van de dienstwoning brengt met zich mee dat het ter beschikking wordt gesteld van ambtenaren van eiser sub a, om hun dienst te vergemakkelijken. Het recht van gebruik is geëindigd met het overlijden van gedaagde zijn echtgenote. Gedaagde is diverse keren in gebreke gesteld om de woning te ontruimen daar hij zonder recht of titel in de woning verblijft, echter heeft hij geen gevolg gegeven aan de ingebrekestelling.

3.6 Gedaagde voert als verweer dat hij het recht van grondhuur rechtmatig heeft verkregen en dat de vervallenverklaring van de beschikking van 16 maart 2016 geen werking jegens hem heeft gekregen daar de beschikking nimmer aan hem is betekend op de door de wet voorgeschreven wijze. Voorts blijkt uit de beschikking niet dat de vervallenverklaring door het algemeen belang werd gevorderd en op artikel 31 van het decreet uitgifte domeingrond is gestoeld. Gedaagde heeft de beschikking van 16 maart 2016 niet “ontvangen” maar zelf naar aanleiding van de brief van 3 juni 2016, ten hypotheekkantore een afschrift van de beschikking aangevraagd. Slechts een bekendmaking conform de wet doet een vervallenverklaring jegens gedaagde intreden.

  1. De beoordeling in conventie

4.1 Het spoedeisend belang is uit de stellingen en weren van partijen voldoende aannemelijk gemaakt.

4.2 Het geschil tussen partijen strekt zich ten eerste uit tot de vraag welke consequentie wordt nu de Staat Suriname de beschikking van 16 maart 2016 onder [nummer 3] niet per deurwaardersexploit aan [naam 1] heeft betekend en het ook niet per aangetekend schrijven naar hem heeft gestuurd. Artikel 32 lid 2 van het Decreet Uitgifte Domeingrond vermeldt dat de beschikking van vervallenverklaring van het recht van grondhuur per deurwaardersexploit aan de belanghebbende moet worden betekend, maar dit artikel vermeldt niet wat de consequenties zijn van het niet naleven van deze bepaling. Opgemerkt zij dat dit artikel 32 spreekt over vervallenverklaring bij het niet naleven van de gestelde voorwaarden bij grondhuur door de grondhuurder (zie lid 1 en lid 3), waarvan in onderhavige zaak geen sprake is daar dat niet uit de beschikking van 16 maart 2016 blijkt. Uit dit artikel 32 valt dus niet te lezen dat de bekendmaking van vervallenverklaring op grond van andere redenen dan die vermeld in lid 1, per deurwaardersexploit aan de belanghebbende moet worden betekend. Kennelijk is daarom in de beschikking van 16 maart 2016 onder [nummer 3] onder kopstuk “heeft besloten” onderdeel III bepaald dat een afschrift van de beschikking onder aangetekend schrijven naar de belanghebbende (in deze [naam 1]) moest worden verzonden. Dat aangetekend schrijven heeft nimmer plaatsgevonden, echter vermeldt de beschikking niet wat de consequenties zijn bij het nalaten van deze bepaling door de Staat Suriname, in deze gedaagde sub b. Feit is dat eiser een afschrift van de beschikking van 16 maart 2016 heeft aangevraagd bij gedaagde sub b, nadat gedaagde sub a een schrijven gedateerd 3 juni 2016 aan eiser had gericht. Eiser was dus op de hoogte van de inhoud van voormelde beschikking en is het ten processe niet gebleken op welke wijze hij in zijn belangen is geschaad. Derhalve zal de nalatigheid van gedaagde sub b om eiser niet per aangetekend schrijven op de hoogte te stellen van de inhoud van de beschikking van 16 maart 2016, er niet toe kunnen leiden dat de inwerkingtreding van voormelde beschikking niet tegen eiser kan worden ingeroepen.

4.3 De tweede vraag die partijen verdeeld houdt is of er sprake is van een gemengde overeenkomst tussen gedaagde sub a en eiser. Eiser had ter staving van zijn stelling dat er sprake was van een huurovereenkomst tussen hem en gedaagde sub a, nader feiten en omstandigheden moeten aandragen om zijn stelling te onderbouwen, echter heeft hij dat niet gedaan. Anders dan eiser beweert, heeft hij niet aannemelijk kunnen maken dat er sprake is van een gemengde overeenkomst tussen hem en gedaagde sub a en zijn de bepalingen van de huurbeschermingswet waarop hij zich beroept, derhalve niet van toepassing.

4.4 Uit de feiten onder 2 blijkt dat gedaagde sub b het perceelland met daarop staande woning aan de [straat 1] [nummer 4] in het [district], reeds jaren ter beschikking heeft gesteld aan gedaagde sub a en dat de woning op desbetreffende perceel als dienstwoning werd gebruikt voor ambtenaren van gedaagde sub a. Eiser en zijn wijlen echtgenote zijn vanaf het jaar 2004 tot en met 2008 in de woning van het Ministerie van Financiën gebleven omdat de dienstwoning aan de [straat 1] werd gerenoveerd. Eiser heeft pas in het jaar 2008 de dienstwoning aan de [straat 1] [nummer 4] betrokken met zijn echtgenote. De overeenkomst van gebruik was aangegaan tussen gedaagde sub a en de thans wijlen echtgenote van eiser, en is deze overeenkomst door het overlijden van de echtgenote van eiser beëindigd. Bovendien is eiser sedert 1 mei 2009 niet meer in dienst van gedaagde sub a. Thans blijft eiser dus zonder recht of titel op het litigieus perceel. Uit de feiten onder 2 blijkt ook dat de rechten van gedaagde sub a op het perceel ouder zijn dan die van eiser, immers had gedaagde sub a reeds jaren het gebruik van het litigieus perceel en is bij beschikking van 12 mei 2010 onder LaD [nummer 5] het perceelland waarop de dienstwoning aan de [straat 1] [nummer 4] staat ter beschikking gesteld van gedaagde sub a, terwijl eiser zijn aanvraag dateert van het jaar 2014 en zijn beschikking van het jaar 2015.

4.5 Het karakter van een dienstwoning brengt met zich mee dat de ambtenaar de dienstwoning zal moeten verlaten wanneer de dienst niet meer vergt dat hij in de dienstwoning verblijft. Nu eiser niet meer in dienst is van gedaagde sub a, heeft hij dus ook geen reden om zijn verblijf in de woning te continueren. De vervallenverklaring van het recht van grondhuur zoals vervat in de beschikking van 16 maart 2016 is terecht daar gedaagde sub a een ouder recht heeft op het litigieus perceel en dient dit recht ook te worden gerespecteerd. De omstandigheid dat in de beschikking van 16 maart 2016 niet is opgenomen dat de vervallenverklaring is gestoeld op algemeen belang, staat de rechtmatigheid van de vervallenverklaring niet in de weg. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft gedaagde sub b de beschikking van 16 maart 2016 voldoende gemotiveerd.

4.6 Uit bovenstaande overweging volgt dat eiser een onrechtmatige daad pleegt omdat hij zonder recht of titel in de woning verblijft. De vordering van eiser in conventie wordt afgewezen en hij wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

  1. De beoordeling in reconventie

Eiser sub a (de Staat Suriname, in deze het Ministerie van Defensie) heeft het spoedeisend belang voldoende aannemelijk gemaakt. Al hetgeen wordt overwogen in conventie wordt ook overwogen in reconventie. De conclusie is dat de vordering van eiser sub a wordt toegewezen op de wijze als in het dictum is vermeld.

  1. De beslissing in conventie in kort geding

De kantonrechter:

6.1 Wijst de vordering af.

6.2 Veroordeelt eiser in de proceskosten van dit geding en tot op heden begroot op nihil.

  1. De beslissing in reconventie in kort geding

De kantonrechter:

7.1 Veroordeelt gedaagde, de heer [naam 1], om binnen twee maanden na uitspraak van dit vonnis, het perceelland met daarop staande woning gelegen op de hoek van de [straat 1]en [straat 2] [nummer 4], deel uitmakende van [gebied] in het [district] te ontruimen en te verlaten met medeneming van alle van zijnentwege aanwezige personen en goederen en door afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eiser te stellen, met bepaling dat indien gedaagde hiertoe in gebreke mocht blijven, eiser sub a (De Staat Suriname, in deze het Ministerie van Defensie) gerechtigd zal zijn de ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm.

7.2 Verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Aldus gewezen door de kantonrechter mr. M.V. Kuldip Singh en in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter-plaatsvervanger mr. A.C. Johanns, in kort geding op maandag 30 juni 2016 in het derde kanton te Paramaribo, in tegenwoordigheid van de fungerend griffier.

w.g. M. Oedit Doebe w.g. M.V. Kuldip Singh

w.g. A.C. Johanns